DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Het positieve van het Derde Rijk. T)xxqeÜ{k$ch Oveezicht tBuiteittand Dinsdag 7 IWei 1935 Het huidige Duitschland moet men verge lijken met den overgangstijdperk 1918-1933. Eenige conclusies. In mijn vorige correspondentie, zoo begint onze Berlijnsche correspondent, heb ik een poging gedaan om het Duitsche Derde Rijk van Adolf Hitier en zijn nationaal-socialis- tische beweging de volle maat toe te meten. Ik heb er den nadruk op gevestigd, dat ik nu eenmaal subjectief oordeel, bewust subjectief (en ik blijf bij deze opvatting, omdat de er varing van tientallen journalistieke jaren mij geleerd heeft, dat subjectiviteit, mits ge grond op zoo objectief mogelijke exacte ge gevens, ten slotte de eenig-mogelijke en be reikbare eerlijkheid beteekent). En nadat ik daarop eens in het kort mijn oordeel gefor muleerd had over de wijze, waarop in het algemeen in Nederland het publiek over Duitsche menschen en toestanden sinds twee jaren ingelicht wordt, heb ik het volgende neergeschreven: „Er is veel zwart, er is nog meer wit in het Derde Rijk der Duitschers. Onze buren beleven een overgangstijd. Zij vechten op twee fronten. Naar binnen en naar buiten. En omdat zij menschen zijn, en niets men- schelijks hun vreemd is, maken zij fouten zonder tal. Wijzen we alléén op die fout/n, dan is het een kinderspel, de groo*e meer derheid van het Duitsche volk in een ge vaarlijke, tot niets nuttige anti-Duitsche stemming te drijven". Nu al dadelijk een eerlijke bekentenis: toen ik dit, en nog het noodige andere had neergeschreven, en het gedrukt was, ben ik met meer dan normale belanstelling op mijn brievenbesteller gaan letten. Waar bleven de protesten uit Nederland? Zou het mogelijk zijn, dat men het unaniem roerend met mij eens was, ten slotte? Zou ik de mij femelde anti-Duitsche stemming in Neder- and toch geweldig overschat hebben? Zou het waar zijn, wat ik altijd nog gehoopt had, dat alle echte Nederlanders niet pro-Duitsch noch anti-Duitsch, niet pro het eene of anti het andere land bevooroordeeld zijn, maar in laatste instantie tochpro Nederland- schen voelen, en anders niet? De brievenbesteller is toch gekomen. Eén enkele brief, tot heden, heeft mij uit lezers kringen bereikt. En die brief stelt de vraag, nu eens duidelijk te willen zeggen, wat dan in het Derde Rijk wit genoemd mag worden, opdat men een saldo ten gunste van Duitsch land zal kunnen constateeren. Of ontken nen. Ik heb er over nagedacht, of ik er goed aan doe, een poging te doen om dien lezer in het openbaar op zijn algemeene vraag te antwoorden. Ik heb mezelf afgevraagd: als ge de noodzakelijkheid van zulk een ant woord inziet en dat antwoord kort neer schrijft, geeft ge dan daarmee niet eigenlijk toe, dat ge ook uzelf rekent tot die eenzijdi ge, vrijwel uitsluitend zwart ziende berichtge vers, wier methode ge zooeven afgekeurd hebt? En nog in anderen vorm drong zich deze vraag aan mij op: hebt ge dan niet in deze Berlijnsche Brieven sinds 30 Januari tallooze malen ook op het wit gewezen en ow lezers opgewekt, naast het duister ook het licht te willen zien en er de ontwikke ling der dingen naar te willen beoordeelen? Waarom dan nog een extra-uiteenzetting? Tenslotte heeft deze overweging het pleit beslist: dat het niveau van onze Nederland- sche journalistiek gebiedend eischt, dat wij publicisten ons nimmer onttrekken aan den plicht, de waarheid te dienen, en dat de waarheid nimmer te vaak kan worden her haald. Wij herhalen hier ons subjectieve oordeel, dat er veel zwart en nog méér wit is in het Derde Rijk der Duitschers. Maar we beginnen met er op te wijzen, dat we dit oordeel niet scheiden kunnen van de omstan digheid, dat we de dingen zien als sterk na tionaal voelend mensch en Nederlander, als strijder en