DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Uit den Alkmaarschen Raad.
No. 100 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK.
Maandag 29 April 1935
De politieke schoonmaak is weer achter den rug en er zijn met den
ragebol der critiek heel wat spinnewebben uit de hoekjes geveegd,
De nieuwe wethouder van financiën laat rustig den bodem van de schatkist
bekijken. Het geld is op en de wethouder kan de tekorten ook niet bijpassen.
Mr. Langeveld wil de lasten der burgerij en de rijwielen van de
politieagenten verlichten.
137e Jaargang
Wat vandaag de
aandacht trekt
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2—,
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Na den slag.
Men kent de oude gravure. Lijken van
menschen en paarden liggen in meterhooge
bergen tusschen de wrakstukken van wagens
en kanonnen. De zon zinkt als een bloed-
roode schijf onder den horizon en zwarte
figuren brengen op draagbaren de kermende
gewonden van het slagveld.
Er is een overwinnaar geweest, die thans
de wet zal dicteeren en een overwonnene, die
met de weinigen, die hem trouw bleven op de
vlucht is geslagen.
Is dat het beeld van Alkmaar na de be-
grootingsbehandeling?
Na de voorstelling.
Men kent ook deze gravure. Een clown
loopt afgeschminkt door het circus, een stal
knecht zoekt wat bankjes en springplanken
bij elkaar, de schoone paardrijdster zit in een
bonte schort aardappels te schillen en mon
sieur le directeur harkt eigenhandig het zand
in de manége.
Het publiek heeft om clowns gelachen, aan
wie na de voorstelling niets grappigs meer
overgebleven is en gesidderd voor brullende
leeuwen, die zich nu door den temmer de
koppen laten krauwen.
riet heeft den schoonen schijn bewonderd
Dat is een juister beeld.
Slachtoffers zijn er in de politieke spiegel*
gevechten niet gevallen, er zijn geen over
winnaars en overwonnenen geweest en op
den slotavond of liever slotnacht van den
tweedaagschen veldtocht hebben vriend en
vijand in de polderzaal van het raadhuis ge
meenschappelijk een glaasje port of een
glaasje Ranja voor de geheelonthouders ge
dronken.
Iederdaad, het heeft er meer van of het
Alkmaarsche publiek zich twee dagen ver
gaapt heeft aan den schoonen schijn. Het
heeft in eiken politicus een held gezien, die
bereid was zich voor het algemeen belang
in stukken te laten scheuren, het heeft ge
lachen om de politieke clowns en gesidderd
bij de woorden van oppositie-leden, die nu
voor eens en voor altijd met de vijanden der
gemeenschap zouden afrekenen. Én nu na
de groote jaarlijksche volksvoorstelling alle
artisten weer doodgewone menschen zijn ge
worden, nu de gevaarlijke politieke leeuwen
niemand hebben opgegeten en zelfs geen
schrammetje hebben achterglaten, begint
men de waarheid van het verdraaide spreek
woord te beseffen: „De raadszaal is een
schouwtooneel, elk speelt zijn rol en krijgt
zijn deel".
Elk heeft ook dit jaar weer zijn rol ge
speeld en er zijn artisten geweest, wien het
wederom gelukt is het publiek tot een lach
en een traan te bewegen.
Maar over het algemeen is de voorstelling
bitter tegengevallen. Er was weinig publiek
nn er was een andere sfeer dan wij dit bij be-
grootingsbeschouwingen gewend zijn.
wij misten ditmaal den gullen lach en het
„bon mot" van burgemeester Wendelaar en
de slagvaardige interrupties van het poli
tieke hoofd van Jut, wethouder Westerhof,
die gewoonlijk in het hoekje zat waar de sla
gen vielen, maar zich met bewonderenswaar-
digen strijdlust alle aanvallers van het lijf
wist te houden.
Er was iets veranderd in dezen Raad, wij
2ullen niet zeggen, dat er iets verslechterd
was integendeel, wij gelooven, dat de
debatten over het algemeen op hooger peil
stonden en dat er meer waardeering voor den
pojitieken tegenstander getoond werd, dan
W|J 'n jaren hier gekend hebben. De strijd
was rustiger, maar men miste het décor,
waarop de toeschouwers zich zoo gaarne
blind staren, de grappen en grollen en ko-
Jb'sche tooneeltjes, die voor de publieke tri
bune de glanspunten van den strijd zijn.
