HET ZEEMONSTER VAN NAGASAKI.
Stad en Omgeving
De levensopgang van Mevrouw Henriëtte
Roland Holst naar het religieuse.
van het uitbreidingsplan aan den Rijksstraat
weg (bij het witte huisje van den heer Frans'
evenzoo handelen.
De voorzitter zegde overweging toe.
De heer K o s t e I ij k wilde dit direct be
handelen, omdat het anders misschien te laat
zal kunnen worden.
De voorzitter beloofde de zaak zoo
spoedig mogelijk onder oogen te zullen zien.
Aanbrengen van een beschoeiing
met loswal aan het N. H. kanaal.
De lossing van vaartuigen, die gebruik
maken van de losgelegenheid aan het N.H.
kanaal bij het opslagterrein, zou naar het
oordeel van B. en W. aanzienlijk verbeterc
worden, wanneer ter plaatse een beschoei
ing werd aangebracht en een loswal werd
gemaakt.
Er zou een niet onbelangrijke besparing
van kosten bij de lossing bereikt kunnen
worden en bovendien zou het onderhoud van
het kanaalboord vóór het opslagterrein, dat
voor rekening der gemeente is, door het aan
brengen van een beschoeiing met loswal min
der uitgaven eischen.
De kosten van de bedoelde voorziening
zijn geraamd op 5200 bij uitvoering in sta
len damwand en op 5600 bij uitvoering in
gewapend beton. B. en W. meenden de voor
keur te moeten geven aan eerstbedoelde uit
voering, vooral omdat zij van stalen dam
wand minder kans op beschadiging van het
werk verwachten bij het gebruik van de los
plaats.
Door de Rijksdomeinen wordt een jaarlijk-
sche recognitiè van 100 verlangd voor het
hebben van de opslagplaats en bijbehoorende
werken.
B. en W. stelden voor hen te machtigen, de
daartoe strekkende overeenkomst aan te
gaan en te besluiten om, behoudens nadere
goedkeuring van den Rijkswaterstaat, be
doeld werk te doen aanleggen.
De heer G r e e u w vroeg of tegenover de
geëischte uitgaven ook inkomsten zullen
staan, als kadegeld of anderszins.
Devoorzitter antwoordde, dat in die
richting voorstellen zullen worden ge
daan.
De heer Dekker vroeg of Waterstaat
ook voor het gebruiken van den loswal zal
moeten betalen.
Het antwoord luidde bevestigend.
Het voorstel werd hierop z.h.st. aangeno
men.
BEHANDELING BEGROOTING.
Algemeene beschouwingen.
De heer K o s t e 1 ij k meende, dat de pers
pectieven der gemeente niet zoo gunstig zijn
als voorheen en toonde dit nader aan: hoo-
gere belasting en de noodzaak van evenveel
aansluitingen bij het G.E.B., als dit dezelfde
uitkomsten zal hebben als in 1934.
De begrooting noemde spreker ten zeerste
geflatteerd, omdat een aanzienlijk bedrag
ongedekt is gebleven. Spreker bepleitte het
aanvragen van rijkssubsidie voor de uitga
ven voor de werkverschaffing.
Voor overschrijding der begrooting wilde
spreker geen verantwoordelijkheid aanvaar
den.
De begrooting voor het B.A. is veel te laag
gesteld, en dit onder zekere pressie, wat spr.
ernstig afkeurde.
De verordening op het hebben van prik'
keldraad-afsluiting wordt gesaboteerd door
de N.V. Nijenburg, zei spreker.
De heer keesman betreurde het, dat de
crisis nog steeds voortduurt en betoogde, dat
het nooaig is de werkzaamheid onder het ka
pitalistische stelsel te herzien.
Spreker meende, dat de veranderde geest
in de werkloosheidsvoorziening is te danken
aan het dóórwerken van de socialistische ge
dachte, door de vertegenwoordigers der s.d.
a.p. in den raad verdedigd.
Bij het bespreken der belastingen zei spr.,
dat de soc.-dem. progressie willen. Als be
knibbeld moet worden op de begrooting,
dient allereerst de post „subsidie burger
wacht" te worden geschrapt. Spreker wensch-
te pogingen te zien gedaan tot instelling van
een schoolartsendienst.