wel zeer bewust en onder de huidige, droevige internationale ontstem mingen sterker dan ooit voor een verbe tering van de verhouding der staten en vol ken onder elkander, een verbetering die in de allereerste plaats van eerlijkheid in de be richtgeving en van het bewuste streven naar het zoeken van het goede, het lichtende, het witte afhankelijk is. Ik meen dit te moeten zeggen, omdat ik bij voorbaat de mogelijk heid uitschakel, die lezers te overtuigen, die uit welke motieven en overtuigingen dan ook in dit bijzonder geval, de verhouding Nederland—Duitschland, het wit niet zien willen en het zwart in bewuste eenzijdigheid over het geheele schilderij uitwrijven. Een vergelijking. Pogen we het positieve in het Derde Rijk der Duitschers te zien, dan moeten we zoo goed mogelijk trachten uit te schakelen de begrijpelijke neiging, ontwikkelingen in Duitschland te beoordeelen van onze eigen mentaliteit uit, ze te vergelijken met wat ons, Nederlanders, beste staatskunst, hoog ste cultuur, nastrevenswaardige culminatie van nobelst staatsburgerschap en grootste persoonlijke waarde toeschijnt. Zijn wij ware democraten, humanisten, priesters der tole rantie, beschermers van de vrijheid van volk en persoon, dan moeten we tot het offer in staat zijn, andere staten en andere volken te laten „selig werden nach ihrer Facon". Ik heb dan ook in mijn beschouwingen uit Duitschland steeds er naar gestreefd, waar ik de dingen „zwart" meende te moeten schilderen uit te gaan van de overweging, dat ze niet afkeurenswaardig waren van Nederlandsch, maar van algemeen mensche- lijk standpunt; en dat ze door de wijze, waarop ze werden opgediend, een interna tionaal kwaad, een ongewenschte propagan da beteekenden; dan wel, in nader omschre ven gevallen, een moreele of politieke of eco nomische bedreiging voor de verhouding DuitschlandNederland in het bijzonder. Wil men het Derde Rijk recht doen weder varen, dan moet men het vergelijken met den Duitschen overganstijd 1918-1933. En dan komt men, geheel onafhankelijk van de vraag of Adolf Hitier en zijn beweging ons in alle consequenties sympathiek zijn of om gekeerd, als beoordeelaar, die deze ontwik keling ononderbroken van nabij waargeno men heeft, tot de volgende conclusies: 1. Na de omwenteling van 1933 is in Duitschland een nationale opleving van on gehoorde afmetingen te constateeren. Of deze opleving duurzaam en of ze wellicht bij een deel der aanhangers egoïstisch-geveinsd is, kan pas onder de werking van nog af te wachten groote gebeurtenissen beoordeeld worden. Voorloopig is die opleving zicht baar en door leugenberichten, hatelijkheden, schimpscheuten, caricaturen en andere pu blicistische middelen niet weg te praten. Deze sterke nationale opleving is een koste lijk goed van internationale waarde. Ze uit zich in Duitschland door 'n overwedigende wijzen daarvoor zijn de phantastische be dragen, welke elk jaar voor de winterhulp bijeen komen, bedragen, die in de honderden millioenen loopen en die alles overtreffen, wat ooit in eenigen anderen staat voor lief dadigheid bijeen gebracht is. Het moge juist zijn, dat de overheid en haar organen in het Derde Rijk de mogelijkheid bezitten en die ook zoo noodig gebruiken, om wijfelaars en onwilligen, die niets geven en toch genoeg bezitten, op hun staatsplichten te wijzen. Maar deze onwilligen zijn in de zeer kleine minderheid. En mag men een staat veroor- deelen, omdat hij zijn burgers herinnert aan den plicht, in tijden van nood meer dan ooit de persoonlijke belangen bij die der gemeen schap ten achter te stellen? 