.Er was ditmaal minder publiek dan wij bij
P^grootingsbeschouwingen nog meegemaakt
nebben.
^at is, heeft de heer Langeveld gezegd,
een teeken des tijds. Het publiek krijgt ge
noeg van den eeuwigen politieken strijd, het
knn de politieke programma's wel droomen
en er zelfs een nachtmerrie van krijgen. Het
*fet nu wel, dat elk raadslid zijn program
a's het beste van het beste en alle andere als
non valeurs beschouwt, het kent de politieke
°e often en het weet ook wat er van terecht is
gekomen. Deze tijd heeft behoefte aan daden
en niet aan woorden en als de politici van
dezen tijd niets beters weten te doen dan
hun kiezers met steeds weer nieuwe beloften
paaien, dan zullen zij langzaam maar zeker
tot de ontdekking komen, dat de moeheid van
den kiezer hem het oude den rug doet toekee-
ren en hem verlokt zich te scharen onder de
vanen van hen, die door den heer van de Vall
als politieke charlatans beschreven zijn, die
rheumatiek met muziek willen genezen en
gezondheidspillen verkoopen, die voor 70
procent geblaaskaak, voor 29 procent laster
en voor 1 procent nieuwe staatsorde bevat
ten.
De Raad is de laatste jaren in aanzien ge
daald, heeft Mr. Langeveld gezegd en dat is
hem door de overzijde zeer kwalijk genomen.
„U is zelf ook een raadslid van de laatste
jaren", heeft wethouder van Slingerland op
gemerkt, "en als het aanzien van den Raad
dus gedaald is, dan is dat mede door Uw
komst veroorzaakt."
Er was een algemeene verontwaardiging
over een zoo stoutmoedige opmerking en
maar weinigen begrepen, dat deze Vrijheids-
bonder niet het oog had op de personen, die
dit edelachtbaar college uitmaken, maar op
de woorden, die zij in de laatste jaren hebben
gesproken en welke bij velen de overtuiging
hebben gevestigd, dat de Raad een nutteloos,
althans minderwaardig instituut is gewor
den.
Er dreigde even een minder prettige toon
in het debat te komen, toen, al was het dan in
vage termen* de veronderstelling geuit werd,
dat deze Vrijheidsbonder misschien iets an
ders dan theewater zou hebben gedronken en
Mr. Langeveld als tegenprestatie van den
heer Keijsper opmerkte, dat het duidelijk te
zien was, dat deze edelachtbare nog niet
heelemaal van zijn ziekte hersteld was. Er
dreigde andermaal een verstoring van den
goeden geest, toen de heer Keijsper een aan
val op Mr. Ledeboer deed, die de katholieken
beleedigd zou hebben, maar het protest van
andere raadsleden en het tactisch optreden
van den voorzitter deden ook deze donder-
wolkjes spoedig voorbij drijven en weldra zag
de lucht weer helder blauw en zelfs de wet
houder van financiën kreeg als opvolger van
het politieke hoofd van Jut zoo weinig harde
slagen en zoovele complimentjes, dat hij er
verlegen onder begon te worden.
Hij zette als wijlen Napoleon zijn steek recht,
stak zijn rechterhand in zijn vest en wees met
breed gebaar op het geheele college. „Niet ik
alleen heb dit grootsche wonder geschapen,
ook den anderen heeren komt daarvoor een
woord van lof toe", ja, hij was zelfs zoo
vriendelijk zijn voorganger in de huldebetui
gingen te laten deelen.
Dat was, natuurlijk aan het einde van de
voorstelling, vlak voor het zakken van het
scherm na het laatste bedrijf. Want in de
vorige en voornamelijk in het eerste bedrijf
was er nog heel wat naar het tooneel ge
worpen en vooral de wethouder van finan
ciën had zich dikwijls moeten bukken om zijn
eerwaardig hoofd legen te groote projectie
len te kunnen beschermen.
„Er is met geld gesmeten!" had de heer
Hoijtink uitgeroepen en de algemeene ver
ontwaardiging over die woorden was aan de
overzijde zoo groot, dat de diplomaat Hoij
tink met een fijn lachje constateerde, dat zijn
woorden zeker wel raak geweest waren.
