Vijf en dertig jaar
stads-orgelman.
De heks van Winslea
Stad en O
iieee©©® Jladiopcoquunma
GEMEENTELIJKE RADIO-
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Huizen.
Lijn 3: Lond. Reg. 10.35
10.50, Droitwich 10.50—11.05,
Lond. Reg. 11.05—17.35, Droit-
wich 17.3524.
Lijn 4: Keulen 10.35—15.20,
Leipzig 15.20—16.20, Keulen
16.20—19.—, Luxemburg 19.—
24.—.
'JzuilletM
Blijkens een advertentie in ons nummer
van gister herdenkt onze stadsorgelman
Bram ae Wilde Vrijdag den dag, waarop hij
voor het eerst met zijn orgel, aanvankelijk
één dag per week, de stadsbevolking van zijn
pirement liet genieten.
Trudi Schoop heeft Dinsdagavond in
't Gulden Vlies met haar ballet in dansen
uitgebeeld, wat er zoo achter een advertentie
gezien kan worden en wij besloten voor de
kzers wat nader te belichten, hetgeen achter
bovengenoemde advertentie verborgen ligt.
Een interview met Alkmaar's populairsten
burger was hiervan het gevolg. Wij bezoch
ten hem daarvoor in zijn woning, gelegen in
een steeg aan den Schelphoek, die reeds 32
jaar door het gezin bewoond wordt.
Ofschoon Bram sinds zijn 21ste jaar een
been mist, is het hem nog volstrekt niet aan
te zien, dat hij reeds 62 levensjaren er op
heeft zitten. Met de menschen die hun ge-
heele leven langs den weg hebben verkeerd,
heeft hij gemeen, dat hij een gezellige en ge
makkelijke prater kan worden genoemd. Hij
was dan ook dadelijk bereid verschillende
vragen te beantwoorden. In de kleine wocn-
kamer, door vrouw en dochter met het oog
op den kamerdag geheel van meubelen ont
ruimd, werden spoedig een paar stoelen bij
de tafel geplaatst en Bram vertelde ons, hoe
zijn vader, toen Bram nog 9 jaar was, zich
als los-werkman in Alkmaar vestigde. Als
jongen heb ik alle mogelijke kattekwaad uit
gehaald. Als ieder ander moest ook ik wat
worden en ik werd schoenmakersleerling bij
een schoenmaker in den Anna Paulowna-
polder.
Toen ik 20 was, werd ik ziek en moest ik
naar huis. Een jaar later werd in Leiden
mijn been afgezet en toen ik zonder been in
Alkmaar terugkeerde, heb ik eenige jaren
door met poetsers voor lampenglazen te
venten, getracht mijn brood te verdienen.
Best had ik het niet en aangezien er slechts
één orgeldraaister in Alkmaar woonde, be
sloot ik een vergunning als orgeldraaier aan
te vragen.
Commissaris Modderman verleende mij
daartoe voor één dag per week vergunning,
doch hij zeide er bij: „je moet zorgen, dat je
met een goed orgel komt. Als de buitenromp
mooi is en de binnenboel deugt niet, dan heb
ben wij er niets aan, want van een mooie
tafel kan je niet eten". Die woorden, zoo ver
volgde Bram, heb ik goed in mijn ooren ge
knoopt en voor 4.50 per week huurde ik
van de Warniers uit Amsterdam een orgel.
Steeds betaalde ik op tijd en langzamerhand
kon ik telkens een beter orgel huren. Met
mijn vrouw trok ik, met de hondjes voor het
orgel, de overige dagen naar buiten. De
laatste jaren leverde dit geen brood meer op
en heb ik dit er aan gegeven.
Twee-en-dertig jaar lang trok ik er met
mijn vrouw op uit Nu kan zij, die, naast dit
drukke leven 9 kinderen groot bracht, ten
gevolge van de rhematiek niet meer mee.
