HET ZEEMONSTER VAN NAGAS AKI.
Vni. Inderdaad is over 1933 de raming
voor het museum met een gering bedrag, n.L
44.80 overschreden en voorzoo veel gemeen
tewerken betreft met 73.10. Deze overschrij
dingen zijn echter reeds bij suppletoire be
groeting geregeld, zoodat wij hierop thans
niet verder behoeven in te gaan.
aan de Kenn. Sportclub de overschrijding
van genoemde raming wel wettigen. Onze
commissie verwijst hierbij naar hare meening
geuit bij volgnr. 24.
VII. Volgnr. 104. Overige uitgaven Poli
tie. Onze comm. zal betreffende dezen poet
gaarne vernemen, welke overwegingen neb
ben geleid tot het geven van een vergoeding
voor gemis van extra-vrije dagen aan alle po-
litie-agenten tot een totaal-bedrag van
1310.
VIII. Volgnr. 440. Kosten voor musea en
bibliotheken. Aan de verschillende hoofden
van dienst is indertijd een aanschrijving ge
zonden, dat de uitgaven moesten blijven be
neden de ramingen. Niet alleen is de raming
voor het museum overschreden, maar onze
commissie meent hier de vraag te mogen stel
len of de op dezen post geboekte uitgaven
net in de eerste plaats voor vermindering in
aanmerking dienen te komen. Aankoopen
voor musea en bibliotheek dienen om dezelf
de redenen als genoemd bij volgnr. 24 ach
terwege te blijven.
IX. Volgnr. 441. Uitgaven voor Volks
feesten eerste raming 600 uitgegeven
3438.05. Hoewel de omstandigheden, waar
door deze post zoo belangrijk is overschre
den ook onze commissie bekend zijn, heeft de
bijzondere aandacht van onze commissie ge
trokken de uitgave voor huur van tapijten ter
versiering van het Stadhuis. Gaarne zou
worden vernomen, of B. en W. zich te voren
op de hoogte hebben gesteld, welk bedrag
daarmede gemoeid zou zijn, en zoo ja, of
meer prijsaanbiedingen werden ontvangen.
Overigens refereert onze commissie zich aan
de toezegging het vorig jaar gedaan bij dit
Zelfcte volgnummer van de rekening van
1932.
X. Volgnr. 466a. Uitgaven centraal ma
gazijn leermiddelen. Wat het beheer van dit
centraal magazijn betreft komt het onze com
missie voor, dat het niet juist is te achten, dat
dit is opgedragen aan het bureau voor veri
ficatie en controle. De taak van dit bureau
dient zuiver te blijven een verificatiedienst.
Ook de opdracht van het verhaalsrecht voor
de instelling van maatschappelijk hulpbe
toon is ten onrechte volgens onze meening
bij genoemd bureau ondergebracht.
De verschillende rekeningen zijn voorzien
van de deugdelijkverklaring van den gemeen
te-controleur, zooals in art. 265 der Gemeen
tewet is voorgeschreven en onze commissie
geeft uwe vergadering in overweging het
voorstel tot voorloopige vaststelling opgeno
men in bijlage no. 109 aan te nemen.
De commissie tot naziening der gemeente
en bedrijfsrekeningen over 1933,
D. J. Govers, voorzitter.
A. Bakker,
C. Venneker,
A. Sietsma,
J. Vogelaar, leden.
Naar aanleiding van dit rapport merken
B. en W. het volgende op:
I. De aankoop van bureaubehoeften ge
schiedt zooveel mogelijk bij plaatselijke leve
ranciers. Ten aanzien van benoodigdheden
voor de beide veracnigvuldigincrs-apparaten
(inkt en andere vloeistoffen) heeft de gemeen
te zich, met het oog op de garantiebepalin
gen, moeten verbinden met de importeurs
van die machines. De gevallen, waarin bui
ten de gemeente werd gekocht, hielden ver
band met uit gevraagde aanbiedingen geble
ken prijsverschillen, welke in het belang der
gemeente niet konden worden veronacht
zaamd.
II. Bij de beoordeeling van deze uitgaaf
houde men in het oog, dat zij reeds in 1933
heeft plaats gehad. Beschouwd in verband
met de tegenwoordige omstandigheden had
deze uitgaaf inderdaad beter kunnen worden
nagelaten. In het algemeen kan echter niet
worden gezegd, dat aan de stoffeering van
het stadhuis een meer dan bescheiden zorg
wordt besteed.