Trouwens, ook de heer Vogelaar had een
waschlijst vol klachten op tafel gedeponeerd
en naar deze financieele specialiteit wordt
gewoonlijk met de grootste aandacht ge
luisterd.
Alkmaar, zoo betoogde deze afgevaardig
de, voert een absoluut verkeerde financieele
politiek. Als wij een overschot hebben, dan
zijn wij royaal en dan betalen wij niet alleen
de noodzakelijke extra uitgaven van een vol
gend dienstjaar, maar geven bovendien aller
lei nieuwe subsidies, die ook op volgende
jaren blijven drukken zonder dat wij weten of
er voor die jaren ook weer overschotten zul
len zijn. Betaal dus uit die overschotten
slechts de extra uitgaven van volgende jaren
en gebruik het meerdere tot aflossing van
leeningen, die ons voor vele jaren aan
enorme bedragen voor rente en aflossing bin
den. Moet men leeningen sluiten, vooruit
dan, maar maak de aflossingstermijnen zoo
klein mogelijk, anders is er kans, dat het
nageslacht alleen maar zal moeten betalen,
maar niet meer van het nut van die gelden
zal kunnen profiteeren.
Wij hebben aldus deze financieele spe
cialiteit der oppositie te lang geloof ge
hecht aan de woorden van den vorigen wet
houder van financiën, dat Alkmaars finan
cieele toestand rooskleurig was of liever, dat
Alkmaar's financiën kerngezond waren. Wij
hebben ons daardoor in slaap laten wiegen
en verzuimd intijds maatregelen te nemen en
het gevolg daarvan is, dat nu zoo krachtig
moet worden ingegrepen, dat velen daardoor
ernstig gedupeerd worden. Had men de ver
laging der salarissen niet reeds veel vroeger
moeten toepassen, zoodat de ambtenaren en
werklieden een geleidelijk dalend inkomen
hadden gekregen en niet plotseling voor een
bijzonder hooge korting staan? Hadden wij
niet veel geleidelijker moeten overgaan om
de bedrijfswinsten niet van vorige jaren
maar van het loopende dienstjaar te gebrui
ken? Nu zijn vrijwel alle reservepotjes opge
soupeerd en ontbreekt bij de bedrijven elke
financieele speling, die tot tariefsverlaging
had kunnen leiden. Zouden Ged. Staten
goedkeuren, dat wij extra 10.000 van het
slachthuis nemen, nadat zij gedecreteerd
Hebben, dat bij het reservepotje voor bijzon
dere doeleindes 10.000 in het steenen var
kentje moest worden gelaten?
B. en W., aldus de heer Vogelaar, hebben
medegedeeld, dat zij over de begrooting van
1935 al genoeg zorg hebben en daarom nog
niet naar de begrooting van 1936 kunnen
kijken, maar weten zij wel, dat zij met deze
struisvogelpolitiek zullen vastloopen, omdat
nu reeds bekend is, dat er voor 1936
117.000 minder beschikbaar zullen zijn
dan voor de begrooting waarover thans
wordt beraadslaagd?
Is het niet tijd het bedrijf van Gemeente
werken te reorganiseeren waar een oneven
redig groot deel van het budget voor sala
rissen noodzakelijk blijkt? En de heer Voge
laar somde daarnaast een heel rijtje van sub
sidies op, die zijns Inziens geheel of gedeel
telijk gemist konden worden, subsidies voor
allerlei instellingen, voor een Rijwielpadver-
eeniging, die buiten onze gemeente werkt en
onnoodig was als men eigen straten niet eens
kon herstellen, subsidies voor een stadsauto-
dient, die door een andere onderneming gra
tis of voor veel minder geëxploiteerd kon wor
den en die men toch nooit door kunstmatige
onderdrukking van het overal groeiende taxi-
verkeer tot een bloeiende onderneming zou
kunnen maken.