Bram's stem, die tot nog toe opgewekt had
geklonken, werd bij dit gedeelte van het on
derhoud, niet zonder aandoening. Ze heeft
wat mee gemaakt, mijnheer, zoo vervolgde
hij. Van de 9 kinueren zijn er nog 5 in leven
en van die vijf zijn er vier getrouwd. De
eenige jongen die nog thuis is, gevoelt er niets
voor om er met het orgel mee op uit te trek
ken. Hij is een goed werkman, maar door de
crisis al iang werkloos. Hij helpt mij dan
ook zoo af en toe, maar mijn steun is mijn
kostganger, die al 15 jaar bij mij is en door
mij als een aangenomen zoon wordt be
schouwd. Ik ben er van overtuigd, dat hij,
wanneer ik de oogen mocht sluiten, moeder
met het orgel niet in den steek zal laten.
Moeder en de oudste dochter, die het on
derhoud bijwoonden, geraakten onder den
indruk van het gesprek en ook wij gevoelden
de noodzakelijkheid om het gesprek een
andere wending te geven. Wij maakten daar
om de opmerking, dat Bram thans wel der
mate een man in bonis was, dat hij er met het
orgel niet meer op uit behoefde te gaan en
zeiden, dat het ons bekend was, dat Bram
over een behoorlijk banksaldo kon beschikken.
Bram, die dadelijk de humor weet te vat
ten, repliceerde onmiddellijk, dat ik dit niet
kon weten, aangezien het bankgeheim nog
altijd bestaat. Ernstiger voegde hij er aan
toe, dat er beweerd wordt, dat hij eigen
huizen bezit en niet zonder verontwaardi
ging in zijn stem vroeg Lij ons, of wij het
mogelijk achtten, dat hij, wanneer dit het
geval was, nog altijd in deze steeg zou
wonen. Ik woon hier, zoo vervolgde hij, om
dat ik nergens voor 2.30 per week zoo'n
woning vind. Vergeet u niet, dat ik voor het
pakhuis, waarin mijn orgel staat, 4.— per
week moet betalen. Wij hebben ons brood,
maar wanneer ik mijn eigen orgel niet had
en nog van 25 per week een orgel moest
huren, dan zou ik per advertentie in de
courant van 'Coster (voor Bram is de A. C.
nog steeds de krant van Coster) de burgerij
verzoeken, of ik eenmaal per week, zonder
orgel, bij hen om een paar centen mocht
komen en ik geloof niet, dat men Bram dan
in den steek zou laten. Wij geloofden dit met
hem, omdat wij weten, dat Bram bij de Alk-
maarders popula:r is.
Wij achtten het niet wenschelijk om ook
op dit chapitre verder door te gaan en ver
zochten Bram, ons nog eens wat meer te
vertellen van zijn leven als orgelman-
Bram vertelde, hoe hij, omdat hij steeds
prompt van betalen was, langzamerhand de
mooiste orgels in huur kon krijgen.
Toen de eenige orgeldraaister. die Alk
maar vóór Bram bezat, kwam te overlijden,
kreeg ik er van commissaris van Griethuizen
een dag bij en twee dagen in de week trok ik
van 's morgens 8 tot 's avonds 5 uur met
mijn orgel door de stad. Alkmaar, zoo ver
volgde hij, is er in de 35 jaar, dat ik met het
orgel door de straten trek, heel wat grooter
geworden. Toen ik een dag had, kon ik alle
straten afdoen. Nu heb ik drie dagen, Vrij
dags, Zaterdags en Maandags, maar nu moet
ik 's Maandags nog hard werken om klaar
te komen.
De derde dag.
Op onze vraag, hoe Bram vergunning voor
den derde dag had bekomen, vertelde hij
ons, dat hij voor eenige jaren bij commissaris
Walraven werd geroepen, die hem mede
deelde, dat hij niet meer Vrijdagsavonds een
uur op den Steenenbrug mocht staan draaien.