III. De vraag, of een regeling van de ver
goeding voor reis- en verblijfkosten van amb
tenaren overeenkomstig het Reisbesluit 1916
in het leven moet worden geroepen, heeft her
haaldelijk een punt van bespreking in ons
College uitgemaakt. Naar ons oordeel moet
die vraag ontkennend worden beantwoord
Bij de geldende regeling is wel is waar aan
de ambtenaren eenige vrijheid van handelen
gelaten, doch dat hiervan op eenigerlei wijze
misbruik wordt gemaakt, is ons niet geble
ken. Aangetoond kan worden, dat, indien
voor de op dit volgnummer gedeclareerde
dienstreizen een billijk tarief van het Reis
besluit 1916 als maatstaf was genomen, de
kosten voor de gemeente hooger zouden zijn
geweest. De ambtenaar, die weet, dat zijn
vordering ons ter beoordeeling kan worden
voorgelegd, heeft daarin een prikkel, om zijn
uitgaven binnen redelijke grenzen te houden,
Een regeling, die den ambtenaren een ver-
{joeding toemeet, staat voor ons in waarde
ager dan de geldende regeling. Het gevaar,
dat men declareert, wat het tarief toestaat en
niet wat men in werkelijkheid heeft besteed,
moet naar onze meening niet worden bin
nengehaald.
Daar niet kan worden aangenomen, dat
toepassing van 't Reisbesluit 1916 verminde
ring van uitgaven tengevolge zal hebben, ge
ven wij u in overweging dit punt van onder
geschikt belang in het vervolg te laten
rusten.
Op de vraag, welk standpunt wij innemen
ten aanzien van reis- en verblijfkosten voor
het bezoeken van vergaderingen van vereeni-
gingen, waarvan de betrokken ambtenaren
lid zijn, kunnen wij antwoorden, dat het
dienstbelang hierbij den doorslag geeft.
Wanneer op congressen of in bijeenkomsten
van adviesclubs en dergelijke, onderwerpen
aan de orde komen, die ook voor den gang
van zaken in deze gemeente van belang zijn,
hebben wij geen bezwaar het bezoeken van
die vergaderingen mogelijk te maken en de
kosten te vergoeden. Deze gevallen blijven
echter tot zeer enkele beperkt.
IV. Het maken v.an de tienjaarlijksche ta
fels voor den burgerlijken stand moet met de
uiterste accuratesse geschieden en kan be
zwaarlijk worden opgedragen aan personen,
die met de inrichting van de registers en de
voorschriften ten aanzien van den burgerlij
ken stand niet bekend zijn. Vandaar, dat dit
omvangrijke werk, dat in de gewone kantoor
uren onmogelijk kan worden verricht, aan
een drietal ambtenaren ter secretarie is opge
dragen, waarvoor hun een bescheiden beloo
ning is toegekend.
Daargelaten, dat deze arbeid slechts een
maal in de tien jaar voorkomt, houde de
commissie ons de meening ten goede, dat
voor eiken administratieven arbeid ten stad-
huize geen werklooze kantoorbedienden kun
nen worden gebruikt. In dit opzicht moeten
wij de vrijheid behouden om regelingen te
treffen, die met onze verantwoordelijkheid in
overeenstemming zijn.
V. Aan het uitbreidingsplan der gemeen
te, onderverdeeld in verschillende partieele
plannen, wordt de laatste jaren regelmatig
gearbeid.
Vastgesteld werden de volgende uitbrei
dingsplannen: het plan voor het Lyceum
kwartier, het plan voor den Weezenpolder,
het plan „West", waarin herzien is opgeno
men het plan voor den Weezenpolder, het
plan voor den Tienenwal en omgeving, het
plan voor den Alkmaarder Hout en het plan
voor den polder Overdie en Achtermeer.
Voorbereid is een nieuw plan voor den
Alkmaarder Hout, terwijl aan een herzie
ning van het plan „West" wordt gewerkt,
zoomede aan een plan voor het Noordelijk
gedeelte van de gemeente en aan een her
ziening van het plan voor den Tienenwal en
en omgeving. Daarnevens is nog medewer
king verleend aan de gemeente Oudorp voor
het ontwerpen van een uitbreiding voor die
gemeente. De vaststelling hiervan wacht op
gegevens van den Provincialen Waterstaat
inzake aansluiting van den weg te Oudorp
met den nieuwen verkeersweg ten Oosten van
Alkmaar Dit plan is voor Alkmaar van
groot belang.
