ftecfUsia/teit ^Buitenland HET ZEEMONSTER VAN NAGASAKI. Rookers,ool< De heer Vorrink antwoorc Arrondissements Rech te Alkmaar. SPECULANTEN OP DE LIEFDADIGHEID. AUTOBUSDTENSTEN ZONDER VERGUNNING. Verhooging van straf geëischt. JAPAN DREIGT MET BEZETTING VAN NOORD-CHINA Groote opwinding in Chineesche regeeringskringen. Uw tanden frisch en blank met om een paar liederen over verbroedering hadden gezongen, die een mildere stemming brachten, sloot de voorzitter de vergadering, met dank aan den spreker en de debaters en de mededeeling, dat twee nieuwe leden wa- ren toegetreden, de vergadering. I ZJe NederlandscheTandpasta -WAT MIJNHARDT MAAKT IS GOED" gen, tegenover het streven de mensje- wiekie om den oorlog te verlengen Wij hebben geprotesteerd, aldus spr., tegen de imperialistische oorlogs politiek en durven daarvan de conse- kwentie te aanvaarden. Spr. wees op de persoonlijke offers die de communisten internationaal brengen en hij protesteerde tegen de houding van de soc.-dem. leiding in ons land, die de nationale ontwapening ten achter hadden gesteld, voor de internationale ontwapening. Voorts herinnerde hij aan de houding van de soc.-dem. bij het uit breken van den wereldoorlog, die zich internationaal achter de regeeringen plaatsten en capituleerden. Nu capitu leert de S. D. A. P. reeds voor den oorlog i6 uitgebroken. Spr. onderwierp voorts de soc.-dem. pers aan critiek, waarbij hij uitspraken van Al- barda aanhaalde en betoogde, dat deze liever scheuring wil, dan met de communisten eensgezind te strijden tegenover het uit breken van den oorlog en stelde daartegen over uitspraken van Wibaut, om daarna de artikelen van Kleerenkooper in „Het Volk", waarin deze er op wees, dat alleen in Frank rijk communisten en soc.-dem. samenwerken, aan critiek te onderwerpen en in et licht te stellen, dat ook in Spanje en zelfs thans in Duitschland de comm en soc.-dem samen werken. De naaste toekomst, aldus spr., eischt ook in Holland, dat het eenheidsfront wordt tot stand gebracht. Er zijn hier reeds symptonen, die er op wijzen, dat de arbeiders klasse, zich in haar geheel een eenheidsfront tegen fascisme en imperialisme wil. (Applaus) Het woord was hierop aan den heer Broersma uit Bergen, die betoogde, dat de benoeming van Vorrink tot partij-voor zitter een belofte inhoudt voor grootere acti viteit. Spr. had de 40-jarigen strijd mede gemaakt. Zijn vader was één der eerste slachtoffers en spr. had daarom voor de pioniers bewonde ring. Tegenover hen behoorde z.i. de partij eenige piëteit te betrachten. De maatregelen, die het partijbestuur tegenover een pionier in dit gewest had genomen, getuigden daarvan niet en spr. wist, dat meerdere partijgenooten zijn meening deelden, waarom hij den heer Vorrink in overweging gaf, in het partij bestuur de genomen maatregelen te wijzigen. Jaren lang is de getroffene een pionier in de beweging geweest en spr. was van oor deel, dat hij maar niet zoo op zijde mag worden gezet. Spr. haalde het oordeel van wijlen mr. Troelstra aan over dr. Kuiper, in verband met de lintjeszaak, waarbij deze toch conclu deerde, dar dr. Kuiper in groote hoogte bleef staan, ondanks de gemaakte fout. Spr. drong er op aan om niet in de modder te trappen een man uit eigen partij, die een fout had gemaakt, doch die jaren lang een voorbeeld in het gewest was geweest. De heer Vorrink had de redevoering van den heer Boersma niet begrepen en was het met den voorzitter eens, dat de heer Boersma buiten de orde was gegaan. Het behoort op deze vergadering niet thuis, doch hij