Ik zeide tot den commissaris, zoo vervolgde
Bram: „dat doet mij zeer, want nu knaagt u
aan mijn brood". En nu kwam het uit, dat
het altijd goed is, als men bij de politie goed
aangeschreven staat, want de heer Walraven,
die het betreurde, mij in mijn brood te moe
ten treffen, bleek dadelijk bereid mij voor het
gemis van dit uur, een vergunning te ver
kenen, om 's Maandags in andere wijken te
loopen.
Moeilijke dagen
Moeilijke dagen beleefde Bram, toen voor
een negental jaren terug de firma Warniers
haar bedrijf stop zette en Bram genoodzaakt
werd voor 25.per week van een specu
lant kooper een orgel te huren, die hem ten
slotte nog weigerde nieuwe tableaux te
verstrekken. Tenslotte werd dit hem te
machtig en richtte hij tot B. en W. het verzoek
voor het aankoopen van <_en orgel met een
lijst te mogen loopen. Dit verzoek werd in
gewilligd. 27 weken ben ik toen zonder orgel
geweest en toch heb ik mij dien tijd zonder
steun, van welke instelling ook, weten te
redden. Moeilijke jaren waren ook de mobi
lisatiejaren, toen wij, na betaling van de huur,
vaak niet meer dan een paar gulden hadden
om een week van te leven.
Dank zij de steun van de burgerij werd
ik echter in staat gesteld voor 2750.een
nieuw orgel te laten bouwen, een wagen aan
te schaften voor f 159.een kleed voor
72.60 en een paardje voor 200.—.
Mijn schabionen krijg ik uit Breda. Op die
schabionen staan de notaties voor de nieuwe
melodieën, en met een kapmachine maak ik
de boeken voor de nieuwe melodieën. De
eerste 6 M. komen mij nu op 72 cent per M.
en de meerdere meters op 12K cent. Wan
neer ik de melodieën kant en klaar moest
koopen, zouden ze mij 1.10 per M. kosten.
Nu verdien ik ook met mijn werk en ben ik in
staat steeds de nieuwste shlagers te brengen.
Rijke dagen.
Toen ik mijn 25-jarig jubileum vierde, het
was toen nog in de goede tijd, hebben wij
een beste dag gemaakt. Wij mochten
's avonds een paar uur langer draaien en in
het Payglop was het zoo druk, dat er geen
doorkomen aan was.
De beste dag in mijn leven maakte ik, toen
voor een 8-tal jaren de koningin in de stad
was en ik van 's avonds 8 tot 's nachts 2 uur
op de platte Steenenbrug mocht draaien. Wij
haalden toen zooveel geld op, dat de bak
van een vierpits petroleumstel er geheel
mede gevuld was. Het was meer dan 100.—.
Ook met de onafhankelijkheidsfeesten
maakte ik, dank zij de steun van de feest
commissie, op de Laat goede dagen.
Geen last van de radio.
Op vraag, of de radio ook afbreuk
doet aan de belangstelling voor de muziek
van liet -draaiorgel, -antwoordde Bram, dat
dit niet het geval is. Ook van de beide con
curreer ende orgels had hij geen last. Als elke
andere onderneming had hij alleen last van
de crisis. Het publiek is echter nog steeds
vol belangstelling voor de muziek van een
goed orgel. Ook uw moeder, zoo zeide
Bram, hield daarvan. Toen zij nog leefde,
zorgde zij er steeds voor, als wij in de straat
kwamen, dat wij een warm bakkie koffie
kregen en 's winters riep ze ons binnen, om
ons bij de kachel te kunnen warmen.
De geliefdste melodieën.
De melodie, waarmede wij het meeste
succes hebben gehad was: „Nader bij U mijn
God" dat bij de Titanic-ramp werd gezon
gen. Velen ontblootten het hoofd, als wij
dit lied speelden en de meesten gaven zelfs
een dubbeltje.
Met het „Dat zingen de meisjes zoo
gaarne", een lied, dat met de Onafhankelijk
heidsfeesten gezongen werd, hadden wij,
evenals met het Eritos-lied, ook veel succes.