Dr. Barnhoorn bracht B. en W. hul
de en dank voor hun werk ook ten aanzien
van de begrooting. Deze zal wel zwakke pun
ten hebben, maar men moet de zaak niet al
te pessimistisch bekijken, want de opheffing
der moeilijke economische omstandigheden
wordt dan nog zwaarder.
Spr. verklaarde zich, evenals de heer Kees
man had gedaan, tegen de uitdrukking
„wanbeheer?" die dezer dagen de ronde deed.
De uitgaven, waartoe de raad in zijn geheel
besloot, waren zeker verantwoord.
Voor de goede werkverschaffingregelingen
in Heiloo komt ook de r.k. fractie een woord
van dank toe. Het thans verdiende loon komt
den menschen zeker toe. Bij de rijksregeling
zou het stellig lager zijn en daarom zou spr.
zoolang mogelijk trachten aan die regeling
te ontkomen.
De uitgaven voor de nieuwe wegen (naar
het kanaal en naar de Egmonden) zullen ze
ker niet zijn weggegooid. De gronden langs
laatstgenoemden weg zullen wel begeerd
worden als bouwterrein; voor eerstgenoem-
den weg zijn al inkomsten terugontvangen.
Spr. zag den toestand van de gemeente niet
donker in en bracht B. en W. hulde voor hun
beleid.
De heer V a h 1 betoogde, dat de gemeente
een uitgave van 80.000 voor werkloosheid
niet kan volhouden. De arbeiders ontvangen
17.50 plus toeslagen, een bedrag dat zeker
noodig is, maar zijn wij niet te toegevend in
zake opname in de werkverschaffing? Spr.
wenschte dienaangaande een andere, z.i. be
tere regeling.
De garantie van 1000 voor de waterlei
ding noemde spr. weggegooid, want er ko
men niet genoeg aansluitingen, doordat men
zich beroept op gemis van geld als gevolg
van de crisis.
Spr. verzocht te onderzoeken of stichting
van een crisiscomité niet noodig zal zijn.
Antwoord van den voorzitter.
De voorzitter dankte dr. Barnhoorn
voor zijn welwillende woorden.
Aan het adres van den heer Kostelijk zei
spr., dat de toename der bevolking voor de
gemeente wel voordeelen brengt, maar_ toch
was belastingverhooging niet te vermijden.
Waren er minder nieuwe bewoners gekomen,
dan zou de verhooging grooter heboen moe
ten zijn. Bovendien is die verhooging eigen
lijk alleen het gevolg van de niet voorziene
maatregelen van het rijk, die de gemeente
inkomst van J 24.000 doen derven.
Misschien zal de gemeente noodgedwon
gen subsidie moeten vragen voor de werk
verschaffing, maar spr. zou dit zoolang mo
gelijk willen uitstellen.
De vereeniging Natuurmonumenten heef
de prikkeldraadkwestie langen tijd laten loo-
pen, maar daarna kwamen bestuursleden er
van naar Heiloo. De heer Kostelijk, op wien
nog gewacht werd, verscheen niet, en toen
werden regelingen getroffen. Als de heer K.
het daar niet mee eens is, heeft hij dit aan
zich zelf te wijten.
Ten aanzien van den schoolartsendienst
deelde spr. mede, dat dezer dagen van de ge
meente Alkmaar bericht kwam, dat van de
voorgenomen regeling niets zal kunnen ko
men, omdat de helft van de belanghebbende
gemeenten in de omgeving ten gevolge van
de crisis niet kan meedoen. Dat de gemeente
Heiloo alléén een regeling zou kunnen invoe
ren, is ondenkbaar. Intusschen blijven B. en
W. waakzaam om zoo mogelijk tot een goede
oplossing te komen.
Het is mogelijk, dat onder de tewerkgestel-
den wel eens menschen -voorkomen, die er
eigenlijk niet bij behooren, maar de daarvoor
ingestelde commissie beslist daarover en
niet B. en W. en het is voor haar zeker moei'
lijk om bepaalde personen uit te sluiten,
waardoor vooral vrouwen en kinderen zou
den worden gedupeerd.
