UIT HET PARLEMENTAIRE LEVEN.
HONIG'S ROUILLONBLOKJES bhons 6 voor IQcL
DE TOESTAND IN DUITSCHLAND.
ïfc fe '5idcn tct de" S.ÏS3S!ge£
HERINNERINGEN AAN TROELSTRA.
Provinciaal nteuws
Lezing van Dr. W. van Ravensteyn.
WARMENHUIZEN
XXVII.
Carlyle heeft het ergens over „de maat
nemen" van een groot man. Wij, kleinen,
nemen hem de maat, noteeren zijn fouten en
ondeugden. Wij, kleinen
Als ik Pieter Jelles Troelstra de maat
neem, dan stuit ik al dadelijk op de fout van:
1918.
Een fout, die hijzelf heeft erkend. Royaal
en loyaal erkend. Niet alleen een paar weken
11a dato, maar ook nog kort vóór zijn dood,
in oogenblikken van rust en bezonnenheid.
Ge kunt die erkenning vinden in het vierde
deel van Troelstra's Gedenkschriften, dat
prachtige, eerlijke boek, zóó eerlijk, zóó
openhartig, dat hij er haast wreed in werd
tegenover zich zelf. En niet alleen vindt ge
daar de erkenning van die fout, maar ook
hiervan: dat zij de rest van zijn leven en
van zijn carrière heeft geknakt en gebroken.
In dat fatale oogenbiik van 1918 was
Troelstra niet: de staatsman, maar de dich
ter, de romanticus. Zijn leiderschap faalde.
Operette-revolutie. Plechtig aangekondigd
tegen den volgenden dag. Bij slecht weer in
de zaal.
En toch knepen ze 'm, de hnderen. Toch
werden conservatieve afgevaardigden en
conservatieve kranten plotseling demo
cratisch.
Mij heugt een oogenbiik van ongeveer een
jaar later. Ik zat naast Pieter Jelles aan een
feestmaaltijd. We kregen het over 1918. Toen
kwam het er bewogen, hartstochtelijk bijna,
bij hem uit:
„Men heeft mij altijd verkeerd begrepen.
Ik heb nooit een staatsgreep bedoeld!
Hij begreep zich zelf niet. Zullen wij verder
de maat van hem nemen?
Wat wij ook vinden aan fouten, wij zullen
toch altijd de grootheid van zijn gestalte
moeten erkennen. Ik voor mij heb die nooit
ontkend. Hij behoort tot de grootste, de
mooiste figuren, die ik in mijn dertig-jarige
loopbaan als parlementair journalist 'heb ont
moet.
Wat heeft het leven van dezen man ge
heven tot zoo hoog platform? De bereid
heid tot het offer.
„Uit de massa der naamlooze werkers
voor hun dagelijksch brood ben ik voortge
komen. Geen heldendaden van lichaam of
geest verlichten het geslacht, waaruit ik ben
geboren en dat in den persoon van mijn
vader zich uit de vergetelheid heeft opge
heven".
Zoo begint Pieter Jelles zijn Gedenk
schriften. Indeidaad bracht zijn (liberale)
vader het tot een zekere welgesteldheid. De
zoon kon gaan studeerer.: vooral Cort van
der Linden werd zijn leermeester in Gro
ningen. Hij was begaafd, scherpzinnig; er
opende zich voor hem een perspectief van
welvaart en maatschappelijke standing.
Maar hij offerde. In zijn geliefde,
doch arme Friesland koos hij de zijde van
d? arbeidersbeweging. Botsing op botsing
met vader; met familie; met vrienden. Maar
Pieter Jelles had gekózen. Het hoogste wat
een mensch heeft zijn geweten wees
hem den weg. Dan houdt al het andere op.
Toen is het brandende leven van feilen
strijd begonnen. Zooals Kuyper een anti-
revolutionnaire, zoo* maakte Troelstra een
sociaal-democratische partij. En zooals
Kuyper zijn volk bevrijdde uit machteloos
heid en achteruitzetting, zoo maakte Troelstra
het zijne vrij van Domela Nieuwenhuis'
anarchisme.
