ALKMAAR EN OMGEVING IN 1934.
Ook voor Alkmaar en omgeving
bracht het afgeloopen jaar geen verbe
tering in den economischen toestand,
al kan niet worden ontkend, dat de po
sitie voor de akkerbouwers in de om
geving van Alkmaar beter was dan in
1933.
Het aantal noodlijdende gemeenten
werd, doordat Harencarspel voor het
sluitend maken van de begrooting ge
noodzaakt was regeeringssteun te aan
vaarden, met één vermeerderd. De re-
geeringsmaatregelen zullen wel tenge
volge hebben, dat steeds meerdere ge
meenten in een dergelijke omstandig
heid komen te verkeeren. De regeering
oordeelt, met het oog op den toestand
van 's lands bevolking, dat belasting-
verhoogipg achterwege moet blijven,
maar zij neemt tegelijkertijd zooveel
van de gemeentelijke inkomsten, dat de
gemeenten genoopt worden de belastin
gen te verhoogen.
De Alkmaarsche belastingbetaler
heeft al heel weinig reden om met een
blij gezicht 1935 in te gaan en dit te
meer niet, omdat B. en W. zich voor het
sluitend maken van de begrooting nog
in de laatste zitting van het jaar ge
noodzaakt hebben gezien, met voorstel
len tot belastingverhooging te komen en
de ambtenaren eèn zware korting op te
leggen.
Ondanks het feit, dat reeds vóór 2
jaar menschen met een diep economisch
inzicht van oordeel waren, dat het diep
ste punt van de crisis bereikt was,
blijft de werkloosheid toenemen, zoo
dat de overheid zich gedwongen ziet,
steeds meer ingrijpende maatregelen te
nemen. De speculatie op de komende
betere tijden is ongegrond gebleken en
de moeilijkheden om een gemeente te
besturen, stapelen zich op. De bedrijven,
waaruit men steeds groote winsten kon
halen, leveren nog wel flinke winsten,
doch een gerechtvaardigde angst is ont
staan over de vraag, of dit wel voort
durend het geval zal kunnen zijn. Ten
eerste is daar de strijd voor het behoud
van het G. E. B. en de kans is groot, dat
Alkmaar er zich voor de toekomst op
zal hebben in te stellen, dat dit bedrijf
niet langer kan blijven het groote winst
object voor de gemeente en ten tweede
staat het wel zóó, dat door de uitvinding
van de petroleum-vergassingstoestellen
de winst uit het gasbedrijf zal vermin
deren.
Dank zij de wetenschap blijkt het
voor een monopolistisch bedrijf zelfs
niet mogelijk, den prijs hoog te houden,
omdat de gemeente-huishouding het
noodig heeft gemaakt, over steeds meer
geld te kunnen beschikken. Er zijn gren
zen, die zelfs niet door de overheidsbe
drijven overschreden kunnen worden en
dit is maar goed ook, want niet zonder
grond hebben velen er krachtige critiek
op uitgeoefend, dat de bedrijven, die
werden ingesteld om den consument te
dienen, met uitsluiting van concurren
tie, door de overheid werden gebruikt om
op gemakkelijke wijze aan de gelden te
komen voor de zich steeds uitbreidende
gemeentebemoeiïng. Wanneer de uit
breiding van de overheidsbemoeiing be
heerscht wordt door de vraag, wat het
heil van de bevolking bevordert, dan
zal men er vrede mee moeten hebben
doch wie over een paar ooren en kijkers I
beschikt, weet, dat die uitbreiding ook
maar al te vaak een gevolg is van de
zoogenaamde compromis-politiek, die de
uitgaven grooter maakt dan noodzake
lijk is.
De regeering neemt maatregelen om
te bereiken, dat er voor gelijk werk in
dienst van het Rijk of de Gemeente ver
richt, evenveel betaald wordt. Er zijn er,
die hierin aanranding van de autono
mie der gemeente zien. Wij wenschen
volstrekt niet te beweren, dat verschil
lende regeeringsmaatregelen dit recht
niet aantasten, doch wij kunnen in dit
geval de onrechtvaardigheid niet inzien.
Men is o. i. in de eerste plaats Neder
lander en voor een rijksambtenaar moet
het wel tot ontevredenheid stemmen, te
weten, dat zijn buurman, die hetzelfde
werk doet, maar toevallig in gemeente
dienst is, zooveel hooger gesalarieerd
wordt. Éénheid in dit opzicht is zeker
wel wenschelijk, afgescheiden van de
vraag, of het Rijk zijn ambtenaren vol
doende salarieert.
Wij zijn groote voorstanders van het
zelfbeschikkingsrecht en van handha
ving der gemeentelijke autonomie, doch
niet in dezen zin, dat staatsrechtelijk
één op de 300 plattelanders hetzelfde
recht heeft als één op de 100.000 stadbe
woners. Het is onze vaste overtuiging,
dat 's lands belang vordert, dat tal van
kleine gemeenten behooren te worden
samengevoegd.
