DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Het positieve van het Derde Rijk.
T)xxqeÜ{k$ch Oveezicht
tBuiteittand
Dinsdag 7 IWei 1935
Het huidige Duitschland moet men verge
lijken met den overgangstijdperk 1918-1933.
Eenige conclusies.
In mijn vorige correspondentie, zoo begint
onze Berlijnsche correspondent, heb ik een
poging gedaan om het Duitsche Derde Rijk
van Adolf Hitier en zijn nationaal-socialis-
tische beweging de volle maat toe te meten.
Ik heb er den nadruk op gevestigd, dat ik nu
eenmaal subjectief oordeel, bewust subjectief
(en ik blijf bij deze opvatting, omdat de er
varing van tientallen journalistieke jaren mij
geleerd heeft, dat subjectiviteit, mits ge
grond op zoo objectief mogelijke exacte ge
gevens, ten slotte de eenig-mogelijke en be
reikbare eerlijkheid beteekent). En nadat ik
daarop eens in het kort mijn oordeel gefor
muleerd had over de wijze, waarop in het
algemeen in Nederland het publiek over
Duitsche menschen en toestanden sinds twee
jaren ingelicht wordt, heb ik het volgende
neergeschreven:
„Er is veel zwart, er is nog meer wit in
het Derde Rijk der Duitschers. Onze buren
beleven een overgangstijd. Zij vechten op
twee fronten. Naar binnen en naar buiten.
En omdat zij menschen zijn, en niets men-
schelijks hun vreemd is, maken zij fouten
zonder tal. Wijzen we alléén op die fout/n,
dan is het een kinderspel, de groo*e meer
derheid van het Duitsche volk in een ge
vaarlijke, tot niets nuttige anti-Duitsche
stemming te drijven".
Nu al dadelijk een eerlijke bekentenis:
toen ik dit, en nog het noodige andere had
neergeschreven, en het gedrukt was, ben ik
met meer dan normale belanstelling op
mijn brievenbesteller gaan letten. Waar
bleven de protesten uit Nederland? Zou het
mogelijk zijn, dat men het unaniem roerend
met mij eens was, ten slotte? Zou ik de mij
femelde anti-Duitsche stemming in Neder-
and toch geweldig overschat hebben? Zou
het waar zijn, wat ik altijd nog gehoopt had,
dat alle echte Nederlanders niet pro-Duitsch
noch anti-Duitsch, niet pro het eene of anti
het andere land bevooroordeeld zijn, maar in
laatste instantie tochpro Nederland-
schen voelen, en anders niet?
De brievenbesteller is toch gekomen. Eén
enkele brief, tot heden, heeft mij uit lezers
kringen bereikt. En die brief stelt de vraag,
nu eens duidelijk te willen zeggen, wat dan
in het Derde Rijk wit genoemd mag worden,
opdat men een saldo ten gunste van Duitsch
land zal kunnen constateeren. Of ontken
nen.
Ik heb er over nagedacht, of ik er goed
aan doe, een poging te doen om dien lezer in
het openbaar op zijn algemeene vraag te
antwoorden. Ik heb mezelf afgevraagd: als
ge de noodzakelijkheid van zulk een ant
woord inziet en dat antwoord kort neer
schrijft, geeft ge dan daarmee niet eigenlijk
toe, dat ge ook uzelf rekent tot die eenzijdi
ge, vrijwel uitsluitend zwart ziende berichtge
vers, wier methode ge zooeven afgekeurd
hebt? En nog in anderen vorm drong zich
deze vraag aan mij op: hebt ge dan niet in
deze Berlijnsche Brieven sinds 30 Januari
tallooze malen ook op het wit gewezen en
ow lezers opgewekt, naast het duister ook
het licht te willen zien en er de ontwikke
ling der dingen naar te willen beoordeelen?
Waarom dan nog een extra-uiteenzetting?
Tenslotte heeft deze overweging het pleit
beslist: dat het niveau van onze Nederland-
sche journalistiek gebiedend eischt, dat wij
publicisten ons nimmer onttrekken aan den
plicht, de waarheid te dienen, en dat de
waarheid nimmer te vaak kan worden her
haald.