Ik bedoel het volkomen-onpersoonlijk en
volkomen-onbevangen, wanneer ik zeg, dat
socialist zijn tegenwoordig niet te
vergelijken is met socialist zijn vroeger.
Tegenwoordig staan de bedjes gespreid;
zijn de paadjes geharkt; zijn er allerwege
riante zetels en functies, met inkomen en
pensioen, beschikbaar. Maar vroeger? In
Troelstra's jeugd? Toen was het een offer,
völ-op. En een smaad.
Als hij. in zijn Utrechtschen tijd, te colpor-
teeren liep op straat, moest hij steeds op
lichamelijke aantasting voorbereid zijn. Zijn
krantjes leverden hem vaak niet genoeg op
om te eten, 's avonds brachten Utrechtsche
arbeiders soms wat bijeen en brachten het
hem, stopten het bij hem in de brievenbus.
Dit was strijden en lijden.
Hij zelf zong later:
Ik heb vergiftigde pijlen getart
En ben met drek gesmeten.
Ik heb in donkre valleien van smart
Mijn tranenbrood gegeten.
Maar wat was zijn leed vergeleken bij dat
van de massa waarvoor hij streed? Luister:
In de bloed-roode golven
Van uw gevloekt bestaan,
Wordt mijn klein leed bedolven:
Een drop in den oceaan.
Toen Pieter Jelles deze regels schreef,
had hij reeds een dichters-periode achter
den rug. Hij was er in gebleven: de dichter
van Friesland, zijn lieve, dierbare Fries
land. En Friesland hield van hèm.
Speur thans nog in de Friesche huizen
en boerenhofsteden en zie, in hoevele het por
tret van Pieter Jelles hangt. Dikwijls
naast dat van Abraham Kuyper. Het hart
des volks is zuiver. En trouw.
Welk een leven! Op de kusten ervan stond
altijd, fel-wit, de branding.
Inderdaad, opge-b rand is dit leven, dit
bestaan van een zenuw- en een gevoels-
mensch. Het klinkt misschien vreemd, en
toch zal ik het zeggen: deze man is zijn
heele leven lang een eenzame geweest.
Een eenzame dóór en mèt en in zichzelf. Het
bleek eigenlijk al uit zijn openbare houding
voor ieder, die dieper dan de oppervlakte te
speuren wist. Wéér zeg ik iets zonderlings
en toch ben ik overtuigd, dat ik de waarheid
spreek: er was altijd afstand tusschen Troel
stra en alle anderen. Deze volksman, hoofd
en leider en middelpunt van een groote
partij, stond apart. Altijd. De men-
schen, die intiem, werkelijk intiem met hem
zijn geweest, kunnen op de vingers van een
hand worden geteld. Hij was nooit hooghar
tig, maar altijd voornaam. Er cachet»
karakter, beschaving in alles wat hij deeu
en ondanks alles wat hij geleden had, en er
was immer een reserve in hem, die maakte,
dat hij vrijwel tegen niemand geheel vertrou
welijk was, en die afstand schiep.
Hij had, behalve met menschen, te strijden
met zich-zelf. Innerlijk was er een woeling,
een worsteling en onrust in dezen man, die
zijn leven vaak tot een felle tragiek maakten.
Van dezen democraat ging een aristocra
tie van geest en karakter uit; deze held-der-
massa was een eenzame. Zijn te veel aan
gevoel en aan zenuw-leven brachten hem
weelde en armoede, geluk en leed beide
Gevoelsmensch. Zijn verzen leggen er ge
tuigenis van af. Deze man heeft geleefd met
zijn hart. Met zijn brandende hart.
Historisch materialist, Troelstra. Anti
godsdienstig? Och kom! „Ik kan niet leven
zonder God!" riep hij in een van zijn jeugd
verzen uit. Elders: „Ik bad tot God, met
twijfel onder 't knielen Ik dacht hem
boven, buiten 't menschenkind Dat ner
gens toch 't volmaakte schoone vindt
Maar God is 't beeld van 't Eeuwige in de
zielen, Wij van 't Eeuwige, God met men
schen één!"