De stichting van een crisiscomité is meer
malen door B. en W. besproken, maar zij
achtten die niet noodig, omdat de gemeente
nog behoorlijke loonen betaalt. In vele om
liggende gemeenten is dit anders; daar moet
een crisiscomité vaak bijdragen tot het berei
ken voor behoorlijke inkomsten, opdat brand
stoffen, schoenen enz. kunnen worden ge
kocht. Als iemand in Heiloo daaraan
hoefte heeft, zal het B.A. bijspringen. Voor
de armeren is de tot dusver hier gevolgde
weg volgens spr. voordeeliger dan de oprich
ting van een crisiscomité. Waardeering had
spr. voor de uitingen van particuliere liefda
digheid, waarvan hij zoo nu en dan hoort.
Worden de noodige gelden gevonden uit de
belastingen, dan draagt ieder daartoe bij, en
zou een crisiscomité worden gevormd, dan
moesten de gelden daarvoor worden opge
bracht door enkelen.
De tweede ronde.
De heer K o s t e 1 ij k herinnerde aan de
uitlating van den heer Greeuw, dat de soc.-
dem. principieel tegen toeslagen zijn, maar
dat zij bij hulp voor het verkrijgen van hoo-
gere loonnormen daarin zouden meegaan.
Op dezen grondslag hebben de soc.-dem. en
de r.k. elkaar gevonden en daardoor zal de
gemeente „aan het plafond raken" met de
40-urige werkweek en de hoogere loonen plus
toeslagen in werkverschaffing.
Natuurlijk is de eisch der regeering een
nadeel voor de gemeente, maar als er geen
meevallers waren geweest, zouden de belas
tingen veel méér moeten worden verhoogd.
Spr. hield vol, dat de begrooting gecamou
fleerd is en hij wilde daarvoor de verant
woordelijkheid niet dragen.
Zeer zeker worden er te veel menschen op
genomen in de werkverschaffing, ernstige wil
tot beperking is noodzakelijk.
Ten aanzien van de prikkeldraad-historie
zei spr., dat hij door werkzaamheden voor de
gemeente in het belang der werkverschaffing
zóó zeer was beziggehouden, dat hij de af
spraak vergat. „Natuurmonumentenkan de
Westerlaan wel anders afsluiten dan door
prikkeldraad; hetzelfde geldt voor afsluiting
van wegen door „Nijenburg".
De heer Barnhoorn protesteerde
tegen de uitlating van den heer Kostelijk ten
aanzien van het samengaan tusschen r.k. en
soc.-dem. Dit samengaan in enkele opzichten
is niet ontstaan om te marchandeeren, maar
komt door de naastenliefde, die beide par
tijen drijft.
Nadrukkelijk stelde spr. vast, dat het niet
op den weg der gemeente ligt de loonen te
verlagen, want daaruit zou ondervoeding
volgen, wat tot schade van de maatschappij
zou zijn.
De heer Keesman gaf een uiteenzet
ting van socialistische principes ten aanzien
van de loonen. Omdat er moet worden gege
ven een loon naar behoefte, wat ook door de
r.k. wordt verlangd, kunnen beide partijen
hierin samengaan. Wil de heer Kostelijk niet
„het roomsche gevaar", dan had hij moeten
meewerken aan opvoering der grondloonen,
opdat een andere samenwerking had kunnen
worden verkregen.
Wat betreft de oprichting van een crisis
comité was spr. het met den voorzitter eens,
dat de gelden ter voorziening in den nood
moeten komen uit de belastingen en niet door
collecten, waar dan toch niet ieder toe bij
draagt.
Weth. Opdam bracht den heer Kostelijk
dank voor zijn bemoeiingen inzake de werk
loosheid. Vreemd vond spr. het, dat deze heer
nu ineens bemerkingen en verwijten maak'
Het beleid van het college en de betreffende
raadscommissie is hetzelfde gebleven.
E>e heer K o s t e 1 ij k zei, dat hij met zijn
woorden over het samengaan tusschen soc -
dem. en r.k. geen insinuatie heeft bedoeld,
zooals de heer Barnhoorn had meenen te
mogen begrijpen.