Wij hebben tenslotte van Bram, nadat hij
nog verteld had, dat hij ter eere van zijn 35-
jarig jubileum als orgelman, op het orgel
negen lichtjes had laten aanbrengen, met een
handdruk afscheid genomen en den wensch
uitgesproken, dat ook morgen, zijn jubileum-
dag, een goede dag voor hem zal zijn.
THEOSOPHIE EN HUMANISME.
De secretaresse der Blavatsky Loge, mevr.
Kruimel—Stakman, schrijft ons:
Bij de openbare voordracht van mevr. W.
A. L. Ros—Vrijman, op Maandag 15 Oct.
in de Harmonie gehouden, zette de voorzit
ter de 3 doeleinden der Theosophische Ver.
uiteen, waarvan 't eerste 't voornaamste en
meest bindende is.
1. Het vormen van een kern van alge-
meene broederschap zonder aanzien van ge
slacht, ras of kleur.
2. Het aanmoedigen en de vergelijkende
studie van godsdienst, wijsbegeerte en weten
schap.
3. Het onderzoeken van de onverklaarde
wetten der natuur en de latente krachten in
den mensch.
Het onderzoek der verschillende gods
diensten leidt tot een licht, tot een leven dat
alles bezielt en doordringt, hierop is het
vormen van een kern van algemeene broe
derschap gevormd.
In aansluiting hiermee begon mevr. Ros
haar voordracht met te zeggen dat we cul
tureel en moreel de wereldgebeurtenissen,
dit in wezenlijk begrip van humanisme en
broederschap, maar al te zeer in gedrang
zien komen. Het humanisme wordt door te
velen gezien als week en slap makend. Wij
hebben menschen noodig die er niet tegen op
zien geweld te gebruiken, zeggen zij
Dit is volkomen in strijd met de theoso
phische opvatting, want die leert ons dat er
een leven is, dat er een.God is waarin wij
ons. bewegen Dit is geaa werkelijkheid yer
van ons af, maar vlak om ,?n m ons en voor
de theosophen voor wie dit een werkelijkheid
is, zou 't menschelijke in den mensch ver
loren gaan, wanneer zij den mensch niet
zagen als één geheel en het is onze theoso
phische plicht als mensch om hiervoor te
leven en pal te staan voor dit menschelijke in
den mensch.
De geschiedenis in Europa nagaande tot
vóór-historische tijdperken, is 't interessant,
de schakels na te gaan, die voor 't humanisme
den grondslag hebben gelegd: Vrijmaking
van lijfeigenschap door de kruistochten, Vrij
heid van denken (christelijke quastieken) en
wetenschappen de renaissance die brak
met verstarde tradities. En waar onder
drukking was, droegen de mystieke genoot
schappen de flambouw van 't humanisme
verder: de vrijmetselaren, de rosekruisers en
tenslotte mevr. Blavatsky, die door 't onder
zoek der verborgen krachten in de natuur en
't beleven in broederschap de theosophische
vereeniging op de eerste rang plaatste der
humanitaire bewegingen naast de christe-
S TOT 30 NOVKMBER 1934 ONTVANGT U. TEGEN INLEVERING
m VAN 60 VOORZIJDEN VAN PRESTO.PAKJES AAN ONS ADRES
AMERSFOORT. GRATIS ESN PRACTISCH GESCHENK
Vrijdag 19 October.
HILVERSUM, 301 M. (8.—12.—
4 8.en 11—12.— VARA, de
AVRO van 12.—4.— en de VPRO
van 8.—11.— uur). 8— Gr.pl.
10— VPRO-morgenwijding. 10.15
Deel. Ad. Bouwmeester. 10.30
VAR A-orkest olv. H. de Groot, m.
m. v. H. Gobets, tenor, 11.
Voordr. Ad. Bouwmeester. 11.15
Verv. concert. 11.45 Gr.pl. 12.
Populaire muziek. 12.30 Kovacs
Lajos en zijn orkest en gr.pl. 2.30
Causerie mevr. i. de Leeuw—van
Rees. 2.50 Gr.pl. en viool recital
Boris Lensky. Aan den vleugel E-
Veen. 4.Kniples. 4.45 Gr.pl. 5.