Hij vertelt ergens in zijn Gedenkschriften,
dat hij behoefte had aan een boek en liet het
komen. Maar wat hij er niet bij vertelde
maar later bleek: dit boek was de Bijbel.
Gevoelsmensch. Daarom ook was hij met
hartstochtelijke liefde aan zijn geboorte-grond
gehecht. In gloeiende zangen heeft hij zijn
Friesland bezongen: het was één der groote
geestelijke krachten in zijn leven, die liefde
voor zijn geboortegrond, die dan toch in
wezen liefde voor het vaderland was.
Gevoelsmensch. Daarom heeft hij heel zijn
leven gesteld in den dienst van het proleta
riaat, dat hij tot organisatie, tot ontwikke
ling en verheffing bracht, een cultuur-werk,
waarvan ook zijn felste tegenstanders de on
vergankelijke waarde moeten erkennen en
hébben erkend.
Gevoelsmensch. Al zijn redevoeringen
werden door zijn gevoel, zijn temperament,
gedragen en gestuwd; hij bouwde er zijn
dichterlijke, vaak visionaire beelden door
op; het maakte van hem een impulsief, daad
krachtig, dapper man aan de luc..ten van
wien9 leven altijd het zonne-goud der roman
tiek stond
Gevoe'smensch ook in 1918. Maar toen
lachte Mephisto, omdat hij dezen groote had
misleid.
Als de koorts der welsprekendheid, door
brandende overtuiging gevoed, in Troelstra
loswoelde, werd het gróót in het parlement.
Op een kleine fractie na heb ik heel zijn
parlementaire loopbaan van de perstribune
af gevolgd, en ik heb hem bovendien bijge
woond, op tal van vergaderingen en congres
sen. Welk een geducht spreker was hij.' Het
begon langzaam, zachtjes, als een trein, die
het station uitschuifelt, maar weldra kwam"
hij op kracht en dan brandde het los; dan
sloegen de vlammen naar alle kanten; dan
kwamen die armen en die handen, trillend
als een espenblad, in beweging; dan ge
raakte heel die nerveuze, onrustige figuur
in actie, dan bouwde hij in machtigen stijl
zijn redevoeringen op en gebruikte er ruim
schoots zijn vlijmende ironie en zijn scherpe
sarcasme bij; het was of hij zijn tegenstan
ders fijn wou malen; elk argument buitte hij
uit, maar hij bleef immer op hoog peil. Zoo
hield hij zijn beroemde tournooien tegen Kuy
per, tegen Lohman, tegen Borgesius, tegen
Treub.
Treub. En daarmee heb ik dan net precies
dien eenen genoemd, die 'm aankon.
Treub. Die stónd Troelstra. Niet alleen in
kennis (Treub wist zoo ontzaglijk veel van
het Marxisme, dat vooraanstaande sociaal
democraten zelf hebben getuigd; niemand
onzer beheerscht zóó de geheele stof als
hij!), maar ook in oratorisch talent. Maar
dat talent was heel anders, en daardoor
voor Troelstra zoo gevaarlijk. Treub was
koel, beheerscht, cynisch en wist een gloeien
de Troelstra-speech soms zoo nuchter-zake-
lijk af te tuigen, dat de heele Kamer zich ge
boeid om hem heen schaarde. Nog hoor ik
Borgesius eenmaal grinnekend zeggen:
„Dat heeft de professor weer goed gedaan!"
En dan werd Troelstra. nóg nerveuzer.
Dan was het of z'n amandel-oogen zich nog
méér dichtknepen; dan werd z'n sikkel-neus
(ja, die neus, die evena's Kuvper's zak-
wangen zu'k een dankbaar projectiel voor
de caricatuur is geweest) nóg dreigender
Als het vacantie was, trok Pieter Jelles
zich het liefst terug op zijn oude dorp.
Stiens, bij Leeuwarden.