Tot den heer Opdam zei spr., dat zijn be
zwaar is gericht tegen het uitvoeren van
niet-productieve werken.
Weth. MaasGeesteranus zei, dat
Heiloo wel subsidie kan vragen voor de
werkloosheidsuitgaven, maar dat zal zeker
niet gegeven worden oo grond van de hier
bestaande werkloosheidsregelingen, die ver
boven die Van het rijk uitgaan. Intusschen
zou spr. de Heiloosche regelingen niet
gaarne willen verlagen Ondanks alle zor
gen staat de gemeente er niet al te slecht
voor. Wij moeten blijven trachten tegen den
stroom der tegenslagen op te roeien en pro
ductief werk zien uit te voeren, zooals tot
dusver. De gemeente kan zich ontwikkelen
en daarom had spr. geen al te groote zorg
voor haar toekomst. We moeten bedenken,
dat de „cost voor de baet uitgaat" en daar
om moeten we voortgaan op den ingeslagen
weg en samen werken om de gemeente door
de zware tijden heen te helpen.
Artikelsgewijze behandeling
der begrooting.
De heer Greeuw meende, dat van het
muziekpark méér gebruik kon worden
zemaakt dan tot dusver. Hij verzocht B. en
W. bij in te dienen plannen rekening te hou
den met de plaatselijke vereenigingen. Bij de
bespreking van de rioolbelasting
drong spr. aan op uitbreiding der rioleering
in de gemeente als werkverschaffingsobject.
Weth. Opdam zei, dat het de bedoeling
is er mee door te gaan aan den Nic. Beets-
weg, waar de menschen echter misschien
nooit om rioleering zouden hebben gevraagd,
als zij geweten hadden er een belasting voor
te zullen krijgen.
Bij presentiegelden leden
raadscom missiën meende de heer
K o s t e l ij k, dat die zouden verminderen
bij instelling van een commissie voor open
bare werken.
De heer Greeuw wilde de zorg voor de
werkloozen opdragen aan een ambtenaar ter
secretarie en niet meer aan een commissie
uit den raad.
De heer K o s t e 1 ij k had dit willen on
derbrengen bij de door hem voorgestane com
missie voor openbare werken.
De heer Opdam geloofde niet, dat door
de aangegeven wijziging bezuiniging op de
uitgaven zou zijn te verkrijgen. Een ambte
naar zou de zaak minder goed onder de knie
hebben dan een uit verschillende raadsleden
bestaande commissie.
Devoorzitter was het hiermee eens
en wenschte de commissie althans voorloopig
te handhaven. Intusschen zou aan een amb
tenaar de behandeling van bouw-ontwerpen
e.d. kunnen worden opgedragen.
Van de kosten landstorm ver
klaarde de heer K o s t e 1 ij k zich tegen
stander.
De heer Keesman vroeg of 150 voor
het schoonmaken der geweren noodig is. Hij
vond dien post wel wat hoog voor een z.i.
overigens onnutte instelling.
De heer MaasGeesteranus be
toogde, dat burgerwacht en landstorm slechts
optreden ter handhaving van het gezag, na
oproeping door den burgemeester.
De heer S c h u y t wilde het instituut
handhaven om zijn preventieve werking tot
behoud van rust en orde.
De voorzitter merkte op, dat in
Rusland toch ook groote parades van mili
tairen worden gehouden.
De heer Greeuw: „Ja, maar zij maken
zelf hun geweren schoon
Devoorzitter zag in de burger
wacht en landstorm een waarborg tegen com
munisme.
Met de stemmen van de heeren Keesman,
Greeuw. Kostelijk en Vahl tegen bleef de
post gehandhaafd.
Het geven van straatnamen vond
de voorzitter een moeilijke opgave;
hij erkende de urgentie. In de volgende ver
gadering zullen B. en W. komen met een rij
namen voor wegen en straten, waaraan de
raad echter niet gebonden zal zijn.
B. en W. zegden toe binnenkort te zullen
komen met plannen tot reorganisatie
van het bouw- en woning toe
zicht. Daarbij zal worden voorgesteld het
benoemen van een gemeente-opzichter, wiens
taak en salaris dan nader zullen moeten
worden bepaald.