wilde er wel dit van zeggen, dat het P. B. de maatregel niet lichtvaardig had ge nomen, maar in het belang van de zuiver heid der politieke zeden in ons vaderland. Spr. oordeelde het niet in het belang van den betrokken persoon om er verder op in te gaan en hij zou daarover in een openbare vergadering, dan ook niet verder op ingaan. Dankbaar was spr. voorts voor het debat van den heer Terstal, doch tevens teleurge steld, aangézien deze geen lesje had gegeven in de diktatuur van het proletariaat. Het principieele verschil in de strijd- methode van de soc.-dem. en de communisten is, dat de soc.-dem. zich beweegt op den weg van de democratie en het communisme zich op de basis stelt van de diktatuur van het proletariaat. Spr. kan zich voorstellen wat men daar in Rusland onder verstaat, doch hij is nog altijd op zoek hoe dit er in Nederland zal uitzien. Van een Tolstoïaan zou spr. het verwijt van den debater inzake de landsverdediging hebben aanvaart, niet van een communist, wiens alfa en omega Rusland is, dat pronkt met allerlei oorlogstuig en zelfs de vrouwen daarmede oefent. Uitvoerig besprak spr. hierop Rusland's toe treding tot den Volkenbond, waarop de com munisten steeds hebben gescholden. Het een heidsfront tusschen de Fransche communis ten en de Fransche socialisten is geboren ge worden door de politiek van Rusland, dat dekking behoeft in het oosten en spr. vreest dat de Fransche socialisten een zeer duur leergeld zullen moeten betalen. Een eenheidsfront in Holland met een dwergpartij, die reeds 25 jaar haar politieke onbekwaamheid heeft getoond, heeft geen 2in. De C. P. H. was z.i. niet meer dan een Politieke duiventil en met aanhaling van ver schillende citaten, o.a. van Lenin, betoogde spr. in heftige bewoordingen, waarbij de vergadering af en toe zeer opgewonden werd, dat het door de communisten gewilde eenheidsfront niets anders was dan een truc van de communisten om als cellenbouwers de moderne arbeidersbeweging te vernieti gen. De listige streken en sluwheidsmidde len die de communisten willen aanwenden °m hun doel te bereiken, zijn beneden de socialistische eer en behooren niet tot de standing van West-Europa. Spr. was overtuigd, dat de ontnuchtering op het communistisch gesoebat naar het een heidsfront spoedig zal komen, omdat niets anders beoogt wordt dan verwarring te stichten in de rijen van hen, die niet alleen praten, maar ook dingen tot stand kunnen brengen in het belang van het heden en de toekomst van de Ned-.rlandsche arbeiders beweging. (Langdurig applaus). Nadat de zang ,'ereeniging hierna weder k Zitting van Dinsdag. EEN ZAAK, WAAR NOG AL WAT AAN VAST ZAT. Op 13 November j.1. stond terecht de 20- jarige mej. Reina v. P., echtgenoote van den kellner A. P. BI., destijds te Bergen aan Zee in pension bij de familie Out aldaar en welk vrouwtje zich wederrechtelijk 'n badcostuum en 'n portemonnaie van dat gezin zou hebben toegeëigend. Dit feit werd toen door haar ontkend, hoewel zij aan den chef-veldwachter Vermeulen erkend had, het feit te hebben gepleegd. Zij beweerde echter, dat te hebben gedaan onder zekere pressie, aangezien de veldwachter had gezegd: Als je niet bekent, ga je mee naar Alkmaar, of iets dergelijks. De verdediger, mr. Judell, stond er per sé op, dat deze alstoen niet verschenen getuige zou worden gehoord. Voorts was ook te laat gearriveerd mej. Baas, 'n andere getuige, wier verhoor in verband met ontkentenis zeer gewenscht was. Derhalve werd de be handeling geschorst en voortzetting gelast op heden 11 December. Aangevangen werd