Inderdaad, zoo betoogde ook de heer
Sietsma. er is nog lang niet genoeg bezui
nigd. Men heeft zoogenaamd bedrijven gere
organiseerd, maar wat zou er van al die re
organisatieplannen terecht gekomen zijn als
door een noodlottig toeval de heer Schenk
niet zoo plotseling overleden was en als door
een andere toevallige omstandigheid de heer
Van der Vegt niet als gemeente-ontvanger
met pensioen was getrokken? Hoe kon men
van reorganisatie en versobering spreken
als het bedrijf van Maatschappelijk Hulpbe
toon inplaats van 11 ambtenaren er nu al
15 heeft gekregen. Wat is er zoo vroeg
hij schamper overgebleven van het fraaie
programma waarmee dit college in 1931 in
zee is gestoken? Wat is er terecht gekomen
van het voornemen om de belastingen niet
te verlagen en allereerst de minst kapitaal
krachtigen te beschermen, wat deed men
voor het scheppen van industriegelegenheid
en voor het opruimen van krotwoningen?
Waarom belemmert het college het taxi-be
drijf, waarom maakt het van onze hoofd
straat een gratis parkeerterein en van den
Bergerhout een verzamelplaats van bussen
en weggeloopen olie en benzine? Wat deed
het college op het verzoek van de Spoor
straatbewoners om die langzamerhand ver
geten straat weer nieuwe levenskansen te
geven, waarom remt men den woningbouw
niet als blijkt, dat er steeds meer huizen
leegstaan en waarom heeft men Gemeente
werken toegestaan een grondduiker weg te
nemen met het gevolg, dat de bewoners in
de Steijnstraat in watersnood komen te ver-
keeren? Hebben Ged. Staten d'aar toestem
ming voor gegeven of heeft het college dat
maar stiekum gedaan in de hoop, dat de
groote broers in Haarlem er niets van te
weten zouden komen?
Weten B. en W. wel, dat er een gevaarlijk
zuurstofapparaat in de Handelsschool is en
wordt het niet tijd, dat zoo spoedig mogelijk
weg te laten halen? Men moet het kalf met,
ja, in het vuur van zijn rede vergiste de heer
Sietsma zich leelijk en betoogde, dat men het
kalf niet dronken mag maken voor de put
gedempt is, maar dat was een bewijs te
meer van het feit, dat zijn verontwaardiging
over al die misstanden zoo groot was, dat
hij er zijn gewone rustige w~ogtrant geheel
door verloren had.
Toen de Benjamin van onzen Raad al
thans in diensttijd het woord vroeg, ge
loofde men, dat nu eindelijk de voortzetting
van de rede zou worden uitgesproken, welke
de heer Grondsma bij zijn intrede had aan
gevangen, maar welke toen zoo plotseling
moest worden afgebroken. Het was anders.
Niet alleen doordat de heer Grondsma tij
dens zijn raadslidmaatschap meer achter de
schermen heeft kunnen kijken en dus wel
weet, dat critiek gemakkelijker is dan het be
sturen met een leege schatkist, maar ook
doordat mindere aangename familieomstan
digheden dezen Alkmaarsche declamator tot
zijn spijt genoodzaakt hadden zich te be
perken.
Hij sprak natuurlijk over de kaasmarkt en
wilde er op Amerikaansche wijze reclame
voor maken en daarin ook de V.V.V. betrek
ken,, wier subsidie niet verminderd zou mo
gen worden. De Iconen aan de markt en ook
het bewaarschoolonderwijs moesten op lager
peil gebracht worden, er is economische
nood en een college, dat den geheelen Raad
en niet alleen een gedeelte daarvan vertegen
woordigt zou dit moeilijke vraagstuk tot een
gelukkige oplossing moeten brengen.
Dat waren waarschuwende stemmen uit
het aan B. en W. vijandige kamp, maar er
zouden nog meerdere tegenstanders op het
gevechtsterrein verschijnen.
Arriveerde daar al niet de heer Hoijtink,
die als een onbevreesde David den Goliath
van het regeeringsbloc tegemoet trad en op
gevaarlijke wijze zijn critische keisteenen
naar het college begon te slingeren?
De heer Hoijtink is klein maar dapper en
als er in financieel opzicht fouten gemaakt
zijn, dan is dat niet aan hem te wijten, ten
eerste omdat hij geen deel van het college en
zelfs niet van de raadsmeerderheid uitmaakt
en ten tweede omdat hij altijd de man is ge
weest, die van tevoren een waarschuwend
geluid heeft laten hooren.