De heer K o s t e 1 ij k wilde de zaken, die
verband houden met het werk van een ge
meente-opzichter, dan niet meer op de secre
tarie laten verrichten. Hem zal dan een amb
tenaar van de secretarie ter zijde gesteld moe
ten worden.
De voorzitter zei, dat een en ander
in de komende voordracht van B. en W. on
der oogen zal worden gezien. Zeer zeker zul
len altijd enkele zaken van dezen tak van
dienst op de secretarie moeten blijven.
Omdat het inmiddels bijna zes uur was
geworden, werden hier de verdere besprekin
gen afgebroken, om die in een hedenavond
te houden zitting te vervolgen en te beëin
digen.
Henriëtte Roland Holst een dich
teres, in wie wij zien, dat God
werkt.
Wat zij deed, deed zij uit Gods
geest en daardoor deed zij ook
Gods wil.
Voor do Jong-Hervormden hiold Ds.
A. do HaanGratoma gisteravond in do
Unie een lozing over Henriëtte Roland
Hodst, haar levensopgang naar het re
ligieuse.
De goed bezochte bijeenkomst werd
door Ds. Warners met gebed geopend,
waarna gemeenschappelijk gezongen
werd: „Den hoogen God alleen zij eer."
Mevrouw De HaanGratema ving
haar lezing aan met de opmerking, dat
in het werk van mevr. Roland Holst een
opgaande lijn valt waar te nemen ten
aanzien van de ontwikkeling van het
godsdienstige gevoel van deze groote
dkhteres. De dichtwerken van deze
dichteres, aldus spr., zijn van een zeld
zame openhartigheid. Met groote liefde
en dankbaarheid legt zij den nieuwen
gang van haar leven open.
Geboren in 1869, opgevoerd in het def
tige, rijke gezin van haar ouders in
Noordwijk, waar haar vader notaris
was, wilde zij reeds als kind niets weten
van weelde en rijkdom. Zij wilde iets zijn
voor anderen, die ontbeerden, hetgeen
zij bezat en de dichteres vertelt dit in
ee lang gedicht uit den derden bundel,
dat 6pr. voorlas.
Als vrouw met een wonderlijk helder
verstand en 'n scherp en zuiver waarne
mingsvermogen zag zij het gebrek aan
levensgeluk en de liefdeloosheid onder
de menschen. Zij zocht naar den zin van
het menschenlewn, die het echte geluk
brengt en dit zoeken heeft zij neergelegd
in een honderd verzen, eerste bundel.
Daarin schetste zij de liefde als de le
venswet. Het is wonderlijk, dat iemand
van 25 jaar zoo'n diepe levenswijsheid
nad gevonden, eer wijsheid, ook te vin
den in de wet van Christus, n.1. on .en
naaste uef te hebben als ons zelf Van
God lief te hebben bovenal wist zij nog
niets. Zij meende toen, dat de mensch
door eigen kracht nieuwe liefde onder
de menschen kon scheppen.
in lb96 kwam haar eerste bundel ver
zen uit, nadat zij in 1894 huwde met den
schilder Roland Holst. Haar geluk be
schreef zij in een sonnet, dat door spr.
werd voorgelezen. Haar huwelijk bleef
kinderloos, waardoor in haar na eenige
jaien een gevoel van leegte ontstond. Zij
las „Das Kapital" van Karl Marx en
vond daarin den weg om te komen tot
de nieuwe maatschappij van economi
sche en sociale regeling, die ie Ier
mensch een menscliwaardig bestaan zou
geven Zij sloot zich aan bij de S. D A P.
en spr. las, hoe zij dit in een sonnet be
schrijft. Zij had den weg gevonden om
haar liefde om te zetten in daden en gaf
-ich geheel. Zij moest daardoor treden
uit de sfeer van haar geslotenheid en
dit gaf haar grooten strijd, die tot uiting
komt in haar gedicht: „Nieuwe Ge-
boort", Lde bundel, waarin zij zegt, altijd
terug te verlangen naar de stilte, die zij
had verlaten. Zóó heilig achtte zi. haar
roeping, dat zij de stakers op straat
aanvoerde.