met het verhoor van mej. Margaretha Baars, die de vorige maal haar gewichtigheid als getuige ganschelijk was vergeten en nu verklaarde, dat zij op haar rijwiel een tasch had bevestigd en in die tasch bevond zich een portmonnaie, waarin onge veer 4 aan klein geld en 'n kwitantie van een aan den rijwielhandelaar Ruiter betaald rijwiel. Greet Baars had de fiets met taschje ge plaatst in de woning van Out en bemerkte later, dat de portemonnaie met inhoud uit de tasch was verdwenen. De portemonnaie werd later gevonden in het bezit van de verdachte dame. De familie Out wilde echter haar pen siongasten n'et graag missen en had ver dachte over dit wel opgemerkte feit niet on derhouden. Op de vraag van mr. Judell verklaarde Grela Baars, dat zij de portemonnaie in Schagen had gekocht. Waren nog meer der gelijke portemonnaies ten verkoop in voor raad? vroeg de verdediger. Neen, antwoordde mej. Baars. Wilt u missclren ook nog vragen, meneer de verdediger, of er ook nog dergelijke kwi tanties van Ruiter aanwezig waren? vroeg de president, mr. Ledeboer, fijntjes tot hila riteit van het college, aan verdediger, die den verstandigen weg koos en óók meelachte. Het verzoek van verdediger tot sluiting der deuren werd afgewezen. Chef-veldwachter Vermeulen gaf hierop verslag van het verhoor op het gemeente huis te Bergen na de gedane aangifte. Ver dachte had uit eigen beweging ten slotte ver klaard het feit gepleegd te hebben en zij verzocht, of ze nu naar haar kinderen mocht gaan. Over medenemen naar Alkmaar had de veldwachter niet gesproken. Verdachte beweerde, dat déze getuige de zaak beslist verkeerd voorstelde. Hij had wel degelijk gesproken haar naar Alkmaar te zullen brengen, indien ze niet bekende. De verdediger wenschte van den verbali sant te weten wie bevoegdheid had gegeven verdachte naar het gemeentehuis medé te ne men, welke vraag niet werd toegestaan. We hebben althans van getuige geen antwoord gehoord. Daarop werd op verzoek van mr. Judell voorlezing gedaan uit het proces-verbaal der zitting, dat moeder Out had verklaard, dat Vermeulen verdachte naar Alkmaar zou heb ben gebracht, indien zij niet had bekend. Mej. Out Senior, dienaangaande gehoord, verklaarde zich niet te herinneren, dat over Alkmaar gesproken was. De officier, het woord1 verkrijgende, be sprak nog eens de omstandigheden of aan wijzingen betreffende zoowel de badpakken als de portemonnaies en vermeende niet an ders te kunnen concludeeren dan dat ver dachte de schuldige was. Omtrent afpersing van eenige bekentenis was niets gebleken. Resumeerende achtte de officier haar dus schuldig en gelet op de weinig meegaande houding van verdachte vorderde de officier 3 maanden onvoorwaardelijke gevangenis straf. Mr. Judell vermeende daarentegen dat er geen schijn of schaduw van bewijs was. Meer uitvoerig trachtte pleiter hierna aan te toonen dat er geen motief voor verdachte was om te stelen en zij bovendien niet de minste geheimzinnigheid in acht had ge nomen, met betrekking tot de bewuste porte monnaie. Ook achtte pleiter niet bewezen de weder rechtelijke toeëigening der badpakken. Voorts verbaasde pleiter er zich over, dat niet was tenlaste gelegd de toeëigening van het rij wielplaatje. Na nog verschillende finesses te hebben besproken, ook i.. verband met het ju ridische deel der kwestie voornamelijk art. 54 wetboek van strafrecht, zulks onder ver wijzing naar een desbetreffend arrest van den Hoogen Raad waarmee hij wilde aantoo- nen, dat de veldwachter casu quo zijn be voegdheid had overschreden, eindigde plei