Kinderuur. 5.30 VARA-orkest olv.
H. de Groot. 6.Grpl. 6.15 Verv.
orkestconcert. 6.45 Deel. J. van
Oogen. 7.Verv. concert. 7.30 J.
W. Matthijsen; Het vraagstuk der
devaluatie. 7.50 Gr.pl. 7.57 SOS-
ber. 8.— Lezing ds. C. B. Burger.
8.30 Anna Stroink, zang en L.
Vitringa, piano. 9.Lezing ds. E.
D. Spelberg. 9.30 Verv. concert.
10.— Vaz Dias., Vrijz. Godsd.
Persbureau. 10.15 Lezing dr. K. F.
Proost. 11.—12.— Gr.pl.
HUIZEN, 1875 M. (Alg. progr.
KRO). 8—9.15 en 10.— Gr.pl
11.30—12,Voor zieken en ouden
van dagen. 12.15 Schlagermuziek
en gr.pl. 2.— Gr.pl. 3.— Orkest
concert. 3.40—4.en 4.15 Gr.pl.
4 50 Orkestconcert 5.30 Lezing
6.7.Schlagermuziek en gr.pl.
7.15 Voordr., gr.pl. 8.Orkestcon
cert. 8.30 Vaz Dias. 8.35 Koorcon
cert en gr.pl. 10— Populair con
cert. 11.45—12— Gr.pl.
DROITWICH, 1500 M. 10.35
10.50 Morgenwijding. 11.05 Medi
sche causerie. 11.20 Orgelspel Reg.
New. 11.50 Voor de scholen. 12.10
Het New Victoria Cinema-orkest o.
I. v. S. Phasey. 12.50 BBC-Dans-
orkest olv. Hall. 1.35 Concert door
O, Pernel, viool en B. Hewitt,
piano. 2.20 Voor de scholen. 3.20
Voordr. 3.35 Lezing. 4.— BBC-
Northern-orkest olv. T. H. Morri-
son. 4.50 E. Colombo en zijn
orkest. 5.35 BBC-dansorkest o. 1. v.
H. Hall. 6.20 Ber 6.50 en 7.10 Le
zingen. 7.30 Cembalo-muziek. 7.50
BBC-orkest olv Lewis. 8.50 Varié-
té-progr. 9.50 Ber. 10.20 Lezing
10.35 Lydia Lopokova in „Imperial
Ballet" mmv. het BBC-Theater-
orkest olv. S. Robinson. 11.30
Voordr. 11.35—12.20 Harry Roy
en zijn band
PARIJS (RADIO PARIS), 1648 M.
7.20 en 8.20 Gr.pl. 12.50 Goldy.
orkest. 9.05 Operaconcert m. m. v.
orkest' olv. Bigot en solisten. 10.50
Dansmuziek.
KALUNDBORG, 1261 M. 11.20
—1.20 Concert uit rest. Wivex.
o 504.50 Omroeporkest o. 1. y,
Gröndahl. 7.30 Radio-tooneel. 9.45
—10.25 Fransche muziek olv. Ree-
sen.
KEULEN, 456 M. 5.20 Gr.pl.
6 35 Gr.pl. 10.05 Solistenconcert.
11.20 Gr.pi. 1.20—2.05 Omroep-
kleinorkest olv. Eysoldt. 3.20 Con
cert uit Leipzig mmv. M. Kraemer,
viool. 4.35 Piano-recital. 6.20 Om-
roepkleinorkest olv. Eysoldt. 7.35
Syniph. concert o.l.v. Buschkötter.
8.15 Koorconcert olv. Breuer. 8.30
Orgelconcert G. Bunk. 10.20—
11.20 Gev. programma.
ROME, 421 M. 805 Opera
uitzending.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.:
12.20 Gr.pl. 1.30—2.20 Omroep,
orkest olv. André. 5.20 Gr.pl. 6.20
Salon-orkest o.l.v, Douliez. 7.35
Gr.pl. 8.20 Symphonieconcert. 8.50
„Sire Halewijn", hoorspel van M.
de Gheelderode. 9.50 Omroeporkest
olv. André. 10.3011.20 Gr.pl.