Heb ik het niet telkenjare gezegd, zoo
riep hij nu triomfantelijk uit, dat het geld,
dat wij voor Maatschappelijk Hulpbetoon
uittrokken altijd tekort was en dat er steeds
weer een suppletoire begrooting op zou
moeten volgen? Heb ik het niet voorspeld
en is het niet altijd weer uitgekomen? Heb
ik niet gewaarschuwd en van geldverspil
ling gesproken, toen men enkele jaren gele
den een nieuwe openbare school ging bou
wen en de katholieken er bovendien nog een
toekregen omdat hier het verdeelsysteem
heerscht: „wij een school en jullie een school,
eerlijk deelen, dan zijn we allebei tevreden".
Weet men wel, zoo riep hij na becijfering
met stemverheffing uit, weet men wel, dat
wij in de laatste drie jaren 102.000 had
den kunnen besparen en 200.000 hadden
kunnen bezuinigen? Waar blijft de fiere
houding der heeren sociaal-democraten, die
enkele jaren geleden weigerden onder het
Caudijnsche of beter gezegd onder het Co-
lijnsehe juk door te gaan en liever de Rijks
subsidie voor de werkverschaffing voorbij
lieten gaan dan zich door de regeering de
wet te laten voorschrijven? In 1932, toen
men het geld meer noodig had, begon men
het onder protest te aanvaarden en in 1933
sprak men niet eens meer over de voorwaar
den. Nu is er al bijna heelemaal geen werk
verschaffing meer omdat de gelden ervoor
ontbreken.
Weet men wel, dat er bij Soc. Zaken en
Maatschappelijk Hulpbetoon commissies van
toezicht en advies waren, die niets te vertel
len hadden, die zich muisstil hielden toen
wethouder Westerhof daar almachtig den
scepter zwaaide, maar zich dadelijk weer la
ten hooren nu zijn opvolger geen soc.-dem.
is?
Er moet een vast bezuinigingsplan komen
en als B. en W. dat niet voor elkaar kunnen
krijgen dan moet er maar weer een commis
sie voor benoemd worden.
Als alle wenschen welke thans in den
Raad werden geuit werkelijkheid waren ge
worden dan zou Alkmaar er weer heel wat
commissies hebben bijgekregen. Dan hadden
wij een commissie van bouwkundigen om
een onderzoek naar het kelderwater in de
Steijnstraat in te stellen, een commissie tot
nadere beschouwing van de gemeentebegroo-
ting, een commissie van onderzoek naar dé
toestanden op het Maatschappelijk Hulpbe
toon en nog een commissie van onderzoek
naar een reorganisaiteplan voor het bedrijf
van Gemeentewerken.
Maar de Raad is, wat dat betreft, in den
loop der jaren verstandig geworden. Hij
heeft een commissie-Vogelaar gekend, die
langzamerhand de begrafeniscommissie ge
noemd werd omdat men meende, dat zii z;ch
zelf ter aarde besteld had, hij heeft een vent-
commissie gekend, die zichzelf ontbonden
heeft omdat er op haar adviezen toch nimmer
gelet werd en bovendien nog een reorganisa
tiecommissie voor de bedrijven, wier voor
zitter ontslag nam omdat de portefeuille
met stukken op raadselachtige wijze verdween
en nog steeds verdwenen is gebleven
Neen, de Raad'is een beetje huiverig van
commissies geworden en men zal bij het slot
van deze artikelen zien, dat er van al de aan
gevraagde commissies dan ook niet veel te
recht is gekomen.
Mr. Langeveld, die wel eens aardige
beeldspraken heeft, gevoelde zich op deze
jaarlijksche begrootingsvergaderingen als
op een bruiloftsfeest, dat elk jaar weer op
nieuw werd gehouden en hij liet in het mid
den of daar steeds weer dezelfde bruid of
dezelfde bruidegom bij betrokken zou zijn
Men begint een aardig woordje aan het
Groot bezuinigingsplan van de regee
ring. (Bin.)
De betrokkenen bij de filmbrand te
Hilversum vrijgesproken. (Rechtszaken).
Verg. Ver. tot ontwikkeling v. d.
Landb. in Hollands Noorderkwartier.
(Landbouw).
Alkmaarsche Wielerwedstrijden.
(Sport).
Om het kampioenschap van Neder
land. (Voetbal).
Met een hamer de hersens ingesla
gen. (Koloniën).