ter zijn uitvoerig en krachtig gedocumenteerd betoog met vrijspraak te concludeeren. Het gebruikelijk debat tusschen openbaar ministerie en verdédiging bleef hierop niet achterwege. Beide sprekers bleven echter hun standpunt behouden. Uitspraak 18 Dec. a.s. DE MISKENDE STRANDJUTTERS STROOPERS IN HOOGER BEROEP. De heeren Alb. Sch. en Krijn B. uit Eg- mond aan Zee werden op het zeestrand te Bergen aan Zee aangehouden door rijksveld wachter v. d. Leeghte en door dezen werden in beslag genomen 'n 2-tal carbidlantaarns. Het was, zoo zij verklaarden, hun bedoeling strandgoederen te bemachtigen voor de strandvonderij, niet om te stroopen. Desniettegenstaande werden zij door den kantonrechter veroordeeld en nu waren zij in hooger beroep gekomen. De officier geloofde geen steek van de jut- terij, vooral omdat zij zulks voor het kan tongerecht niet hadden aangevoerd, maar wel, dat het zeestrand niet tot het jachtveld zou behooren. De Hooge Raad had echter uitspraak gedaan en het zeestrand wel de gelijk als jachtveld aangewezen. De officier achtte echter de straf onvoldoende en requi- reerde alsnu voor ieder 8 dagen principale hechtenis. Mr. Prins, verdediger van appellanten, noemde de verklaring van verdachten, dat zij bezig waren met strandjutten wel aanneme lijk, zooals hij nader aantoonde en verzocht vrijspraak subs. een lichtere straf dan thans door den officier was gevorderd. DE OUDE HEER HAD ZIJN WELBESPRAAKTHEID NOG NIET VERLOREN. De 63-jarige Cornelis B. te Texel, beheer der van de z.g. Sybrand Keyserstichting, ver scheen na een lange rustpoos weer eens in hooger beroep voor de meervoudige kamer inzake 'n door hem ingesteld appèl als gevolg van een ondergane veroordeeling mét betrek king tot een verzuimde tijdige aangifte van zieke schapen door den Helderschen kanton rechter. Volgens appellant was hij aan het hem tenlaste gelegde feit niet schuldig. De arbeider Heerwaarde had den appellant 18 Februari medegedeeld, dat er vermoedelijk rotkreupel onder de schapen heerschte. De heer B. zou toen niet direct aangifte hebben gedaan. De dierenarts Elisa Noordijk had rotkreupel geconstateerd op 20 Februari. Enkele schapen leden aan chronische rot kreupel, dus een reeds verouderde aandoe ning. De officier had genoeg van het tegen sputteren van appellant en was overtuigd, dat het vonnis juist was gewezen en requireerde bevestiging ervan, waarbij Corn. B was veroordeeld tot 60 boete of 30 dagen. Mr. Ledeboer haastte zich het onderzoek zoo spoedig mogelijk te sluiten. VENTEN MET CONSUMPTIE-IJS. De officier requireerde vernietiging van het vonnis van den kantonrechter, waarbij Gerrit Z. te Castricum was veroordeeld tot 3 boete of 3 dagen ter zake het venten zon der vergunning op grond dat hier gold slechts het bezorgen van een bestelling en eischte dus vrijspraak. MODERN STROOPERSVERMAAK! Ter zake dit feit was door den kanton- echter te Helder veroordeeld de electriciën J. H. van Str., wonende te Zijpe. De over treding was gepleegd in de Wieringermeer. De heeren bezigden een onverlichte auto en appellant had een schijnwerper in de hand. Trotsch de pertinente ontkenning van appel lant vorderde de officier bevestiging van het kantonrechterlijk vonnis, ook wat betrof de verbeurdverklaring der automobiel De heer C. J. Str. uit 't Zandt, die ook aan het nachtelijk stroopersavontuur met de auto zou hebben deelgenomen, was in hooger beroep gekomen, tegen een vonnis, waarbij hij was veroordeeld tot 25 boete of 25 dagen. Hij was gesnapt met een geweer in het jachtveld. Bevestiging van het