484 M 12.20 Salon-orkest o.l.v.
Douliez.' 1.30-2.20 Gr.pl. en zang
voordracht. 5.20 Symph.-concert.
6.35 Gr.pl. 6.50 Piano-recital. 8.20
Omroeporkest olv. Fr. André. 9.35
Symph.-concert. 10.30—11.20 Gr.
platen.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571
M. 7.20 Kernspreuk, ber. 7.35
Zie Keulen. 8.15 Omroeporkest olv
Hesz, mmv. E. Röhn, viool. 9.20
Politiek overzicht. 9.35 en 10.05
Ber. 10.20 Literair-muzikaal progr.
11.05—11.50 Dansmuziek.
lijke kerk van vóór de hervorming. Want
nadien sloot deze haar poorten voor de in
nerlijke kennis; de gnosis in de kerk en vrij
heid van denken verdiween met 't nood
zakelijke gevolg dat haar leer verstarde en
met den dood strafte wie ongehoorzaam was
aan haar voorschrift. Toen gaven de mystieke
genootschappen de verklaring, die de kerk
niet meer geven kon. Jn den tijd der scoiastiek
werd 't uitdragen in de waarachtige wijsheid
zeer bemoeilijkt, maar werd door de reizende
kunstenaars onderhouden en verbreid. Zoo
ontstond van 't zuiden naar 't noorden trek
kend de Romaansche en Gothische bouw
kunst schoon en verheven.
Vanuit Afrika trokken de Mooren Europa
binnen en brachten hun prachtige kunst en
letterkunde, hun universiteiten, waar chemie
en geneeskunde werd onderwezen.
De ridderschap genoot daar haar opvoe
ding en vereenigde zich later om als trou
badours en jongleurs de kennis van 't verband
van 't heelal als zangers trekkend van burcht
tot burcht tot den mensch te brengen. Zij
waren de journalisten van Europa en brach
ten door middel van satyre en 't verhaal de
kunst van lezen en schrijven als een lichtend
spoor aan de menschheid. Zij inspireerden de
kruistochten, die den slaaf als vrij mensch
deden terugkomen en den 3den stand geboorte
gaven.
Door 't vrij maken der lijfeigenen werd
den mensch ontdekt, de drager van 't godde
lijke te zijn. Boccacio en veel anderen maakten
de menschen rijp. Galileï, Giordano en
Bruno hadden hun leven veil om 't vaandel
te laten wapperen voor 't humanisme.
Voorloopers van de sociale maatschappij
vinden we in de neo-platonisten, in de renais
sance tot dat Luther opstaat. Dan wordt de
hervorming geboren en wordt men los ge
maakt van de beperking van religieuse en
geestelijke zaken.
Willem van Oranje behoorde ook tot één
der hervormers tot vrijmaking van den
mensch. Hij was lid van dat genootschap, dat
de oude heilige traditie voortzette en waar
voor in 't eind der vorige eeuw, toen 't mate
rialisme hoogtij vierde, door de theosophi
sche vereeniging „reveille" geblazen werd.
„Wordt wakker!"
Politiek blijft buiten de theosophie, maar
dat mag ons niet beletten, zei spreekster, om
te wijzen en te waarschuwen voor wat vlak
naast onze deur gebeurt.
De wereld maakt 'n crisis door. De mensch
moet door zich te stooten, leer en, op 't ver
keerde pad te zijn.
Wij hebben de techniek der materie niet
voor ons plezier. We mogen dit niet mis
bruiken. De sterke mensch moet „dienen",
niet vertrappen.
Het wereldkapitaal leidde tot broeder
moord. Dit is één der zwartste bladzijden in
de christelijke geschiedenis.
Het systeem van grissen en vasthouden
moet opgegeven worden. Van geluk kan
geen sprake zijn als één mensch heeft en
een ander niet. Er zijn geboorteweeën van
een nieuwen staat en daarvoor moeten we
erkennen: 't menschelijke in den mensch, de
rechten van den mensch, plichten van den
mensch.