In de haast en de hitte van haar da-
gelijksch werk groeide haar kracht,
maar toch maakte zij de fout, die de
groote oorzaak werd van haar levens
tragiek. De fout was, dat zij meende,
door uiterlijke middelen, door menschen
uitgedacht, een vernieuwing tot stand
te kunnen brengen, welke vernieuwing
in de eerste plaats van binnen uit moet
geschieden. Haar tweede fout was, dat
zij meende, dat die nieuwe maatschappij
nabij was en haar derde fout, dat zij de
/arbeiders idealiseerde als verdrukten en
helden en de bezitters en kapitalisten
haatte als de moedwillige oorzaak van
alle ellende. Dit schaadde tenzeerste de
meerdere bekendheid van haar werk.
De botsing met Troelstra kwam, een
klein troepje revolutionnairen trad uit
de Soc. Dem. Partij en ging naar de
Communistische Partij. Zij kon moeilijk
kiezen en heeft onder die afscheiding
geleden, zooals alleen een echt diepe,
volle natuur lijden kan. Dit kwam tot
uiting in een sonnet, dat spr. voorlas.
Nu zij buiten de actie voor haar ideaal
was gesloten, werd zij weer gedreven
naar haar eigen innerlijk wezen: de
droom, zooals bleek uit verschillende
gedichten, waar spr. eveneens de aan
dacht voor vroeg.
Daarop volgden weer gedichten, waar
in zij verlangde naar de daad. wel
eenigszins onbegrijpelijk na haar perio
de van inkeer. En dan plotseling breekt
een nieuw dichtwerk door: Verzonken
grenzen, waarin de aardsche begrensd
heid valt en de wijde verten der eeuwig
heid voor haar opengaan.
Dan volgt in 1919, door het overlijden
van haar geliefde moeder, een diepe
s'ag. Zij joelt dat het leven een mysterie
is niet met het verstand te benaderen en
zij bezingt het raadsel van den dood Zij
komt niet tot het geloof in het oneindige
of het eeuwige, maar gevoelt toch, dat er
in den mensch een beginsel van eeuwig
heid ligt. De God van liefde in haar is
haar Godheid en zij heeft dit neergelegd
in een sonnet over: de zachte kracht, dat
sp voor las.
Merkwaardig is, dat zij de smart
noemt: afwezigheid van liefde. Heftig
toornt zij tegen de scheidingsmuur tus
schen de menschen en zij betoogt, dat
veel smart door de liefde gereinigd kan
worden. Zij weet niet dat de dood, aie
voor den mensch een raadsel blijft, nood
zakelijk is voor ons aardsch bestaan,
maar dat zij niet ons wezen vernietigt.
Dit komt uit in een hymne en een son
net over de dood, door spr. voorgelezen.
In 1917, toen er zooveel reden wai voor
de opvlamming van de communiotische
hartstocht, het Russische Keizerrijk viel
en de nieuwe maatschappij was geboren,
temperde haar strijdlust, in haar nieuw
d.chtwerk: Tusschen twee werelden,
spreekt zij wel van de revolutie, maar
anders dan wij hadden verwacht.
Zij spreekt over de dood en tot de
dooden, die hun le^en offerden, maar op
gehcei anderen toon dan vroeger Iets
van haar oude idealen heeft zij al prijs
gegeven. Zij ziet in, dat alles langzaam
groeit en dat zij den vollen vrede niet
za' zien. Toch blijft haar grootste
wensch, den aanvang van de nieuwe ge
meenschap in Rusland te zien. Tn 1921
krijgt zij die gelegenheid als afgevaar
digde naar het Congres van de Interna
tionale te Moskou. Daar heeft zij de
groote leiders hooren spreken. Trotski
overtuigde haar van de verkeerdheid en
de roekeloosheid van de uiterste revo'u-
tionnaire opvattingen, maar dit was
eigenlijk de stem van haar eigen hart.
Als alle oprechte communisten be
leefde zij in Rusland het brandend leed
van teleurstellingen. Toch zag zij een
klein verschil met de oude maatschappij
en zij noemt dat „een iets, dat een i etc je
anders is".