Dan kon hij de zoete lokstem van Fries
land niet weerstaan; dan genoot hij op de
Friesche meren van de zon en den wind en
het zilveren water; dan was hij weer volop
de zoon van Friesland. Hij heeft er in dank
bare zangen van getuigd: „Als vaak mijn
denken lichtend is van droomen Oud
dorpje, ik weet het nu, gij schonkt het mij
Hier vond mijn jonkheid als de fantazij
Van wolkevaart en zon-omgoude zoomen
Hier dreef zoo hooo de hemel boven mij
In lichte droomerij".
Maar als de vacantie om was, dan riep
zijn groote taak hem weer:
Mij roept dat woord
uit deze dierbare oorden,
Daarheen, waar weer
de wind van 't leven waait;
'■k Moet mee vooraan, waar
't volk zijn vaandel zwaait.
De stille rust is uit,
die mij bekoorde.
Oud dorp, vaarwel, vaarwel
V aai wel! In de Mei-maand van 1930 klonk
dit woord voor het laatst en voor eeuwig.
Diep-ontroerd aanschouwde ik Hoela! ra's
begrafenis. Op de kist lag niets meer dan
een klein tuiltje madeliefjes, den vorigen dag
geplukt op weiden van Friesland. Daar
ging hij, Pieter Jelles
Nog dikwijls denk ik aan hem. Ik heb be
wondering en genegenheid beide voor hem
gekoesterd, hoezeer ik staatkundig met hem
van meening verschilde. Ik heb in dezen
grooten strijder altijd het offer gezien
en het hart gevoeld. Dat ik dit deed, heeft
hij zelf begrepen; tot mijn kostbaarste her
inneringen aan hem behooren de vitr deelen
van zijn levensgeschiedenis, die hij mij
schonk, en behoort een brief, dien hij mij van
zijn ziekbed af schreef, en waarin hij mij
dankte, dat ik altijd in hem den mensch
had gezocht, en gevónden. Dit heb ik gedaan,
iïfderdaad. Alleen dan is de Troelstra-f.guur
te doorgronden. Hoe jammerlijk de fout van
1918 is geweest, zij mag het oerdeel over dit
prachtige, menschelijk-groote leven niet be-
CaTs een kerktoren boven de vlakke landen
van Holland, zoo blijft zijn figuur zich ver
heffen in een belangrijke periode van onze
geschiedenis. P. HANo.
Voor de Vereeniging Voordrachtavonden
te Bergen hield gisteravond dr. W. van
Ravensteyn uit Rotterdam een lezing over:
De toestand in Duitschland.
De vergadering, die geleid werd door den
heer D. L. Beyneveld, was druk bezocht. In
zijn openingswoord merkte de voorzitter op,
dat het probleem „Duitschland" wel één van
de belangwekkendste was en hij bracht dr.
van Ravensteyn daarom dank voor zijn be
reidheid, dit onderwerp te willen behande
len.
Dr. van Ravensteyn ving zijn betoog aan
met in herinnering te brengen een noot op
een artikel over den Prins van Oranje, in
1855 geschreven door onzen grooten ge
schiedschrijver, Fruin, waarin deze consta
teert, aan de hand van het feit, dat'in 1855
in Frankfort aan Main een jood, die zich
niet tot het christendom wilde bekeeren, ge
marteld werd, dat de 16de eeuw, die vol
grootschheid was, zich toch ook door groote
barbaarschheid kenmerkte.
Spr. vroeg zich af, wat de groote Fruin,
wanneer hij kon waarnemen, wat er thans in
Duitschland gebeurt, daarvan wel zou zeg
gen en hij twijfelde niet of Fruin zou, hetgeen
thans gebeurt, als een nog grooter bar
baarschheid bestempelen.
Uit „Das neue Tagebuch" citeert spr. een
artikel uit de Manheimer Stadtkroniek van
Nov. '34, hoe men op een jood een soort van
jacht had geopend, omdat hij omgang had
gehad met een aantal christen-meisjes en
vrouwen. De man wist te ontkomen, maar
physiek en psychisch heeft men die vrouwen
a.h.w. dood gemarteld.