Toen in vervlogen tijden het ambt
van burgemeester en secretaris nog als
een eerebaantje beschouwd werd en
dienovereenkomstig gesalariëerd, kon
men zich gevoegelijk de weelde veroor
loven, er van die miniatuur-gemeenten
op na te houden. Nu men van boven af
een zoodanige regeling heeft getroffen,
dat men deze functionnarissen ook in
de kleinste gemeenten een bestaan moet
geven onder het motief, dat deze func
ties den vollen mensch eischen, staat
de zaak anders en dient men ook een
zoodanige regeling te treffen, dat de ge
meenten dermate omvangrijk zijn, dat
de betrokken functionnarissen den vol
len mensch kunnen geven. Iemand, die
in N.-Holland thuis is, kan niet ontken
nen, dat men daar tal van miniatuur
gemeenten heeft, die gevoegelijk bij
elkander gevoegd kunnen worden.
Het burgemeesterschap in een ietwat
omvangrijke gemeente is overigens lang
geen sinecure meer en wij kunnen het
dan ook volkomen begrijpen, dat een
man als Mr. Wendelaar er toe kon ko
men om ondanks de bekoring, aan het
v
Jhr. mr. van Kinschot.
Bij de aankomst van burgemeester van Kinschot op het Stadhuis.
Luisterende naar de aubade.
Mr. A. Koelma.
Ir. Roebroek.
J. Westerhoi.
Oud-burgemeester mr. W. C, Wendelaar.
S. v. d. Molen.
ambt verbonden, zijn functie neer te
leggen. 15 Januari is dit het geval ge
weest en op ondubbelzinnige wijze is
wel gebleken, dat men zijn arbeid voor
de gemeente en omgeving zeer heeft ge
waardeerd.
Burgemeester Jhr. van Kinschot, zijn
opvolger, heeft het eerste jaar van zijn
ambtsvervulling in Alkmaar waarlijk
geen gemakkelijke taak gehad. Al dade
lijk stond hij voor de oplossing van het
vraagstuk: een open of een overdekt
zwembad en hij kreeg zeer belangrijke
zittingen te leiden over de werkloos
heidsvoorziening. Onder zijn 'leiding
kwam de asfalteering van het Ritse
voort, de Koorstraat en den Geesterweg
tot stand. Hij had de leiding in de reor
ganisatie van de gemeente-bedrijven en
zag zich voor een andere samenstelling
van den Raad gesteld, die wel niemand
heeft kunnen bevroeden.
Met den heer Ringers verdween uit
den Alkmaarschen Raad een lid, dat als
geboren Alkmaarder en als wethouder
steeds getoond heeft, met liefde voor
zijn stad te zijn bezield. En door het be
danken van den heer Westerhof verloor
Alkmaar een wethouder, die zich uitste
kend in de Alkmaarsche zaken had in
gewerkt en die voor de totstandkoming
van vele instellingen in de gemeente
veel en goed werk heeft verricht.
Hun opvolgers in den Raad, de heer
Grondsma en Mevr. JorritsmaSjoers,
zullen in de korte zittingsperiode wel
geen gelegenheid krijgen om ten volle
hun bestuurskwaliteiten te ontplooien
en zeker zal het hun niet gemakkelijk
vallen, hen te vervangen, die zij opvolg
den.
In 1933 vermeerdere het zielental in
de gemeente met 329 personen, waar
door het aantal op 1 Jan. 1934, 29596 be
droeg. In 1932 nam Alkmaar met slechts
16 zielen toe, zoodat 1933 in dit opzicht
een gunstig jaar mag worden genoemd.
In 1934 was dit nog meer het geval, aan
gezien reeds op 10 Augustus Alkmaar
zijn 30.000ste inwoonster, het dochtertje
van den heer B. Teunissen, Koningsweg,
kon inschrijven.
Nu de stilstand van Alkmaar's bevol
kingstoename is gebroken, zal Alkmaar
nog meer het centrum van N. Holland
boven het IJ worden. Reeds is gebleken,
dat door de totstandkoming van den
afsluitdijk het toerisme naar Alkmaar
en omgeving belangrijk toeneemt en wij
achten het dan ook een verstandig be
sluit van den Raad om de verkoopgele
genheid op Zondag te verruimen, aan
gezien daardoor de kans om iets te ver
dienen voor velen belangrijk wordt ver
hoogd. In deze benarde tijdsomstandig
heden achten wij het wel wenschelijk,
dat de politie in dezen niet al te scherp
op overtredingen toeziet, want o. i, kan
een huisvader, die poogt op eerlijke wij
ze voor zijn gezin een paar centen te
verdienen door in zijn winkel een klant
te helpen, toch allerminst worden aan
gemerkt als een misdadiger.