Wij herhalen hier ons subjectieve
oordeel, dat er veel zwart en nog méér wit
is in het Derde Rijk der Duitschers. Maar
we beginnen met er op te wijzen, dat we dit
oordeel niet scheiden kunnen van de omstan
digheid, dat we de dingen zien als sterk na
tionaal voelend mensch en Nederlander, als
strijder en wel zeer bewust en onder de
huidige, droevige internationale ontstem
mingen sterker dan ooit voor een verbe
tering van de verhouding der staten en vol
ken onder elkander, een verbetering die in de
allereerste plaats van eerlijkheid in de be
richtgeving en van het bewuste streven naar
het zoeken van het goede, het lichtende, het
witte afhankelijk is. Ik meen dit te moeten
zeggen, omdat ik bij voorbaat de mogelijk
heid uitschakel, die lezers te overtuigen, die
uit welke motieven en overtuigingen dan
ook in dit bijzonder geval, de verhouding
Nederland—Duitschland, het wit niet zien
willen en het zwart in bewuste eenzijdigheid
over het geheele schilderij uitwrijven.
Een vergelijking.
Pogen we het positieve in het Derde Rijk
der Duitschers te zien, dan moeten we zoo
goed mogelijk trachten uit te schakelen de
begrijpelijke neiging, ontwikkelingen in
Duitschland te beoordeelen van onze eigen
mentaliteit uit, ze te vergelijken met wat
ons, Nederlanders, beste staatskunst, hoog
ste cultuur, nastrevenswaardige culminatie
van nobelst staatsburgerschap en grootste
persoonlijke waarde toeschijnt. Zijn wij ware
democraten, humanisten, priesters der tole
rantie, beschermers van de vrijheid van volk
en persoon, dan moeten we tot het offer in
staat zijn, andere staten en andere volken
te laten „selig werden nach ihrer Facon".
Ik heb dan ook in mijn beschouwingen uit
Duitschland steeds er naar gestreefd, waar
ik de dingen „zwart" meende te moeten
schilderen uit te gaan van de overweging,
dat ze niet afkeurenswaardig waren van
Nederlandsch, maar van algemeen mensche-
lijk standpunt; en dat ze door de wijze,
waarop ze werden opgediend, een interna
tionaal kwaad, een ongewenschte propagan
da beteekenden; dan wel, in nader omschre
ven gevallen, een moreele of politieke of eco
nomische bedreiging voor de verhouding
DuitschlandNederland in het bijzonder.
Wil men het Derde Rijk recht doen weder
varen, dan moet men het vergelijken met den
Duitschen overganstijd 1918-1933. En dan
komt men, geheel onafhankelijk van de
vraag of Adolf Hitier en zijn beweging ons
in alle consequenties sympathiek zijn of om
gekeerd, als beoordeelaar, die deze ontwik
keling ononderbroken van nabij waargeno
men heeft, tot de volgende conclusies:
1. Na de omwenteling van 1933 is in
Duitschland een nationale opleving van on
gehoorde afmetingen te constateeren. Of
deze opleving duurzaam en of ze wellicht bij
een deel der aanhangers egoïstisch-geveinsd
is, kan pas onder de werking van nog af te
wachten groote gebeurtenissen beoordeeld
worden. Voorloopig is die opleving zicht
baar en door leugenberichten, hatelijkheden,
schimpscheuten, caricaturen en andere pu
blicistische middelen niet weg te praten.
Deze sterke nationale opleving is een koste
lijk goed van internationale waarde. Ze uit
zich in Duitschland door 'n overwedigende
wijzen daarvoor zijn de phantastische be
dragen, welke elk jaar voor de winterhulp
bijeen komen, bedragen, die in de honderden
millioenen loopen en die alles overtreffen,
wat ooit in eenigen anderen staat voor lief
dadigheid bijeen gebracht is. Het moge juist
zijn, dat de overheid en haar organen in het
Derde Rijk de mogelijkheid bezitten en die
ook zoo noodig gebruiken, om wijfelaars en
onwilligen, die niets geven en toch genoeg
bezitten, op hun staatsplichten te wijzen.
Maar deze onwilligen zijn in de zeer kleine
minderheid. En mag men een staat veroor-
deelen, omdat hij zijn burgers herinnert aan
den plicht, in tijden van nood meer dan ooit
de persoonlijke belangen bij die der gemeen
schap ten achter te stellen?