Een staaltje van het huidige Duitschland
leverde ook een congres van 500 nazi-medici,
waarin geëischt werd, dat iedere Duitsche
vrouw, schuldig aan een relatie met een niet-
Ariër, gestraft wordt met verlies van natio
naliteit, gevangenisstraf .en sterelisatie.
Vóór 100 jaar leefde aan den Rijn de Bie-
dermaier-kunst en heerScftte daar vrede, Nie
mand nam er toen aanstoot aan, dat daar
de vader van Karl MaftFals jood, een man
van hoóge beschaving, gffieieel hoóge P'rui-
sische regeeringspefsbftftrontving. In 1814
maakte het Rijnland" nog'deel uit van Frank
rijk en was daar nog geen spoor van dat
echte Duitsch-nationale gevoel. Toen in 1834
de eerste golf van het kapitalisme over Rijn
land kwam, was de kloof tusschen het Rijn
land en Pruisen zóó groot, dat de haat zich
in de eerste plaats richtte op Pruisen.
In 1836 kwam de jonge Karl Marx als
student naar Berlijn, de stad van klein-win-
keliers en ambachtslieden, beheerscht door
een oppermachtige bureaucratie, slaafsch
aan eèn Hof, dat boven alles zweefde. De
stad muntte uit door onzedelijkheid en de
jonge Marx stortte zich in dit stadje van
philisters met een krankzinnigen ijver op de
studie. Hij was het type van den Duitscher,
bezield met een ontzettende wetensdorst. Hij
kwam in een milieu, waarin de philosofie
absoluut overheerschte en dat het centrum
was van het Hegelianisme, waarbij de ont
wikkeling van de realiteit teruggebracht
werd tot die van de idee. Men was toen Hege
liaan of barbaar. De Hegelianen stelden in
vollen en bitteren ernst de vraag:.,Wat wel
de verdere inhoud der wereld zou worden,
daar het zóó was geworden, dat de wereld
geest zichzelf in handen van de Hegelsche
philosofie had verwerkt."
In het overige Europa niets van dat alles.
Het was dan ook geen wonder, dat onze
scherpzinnige Bakkuyzen van den Brink, die
in 1840 Duitschland bereisde, van dit alles
n ets moest hebben en er zich met de grootste
afschuw van afwendde.
Spr. citeerde, hetgeen Max Hermant, een
groot Fransch schrijver van den huidigen
tijd, over den Duitschen geest schreef. Deze
schrijver concludeert, dat het Hitler-isme,
niet onverwachts in 1930 is opgerezen, maar
het Germanisme is als completeering van de
philosofie, de moraal en de politiek van den
Duitschen godsdienst. Kenmerkend is, dat
Goethe niet weet, wat hij doen moet met de
„eeuwige zaligheid", wanneer er geen taak
te vervullen was. Het Germanisme ontkent
de rust. Faust is de held der beweging en
van de onvoldaanheid.
Duitschland, zegt Hermant, schept behagen
in een soort intellectueelen moed en bewon
dert den durf en het wagen. De zoekende
voorzichtige geest wijst het af.
Spr. citeerde verschillende Duitsche schri--
vers als Curtius, waaruit blijkt, dat de Ger-
maansche geest behoefte heeft aan het
scheppen van toestanden, in tegenstelling
met den Franschen geest, die toestanden wil
voltooien. Steeds is de Duitsche geest op zoek
aar idealen, en op zoek naar zichzelf. He'
werken is volgens den Duitschen geest go?c,
op zichzelf. Hermant erkent, dat in die con
ceptie een zekere grootheid ligt, maar hij
toont aan, dat ze ook de oorzaak is van alle
Duitsche nederlagen. De scheppingen van
het Germanisme zijn volgens hem: het Duit
sche leger, de Duitsche industrie en de Duit
serie godsdienst, die alle drie zoo machtig
werden, dat ze topzwaar werden
Wij zoo vervolgde sprverbazen ons ovet
de technische wonderen van onzen tijd, maat
geven ons er geen rekenschap van, dat vóór
1(>0 jaar ónze voorouders ve?l grootere wou
deren hebben beleefd als wij. Toen beleefd--
nen door de stoomboot, den spoorweg, de
fabriek en de telegraaf een technische revo
lutie, die door de dichters en denkers met
aarzeling werd aanschouwd. Heine wist niet,
wat er van zijn tijd zou worden, maar hij
voelde, dat de wereld op een keerpunt stond
door de nieuwe wonderen der techniek. De
romantische wereld werd afgesloten. Aan
den anderen kant was hij reeds aangetast
door het verlangen naar de nieuwe wereld,
die in de jonge Marx haar grootste pionnier
zou vinden. Uit het communistisch manifest
blijkt, dat Marx de aarzeling van Heine niet
kende.