vonnis werd gerequireerd. BERIJMDE PROTESTEN. Op 10 Augustus hield de kantonrechter receptie voor een uitgelezen schaar dames en heeren. resideerenae te Uitgeest, die waren uitgenoodigd voor zijn aanschijn te komen, teneinde zich te verantwoorden ter zake het vormen van een spreekkoor op den Middel weg en Burgemeester van Meestraat op 6 Juli j.1. aldaar, in welken vorm zij uiting hadden gegeven aan hu i ontevredenheid over minister Colijn en de toelage, die de staat uittrekt voor het vorstelijk huis. Deze onvriendelijkheden werden zelfs in dichtvorm gelanceerd en den volke werd ver kondigd, dat Colijn en zijn bende de arbei ders joegen in de ellende. Ter variatie moest ook de koningin het ontgelden en het spreek koor declameerde: 100.000 gulden aan een doodgewone koningin en de arbeiders de ellende in. Voorts gaven zij nog als hun hartewensch te kennen, dat Törgler vrij moest. Op genoemden datum was de insinuatie aan minister Colijn cum suis vermoedelijk nog niet strafbaar, maar die voetangels en klemmen konden worden ondervangen, omdat de gemeente Uitgeest uit een oogpunt van orde dergelijke demonstraties verbiedt en dus kon het spreekkoor compleet voor den strafrechter worden gebracht. Door de verdachten werd beweerd, dat met al de gereciteerde lieflijkheden niets per soonlijks was bedoeld, doch de ambtenaar dacht er anders over en vorderde tegen ieder der comparanten 12 boete of 12 dagen hechtenis. De waarn. kantonrechter mr. C. A. de Groot sprak daarop eenige verdachten vrij en veroordeelde het restant tot f 8 boete of 8 dagen. Van de 14 appellanten waren 2 dames en 2 heeren niet aanwezig Mr. van 't Hoff Stolk, de bekende straf pleiter in dergelijke zaakjes met politieken ondergrond, uit Amsterdam, opponeerde als raadsman en verdediger. In kwaliteit van ge tuige was alleen rijksveldwachter Douwe Tilstra opgekomen. Door enkele appellanten werd ontkend, te hebben mee-gereciteerd. In 't algemeen gaven zij toe geprotesteerd te hebben tegen de steun verlaging. Getuige Tilstra had op genoemden datum 's avonds omstreeks 8 uur een aantal personen de geïncrimineerde woorden hooren uiten. Tilstra en zijn gemeente-collega Borne- broek hadden alléén die namen genoteerd van hen, van wie zij zeker waren, dat zij aan het spreekkoor hadden meegedaan, wat door een tweetal dames werd ontkend. De officier onderschreef het standpunt en het vonnis van mr. de Groot volkomen en requireerde bevestiging. Verdediger, mr. van 't Hoff Stolk, pleitte vrijspraak voor hen, die het feit ontkend heb ben en verzocht voorts op grond van het geringe inkomen der delinquenten, van wie het strafbare feit dan wel bewezen zou kun nen worden, voor hen de meest mogelijke clementie. HET BERUCHTE ARTIKEL ONTBRAK WEER NIET. Een stuntelig mannetje van 55 jaar, Dirk B., landarbeider te Texel, thans logeerende in het Huis van Bewaring te Alkmaar, stond terecht ter zake het voortgezet misdrijf, straf baar gesteld bij art. 247 Wetb. v. Strafr. Mr. v. d- Loos was belast met de taak, hem te moeten verdedigen. Als getuige-deskundige werd gehoord de psychiater dr, Kruitbosch van Castricum. Uiteraard w^rd deze zaak met gesloten deuren behandeld. Eisch: 1 jaar en 6 maanden gevangenis straf. DE VEELBESPROKEN ZAAK UIT DE BRILLESTEEG. Verdachte ontoerekenbaar geacht De zedezaak, die in Alkmaar zooveel sen satie maakte en aanleiding gaf tot de meest onzinnige fantasieën'en geruchten, werd tot slot in de zitting met gesloten deuren be handeld. Het betrof hier den 64-jarigen meubelmaker en antiquaris Petrus A., wonende