2. De nationale opleving heeft met zich
gebracht een herstel van nationaal bewust
zijn, van volkskracht, van onderlinge waar
deering der beroepsstanden en beteekent een
begin van den strijd tegen standsinbeelding
en het toekomstige einde van den marxisti-
schen klassenhaat. Dat is natuurlijk niet al
les in eens te bereiken. Een werkelijke volks
gemeenschap, zal pas met de thans jongste
generatie te benaderen zijn. Maar het ware
kleinzielig te ontkennen, dat ook in breede
lagen der volwassenen een eerlijk en idealis
tisch streven bestaat, der jeugd zoo mogelijk
nog een goed voorbee'd te geven. Men moet
zich niet voorstellen, dat „de arbeider" en
„de meneer" nu plotseling boezemvrienden
en clubkameraden geworden zijn. Maar er
is een duidelijke toenadering bemerkbaar, die
natuurlijk nog afhankelijk is van weder-
zijdsche buigzaamheid, van karakter en van
landelijken volksaard. Jeugdorganisatie, ar
beidsdienst en volksleger zullen zeker in
hooge mate er toe medewerken, het hooge
ideaal te bereiken, dat niet bezit en geboorte,
maar karakter en prestatie de menschen
groepsgewijze onderverdeelt, en dat waar
het om nationale doelen gaat, deze onder
verdeeling in ware volksgemeenschap zal op
gaan.
3. De omwenteling in het Derde Rijk be
teekent: herstel van den arbeid des hand
werkers, renaissance van de goede zijden
van het gildewezen, veredeling van nationale
en landelijke productie op handwerkgebied,
opheffing van den arbeider uit de „minder-
wertigkeits komplexe" die de klassenstrijd
hem ingepompt had, bevordering van de
folklore, propaganda voor de veredelende
„huismuziek aansporing (door rijksbe-
roepsvedstrijden) tot allerhoogste vakpres-
taties, beteekent: meer kunst en harmonie in
de zalen der fabrieken, in bureaux en werk
plaatsen; meer hygiëne, meer en beter geor
ganiseerde sportbeoefening door alle groe
pen der bevolking, bevordering van het
volkslied en van het musiceeren met een
voudige volksinstrumenten; „kunst voor het
volk" van een algemeen nationaal, en niet
meer als vroeger van benepen klasse-stand-
punt.
4. Het nationaal-socialisme in Duitsch
land heeft blijk gegeven te willen streven
naar een herstel van de vergroeidheid en ver
knochtheid van het boerengezin met den
bodem, die hem vroegere generaties hebben
nagelaten, en te willen bereiken, dat de boer
naast den arbeider het bewustzijn krijgt, een
hoogst belangrijke rol in de volksgemeen
schap te vervullen, en op zijn gebied even
eerbiedwaardig, even onmisbaar, ja ten slotte
wellicht nog van grootere waarde te kunnen
zijn dan de „intellectueel", /oor zoover deze
niets méér presteert dan hem op school is
ingepompt. Met ppzet zeg ik, dat hiernaar
gestreefd wordt, omdat vooral op dit gebied
het positieve mij pog toekomstmuziek schijnt
te zijn; en juist df conservatieve boerenstand
van het heden nog oudergewoonte te veel
voor het materieele ziet en voor het ideëele
niet zoo ontvankelijk blijkt als de idealisten
van het nieuwe boerenfront zich dat ge
droomd hadden. Ook hier wreekt zich na
tuurlijk, Jat men experimenten van zoo ge
weldigen omvang beginnen moest in een tijd
van toenemende malaise een gedwongen
autarkie, die de aandacht van het ideëele nu
eenmaal moet afleider.
5. De Hitlerbeweging heeft met onmis
kenbaar succes vrijwel alles uitgeroeid, wat
vóór 1933 op het gebied van pornografie, de
smakeloosheid in pers en literatuur, in caba
ret en revue, nog welig opschoot en vooral
op 'het jonge geslacht een uiterst verderfe-
Iijken invloed uitoefende. De jeugdbeweging
heeft, naast vele andere voordeelen, ook de
tuchteloosheid en het drankmisbruik in hoo
ge mate weten tegen te werken, en heeft voor
Duitschland veel van het goede gebracht,
dat in andere landen ten deele door de pad
vindersbeweging reeds doorgezet was, maar
in vergelijking met de Duitsche rijksorgani
satie op te zeer begrensd gebied.