In Duitschland ontstond de liefde voor de
machine en Hermant constateert dan ook
terecht, dat de Duitscher houdt van de ma
chine op zichzelf, afgezien van wat zij fabri
ceert. Daardoor ontstond in Duitschland de
vereering voor den technicus, den beroeps-
mensch, in tegenstelling van den Fransch
man, die erkent, dat de waarde van de per
soonlijkheid elders ligt. Zeker is het, dat de
neiging van den Duitschen geest heeft bevor
derd het ontstaan van de afgescheiden bc-
roepskaste.
Een Fransche philosoof kan door ieder
worden gelezen, maar terecht zegt Hermant,
„om Kant te kunnen lezen, moet men een
philosoof zijn".
De schepper van het tweede Duitsche rijk,
Bismarck, leerde, dat men door doen alles
kan bereiken. Volgens die beschouwing kan
men met de natuur doen wat men wil en te
recht merkte Hermant op, dat de Duitschera
dit, meer dan eenig volk, op de spits hebben
gedreven, al is het waar, dat er gelukkig
nog andere Duitschers zijn als Ludwig Kla-
ges en Lessing, die een anderen vorm van
Duitschen geest hebben geopenbaard.
Naarmate het Germanisme zich van de
Duitsche klassieken en 'de romantiek verwij
derde, naar die mate werd het zich sterkei
bewust van een geaardheid anders dan die
van andere volkeren
Volgens vele Duitschers gevoelt Frankrijk
zich als een volwassene en heeft het daar
door de matigheid. Het is een volk van ken
nis op elk gebied. Duitschland daarentegen
is volgens, hen een jong rijk, dat niet behou
dend wil zijn.
Als typeerend voor het Germanisme en
het Duitsche chauvinisme, verwijst spr naar
een boekje van prof. Niebold, met citaten
van Duitschers uit de jaren aan den wereld
oorlog voorafgaande, doch die den indruk
maken, of men de uitingen leest van de hui
dige nazi-leiders. Toen waren er echter nog
in Duitschland cosmopolistische, pacifisti
sche, socialistische krachten, die daar tegen
in gingen, doch die nu op den achtergrond
zijn gedrongen.
Spr. schetste hierna het Deutschtum als
een geestelijke communiteit, niet gebonden
aan de grenzen van het rijk en hij merkte
op, dat de Duitsche litteratuur, tot Wagner
toe, daar vol van is. In 1870 daalde het idee
van het Deutschtum op aarde neer, maar on
middellijk rees de vraag, of het toen ontstane
rijk wel het geheele Duitschland was. Toen
kwam de groote wereldoorlog, die in tegen
stelling met de andere daaraan deelnemende
volkeren, bij het Duitsche volk groote ver
wachtingen wekte. Die verwachting was: het
wereldrijk van Middel-Europa van de Noord
zee tot Perzië. De ontnuchtering na de ne
derlaag leert men kennen in het boek van
Wasserman: Der neunten November De
kloof tusschen ideaal en werkelijkheid'werd
grooter dan ooit en weer meest de Duitscher
voor de idee leven.
Uitvoerig stond spr. stil bij de na-oorlóg-
sche litteratuur en hij merkte op, dat het his
torisch vaststaat, dat de eerste Fransche
paus het Duitsche rijk van zijn nationale ba
sis heeft losgemaakt, waardoor het echte
Duitschland van de vroegere middeleeuwen
verloren ging.
Het huidige Duitschland.