2. De nationale opleving heeft met zich gebracht een herstel van nationaal bewust zijn, van volkskracht, van onderlinge waar deering der beroepsstanden en beteekent een begin van den strijd tegen standsinbeelding en het toekomstige einde van den marxisti- schen klassenhaat. Dat is natuurlijk niet al les in eens te bereiken. Een werkelijke volks gemeenschap, zal pas met de thans jongste generatie te benaderen zijn. Maar het ware kleinzielig te ontkennen, dat ook in breede lagen der volwassenen een eerlijk en idealis tisch streven bestaat, der jeugd zoo mogelijk nog een goed voorbee'd te geven. Men moet zich niet voorstellen, dat „de arbeider" en „de meneer" nu plotseling boezemvrienden en clubkameraden geworden zijn. Maar er is een duidelijke toenadering bemerkbaar, die natuurlijk nog afhankelijk is van weder- zijdsche buigzaamheid, van karakter en van landelijken volksaard. Jeugdorganisatie, ar beidsdienst en volksleger zullen zeker in hooge mate er toe medewerken, het hooge ideaal te bereiken, dat niet bezit en geboorte, maar karakter en prestatie de menschen groepsgewijze onderverdeelt, en dat waar het om nationale doelen gaat, deze onder verdeeling in ware volksgemeenschap zal op gaan. 3. De omwenteling in het Derde Rijk be teekent: herstel van den arbeid des hand werkers, renaissance van de goede zijden van het gildewezen, veredeling van nationale en landelijke productie op handwerkgebied, opheffing van den arbeider uit de „minder- wertigkeits komplexe" die de klassenstrijd hem ingepompt had, bevordering van de folklore, propaganda voor de veredelende „huismuziek aansporing (door rijksbe- roepsvedstrijden) tot allerhoogste vakpres- taties, beteekent: meer kunst en harmonie in de zalen der fabrieken, in bureaux en werk plaatsen; meer hygiëne, meer en beter geor ganiseerde sportbeoefening door alle groe pen der bevolking, bevordering van het volkslied en van het musiceeren met een voudige volksinstrumenten; „kunst voor het volk" van een algemeen nationaal, en niet meer als vroeger van benepen klasse-stand- punt. 4. Het nationaal-socialisme in Duitsch land heeft blijk gegeven te willen streven naar een herstel van de vergroeidheid en ver knochtheid van het boerengezin met den bodem, die hem vroegere generaties hebben nagelaten, en te willen bereiken, dat de boer naast den arbeider het bewustzijn krijgt, een hoogst belangrijke rol in de volksgemeen schap te vervullen, en op zijn gebied even eerbiedwaardig, even onmisbaar, ja ten slotte wellicht nog van grootere waarde te kunnen zijn dan de „intellectueel", /oor zoover deze niets méér presteert dan hem op school is ingepompt. Met ppzet zeg ik, dat hiernaar gestreefd wordt, omdat vooral op dit gebied het positieve mij pog toekomstmuziek schijnt te zijn; en juist df conservatieve boerenstand van het heden nog oudergewoonte te veel voor het materieele ziet en voor het ideëele niet zoo ontvankelijk blijkt als de idealisten van het nieuwe boerenfront zich dat ge droomd hadden. Ook hier wreekt zich na tuurlijk, Jat men experimenten van zoo ge weldigen omvang beginnen moest in een tijd van toenemende malaise een gedwongen autarkie, die de aandacht van het ideëele nu eenmaal moet afleider. 5. De Hitlerbeweging heeft met onmis kenbaar succes vrijwel alles uitgeroeid, wat vóór 1933 op het gebied van pornografie, de smakeloosheid in pers en literatuur, in caba ret en revue, nog welig opschoot en vooral op 'het jonge geslacht een uiterst verderfe- Iijken invloed uitoefende. De jeugdbeweging heeft, naast vele andere voordeelen, ook de tuchteloosheid en het drankmisbruik in hoo ge mate weten tegen te werken, en heeft voor Duitschland veel van het goede gebracht, dat in andere landen ten deele door de pad vindersbeweging reeds doorgezet was, maar in vergelijking met de Duitsche rijksorgani satie op te zeer begrensd gebied. 