6. Het lijkt mij een positief resultaat van
meer dan respectabelen omvang, dal het der
Hitlerbeweging gelukt is, in twee jaren tijds
de werkloosheid van ongeveer TA millioen
op 2A millioen terug te brengen. Ik weet, (en
heb daarover zelf op deze plaats veie malen
geschreven) welke bezwaren tegen zekere
methodes, tegen de weinig overzichtelijke fi
nanciering en tegen het practisch resultaat
van een deel dezer werkverschaffing in te
brengen zijn. Maar de geweldige moreele
werking ten goede, die het wegnemen der
werkloozen van de straat, het kweeken van
nieuwe hoop en nieuw vertrouwen, in die
twee jaren gehad heeft, is niet met cijfers aan
te geven noch weg te praten.
7. Het Duitsche nationaal-socialisme heeft
de historische verdienste, het eeuwenlang
verdeelde Duitschland tot eenheidsstaat ge
maakt en met één slag het feuderalisme en
particularisme uit den weg geruimd te heb
ben. Dat is een prestatie, waartegen zelfs het
genie van een Bismarck niet opgewassen
geweest is. En het ziet er naar uit, dat dit
smeedwerk nu eindelijk een duurzaam karak
ter hebben zal.
Een positief saldo.
Laten we het heden bij deze weinige punten.
Ze zijn voor aanvulling vatbaar, en ze zijn
zonder voorbereiding neergeschreven. De
som van dit alles is, dat een zeer groote
meerderheid van dit volk van 65 miliioen
zielen in zwaarsten tijd en na lange jaren
van ongehoorde beproevingen sinds twee
jaren weer moed gekregen heeft, in zijn lei
ders vertrouwt en met zeldzame energie aan
het werk is getogen. Aan een nationaal
werk, aan een werk van wederopbouw.
Mij dunkt, hier kan van „wit" gesproken
worden, ook door ons, Nederlanders, die het
„zwart" niet minder duidelijk zien en die zeer,
zeer veel methodes, die in het Derde Rijk toe
gepast worden, niet alleen scherp afkeuren,
maar als een schandvlek beschouwen op den
totalen opzet, waarvan wij het idealistische
einddoel niet loochenen willen.
Voor mij is het saldo van het Derde Rijk
voorloopig positief, omdat ik. in dit land en
met dit volk levend, de eerlijke overtuiging
heb, dat ook dit Nieuwe Duitschland ten
slotte een doel voor oogen heeft, waarvoor
het zich allesbehalve behoeft te schamen en
in welks richting het met zichtbaar succes
groote stappen heeft gedaan. Duitschland
heeft er recht op, dat wij dit streven en deze
successen niet wegmoffelen onder het helaas
bijna al te vele principieele en bijkomstige,
waarvoor de hemel ons volk bewaren moge.
En waartegen we ons voorbehouden, met
allen nadruk te blij-en waarschuwen. Maar:
zonder tendentieuze eenzijdigheid!
HET ENGELSCHE
REGEERINGS-JUBILEUM.
Gisteravond heeft koning George zijn on
derdanen in het geheele Britsche rijk per
radio toegesproken.
Zittend voor een gouden microfoon, die
was opgesteld in de regentenzaal van Buc-
kingham Palace, zeide de vorst met bewo
gen stem:
„Aan het einde van dezen gedenkwaardi-
gen dag wil ik spreken tot mijn volk, waar
het zich ook bevindt. Maar hoe kan ik uiting
geven aan datgene, wat leeft in mijn hart?
Hoe kan het anders, dat ik diep bewogen
was, toen in dezen morgen bij mijn gang
naar en van St. Paul's Cathearal langs de
juichende menigten reed en dacht aan alles,
wat de afgeloopen vijf-en-twintig jaar mij
en mijn land en mijn rijk hebben gebracht?
Woorden kunnen mijn gedachten en mijn
gevoelens niet weergeven. Ik kan u slechts
zeggen, mijn zeergeliefde volk, dat de konin
gin en ik u uit het diepst van ons hart dank
zeggen voor allen trouw en liefde, waarme
de gij ons heden en altijd hebt omringd. Ik
wijd mij opnieuw aan u voor de jaren, die
mij nog gegeven zijn. Met dankbaarheid je
gens God zie ik terug op het verleden. Wij
hebben gezamenlijk groote beproevingen en
moeilijkheden doorgemaakt; zij zijn nog niet
vöorbijmet verdriet denk ik aan diegenen
mijner onderdanen, die nog zonder werk
zijn. Wij zijn hun en in het bijzonder denge
nen, die lijden onder eenigen vorm van inva
liditeit, alle sympathie schuldig. Ik hoop, dat
gedurende dit jubileumjaar allen, die daar
toe bij machte zijn, hun werk en troost wil-
en\X^Ucht zijn andere moeilijkheden te
wachten, doch ik ben er van overtuigd, dat
wij ze met Gods hulp zullen overwinnen, in
dien wij ze met vertrouwen, moed en eensge
zindheid tegemoet treden. Zoo zie ik met ver
trouwen en hoop op de toekomst. De jeugd
behoort die toekomst. Ik vertrouw, dat door
het fonds, dat is ingewijd door mijn gelief
den zoon den prins van Wales, velen in het
geheele land naar geest en lichaam zullen
worden geholpen, opdat zij nuttige staats
burgers zullen worden.
