Jthaakcabciek
Z)xuncufoiek
DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL.
Raadselhoekie
JAN JORIS
KLEUR- EN KNIPPLAAT
2
1
xxxxxxxxx
-- I'
ti»*» f i nl|
Probleem no. 520.
Paul Keres.
abt. defgh
A. Brinkman.
Zwart aan zet.
29. Dg5. 30. Tgl. (langer et"->d ge
houden had Dfl.) Tel! !31. Pe2 gl en
wit geeft op.
Eindspel 836.
A. Brinkman.
a
abcdefgh
Tweezet.
Opl. 1. DttI
Eindspel 835.
E. Andersen.
abcde^S11
H. Reinhardt.
Wit aan zet en wint.
Nif*t 3Q Ta"7? «vögcns Deof én
Dg7, daarom 39. LI6V.I en zwart geeft op.
Immers er dreigt ach aak op g7 en na een
L. iet van zwart Tl.7 en Df? mat, terwijl
nu Tg8 volgt Tg7 enz.
Capablanca schijnt weer het schaken
te gaan beoefenen. Er gaat een gerucht,
dat hij spoedig Nederland zal bezoeken.
In een oude courant vonden we een
partij van hem, die hij won als 12-jarige
jongen terwijl hij deelnam aar 't kam
pioenschap van Cuba. De notaties zijn
goeddeels van hem zelf.
Wit: Capablanca.
Zw. Cor60.
1. d4 d5
2. Pf3 c5
3. c3 Pc6
4. b3 e6
5. Lb2 Pf6
6. Pbd2 cd4
7. ed4. Deze zet is strijdig met wits
5e zet. Immers met Pf3 had hij de
diagonaal kunnen open houden.
7. Ld6
8. Ld3 0—0
9. 0-0 Ph5
10. g3 f5
Dit maakt punt e5 zwak.
U. Pe5 Pf6
12. f4 Le5
13. fe5 Pg4
14. De2 Db6
15. Pf3 Ld7
16. a3 Kh8
17. h3 Ph6
18. Df2 pn
19. Kg2 g5
20. g4 Pe7
21 De3 Tg8
22. Tael Pgg
23. gf5 Pf4f
24. Kh2 Pd3
25. Dd3 ef5
26. c4 De6
Een precaire positie voor zwart,
t Is de vraag ->f zwart nog te red
den spel heeft. In elk geval had
zwart 26Dh6 moeten spelen.
27. cd5 Dd5
28. 66! Lb5
f®- Üb5 Db5
30. d5f Tg7
31- ef7 h6
Beter was 31. Tf8 met de
voortzetting 32 Pd4 Dd5 33. Te8
Df7 34. Tf8 Df8 35. Pf5 enz.
32 Pd4 Dfl.
Het beste. Op 32Dd7 volgt 33.
Pf5 Df7 34. Lg7f Kh7 35 Te7 en
zwart moet de dame geven om mat
te ontkomen b.v. 35Db3 36
Le5f Kg6 37. Tg7 Kh5 38. Pg3f Kh4
39. Tf4f gf4 40. Tg4 mat.
33. Tfl Tf7
34. Tf5 Tf5
3o, Pfóf Kh7
36. Pe7 Tf8
37. Kg2 b5
38. d6 g4
39. hg4 hg4
40 Lc5 Kh6
Op 40Td8 volgt 41. Pd5 Kgfl
42 PfO Kf5 li Lg3 Ke6 44 d7 eiiz.
41. d7 Td8
42. Pg8f! Tg8
Op 42Kh7 komt 43. Pf6f be
nevens Lc7
Op 42. Kg6 volgt 42. Pf6 met
Lc7 als dreiging. En op 42
Kg5 volgt 43. Lföf
43. Lf6 Kg6
44. d8D Td8
45. Ld8 b5
46. Kf2 Kf5
47. Ke3 Ke5
48. Kd3 Kd5
49. Kc3 g3
50. Lh4 Sterker dan 50. Lc7
50g2
51. Lf2 a5
52. b4 Ke4
53. Lb6!
Op 53. ba5! houdt zwart remise.
53Kd5
Ook 53Kf3 verliest.