De bestemming van de in uitbreidingsplan
nen begrepen gronden is voor bovengenoem
de plannen tot in onderdeelen nauwkeurig
aangegeven.
Omtrent een en ander zijn voorschriften
vastgesteld in het Woningbesluit, die veel ar
beid eischen.
Zoo is in 1933 voor het uitbreidingsplan
Overdie en Achtermeer besteed een bedrag
van 1244 aan teekenloon, levering van
plandrukken, opmetingen enz. Voor het plan
„West" bedroegen die kosten 359.10 en
voor wijzigingen 219.05, totaal 1822.15,
De uitbreidingsplannen van tien en meer
jaren terug zijn niet te vergelijken met de te
genwoordige. Kon vroeger worden volstaan
met het projecteeren van enkele hoofdstra
ten, thans moet het uitbreidingsplan een
nauwkeurig beeld geven van de ontwikke
ling der gemeente, waarbij de bestemming
der in het plan begrepen gronden tot in on
derdeelen moet worden aangewezen.
Men vergelijke slechts het uitbreidings
plan le gedeelte polder Overdie en Achter
meer en het onlangs vastgestelde uitbrei
dingsplan voor dien polder.
VI. Aan de Kennemer Sportclub is een
bijdrage van 250 verleend in de kosten van
drie draverijen, welke in verband met haar
12V(,-jarig jubileum in 1933 zijn gehouden.
Naar onze meening is het volkomen verant
woord, zoowel met het oog op het belang
van de gemeente als op dat van de nering
doenden. wanneer voor het houden van der
gelijke buitengewone, meestal veel publiek
van buiten trekkende, sportdagen, op beschei
den wijze medewerking wordt verleend.
VII. Het gemeenteperso-neel is in het ge
not van eenige extra-vrije dagen, als: Nieuw
jaarsdag, 2en Paaschdag, Hemelvaartsdag,
2en Pinksterdag, Pinksterdrie fli d Konin
ginnedag, den dag der Ontzetviering en 2en
Kerstdag. Het politiepersoneel valt praktisch
buiten deze regeling. Voor dit personeel ver
oorzaken die dagen juist buitengewone druk
te. De sterkte van het politiekorps laat niet
toe. dat deze dagen telkenmale door het genot
van andere vrije dagen worden ingehaald.
Daarom is reeds bij besluit van B. en W.
van 21 November 1924 bepaald, dat voor het
gemis van extra-vrije dagen een vergoeding
van 5 per geheelen en van f 2.50 per hal
ven dag aan de belanghebbenden zal worden
uitgekeerd.
De Raad heeft zich met deze regeling bij
de behandeling van de gemeentebegrooting
voor 1926 vereenigd.
Overigens zijn de kosten van het museum
als zoodanig, die in 1930, 1931 en 1932 nog
op 1900 werden geraamd, reeds tot 1175
in 1935 teruggebracht.
Voor een behoorlijke verzorging van de
uitgebreide boeken-, prenten- en schi'derijen-
verzameling schijnt ons dit een sober be
drag.
Verdere vermindering van kosten zou vrij
wel met stopzetting van den dienst gelijk
staan. Ook dan echter zouden uitgaven voor
onderhoud, in het bijzonder ook voor restau
ratie van schilderijen, niet kunnen worden
vermeden.
IX. De uitgaven, waarop de commissie
doelt, zijn met instemming van B. en W. ge
daan. Voor de huur van tapijten enz. zijn
Seen meerdere aanbiedingen gevraagd, omdat
eze benoodigdheden bij een speciaal adres
door tusschenkomst van een Alkmaarsch le
verancier waren te verkrijgen.
X. Door den aard van zijn functie kon de
gemeente-controleur beter dan eenig ander
ambtenaar de beschikking verkrijgen over
gegevens, welke voor een goede werking
van het centraal magazijn ten behoeve var.
alle gemeentelijke bedrijven en diensten van
belang zijn te achten.
De toepassing van het verhaalsrecht kon,
naar de toenmalige omstandigheden beoor
deeld, evenmin aan beter handen worden toe
vertrouwd.