Naast de totstandkoming van het Vic-
toriebad kan ook de stichting van een
Wielerbaan in Alkmaar worden aange
merkt als een instelling, die er een
steentje toe bijdraagt, dat Alkmaar cen
trum wordt op elk gebied. In dit ver
band kunnen de plannen om in Alk
maar alsnog een overdekte zweminrich
ting te bouwen, gecombineerd met een
bioscoop, een schouwburgzaal en een
café-restaurant, ook zeer zeker als een
belangrijke factor worden gezien. Toch
begrijpen wij volkomen de actie daarte
gen van belanghebbenden. Vooral in
deze voor allen zoo benarde tijden is het
begrijpelijk, dat zij ertegen protesteeren,
dat de overheid door het verleenen van
faciliteiten zou medewerken, voor hen
den bestaansstrijd nog moeilijker te ma
ken. Zij stellen zich terecht op 't stand
punt, dat hun belastinggelden daarvoor
niet mogen worden gebruikt. De Raad
zal het vraagstuk vanuit het oogpunt
van het algemeen belang hebben te be
kijken en de vraag onder de oogen moe
ten zien of een dergelijke inrichting in
Alkmaar de algemeene welvaart zal
kunnen verhoogen.
De opheffing van de tram Alkmaar—
Egmond dient als een gevolg van de
ontwikkeling van het gewijzigde ver
keer te worden aangemerkt. O. i. doet de
overheid verkeerd, om dergelijke ver
keersmiddelen, die geen levensvatbaar
heid meer hebben, ten koste van de
belastinggelden in stand te houden,
zooals thans geschiedt met het
lijntje Hoorn—Medemblik, waar jaar
lijks 70.000 te kort wordt gemaakt.
Alles, wat op deze wijze in stand moet
worden gehouden, zal toch eenmaal
moeten verdwijnen. Dit is ook het geval
met \le stads-autobus, waarvoor de ge
meente niet permanent 3000 4000
per jaar kan blijven betalen.
Velen, die vernamen, dat door den
maatregel van minister Oud, die belas
tingontduikers in de gelegenheid stelde,
van hun verzwegen bezit en inkomen
ongestraft aangifte te doen, alleen bij
den Inspecteur te Alkmaar door 680 per
sonen aangifte was gedaan van een ver
zwegen bezit, ter grootte van 6'A milli-
oen, hebben de veronderstelling geuit,
dat er nog wel geld is. Inderdaad zal
niemand een dergelijk bedrag hebben
vermoed, doch men dient hierbij niet uit
het oog te verliezen, dat dit bedrag uit
fiscaal oogpunt nog niet zoo heel veel
beteekent, omdat het van groote betee-
kenis is, of er nog inkomen uit dit bezit
getrokken wordt en dit is door het be
kend komen van dit cijfer nog aller
minst komen vast te staan. Integendeel
staat het wel vast, dat over het alge
meen de inkomens nog steeds dalende
zijn.
Niet alleen voor Alkmaar en omge
ving, maar ook voor de gansche bevol
king van ons land hopen wij, dat de
econoom Dijt uit Texel, de man van de
goederen-gemeenschappen, gelijk krijgt
met zijn bewering, dat binnen een paar
jaar de wereld bij alle vernietiging van
de producten voor het feit zal komen te
staan, dat menVeer zal snakken naar
productie. Het is opmerkelijk, dat deze
man, die vóór 3 jaar om zijn stellingen
in de kringen van economen voor niet
veel meer dan voor gek werd versleten
thans dermate de belangstelling voor
zijn ideeën heeft weten te vinden op het
internationale economen-congres te Ber
lijn, dat thans mannen als Sir Deter-
ding, verder de vertrouwensman van
President Roosevelt en Edo Fimmen, de
man van het Internationaal Vakver
bond met hem in correspondentie zijn
getreden. Nederland heeft nog wel groo
te mannen, al bezetten zij geen leidende
bestuursfunctie.
De automatiseering van de Alkmaar
sche telefoon kan mede als een belang
rijk iets, dat in het afgeloopen jaar tot
stand kwam, worden aangemerkt. Moge
deze maatregel ook spoedig leiden tot
een telefonische dag- en nachtverbin
ding in Alkmaar's omgeving.
Door de benoeming van den heer M-
van der Weijst tot Inspecteur van bet
M. O., verloor Alkmaar een rector aan
het R. K. Lyceum, die zich om zijn groo
te bekwaamheid in de enkele jaren, die
hij daar werkzaam was, vele vrienden
heeft gemaakt.
De benoeming van Ir. Roebroek tot
Directeur-generaal van den landbouw
had eveneens tengevolge, dat Alkmaar
een gezien burger naar elders zag ver
trekken.
Het vertrek van den heer Rahder, den
sympathieken, eenvoudigen Inspecteur
van het L. O., dient evenals het afscheid
van den heer L. van der Vegt als ge
meente-ontvanger, in dit overzicht te
te worden aangestipt. Bij het afscheid
van beiden is wel overduidelijk geble
ken, hoeveel vrienden zij zich door hun
wijze van werken hadden verworven.
Door den dood van den heer D. Schenk,
Directeur van het Marktwezen, het
Grondbedrijf en het Sportpark, ontviel
aan de gemeente een hoofdambtenaar,
die om zijn gullen, vriendelijken aard
de sympathie had verworven van
ieder, die met hem in aanraking kwam
en die daardoor in staat was vee! voor
de ontwikkeling van het Marktwezen
binnen onze veste te doen.
Het^ verscheiden van de oud-raadsle
den G. Veen en Jb. Cloeck (tevens oud