Tot de kinderen wensch ik een bijzondere
boodschap te richten. Herinner je, dat je in
toekomstige dagen burgers zult zijn van een
groot wereldrijk. Bedenk dat voortdurend,
terwijl je groot wordt, en indien dé tijd ge
komen is, wees dan bereid om met trots je
werk, je verstand en je hart te wijden aan
den dienst van je land.
Ik ben zeer getroffen door alle gelukwen-
schen, die mij heden hebben bereikt uit de
Dominions en de koloniën, uit Indië en uit
het moederland. Mijn hart gaat uit tot al
len, die thans naar mij luisteren, waar zij
zich ook bevinden. Laat mij thans eindigen
met de woorden, die koningin Victoria 38
jaar geleden gebruikte bij haar diamanten
jubileum, want geen andere woorden zou
den in meer oprechtheid en eenvoud kunnen
uiting geven aan mijn diepe gevoelens: Ik
dank u, mijn geliefd volk. God zegene u".
Een waar volksfeest is het afsteken van
het geweldige vuurwerk in Hydepark gewor
den. Alle plaatsen zijn bezet. De regeerings-
gebouwen en niet in de laatste plaats het
Buckingham Palace zelf straalden des
avonds in een fantastischen gloed.
Een stroom van gelukwenschtelegrammen
zijn in den loop van den dag van alle staats
hoofden ter wereld en van de regeeringen
der Dominions en uit de koloniën binnenge
komen. Ook de opperste raad van de Moham
medanen heeft den koning een gelukwensch-
telegram toegezonden. Het telegram richt
den aandacht van den koning op de politieke
toestanden in Palestina en doet bij deze ge
legenheid een beroep op de rechtvaardig
heidszin van den koning.
DE PROTOCOLLEN VAN
DE WIJZEN VAN ZION.
De zesde dag.
Men meldt uit Bern:
De deskundige van de nationaal socialis
tische beklaagden heeft gisteren in de behan
deling van het proces betreffende de Proto
collen van de Wijzen van Zion het woord ge
kregen ter beantwoording van het Zaterdag
uitgebrachte rapport van den deskundige der
tegenpartij, prof. Baumgarten uit Bazel.
Spr. verzekerde deskundige Baumgarten
van zijn waardeering en gaf ook toe, dat deze
zijn rappor: volgens beste weten en consciën
tieus opgesteld had, doch liet overigens door
schemeren, dat prof. Baumgarten niets of
wel wanhopig weinig van deze zaken be
greep. Met verheffing van stem riep hij, zich
tot het auditorium keerende, uit: „prof.
Baumgarten, zet toch uw bril af."
Vervolgens hield hij zich bezig met de ras
senleer. Hij verklaarde: „Wij wijzen iedere
rassenverwaandheid af: Wij Ariërs willen
een internationale der Ariërs.
De deskundige betreurt het, dat prof.
Baumgarten op religieuze dingen is inge
gaan. Ik wil, aldus ging hij verder, niet over
religie spreken, aangezien een plaats als deze
hier niet geschikt is om te spreken over
zaken, die te doen hebben met hart en ge
voel. Wanneer ik over religieuze problemen
toch nog zou willen doorspreken, zou dat
langen tijd in beslag nemen. Dat kan Bruin
tje niet trekken. De Joden willen mij toch
zeker niet betalen, want zij moeten toch al
alle kosten dragen. Prof. Baumgarten beoor-
iVat vandaag de
aandacht trekt
Het positieve van het Derde Rijk.
(Dag. Overzicht.)
Het Engelsche regeeringsjubileum.
Koning George voor de microfoon. (Bui
tenland.)
De affaire Jacob. Duitschland ont
trekt zich niet aan arbitrage. (Buiten-
land.)
Koningin Astrid naar Nederland.
(Binnenland.)
De Larensche kunstschilder v. d. Valk
overleden. (Binnenland.)