Nu tot opheffing van het bureau voor ve
rificatie en controle is bes'oten, zul'en wij
ten aanzien van deze werkzaamheden op
nieuw een regeling treffen.
BENOEMING VAN EEN LID DER
SCHATTINGSCOMMISSIE VOOR DE
INKOMSTENBELASTING.
B. en W. schrijven in bijlage Nr. 11:
Volgens art. 60, juncto art. 58, der Wet op
de Inkomstenbelasting 1914 worden de niet-
ambtelijke leden der Schattingscommissie
door den Gemeenteraad voor den tijd van
vier jaren benoemd. Bij ontslag of overlijden
heeft een nieuwe benoeming plaats voor het
nog niet verstreken gedeelte van het vier
jarig tijdvak.
In de vacature ontstaan door het op 17
September 1934 voorgevallen overlijden van
het lid dier commissie, den heer J. Cloeck,
zal derhalve tot 1 Mei 1935, het tijdstip
waarop de heer Cloeck periodiek zou aftre
den, moeten worden voorzien.
Wij verzoeken U over te gaan tot de ver
vulling dezer vacature en dragen U in ver
band daarmede ter benoeming voor den heer
P. Termaat, Kanaalkade 54a alhier, die zich
bereid verklaarde een eventueele benoeming
te aanvaarden.
REKENINOEN SCHOLEN VOOR
VOORBEREIDEND ONDERWIJS.
B. en W. schrijven in bijlage Nr. 3:
Wij bieden uwe vergadering hierbij ter
goedkeuring aan de rekeningen en verant-
woordingen van de scholen der Vereeniging
„Alkmaarsche Fröbelschool" en van de
Christelijke kleuterschool over de jaren 1931,
1932 en 1933, en van de R. Kath. Bewaar
scholen over het jaar 1933.
De door het bestuur der Vereeaiging
„Alkmaarsche Fröbelschool" Ingezonden
rekeningen geven ons. aanleiding tot de vol
gende opmerkingen:
Op 22 October 1931 besloot uwe vergade
ring, dat uitgaven voor een door de Vereeni
ging in stand gehouden cursus tot opleiding
van leerkrachten voortaan niet meer in de re
kening mochten voorkomen. In dat jaar waren
echter reeds verschillende uitgaven ter zake
gedaan, zoodat wij geen bezwaar hebben
deze alsnog goed te keuren. In de rekening
over 1932 komen zoodanig uitgaven niet
meer voor.
Het voordeelig saldo over 1931 Is gestort
in het reservefonds der Vereeniging. Krach
tens artikel 7, tweede lid. van de desbetref
fende Verordening (Gemeenteblad Nr. 1380)
behoort het te worden overgebracht naar de
rekening over 1932. Intusschen is deze on
regelmatigheid hersteld door het tiadeelig
saldo over 1932 ten laste van het fonds te
brengen.
Onder overlegging van het advies van de
commissie van bijstand voor de Financiën
stellen wij uwe vergadering vóór goed te keu
ren de rekeningen en verantwoordingen:
a. van de scholen der Vereeniging „Alk
maarsche Fröbelschool":
1. over 1931 in ontvang en uitgaaf tot een
bedrag van 14731 99, met een voordee
lig saldo van 98.18;
2. over 1932 in ontvang en uitgaaf tot een
bedrag van f 13420.76;
3. over 1933 in ontvang en uitgaaf tot een
bedrag van 11577.15;
b. van de Christelijke kleuterschool:
1. over 1931 in ontvang en uitgaaf tot een
bedrag van 5001.59, met een nadeelig
saldo van 2392;
2. over 1932 in ontvang en uitgaaf tot een
bedrag van 8937 58, met een nadeelig
saldo over 1931 en 1932 van in totaal
4509.63;
3. over 1933 in ontvang en uitgaaf fot een
bedrag van 10661.82, met een nadeelig
saldo over 1931, 1932 en 1933 van in
totaal 6166;
c. van de R. Kath. Bewaarscholen over
1933 in ontvang en uitgaaf tot een bedrag
van 22293.24met een nadeelig saldo
over 1931, 1932 en 1933 van in totaal
6548.39Va.
VENTEN MET SNIJBLOEMEN.