6. Het lijkt mij een positief resultaat van meer dan respectabelen omvang, dal het der Hitlerbeweging gelukt is, in twee jaren tijds de werkloosheid van ongeveer TA millioen op 2A millioen terug te brengen. Ik weet, (en heb daarover zelf op deze plaats veie malen geschreven) welke bezwaren tegen zekere methodes, tegen de weinig overzichtelijke fi nanciering en tegen het practisch resultaat van een deel dezer werkverschaffing in te brengen zijn. Maar de geweldige moreele werking ten goede, die het wegnemen der werkloozen van de straat, het kweeken van nieuwe hoop en nieuw vertrouwen, in die twee jaren gehad heeft, is niet met cijfers aan te geven noch weg te praten. 7. Het Duitsche nationaal-socialisme heeft de historische verdienste, het eeuwenlang verdeelde Duitschland tot eenheidsstaat ge maakt en met één slag het feuderalisme en particularisme uit den weg geruimd te heb ben. Dat is een prestatie, waartegen zelfs het genie van een Bismarck niet opgewassen geweest is. En het ziet er naar uit, dat dit smeedwerk nu eindelijk een duurzaam karak ter hebben zal. Een positief saldo. Laten we het heden bij deze weinige punten. Ze zijn voor aanvulling vatbaar, en ze zijn zonder voorbereiding neergeschreven. De som van dit alles is, dat een zeer groote meerderheid van dit volk van 65 miliioen zielen in zwaarsten tijd en na lange jaren van ongehoorde beproevingen sinds twee jaren weer moed gekregen heeft, in zijn lei ders vertrouwt en met zeldzame energie aan het werk is getogen. Aan een nationaal werk, aan een werk van wederopbouw. Mij dunkt, hier kan van „wit" gesproken worden, ook door ons, Nederlanders, die het „zwart" niet minder duidelijk zien en die zeer, zeer veel methodes, die in het Derde Rijk toe gepast worden, niet alleen scherp afkeuren, maar als een schandvlek beschouwen op den totalen opzet, waarvan wij het idealistische einddoel niet loochenen willen. Voor mij is het saldo van het Derde Rijk voorloopig positief, omdat ik. in dit land en met dit volk levend, de eerlijke overtuiging heb, dat ook dit Nieuwe Duitschland ten slotte een doel voor oogen heeft, waarvoor het zich allesbehalve behoeft te schamen en in welks richting het met zichtbaar succes groote stappen heeft gedaan. Duitschland heeft er recht op, dat wij dit streven en deze successen niet wegmoffelen onder het helaas bijna al te vele principieele en bijkomstige, waarvoor de hemel ons volk bewaren moge. En waartegen we ons voorbehouden, met allen nadruk te blij-en waarschuwen. Maar: zonder tendentieuze eenzijdigheid! HET ENGELSCHE REGEERINGS-JUBILEUM. Gisteravond heeft koning George zijn on derdanen in het geheele Britsche rijk per radio toegesproken. Zittend voor een gouden microfoon, die was opgesteld in de regentenzaal van Buc- kingham Palace, zeide de vorst met bewo gen stem: „Aan het einde van dezen gedenkwaardi- gen dag wil ik spreken tot mijn volk, waar het zich ook bevindt. Maar hoe kan ik uiting geven aan datgene, wat leeft in mijn hart? Hoe kan het anders, dat ik diep bewogen was, toen in dezen morgen bij mijn gang naar en van St. Paul's Cathearal langs de juichende menigten reed en dacht aan alles, wat de afgeloopen vijf-en-twintig jaar mij en mijn land en mijn rijk hebben gebracht? Woorden kunnen mijn gedachten en mijn gevoelens niet weergeven. Ik kan u slechts zeggen, mijn zeergeliefde volk, dat de konin gin en ik u uit het diepst van ons hart dank zeggen voor allen trouw en liefde, waarme de gij ons heden en altijd hebt omringd. Ik wijd mij opnieuw aan u voor de jaren, die mij nog gegeven zijn. Met dankbaarheid je gens God zie ik terug op het verleden. Wij hebben gezamenlijk groote beproevingen en moeilijkheden doorgemaakt; zij zijn nog niet vöorbijmet verdriet denk ik aan diegenen mijner onderdanen, die nog zonder werk zijn. Wij zijn hun en in het bijzonder denge nen, die lijden onder eenigen vorm van inva liditeit, alle sympathie schuldig. Ik hoop, dat gedurende dit jubileumjaar allen, die daar toe bij machte zijn, hun