54. Kd3 Kc6
55. Lgl! Kd5
56. Lh2 Kc6
57. Kd4 a4
58. Ke5 Kb6
59. Kd5 Ka6
60. Kc5 Zwart geeft op.
In navolging van andere clubs heeft
V. V. V. besloten 's Zondags van 10—1
uur haar schaaklokaal te openen voor
ieder die een partijtje wil spelen, onge
acht of hij of zij) al of niet lid is Wie
dus zonder verplichting schaken wil be-
geve zich Zondags naar de muziektuin
Aan de Dammers I
In onze vorige rubriek gaven wij ter
oplossing probleem 1359.
Stand.
Zw. 12 sch. op: 6/10, 12, 15, 16, 18, 20,
22 29
W. 12 sch. op: 21, 27, 30, 31, 32, 36, 38,
39, 43, 44, 48, 49.
Oplossing
1 21—17 1 12 ''1
(op 22 11 volgt 27-' 21 en 32 2)
2. 38—33 2. 2938
3. 30—24 3. 20 29
4. 31-26 4. 22:31
5. 26 17 5 38 27
6. 17-11 6. 6:17
7. 39—-33 7. 29 38
8. 43 5!
Een aardig eindspel.
Het volgende eindspel van den Cana-
deeschen auteur Saint Maurice is zeer
interessant:
Zwart 2 sch. op24 en 35, dam op 27.
W. 4 sch. op: 28, 32, 33, 45 en dato
op 21.
Wit is aan zet (zwart heeft Vermoe
delijk als laatsten zet 3627 gespeeld)
en laat volgen 33—29. Zwart moet slaan
24:22 en nu speelt wit 21—17. Slaat
zwart 22:11 dan wint 32:21 en slaat
zw^rt met den dam, dan kan hij alleen
op 49 gaan staan. Wit slaat dan 17 *4,
zw. 49 40, wit 45 34 en wint.
Een fijn stukje.
Het volgende vraagstukje is zeer
r
Zw. 5 sch. op: 12, 20, 23, 28, 29.
W. 6 sch. op: 34, 38, 39, 40, 43, 44.
Wit speelt 34—30 en zwart ziet geen
gevaat' in 2025, wit 3934, zw. 28—33,
waarna wit 40—35, 38 7, 3024 en
35 241
Ter oplossing voor deze week
Probleeto 1360 van S. Swart. A'dam
Zw, 8 sch. op: 8, 9, 10, 11, 12, 13, 17, 26.
W. 8 sch. op: 27, 28, 29, 30, 34, 36, 38. 42.
Wit speelt 27—22. Mag zwart dan
12—18 spelën?
in onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
Correspondentie.
J. D. Jr. te A. Zal het gezondene na
zien.
OPLOSSING VAN HET SPREEK
WOORD UIT HET VORIGE NUMMER.
UIT HET VORIGE NUMMER.
De pot verwijt den ketel, dat hij zwart
ziet.
Oplossingen der raadsels uit het
vorige nummer.
Voor grooteren.
1. Marseille, Mes, leem, smal, Marie.
rem.
2. Kar, mijn; Karmijn.
3.
Ie een verfrisschend iets.
2e een meisjesnaam.
3e een gedeelte van een gebouw.
Welk oog kan ieder missen,
Al is hij groot en klein?
Wie kan mij daad lijk zeggen,
Welk oog dat wel kan zijn?
4 Ik en een vogeltje, maar zoodra ik
mijn staart verlies, word ik een
lichaamsdeel van een visch. Hoe
is dat mogelijk?
4. Thebe, thee.
Voor kleineren.
1. Water.
2. Wij komen anders nog niet t© laat,
he Oma? (Mena en Theo).
Er stond een heerlijk versch el
naast mijn bord. (Hein).
Heb je de familie straks al begroet?
(Lies).
Zij begon aiet vroeg met haar werk
(Gonnie).
Heb je mijn pet ergens gezien?
(Peter).
3. Een vingerhoed.
4. Lood, rood, nood, brood.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1 Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt de
naam van een meisje.
X
X
X
X
X
/V
X
le rij een klinker.
2e een getal.
3e een bloeiende struik.
4e een lastige pijn.
5e 't gevraagde woord.
6e een boek, waarin men uitgaven
opschrijft.