En waar wij voor op te passen hebben?
Dat er heilsstaten gepredikt worden en alle
moeilijkheden opgelost door den mensch in
zijn innerlijkst zelf aan te grijpen, b.v. Mus-
solini zet vrijmetselaars over de grens. Hij
verbiedt mystieke genootschappen en ver
biedt vrijheid van literatuur.
van May Wynne.
16)
„Als ik niet hem, dien ik lief heb, trouw,
dan trouw ik toch geen ander!"
Birley lachte, terwijl hij haar langzaam
een groote, gebalde vuist voorhield:
„Lijkt je dit de hand van een man, die
zich makkelijk laat dwarsboomen?" vroeg
hij. „Ik verzeker je, dat ik als jongen al mijn
wil heb doorgezet, als ik eenmaal iets in het
hoofd had. Aanziet dit lidteeken van een
beet, nu lang geheeld, maar die een wilde
kat mij toebracht, toen ik tien jaar oud was.
Een tijd lang wist het beest aan mijn wraak
te ontkomen, maar in het eind heb ik het
toch in mijn macht gekregen. En zoo is het
steeds gegaan: mijn wil heb ik doorgezet".
Had hij niet met dien grooten nadruk
gesproken, dan zouden zijn woorden al even
weinig indruk hebben gemaakt als die van
een gewoon bluffer. Maar nu voer Marjorie
een huivering door de leden. Toch kwam
haar geestkracht haar te hulp en onmiddel
lijk herstelde zij zich weer:
„Denkt u, dat ik om zoo'n ijdele bedrei
ging geef?" vroeg zij. „Ik zal u e»ns ver
tellen, James Birley, dat ik nooit of te nim
mer liefde zou kunnen opvatten voor een,
voor wien ik zulk een afkeer en wantrouwen
voel! Lag het aan mij, dan zou ik u nooit
willen weerzien".
Er was een roode glans in zijn oogen,
dien zij al eens eerder waargenomen had,
als hij haar in stilte een tijd had gadegesla
gen en hij overmacht op haar had willen
verkrijgen, op dezelfde wijze, zooals hem dit
ook bij zijn stiefmoeder en Janet was gelukt.
Maar Marjorie, die zich tot het uiterste ge
prikkeld voelde, doorstond dien blik met een
moed, die hem ontzag inboezemde, ook al
werd hij er boos door.
„Je zult mij weerzien!" sprak hij einde-
lijk, „vele malen! En tenslotte zal je uitkij
ken op mijn komst, als er wordt verlangd
naar net aanbreken van den dageraad, of
zooals de hond tuurt naar den baas, wiens
hand hem zijn voedsel reikt. Geloof je dit
wel, meisje? Zoo niet, luister dan naar mij.
Bij deze leg ik, James Birley, de gelofte af,
dat ik jou, Marjorie Stapleton, zal maken
tot mijn
Hier viel zij hem in de rede en schreeuw
de het uit van angst, of hij een vloek over
haar uitsprak, die haar ter helle doemde.
„Nooit, nooit!" kreunde zij. Lafaard, dat
je bent! Zou je een vrouw willen trouwen,
die de diepste minachting voor je voelt?
Een vrouw die er je immers van gesproken
heeft, dat ze haar liefde aan een ander heeft
geschonken?"
Hij moest lachen om de ongewone leven
digheid, in haar gewekt, en die haar zoo
goed stond.
„Ik heb nog nooit gehoord van een schoo-
ne jongedame, die heel haar levenslust en
haar liefde ten grave deed dalen met een
«t
man
Een koude rilling doorstroomde Marjorie.
„Hij leeft!" hijgde ze. „Hij is gezond en
sterk en jong! Waarom zou hij dan sterven,
nu de vloek van den oorlog van het land
wegtrekt?"
James Birley liet beide handen op het
voetstuk van den zonnewijzer rusten.