werk en troost wil- en\X^Ucht zijn andere moeilijkheden te wachten, doch ik ben er van overtuigd, dat wij ze met Gods hulp zullen overwinnen, in dien wij ze met vertrouwen, moed en eensge zindheid tegemoet treden. Zoo zie ik met ver trouwen en hoop op de toekomst. De jeugd behoort die toekomst. Ik vertrouw, dat door het fonds, dat is ingewijd door mijn gelief den zoon den prins van Wales, velen in het geheele land naar geest en lichaam zullen worden geholpen, opdat zij nuttige staats burgers zullen worden. Tot de kinderen wensch ik een bijzondere boodschap te richten. Herinner je, dat je in toekomstige dagen burgers zult zijn van een groot wereldrijk. Bedenk dat voortdurend, terwijl je groot wordt, en indien dé tijd ge komen is, wees dan bereid om met trots je werk, je verstand en je hart te wijden aan den dienst van je land. Ik ben zeer getroffen door alle gelukwen- schen, die mij heden hebben bereikt uit de Dominions en de koloniën, uit Indië en uit het moederland. Mijn hart gaat uit tot al len, die thans naar mij luisteren, waar zij zich ook bevinden. Laat mij thans eindigen met de woorden, die koningin Victoria 38 jaar geleden gebruikte bij haar diamanten jubileum, want geen andere woorden zou den in meer oprechtheid en eenvoud kunnen uiting geven aan mijn diepe gevoelens: Ik dank u, mijn geliefd volk. God zegene u". Een waar volksfeest is het afsteken van het geweldige vuurwerk in Hydepark gewor den. Alle plaatsen zijn bezet. De regeerings- gebouwen en niet in de laatste plaats het Buckingham Palace zelf straalden des avonds in een fantastischen gloed. Een stroom van gelukwenschtelegrammen zijn in den loop van den dag van alle staats hoofden ter wereld en van de regeeringen der Dominions en uit de koloniën binnenge komen. Ook de opperste raad van de Moham medanen heeft den koning een gelukwensch- telegram toegezonden. Het telegram richt den aandacht van den koning op de politieke toestanden in Palestina en doet bij deze ge legenheid een beroep op de rechtvaardig heidszin van den koning. DE PROTOCOLLEN VAN DE WIJZEN VAN ZION. De zesde dag. Men meldt uit Bern: De deskundige van de nationaal socialis tische beklaagden heeft gisteren in de behan deling van het proces betreffende de Proto collen van de Wijzen van Zion het woord ge kregen ter beantwoording van het Zaterdag uitgebrachte rapport van den deskundige der tegenpartij, prof. Baumgarten uit Bazel. Spr. verzekerde deskundige Baumgarten van zijn waardeering en gaf ook toe, dat deze zijn rappor: volgens beste weten en consciën tieus opgesteld had, doch liet overigens door schemeren, dat prof. Baumgarten niets of wel wanhopig weinig van deze zaken be greep. Met verheffing van stem riep hij, zich tot het auditorium keerende, uit: „prof. Baumgarten, zet toch uw bril af." Vervolgens hield hij zich bezig met de ras senleer. Hij verklaarde: „Wij wijzen iedere rassenverwaandheid af: Wij Ariërs willen een internationale der Ariërs. De deskundige betreurt het, dat prof. Baumgarten op religieuze dingen is inge gaan. Ik wil, aldus ging hij verder, niet over religie spreken, aangezien een plaats als deze hier niet geschikt is om te spreken over zaken, die te doen hebben met hart en ge voel. Wanneer ik over religieuze problemen toch nog zou willen doorspreken, zou dat langen tijd in beslag nemen. Dat kan Bruin tje niet trekken. De Joden willen mij toch zeker niet betalen, want zij moeten toch al alle kosten dragen. Prof. Baumgarten beoor- iVat vandaag de aandacht trekt Het positieve van het Derde Rijk. (Dag. Overzicht.) Het Engelsche regeeringsjubileum. Koning George voor de microfoon. (Bui tenland.) De affaire Jacob. Duitschland ont trekt zich niet aan arbitrage. (Buiten- land.) Koningin Astrid naar Nederland. (Binnenland.) De Larensche kunstschilder v. d. Valk