In bijlage Nr. 9 schrijven B. en W.:
Bij adressen van 10 Juli 1933 en 15 Octo
ber 1934 richtte de Bloemistenpatroonsver-
eeniging „Alkmaar en omstreken" zich tot
uwe vergadering met verzoek een ventverbod
in te stellen voor het venten met snijbloemen
door personen beneden 18, respectievelijk be
neden 16 jaar. Bij besluit van 13 Juli 1933.
respectievelijk 18 October 1934 werden deze
stukken in onze handen om bericht en raad
gesteld. Omtrent deze adressen hebben wij
het oordeel gevraagd van de door ons col
lege ingestelde commissie tot bestudeering
van het ventvraagstuk, waarin vertegen
woordigd zijn de beide middenstandsvereeni-
gingen, respectievelijk voor groot- en klein
handel, de Kamer van Koophandel en Fa
brieken, de afdeeling Alkmaar van de Ver
eeniging van Nederlandsche Huisvrouwen
en de gemeentelijke instelling voor Maat
schappelijk Hulpbetoon.
De commissie komt tot de conclusie, dat
het aantal bloemenventers in deze gemeente
te groot is en eenige beperking van dit aan
tal mede ten behoeve van de hier ter stede
gevestigde bloemisten, gewenscht is. Zij be-
pleit een ventverbod voor venters met snij
bloemen beneden den leeftijd van 16 jaar.
aangezien het beter is, dat deze jeugdige
personen eerst een vak leeren en het ook op
moreele gronden beter is, dat zij niet met het
venten worden belast.
Wij kunnen het gevoelen van de commissie
niet deelen. Het aantal venters beneden den
16-jarigen leeftijd is betrekkelijk gering, ir.
verband waarmede het nadeel, dat de plaat
selijke bloemisten van de enkele venters be
neden den 16-jarigen leeftijd ondervinden,
van weinig bcteekenis zijn
Wij achten het streven der commissie om
de vakbekwaamheid van de te jonge venters
te bevorderen alleszins lofwaardig, hoewel
deze maatregel vermoedelijk niet het ge-
wenschte effect zal hebben. Immers, naast
deze enkele jonge venters zijn er zooveel hon
derden andere jongelieden, die na het door-
loopen der lagere school geen bepaald vak
leeren, dat de voorgestane maatregel fn
sociaal opzicht niets beteekent,
Er is nog een andere overweging, die het
voorstel der commissie minder aannemelijk
maakt, n.1. de omstandigheid, dat de Ar
beidswet 1919, S. 624, reeds voorschriften
geeft met betrekking tot het tegengaan van
arbeid door jeugdige personen. Dit terrein
kan derhalve door de gemeente niet worden
betreden.
Vast staat, dat het publiek van de jeug
dige venters tot dusver geen overlast onder
vindt. Het is derhalve niet op gronden, ont
leend aan de bescherming der openbare
orde, dat er thans aanleiding zou bestaan
voor ingrijpen der gemeentelijke overheid
En daarmede ontbreekt, gelijk ook bij de be
handeling der vragen van den heer Keijsper
in uwe vergadering van 5 Juli 1934 is opge
merkt, het motief om op dezen grond rege
lend op te treden.
Zou de gemeente, zoo zij het kon, op grond
van bedrijfsoverwegingen zich met het ven
ten van bloemen willen inlaten, dan meenen
wij erop te moeten wijzen, dat elke maat
regel, die voor den bloemenverkoop zou wor
den genomen, spoedig zou moeten worden
gevolgd door maatregelen voor andere tak
ken van handel en bedrijf. De gemeente zou
zich dan op een zeer gevaarlijken weg be
geven.
En tenslotte moeten wij herhalen, wat wij
deden uitkomen bij de behandeling der reeds
aangehaalde interpellatie-Keijsper, n.L, dat
dit vraagstuk een algemeenen kant heeft,
waarvoor een centrum-gemeente als Alk
maar oog behoort te hebben, t.w. de wenschc-
lijkheid om aan het verkeer met andere ge
meenten zoo weinig mogelijk belemmeringen
in den weg te leggen. Het moge zijn, dat een
enkele groep ingezetenen daarvan nadeel on
dervindt, de Alkmaarsche handel is te zeer
van andere gemeenten afhankelijk, dan dat
Alkmaar zich zou kunnen veroorloven, den
toegang van handelaren uit andere gemeen
ten te beperken zoolang niet uit een oogpunt
van bescherming der openbare orde daartoe
de noodzakelijkheid aanwezig is.