Spr. las hierover een gedicht, waarin
de dichteres schetst, dat die nieuwe
wereld veel met de oude gemeen heeft,
maar waarvan zij toch constateert, dat
een klein stukje van den cirkel uitbuigt
naar een andere sfeer. De arbeider is nog
niet sterk en vrij, maar is toch óók niet
meer de ude knecht. De nieuwe wereld
is anders dan de oude, omdat de arbeid
in haar anders is.
Zij w ordt stil, de kracht in haar is ge
broken en het blijft stil, ruim 4 jaar lang.
Met angst, aldus spjr., vragen wij, of dit
werkelijk zal zijn de ondergang van oit
edele leven en wij vragen, wat er geble
ven is van haar opgang naar God. De
dichteres geeft daarop in 1927 in een
nieuwen dichtbundel: „Verworven
heden", het antwoord, dat geen neer
gang, maar een opgang is. Zóó diep heeft
de storm in haar hart gewoed, dat hij
ahe steunpunten van het verleden heeft
omver geworpen. Zij is genezen ven den
vaan, dat de mensch door eigen kracht
nieuwe liefde onder de menschen kon
scheppen. Zij erkent, dat het leven een
mysterie is en ze gevoelt, dat de droom
iu haar, het eigene, en de daad een va^t
geheel zijn geworden.
Haar levensideaal niet losge
laten.
Men moet niet denken, aldus spr., dat
zij haar levensideaal heeft losgelaten,
alleen is alles in een nieuw licht komen
te staan. Zij verdedigt dit ideaal op elk
gebied, nu in het Religieus-Socialisti. ch
Verbond, waarvan zij lid is en spr. 'as
hierover een gedicht, waarin de dichte
res spreekt over haar misvattingen en
waarin zij betoogt, dat een socialist zich
weer moet leeren buigen voor een inner
lijke macht en thuis moet raken in een
andere sfeer dan waarin hij zijn werk
he. ft volbracht.
Nieuw is ook haar opvatting van de lief
de en haat, die naast elkander een plaats
hadden in haar hart. Wat zij deed, aldus
sp. deed zij door Gods geest. En daar
mede deed zij ook Gods wil. In haar
laatsten bundel, verschenen in 1934, zien
wij, hoe haar godsdienstig gevoel verin
nigt en verdiept en vaster vorm krijgt.
Deze bundel is getiteld: ihisschen Tijd
en Eeuwigheid. Zi; weet nu, dat men als
Gods kind is geboren. Zij noemt haar
vroegere opvattingen hard en hoogmoe
dig, al is het leven uit het verstand in
haar nog zóó sterk, dat dit haar verhin
dert, God te voelen met haar allerdiepste
vezen. Wat ons, aldus spr., in deze ge
dichten sterk treft, is de groote zuiver
heid, waarmede zij haar verhouding tot
God beschouwt. Haar waarheids- en
schoonheidsdrang zijn uitstralingen
noar het Goddelijke en zij bidt om de
genade al was het maar éénmaal, voor
zij sterft. Spr. eindigde met het desbe
treffende gedicht.
Ds. Warners éprak hierna een
woord van dank voor de wijze, waarop
de spr. de dichteres heeft laten spreken.
Ons past, zoo zeide hij, een zwijgen 'e
eerbied voor de geestelijke ontwikkeling
van ongetwijfeld één der grooten, in wie
v ij zien, dat God bezig is.
Staande zongen hierna de aanwezigen
het Lutherlied: Een vast burcht is onze
God, waarna de bijeenkomst met dank
zegging werd gesloten.
71. En ja hoor, daar zat een heel groot beest naar de
muziek te luisteren, die uit een radiotoestel kwam.
Het was een doodgewone olifant, maar Drein en Plet,
die geen olifant kenden, dachten onmiddellijk: „Dat
is het zeemonster van Nagasakil"
72. Ze lieten er geen gras over groeien en sprongen
meteen boven op het monster, tot groote verbazing
van de omstanders. Ze waren vast besloten den oli
fant mee te nemen. Ze hadden immers aan den di
recteur van den dierentuin beloofd het zeemouster
mee te brengeü
i