te Alkmaar en thans gedetineerd, die zich had schuldig gemaakt aan het misdrijf, strafbaar gesteld 'bij art. 248Bis en betreffende immoreele han delingen met minderjarige personen van het zelfde geslacht. Dr. Hoeneveld werd gehoord als psychiater. Eisch 1 dag gevangenisstraf met 1 dag aftrek en ter beschikkingstelling der regee ring, wat beteekent dat verdachte wordt be schouwd een psychopaat te zijn. Mr. Buiskool van Schagen nam de verdedi ging waar. Voor het Amsterdamsche gerechtshof dien de gisteren in hooger beroep de strafzaak tegen deg ebroeders J. H. en D. J. P., resp. verdacht van oplichting en uitlokking van oplichting. Dit tweetal, vooral idë oudste, D. J. P., hield zich bezig de goegemeente geld afhan dig te maken, z.g. „om thuiswerkende blin den te steunen". De blinden konden echter naar het geld fluiten, dat terecht kwam in de zakken van de gebroeders. Tegen hun praktijken is herhaaldelijk door dé politie ge waarschuwd. Het tweetal ging rustig door met het winstgevend bedrijf. Tenslotte achtte de justitie termen aanwezig om daadwerke lijk in te grijpen. De jongste broer hoorde zich op 12 Juli door de rechtbank veroordeelen tot drie maanden, de oudste kwam er minder genadig af, hij werd tot anderhalf jaar veroordeeld. Het gerechtshof behandelde eerst de zaak tegen den jongsten verdachte. Hij had zich met een officieel legitimatiebewijs bij ver schillende menschen aangemeld en gevraagd naar steun voor de thuiswerkende blinden. Het legitimatiebewijs was afgegeven door zijn broer en deze had den jongen wijs ge maakt, dat alles in orde was. Eigenlijk had hij, na ontvangst van geld, bonnen moeten afgeven waarop de liefdadige medeburgers borstels e.d. konden krijgen. Dit had hij ech ter niet gedaan bij de getuigen, die gister- midag voor het Hof werden gehoord. Verd. hield vol, dat hij meende, dat hij voor een liefdadige instelling werkte. In Den Haag was verdachte op zekeren dag tegen een concurrent op dit terrein aan- geloopen en cm zijn „jachtgebied" veilig te stellen had hij zich uitgegeven voor recher cheur van politie, de boekjes van zijn concur rent in beslag genomen en hem met een „waarschuwing" laten gaan De procureur-generaal mr. Bauduin zeide in zijn requisitoir, dat door de handelingen van menschen a's verdachte de liefdadigheid een gevoeligen knak krijgt. Al jaren lang is deze familie met hun praktijken bezig en al is verdachte dan ook minder schuldig dan zijn broer, toch zal hij ernstig moeten wor den gestraft. Spr. requireerde bevestiging van het vonnis (drie maanden gevangenisstraf.) De verdediger, mr. Nolen, voerde in zijn pleidooi aan, dat deze jonge man in de mee ning verkeerde, dat hu niets kwaads deed. Mef klem drong pleiter op een voorwaarde lijke veroordeeling aan. f Vervolgens stond de oudere broer ^echt- Hij is thans reiziger van beroep en de philan tropie heeft hij er aan gegeven. On de vragen van den president, mr. Jo les, waarom hij in hoogCT beroep is gegaan, antwoordde verdachte, dat hu volkomen S°PresidentU gaf uw broer 25 pCt. van de opbrengst, wat gaf u aan de blinden en wat hield u zelf? Verdachte: Ik gaf de blinden hun loon, maar ik noem geen namen, dan komen ze zelf in ongelegenheid: ze werden n.1. ook door andere instellingen gesteund. President: U bent er al lang mee bezig, in 1895 is zekere v. Z. er mee begonnen, en uw vader heeft later het zaakje overgenomen. Ik heb in de stukken gelezen, dat u 75 pCt. van de opbrengst kreeg; een voordeelige af faire! Verdachte: Was 't maar waar, dan was ik ny kapitalist geweest. President: Dan hebt u aardig wat men schen afgezet! U durft zelfs in de aanbevelingen, die door uw broer werden gebruikt schrijven: „dank baar voor het vertrouwen vragen wij thans uw steun om de blinden te helpen". De procureur-generaal mr. Bauduin is van meening, dat de feiten bewezen zijn. Voor vermindering van straf is geen enkele aan leiding. Spr. vraagt bevestiging van het von nis (anderhalf jaar gevangenisstraf). Arresten 22 December. Voor de Amsterdamsche rechtbank stond gister in hooger beroep terecht een autobusondernemer uit Rotterdam, ver dacht van overtreding van de wet op de vervoermiddelen. Hem was ten laste ge legd, dat hij zonder vergunning een autobusdienst AmsterdamRotterdam v.v. had georganiseerd. De kantonrech ter had den verdachte veroordeeld tot 10 boete. De officier van justitie, mr. Van Ar- kel, meende, dat de straf in dit geval aanmerkelijk moet worden verhoogd. Spr. requireerde thans 150 boete, subs. zestig dagen hechtenis. Het O. M. wees er op, dat hij, bij her haling, zich genoodzaakt zal zien hech tenis te vragen. Verdachte doet de spoorwegen concurrentie aan, terwijl hij de wet negeert. Als dit euvel niet met kracht wordt bestreden, kan de Wet op de Openbare Middelen van Vervoer evengoed worden afgeschaft. De verdachte hield vol, dat hij geen autobusdienst heeft onderhouden; de reizigers kreeg hij van de Rotterdam- sche Reiscentrale. De rechtbank zal 18 Dec. vonnis wij zen. De Japansche ambassadeur in Washington, Saito, heeft een vertegenwoordiger van het blad, de „Evening Bulletin" in Philadelphia een interview toegestaan, waarin hij ver klaarde, dat Japan bereid was het bestuur van Noord-China op zich te nemen, wanneer het dit ter handhaving van den vrede in Oost-Azië noodzakelijk achtte. Deze houding zou zich ook bij een eventueel protest of een actie van andere mogendheden niet wijzigen. Deze Japansche verklaring trekt hier de grootste aandacht. De ongerustheid met be trekking tot de toekomstige Japansche plan nen die den laatsten tijd reeds minder sterk geworden was, is daardoor opnieuw opge leefd. Deze verklaring van Saito bemoeilijkt bo vendien de laatste pogingen van de regee ring van Nanking op de vijfde plenaire ver gadering van de centrale executieve der Kwo- mintang, die Maandag geopend is, om een overeenstemming te krijgen van geheel Chi na betreffende een tegenover Japan verzoe ningsgezinder politiek. In regeeringskringen verklaart men, dat het feit, dat Saito juist op dit oogenblik zijn verklaringen heeft afgelegd, een wel overwo gen manoeuvre vormt teneinde ook een in buitenlandsche politiek opzicht effectieve overeenstemming van het geheele Chineesche rijk te verhinderen. De eerste consequentie zal zijn, dat Noord- China zijn tegenstand tegen de plannen der 13. Toen onze vrienden een paar dagen in den trein hadden gezeten, zei Piet opeens: „Zeg Drein, zouden wij hier maar niet eens uitgaan. We zullen wel zoo ongeveer in de goede richting zijn". Nauwelijks stond de trein stil of ze stapten uit. „Hallo, meneer", zeiden ze tegen den stationschef, „waar zijn we?" Maar daar de chef hen eerst in het Grieksch en daarna in het Arabisch antwoordde, werden ze niet veel wijzer. 14. Kalmpjes dooien ze naar buiten en overlegden waar ze zouden kunnen slapen. Opeens werd hun aandacht getrokken door een bord, waarop stond: „Siuhet 'traan". „Dat is Grieksch", verklaarde Piet Prikkel, „en dat beteekent: „Naar 't tehuis". Laten we maar eens gaan kijken, misschien kunnen we daar slapen",

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 7