Op grond van bovenstaande overwegingen
komt het ons gewenscht voor het verzoek van
adressante niet in te willigen. Wij stellen
uwe vergadering daarom voor op de adres
sen d.d. 10 Juli 1933 en 15 October 1934
van de Bloemistenpatroonsvereeniging „Alk
maar en Omstreken" afwijzend te beschikken
AANVULLING AMBTENAREN
REGLEMENT EN VERORDENING
INRICHTING GEMEENTEPOLITIE.
In bijlage no. 13 schrijven B. en W.:
In het ambten8renregelmcnt is in ar
tikel 11 een bepaling opgenomen betref
fende toekenning van een vergoeding bij
waarneming van hooger bezoldigde be
trekkingen. Zij luidt: „Wanneer een
ambtenaar belast wordt met de tijdelijke
waarneming van een betrekking, waar
aan cene hoogere bezoldiging is verbon
den dan de zijne, en de waarneming niet
geschiedt ter verdvanging van een amb
tenaar gedurende zijn gewone jaarlijk-
scbe verlof, wordt aan hem gedurende
- en tijd der waarneming een vergoeding
uitgekeerd, berekend naar het verschil
tusschen de minimum bezoldigingen aan
elk der betrekkingen verbonden. Deze
vergoeding wordt niet genoten, indien
de waarneming korter duurt den een
aaneengesloten tijdperk van li dagen."
Deze regeling kan tot niet voorziene
gevolgen leiden, wanneer het verschil in
salaris tusschen den vervanger en den
geen, die vervangen wordt, buitenge
woon groot is, hetgeen zich kan voor
doen., wanneer aan een bepaalden tak
van dienst een betrekkelijk klein aantal
ambtenaren is verbonden en het hoofd
van tak van dienst wordt vervangen
door een ambtenaar, die gerangschikt is
in een der lagere salarisgroepen voor de
ambtenaren. Het kan naar ons voorkomt
do bedoeling der verordening niet zijn
gewee"t, de regeling ook voor die geval
len te doen gelden. Voor dergelijke ge
vallen verdient het o. 1. aanbeveling, het
bedrag der vergoeding te beperken, b.v.
door te bepalen, dat het totale bedrag
der vergoeding over een jaar gerekend
nimmer meer zal kunnen bedragen !an
25 van de wedde van den vervangen-
den ambtenaar. Bij de werklieden kan
het Liervoor omschreven geval zich niet
v «ordoen, aangezien de vervanger hier
slechts overeenkomstig artikel 12 der
loonverordening (gembl. nr. 1426) aan
spraak kan maken op het loon, dat bij
zou verdienen, indien hij in de naast-
hoogere loongroep zou zijn geplaatst.
Do regeling voor de ambtenaren van
politie is dezelfde als bij de ambtenaren.
Hoewel het hierboven veronderstelde ge
val zich sporadisch bij de politie zal
kunnen voordoen, achten wij het u«t een
oogpunt van uniformiteit gewenscht
voor de politie-ambtenaren dezelfde re
geling te treffen als voor de andere amb
tenaren.
VERHUUR OVERDEKTE SPEEL
PLAATS VOORMALIGE
4e GEMEENTESCHOOL.
B en W. schrijven in bijlage no. 7:
De N. V Kaashandel Maatschappij
„Goda", alhier, heeft verzocht van de
gomeente te mogen huren de overdekte
speelplaats van de voormalige 4e ge
meenteschool, ter grootte van ongeveer
55 M2„ tegen een huurprijs van 150.—
p,r jaar, teneinde die speelplaat- te ge-
bruikon voor het opslaan van verpak
kingsmateriaal en zuivelbenoodigd-
heden.
Wij hebben tegen deze verhuring en
tegen den geboden huurprijs ^een be
zwaar en stellen U voor het desbetref
fende besluit te nemen.
VERHUUR BOERDERIJ AAN
DEN BERGERWEG.
B. en W. schrijven iij bijlage no. 8:
Op 19 April 1934 hóeft Uwe Vergade
ring 'de ln den Monniken-, Raven- en Ro-
bonspolder gelegen boerderij tot 10 No
vember 1934, voor wat betreft het daar
bij behoorende land, en tot 1 Mei 1935
voor wat betreft de woning, erf en schu
ren, verhuurd aan H. Rotteveel, a.hier,
tegen een huurprijs van 1900.