overleden. (Binnenland.) Groote brand te Rotterdam. (Binnen land.) De zaak Tonnet; generaal ontvanke lijk verklaard in zijn eisch. (Rechtsza ken.) Prof. Veraart trekt zich uit de politiek terug. (Binnenland.) Conclusies van de commissie van on derzoek inzake de kwestie-Spoorhout. (Binnenland.) deelt alles van zijn, Baumgarten's subjec tieve standpunt. De gezichtskring van Baum garten is nauw. De gezichtskring van spr., Fleischhauer is ruim, aangezien een wereld organisatie achter hem staat. Hij, Fleisch hauer, heeft alle geestelijke heroën reeds ter sprake gebracht. Wij beiden, aldus de des kundige, Baumgarten en Fleischhauer, reke nen ons inderdaad niet tot de geestelijke heroën (groote hilariteit onder de aanwezi gen). Fleischhauer zet dan uiteen, waarom hij antisemiet is geworden. Zijn Joodsche mede scholieren waren nu niet bepaald knap. Zij waren allemaal blijven zitten. Er deed zich echter een beslissende gebeurtenis voor. Hij had willen deelnemen aan een sprekers- school der sociaal democraten. Toen had hij gemerkt, hoe men de menschen dom maakte Wel was hij spoedig uit de school gezet, aan gezien men hem voor een spion hield. De leeraren van deze school waren voor het grootste gedeelte Joden. Toen hij nu een dier leeraren met een kostbaren bontjas ontmoet te, toen deze naar een bal ging, kwam het in zicht: Zoo zijn de Joden, zeide hij tot zich zelf en werd antisemiet. De president van het gerechtshof leest dan een schrijven voor van de gevolmachtig den te Bern van ernstige bijbelvorschers. Hierin schrijven zij, dat de uiteenzettingen van Fleischhauer hen ten zwaarste beleedi- gen en ongeloofelijk beschuldigen. Ten slotte noemen de ernstige bijbelvorschers den des kundige een „bewst misleider". Deskundige Fleischhauer heeft zijn uiteen zettingen thans beëindigd. Heden krijgt de door het gerecht benoemde hoogste deskun dige, C. A. Loosli, het woord. Na urenlange pogingen zijn twee mijnwer kers die bij de ontploffing in de Japansche mijn der Mojiri-maatschappij waren bedol ven, als lijken geborgen. Het bergingswerk wordt door neervallend gesteente en onder breking van den luchttoevoer, ten zeerste be- ijkt. moeilijk Volgens de jongste opgaven liggen nog 94 menschen in de mijn bedolven, waaronder ook vrouwen en kinderen, daar in de Japan sche kolenmijnen vaak ook de families der mijnwerkers onder den grond meewerken. De kinderen worden als dragers en voor het mennen der mijnhonden gebruikt. Men vreest, dat de 94 bedolvenen nog slechts als lijken geborgen zullen kunnen worden. Het staat thans vast, dat de regeerings- partij bij de Zondag gehouden verkiezingen 221 van de 370 parlementszetels heeft ver overd. Naar de Prawda meldt, zijn de moorde naars van den Russischen arbeiderscorres pondent Gykow gearresteerd. Het betreft hier naar het schijnt den zoon van een ver bannen boer, Setsjenof genaamd, en een eerst kortgeleden uit de gevangenis ontsla gen bandiet, Mokrow genaamd. Uit getuigenverklaringen en uit de beken tenis van Mokrow blijkt, dat Mokrow zich op Gykow gewroken heeft, aangezien deze strafbare feiten van de beiden onthuld had. In verband met den moord zijn intusschen tot dusverre 15 joersonen, die als actieve contrarevolutionnairen worden aangeduid, gearresteerd en ter beschikking van de justi tie gesteld. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. No. 107 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN: Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. 137e Jaargang Koning George spreekt tot het Empire. Het vuurwerk. (Zie rerder eventueel laatste berichten.) DE MIJNRAMP IN JAPAN. Men vreest voor he' leven van 94 mannen, vrouwen en kinderen. DE PARLEMENTSVERKIEZINGEN IN ZUID-SLAVIE. DE MOORD OP DEN ARBEIDERS- CORRESPONDENT GYKOW.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 1