„De wilde kat, die mij beet heb ik ge
dood, kind, bedenk dat!"
„O, jou duivel!" riep Marjorie, „jou dui
vel!"
Puritein als hij was, lachte hij alweer, of
ze hem een vleiend compliment had ge
maakt.
„Te gelegener tijd zal ik je beloonen voor
je goede meening mistress Birley", zei
hij en zag, hoe haar eene hand krampachtig
naar de linten van haar hoed greep.
„James!... James!... Kom eens gauw!
Hier is een bode van master Goodenough,
die om spoedig antwoord vraagt", riep de
hooge, doordringende stem van Janet, die
op het bovenste terras stond.
Birley fronste de wenkbrauwen en, daar
zijn gedachten zeker minder godvruchtig
waren dan gewoonlijk, moest hij een uitroep
onderdrukken, die hem al op de lippen lag.
„Ik ga, maar kom weer", zei hij. „Blijf
hier op mij wachten, mistress Marjorie"
Maar zij antwoorde niet. had niet het
minste plan om zulk een bevel te gehoorza
men. Niet zoodra was de grauwe jas uit het
gezicht verdwenen of Marjorie ijlde het pad
naar de rivier af.
Ging ze nu weer in huis, dan zou dit
aanleiding geven tot nieuwe achtervol
gingen, maar, was zij eenmaal het steenen
bruggetje over, dan kon ze daar in vrede
haar sleutelbloemen plukken en zich achter
een groep elzen verbergen, in geval hij haar
andermaal met zijn „hofmakerij" kwam
lastig vallen.
Niet lang duurde het dan ook, of ze stond
tot over de enkels in een overvloed van gele
bloemen, zooals ze nog nooit gezien had.
Toen kwam het kind weer in haar boven en
ze plukte handen vol, behaaglijk den zoeten
geur insnuivend.
Maar zelfs dat bloemen plukken kon haar
gedachten niet geheel tot staan brengen,
zoomin als het onstuimige kloppen van
haar hart.
Had haar vrouwelijke intuïte haar daar
om van te voren al zoo'n afkeer bezorgd
voor dat bezoek op Winslea?
Tot nog toe had zij het altijd wel aardig
gevonden, om met Janet eens een onschul
dig praatje te kunnen maken, waarbij ver
schil van geloof of van politiek niets hinder
de. Maar die openbaring van vandaag was
een ware verschrikking voor haar geweest
en Birley's bedreigingen deden haar ver
langen naar de beschermende omarming
van Hugh Ainslie.
Vreemd, dat haar nu binnen een paar uur
tijds dezelfde verklaring was gedaan door
twee mannen, zoo verscheiden van aard en
opvoeding en dan ook ap zoozeer verschil
lende wijzen.
„Lady! Lady!"
Dit was een kinderstem, die haar riep, in
het eerst schril, toen weer gedempt en
fluisterend, of er iets van belang viel mee
te deelen.
En toen Marjorie opkeek, werd ze een klei
nen boerenjongen gewaar, die dicht bij den
grensmuur stond, met iets stevig tegen zich
aangedrukt.
Nieuwsgierigheid dreef Marjorie naar
hem toe, met een glimlach op de lippen ai
die zachte vriendelijkheid in de oogen, die
vertrouwen wekt bij kinderen.
Zonder dralen stak het ventje haar het
pakje toe met een oranjelintje er om en
zorgvuldig verzegeld.
„Er ligt een man daar aan den rand van
de vennen", zei hij in een grof Yorkshires
dialect. „Ik geloof, dat hij dood is en zijn
paard ligt naast hem. Ik kwam er langs op
weg naar de boerderij en toen heeft hij mij
geroepen en mij dit gegeven". In steeds
toenemend vertrouwen liet hij haar een zil
veren muntje van zes stuiver zien. „En
hij heeft mij verzocht het naar Knottinglev
te brengen, naar een zekeren sir Hugh
Ainslie. Meer kon hij niet zeggen, maar
smeekend keek hij mij aan".
(Wordt vervo'gd.*