(Zie verder eventueel laatste
berichten.)
adres van de bruid te zeggen, prijs den brui
degom als een geluksvogel en waagt zich uit
beleefdheid ook aan een opbeurend woordje
aan het adres van de schoonmoeder, waar
na er volop gelegenheid is de verdere fami-
beleden in een huwelijksspeech de noodige
vriendelijkheden of hatelijkheden te laten in-
casseeren.
Evenwel, al gevoelde deze afgevaardigde
zich op een huwelijksfeest, hij moest al dade
lijk constateeren, dat hij er naast was want
er was om te beginnen geen bruid te ontdek-
ken of het zou mevrouw Jorritsma geweest
moeten zijn daar mej. Carels door een keel
aandoening beide begrootingsvergaderingen
jammer genoeg heeft moeten verzuimen.
Bij gebrek aan bruid en bruidegom maak
te de heer Langeveld nu maar een compli
mentje aan het adres van den burgemeester,
die beter dan zijn voorganger was omdat hij
getoond had den bezem te kunnen hanteeren
en eveneens aan den tegenwoordigen wet
houder van financiën, die zijn taak aandurf;
en een j>ersoonlijkheid is door wiens waar
dig optreden men in een veel rustiger sfeer
is gekomen.
Hij noemde de heeren Keesom en Geels, die
zich vaak aan de zijde der oppositie schaar-
d€n' het geween der R K. fractie en bedacht
oaarbij blijkbaar niet, dat beide heeren voor
een nieuwe candidatuur bedankt hebben
waardoor het gevaar dreigt dat de R.-Kath.
in de eerstvolgende periode onze stad op ge-
wetenlooze wijze zullen besturen.
Een oppositie, zoo zeide hij rondkijkende
naar de min of meer achter zijn vaandel mee-
marcheerende politieke broeders, een opposi
tie zijn wij eigenlijk niet. Wij gaan niet door
dik en dun tegen anderen in maar steunen
elk voorstel, dat wij in het belang van de
stad achten. De Raad heeft in politiek op
zicht in waardigheid ingeboet en het pu
bliek blijkt meer en meer van dat politieke
gedoe genoeg te krijgen. Wij moeten voor
alles geld hebben en zullen heel wat heilige
huisjes omver moeten trappen. Wat denken
B. en W. van een baatbelasting en van een
assurantie-belasting? Zij behoeven nu niet
meer bang te zijn, dat zij de kip met de gou
den eieren zullen slachten want de kip is al
lang dood en haar been dere^i liggen te blee-
ken op het politieke kerkhof. Alkmaar zal op
vremdelingen een' grooter attractie moeten
uitoefenen. Men zal propaganda voor de
kaasmarkt moeten maken, men zal het sub
sidie van de V.V.V. moeten verhoogen en de
café's mindere lasten moeten opleggen. Door
de devaluatie in België zullen duizenden van
den zomer weer de grens overtrekken en de
omliggende badplaatsen en indirect ook Alk
maar zullen daarvan de nadeelige gevolgen
ondervinden als men niet tijdig de bakens
weet te verzetten.
En als bijkomende klacht besprak hij het
rijden zonder licht door politie-agenten, die
plotseling uit het zwart van den nacht op
duiken en iemand de stuipen op het lijf ja
gen. Had hij zelf niet kort geleden op de
Kneppelbrug of een andere brug door
het maken van een noodsprong ternauwer
nood het veege lijf kunnen bergen voor een
fietser zonder licht, die bij achterafbeschou-
wing nog wel een politie-agent bleek te zijn!
Dieven vangen zonder licht is misschien
heel practisch, maar men mag aan dat on
verantwoordelijke gedoe geen burgers wa
gen, die onbewust van eenig gevaar op weg
naar hun huis-en hun bed zijn.
Komt er nog eens een ongeluk van, dan
zal de gemeente voor dergelijke bokkespron-
gen bij de toepassing van het Motor- en Rij
wielreglement duchtig moeten betalen. Zoo
fulmineerde dit door den schrik nog altijd
verontwaardigde raadslid en het is niet te
hopen, dat hij waarnemend kantonrechter is
wanneer zich een slachtoffer komt aanmel
den, want er is alle kans, dat hij de gemeen
te dan, ondanks zijn raadslidmaatschap, aan
een duchtige financieele aderlating zal on
derwerpen.
Het is maar goed, dat er nog andere rech
ters zijn en dat er ten slotte nog een Hooge
Raad is.