7e bouwmateriaal.
8e een bepaald soort teekening.
9e een medeklinker.
2. Verborgen boomsoorten.
In de zomervacantie peddelen wij er
heel wat af!
Kan Tante Jeanne schoonrijden,
Moeder? (2)
De schoorsteenveger móet op het
plat aan den overkant zijn. (3)
Heeft Jaap Prihce de rennen mogen
bijwonen, Vader?
Wij gaan dezen zomer naar Spa;
R'udolf mag ook mee.
3. Mijn eérste is een rivier in ons
lapü, mijn tweede een gedeelte van
•eèn stad en mijn geheel een plaats
'in Noord-Brabant
4. Maak vogels van:
Nel Apika.
Do P. Stuif.
Iet V. Rink.
Plet Kra.
Riek Ana.
Voor kleineren.
1. Zeg, kind'ren, geef mij eens vlug
antwoord:
Waar heeft een koe het meeste
vleesch?
Je moet vooral niet denken:
'k Wacht maar,
Tot ik het in de krant wel lees!
2. Vul deze 9 vakjes in met:
4 A 1B 3 D IK
maar doe het zóó, dat je van links
naar rechts en van boven naar
beneden leest:
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
283. Inmiddels had Drein Drentelruzie gekregen
met de leden van het vijandelijke elftal. Deze was zoo
hoog geloopen, dat de spelers Drein opnamen en hem
van de trappen van het stadion afgooiden. Piet vond
hem in gehavenden toestand.
voor
Wedstrijd 'n Dierenland.
Nee, maar, wat 'n grappige wedstrijd 1
Jumbo, de olifant en Knor-Knor, het
varken, rijden om het hardst! Dat moe
ten we toch eens zien en we zullen het
tweetal maar dadelijk opzetten.
Eerst de plaatjes en driehoekjes op
dun, doorzichtig papier overtrekken.
Ze daarna op dun karton plakken.
Vervolgens de plaatjes kleuren. Kies
zelf maar aardige kleurtjes uit.
Nu alles uitknippen.
Dan de driehoekjes op de stippellijnen
omvouwen.
De 6malle reepjes met lijm of gluton
bestrijken en tegen de plaatjes plakken.
Natuurlijk krijgt Jumbo het grootste
steuntje en Knor-Knor het kleinste.
Staan ze goed stevig?
Zet ze dan allebei in de vensterbank
en de wedstrijd kan beginnen! Maar
weet je, waar je voor zorgen moet? Dat
er geen ongelukken gebeuren. Zul je
voorzichtig zijn?
(Nadruk verboden).
Jan Joris ging uit visschen eens,
Maar weet je, wat de stumperd dee'?
Hij nam in plaats van 'n hengelstok
Een stevig parapluutje mee!
De slimme vischjes beten niet,
Zoodat hij 't hengelen maar liet.
Van bibabiba—baribom,
Jan Joris was toch oliedom!
Jan Joris ging eens tennissen,
Maar weet je, wat de stumperd dee'?
Hij nam in plaats van een raket
Zijn Moeders mattenklopper mee!
Geen balletje vloog over 't net.
Zijn tegenstander had veel pret.
Van biba—bibabaribom,
Jan Joris was toch oliedom!
(Nadruk
Jan Joris ging naar 'n voetbalmatch,
Maar weet je, wat de stumperd dee'?
Hij nam in plaats van 'n leeren bal
Zijn ouden, stukken rugzak mee!
Zijn club verloor Het toen met nu!
En noemde hem een echten sul!
Van biba—biba—baribom,
Jan Joris, was toch oliedom!
284. „Wat zie je er uit", zei Piet nijdig tot Drein. „De
heeren van de wedstrijdcommissie hebben voor ons
een kamer in een groot hotel, maar ik ga zoo niet
met je mee.
DMntt.
Jan Jori6 zou eens fietsen gaan,
Maar weet je, wat de stumperd dee'?
Hij nam in plaats van 'n rijwiel heusch
Zijn broertje's hobbelpaardje mee!
Geen stapje verder kwam hij 'r op.
Wat lachte toch zijn vriendje Jop!
Van biba—biba—baribom,
Jan Joris was toch oliedom!