Het huidige Duitschland onderscheidt
zich, aldus spr., van de overige wereld, ook
van Italië, door zijn extremisme. Een groot
Fransch schrijver, in zijn boek over Europa,
noemt Duitschland een groot volk zonder-
charitas, zonder de synthese van het Chris
tendom. In Duitschland is het respect voor
de rede verloren gegaan. De Duitscher, als
persoon, kan goecT zijn maar in massa zijn
de Duitschers wolven, die door een tijgermo-
raal worden gedreven.
Het Duitsche volk is beheerscht geworden
door een rassenwaan, die moet eindigen in
alle gevaren, die wij te zien krijgen Ieder
wetenschappelijk mensch weet, dat er geen
zuivere rassen meer zijn en dat het Duitsche
volk wel het mees» gemengde volk is. Men
ran' r afstamminS> maar
doordat men Germaansche eigenschannon
oezit. De geheele rasconceptie is gebaseerd
op een enorme leugen. Het geheele hS
gebouwd op een nationaal gevoel veroor
zaakt door het imperialisme
Dit is niet langs Marxistischen weg te ver-
klaren en zelfs Brailsford, die van den Z
middelden Duitscher houdt, (spr houdt met
nmA" Semiddelden DuitJcheV; wèl ™n
Duitschers als Heine, enz.) spreekt in een
nieuw werk, dat spr. vertaalde en dat hm
nenkort zal verschijnen, over de verschil'end»
lii- i ln 1 werk aan> dat de Duitschf
west. n°/0lt meer dan half levend 'S ge-
Jé" van de oorzaken van het ontstaan van
het tegenwoordige Duitschland is ook' da"
de Soc.-Democratie in 1918 voor een taak
kwam te staan, waarop ze niet gerekend had
en waarvoor ze niet berekend was, waar*
door ze verzuimde te arbeiden aan den op.
bouw van de nieuwe socialistische staat.
Brailsford toont aan, dat het Duitsche volk
in een geestelijk abnormalen toestand ver
keert en dat de kern van de nationaal-socia
listische beweging gezocht moet worden in
de worsteling der klassen en den economi-
schen crisis.
Spr. was van oordeel, dat deze centrale
waarheid het eigenlijke Duitsche karakter
niet verklaart. De verklaring moet gezocht
worden in de specifiek Duitsche gesteldheid:
het Germanisme, al is liet juist, dat de angst
een groote rol bij dit alles heeft gespeeld.
De neiging bij de Duitschers om uniformen
aan te trekken is psychologisch een gevolg
van hun angstgevoel.
Het nationaal-socialisme ontstond, door
de hoop op een betere wereld te exploiteeren
Dr. Göbbels zeide nog onlangs, dat het
Duitsche volk moet lijden en allerlei ellende
moet doormaken, doch dat dit noodig is voor
de heerlijkheid van het Duitsche volk in de
toekomst. Dit is hetzelfde argument, door
de al-Duitschers in 1912 en 1913 gebruikt,
om het Duitsche volk in den oorlog te drij.
ven.
Wanneer men leest, wat het nationaal,
socialisme als cultuur heeft opgeleverd, dan
is dit niets anders dan afval van de kapita
listische mestvaalt Het werk van Hitier is
niets anders dan het gezwets van een over
het paard getilden achterlijken burger, die
van niets weet, maar met phrasen zit volge
stopt. Van het werk van Rosenberg toont een
Katholiek geleerde aan, dat dit boek bestaat
uit afval van vreemde geleerdheid, waarvan
de bron, waaruit men geput heeft, systema
tisch is vervalscht. De cultuur van de nazi's
noemde spr. asfalt-cultuur.
De ontaarding van de jongeren in Duitsch
land heeft men terecht gekwalificeerd met
Sodom en Gomorra.
Alles, wat inplaats van het nationaal-so
cialisme in Duitschland zal komen, zal beter
zijn, volgens spr. De meeningen, wanneer of
dit zal gebeuren, loopen bij hen, die daar
over een oordeel kunnen uitspreken, ver
schrikkelijk uiteen Over de raeening, dat het
in elkaar zal zakken, bestaat sinds 30 Juni
geen verschil. Zeker is, dat de buitenlandsche
positie van het rijk buitengewoon slechts is.