De heer H. Rotteveel is bereid de
boerderij met het daarbij behoorende
lar.d tegen denzelfden huurprijs en on
der dezelfde voorwaarden voor een jaar
te huren.
In verband hiermede stellen wij U
voor bet desbetreffend besluit te nemen.
STEUN AAN TUINDERS.
In bijlage Nr. 5 schrijven B. en W.:
Bij Uw besluit van 21 Januari 1932 wer
den wij gemachtigd aan de daarvoor naar
ons oordeel in aanmerking komende tuin
ders voor noodzakelijk levensonderhoud een
bedrag uit te keeren van ten hoogste 9 per
week.
Deze regeling hield verband met de maat
regelen, die rijk, provincie en gemeente spe
ciaal ten aanzien van het tuindersbedrijf
meenden te moeten nemen.
Nu sindsdien de nood der bedrijven vrij
algemeen is geworden, bestaat er naar ons
oordeel voor het bestendigen van deze ten
behoeve van één bedrijf in het leven geroepen
regeling geen aanleiding.
Wij hebben mitsdien besloten van genoem
de machtiging niet langer gebruik te maken
en het verstrekken van steun aan behoefti-
gen in het tuindersbedrijf met ingang van
een nader door ons te kiezen datum over te
laten aan de gemeentelijke instelling voor
maatschappelijk hulpbetoon.
In verband hiermede stellen wij U voor
goed te keuren, dat over den onder volgnum
mer 519 der gemeentebegrooting voor 1935
uitgetrokken post van 4000, voor zooVee!
noodig door genoemde instelling wordt be
schikt. De splitsing van bedoeld bedrag zal
te zijner tijd bij suppletoire begrooting kun
nen worden geregeld.
BEZOLDIGING AMBTENAREN VAN
DEN BURGERLIJKEN STANT
In bijlage no. 4 schrijven B. en W.:
Nu bij Uw besluit van 20 December j.1. nr.
20 de salarissen en loonen van het gemeente-
personeel met ingang van 1 Januari 1935
zijn verlaagd, achten wij het wenschelijk, dat
ten aanzien van de ambtenaren van den bur
gerlijken stand, wier bezoldiging onder Ko
ninklijke goedkeuring door Ged. Staten
wordt geregeld, eenzelfde maatregel wordt
getroffen.
Hun jaarwedden, waarop tot dusver nog
geen kortingen zijn toegepast, zijn thans als
volgt:
a. voor den ambtenaar, belast met alle
werkzaamheden den burgerlijken stand be
treffende, met uitzondering van het voltrek
ken van huwelijken 3250 met 6 tweejaar-
lijksche verhoogingen afgewisseld van 165
en 160 tot een maximum van 4225;
b. voor den ambtenaar meer in het bijzon
der belast met de voltrekking van huwelijken
f 600;
c. voor de beide ambtenaren, die optreden
bij ontstentenis, ziekte, verlof en afwezigheid
van de andere ambtenaren, zoomede wanneer
bij buitengewone drukte assistentie noodig
blijkt 100 voor ieder.
De jaarwedde van den sub a bedoelden
ambtenaar is destijds geregeld overeenkom
stig de bezoldiging van een commies ter
secretarie le klasse. Na 1 Januari 1935 be
draagt de wedde van dien functionnaris
2890 met zes tweejaarlijksche verhoogin
gen van 145 tot 3760. Aan Ged. Staten
deze provincie ware te verzoeken de bezoldi
ging van den ambtenaar van den burgerlij-
77. Nu, dat was een kleinigheid. Spoedig was er
iemand govonden, die hen met een Laatje naar de
vuurtoren bracht. En daar bleef Piet Prikkel waken
met een lange lijn in zijn hand, met het oog op het
geval dat het zeemonster ergens in de buurt mocht
opduiken.
78. De vuurtorijwachter lachte Piet en Drein uit.
„Wat willen jullie met dat eene lijntje beginnen", zei
hij. En hij gaf hun een heel stelletje hengels mee.
„Ga nu maar zitten visschen", zei hij, „dan vang je
„zeemonsters genoeg!"