Groote brand te Rotterdam. (Binnen
land.)
De zaak Tonnet; generaal ontvanke
lijk verklaard in zijn eisch. (Rechtsza
ken.)
Prof. Veraart trekt zich uit de politiek
terug. (Binnenland.)
Conclusies van de commissie van on
derzoek inzake de kwestie-Spoorhout.
(Binnenland.)
deelt alles van zijn, Baumgarten's subjec
tieve standpunt. De gezichtskring van Baum
garten is nauw. De gezichtskring van spr.,
Fleischhauer is ruim, aangezien een wereld
organisatie achter hem staat. Hij, Fleisch
hauer, heeft alle geestelijke heroën reeds ter
sprake gebracht. Wij beiden, aldus de des
kundige, Baumgarten en Fleischhauer, reke
nen ons inderdaad niet tot de geestelijke
heroën (groote hilariteit onder de aanwezi
gen).
Fleischhauer zet dan uiteen, waarom hij
antisemiet is geworden. Zijn Joodsche mede
scholieren waren nu niet bepaald knap. Zij
waren allemaal blijven zitten. Er deed zich
echter een beslissende gebeurtenis voor. Hij
had willen deelnemen aan een sprekers-
school der sociaal democraten. Toen had hij
gemerkt, hoe men de menschen dom maakte
Wel was hij spoedig uit de school gezet, aan
gezien men hem voor een spion hield. De
leeraren van deze school waren voor het
grootste gedeelte Joden. Toen hij nu een dier
leeraren met een kostbaren bontjas ontmoet
te, toen deze naar een bal ging, kwam het in
zicht: Zoo zijn de Joden, zeide hij tot zich
zelf en werd antisemiet.
De president van het gerechtshof leest
dan een schrijven voor van de gevolmachtig
den te Bern van ernstige bijbelvorschers.
Hierin schrijven zij, dat de uiteenzettingen
van Fleischhauer hen ten zwaarste beleedi-
gen en ongeloofelijk beschuldigen. Ten slotte
noemen de ernstige bijbelvorschers den des
kundige een „bewst misleider".
Deskundige Fleischhauer heeft zijn uiteen
zettingen thans beëindigd. Heden krijgt de
door het gerecht benoemde hoogste deskun
dige, C. A. Loosli, het woord.
Na urenlange pogingen zijn twee mijnwer
kers die bij de ontploffing in de Japansche
mijn der Mojiri-maatschappij waren bedol
ven, als lijken geborgen. Het bergingswerk
wordt door neervallend gesteente en onder
breking van den luchttoevoer, ten zeerste be-
ijkt.
moeilijk
Volgens de jongste opgaven liggen nog 94
menschen in de mijn bedolven, waaronder
ook vrouwen en kinderen, daar in de Japan
sche kolenmijnen vaak ook de families der
mijnwerkers onder den grond meewerken.
De kinderen worden als dragers en voor het
mennen der mijnhonden gebruikt.
Men vreest, dat de 94 bedolvenen nog
slechts als lijken geborgen zullen kunnen
worden.
Het staat thans vast, dat de regeerings-
partij bij de Zondag gehouden verkiezingen
221 van de 370 parlementszetels heeft ver
overd.
Naar de Prawda meldt, zijn de moorde
naars van den Russischen arbeiderscorres
pondent Gykow gearresteerd. Het betreft
hier naar het schijnt den zoon van een ver
bannen boer, Setsjenof genaamd, en een
eerst kortgeleden uit de gevangenis ontsla
gen bandiet, Mokrow genaamd.
Uit getuigenverklaringen en uit de beken
tenis van Mokrow blijkt, dat Mokrow zich
op Gykow gewroken heeft, aangezien deze
strafbare feiten van de beiden onthuld had.
In verband met den moord zijn intusschen
tot dusverre 15 joersonen, die als actieve
contrarevolutionnairen worden aangeduid,
gearresteerd en ter beschikking van de justi
tie gesteld.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon-
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
No. 107 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN:
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
137e Jaargang
Koning George spreekt tot het
Empire.
Het vuurwerk.
(Zie rerder eventueel laatste
berichten.)
DE MIJNRAMP IN JAPAN.
Men vreest voor he' leven van
94 mannen, vrouwen en kinderen.
DE PARLEMENTSVERKIEZINGEN
IN ZUID-SLAVIE.
DE MOORD OP DEN ARBEIDERS-
CORRESPONDENT GYKOW.