De vraag is of oe nauwere aaneensluiting
van alle groote mogendheden den oorlog kan
voorkomen, want dat dit Duitschland zich
met alle kracht ten oorlog rust, staat voor
spr. vast. Het beschikt reeds thans over een
beroepsleger, dat het sterkste is van Europa
en in kracht zeker het Fransche overtreft.
Of de ineenstorting van bet derde rijk
vroegtijdig zal komen, weet spr. niet en hij
eindigde met een waarschuwend woord van
Heine, dat deze vóór 100 jaar tot de be
schaafde wereld richtte en volgens spr. een
opmerkelijke toepasselijke voorspelling in
hield.
Na een korte gedachtenwisseling, waaraan
door mevr. Tjaden—Van der Vlies en dm
heer Kriller werd deelgenomen, sloot de voor
zitter met een woord van dank aan den spre
ker, de bijeenkomst.
Centrale Veilingsver. Warmenhui
zen en omstreken.
Het Centraal bestuur vergaderde op 9
Januari 1935, 's namiddags 2 uur
Aanwezig waren afgevaardigden van:
De Noord, Samenwerking, De Noordwest,
Groenteteelt, Westriesland, Ons Belang en
den L. T. B. afd Warmenhuizen en den
L. T. B. afd. Tuitjenhcrn.
De voorzitter wenschte alle bestuursle
den en ook alle leden een gelukkig nieuw-
[aar. Hij constateerde, dat het begin van
het nieuwe jaar gunstiger is, dan zich en
kele dagen geleden liet aanzien en hoopte
dat de omstandigheden nog gunstiger zul
len worden.
Ingekomen was een schrijven van ds
Ned. groenten- en fruitcentrale, waarbij
wordt medegedeeld, dat op diverse produc
ten een toeslag kan worden uitgekeerd, tot
een totaal bedrag van 15.057.71.
Diverse circulaires van de N. F. C-
betreffende doorgedraaide producten. Voor
kennisgeving aangenomen. De toeslag is
inmiddels uitgekeerd.
Een circulaire van de N. G. F. C. betref
lende de minimumprijzen en vergoedings-
prijzen voor 1935.
Geconstateerd werd, dat de minimum-
prijzen en vergoedingsprijzen onveranderd
zijn gebleven.
Opgemerkt werd, dat de betaling van de
doorgedraaide producten zoo lang uitblijft.
Sinds 9 Decemoer j.1. is nog geen betaling
ontvangen en verschillende tuinders hebben
geen cent meer in huis.
De secretaris vermoedde, dat het dezen
keer zoo lang duurt door de vele Zondagen
t? verkrijgen''tCn 8poed«e bctahn*
nn^fi0tCn. U,e--,d' indien het in de toekomst
™„S&dat dt «tldm
hpfS'rLtVa8i'nDe'<onien een circulaire van
werd nw ,Bu,r,eauJ der veilingen, waarbij
len vnü! a at eventueele voorstel-
Maari Z L gemeene vergadering vóór 1
rf/nf worden ingediend,
mo? j' BIoltdijk merkte op, dat de
SS L iUMd,erS "iet3 mecr kunnen betalen,
j gehleken, dat de steun veel te gering
is om staande te kunnen blijven. Tot voor
HpriP ''epen de producten grooten-
.1 neden de minimumprijzen en wer
den door de regeering voor 0.75 per 100
afgenomen. Het gevolg was, dat ook
f.to binnenland van deze afbraakprijzen pro*
f teerde en ten koste van de tuinders goed-
*ooj)e kool eet. Spreker vroeg zich af of we
moeten voortgaan met de producten voor
deze afbraakprijzen te leveren. Als we voor
de producten, die door het binnenland wor
den afgenomen den kostenden prijs kregen,
zou dit toch nog eenige verlichting voor de
tuinders kunnen geven. Hij schetste uitvoe
rtg den noodtoestand, die onder de tuinders
bestaat en zou op de algemeene vergade
ring van de groep veilingsvereenigingen