Raadselhoekie HET ZEEMONSTER VAN NAGASAKl De gestolen schat. HEKTOR TEEKENPLAATJE X - XXXXXXXXX X X X WAT JANTJE VOOR ZIJN VERJAARDAG VROEG. GOED ONTHOUDEN! MET MIERTJE. Zw. 11 sch. op: 11, 12, 13, 15, 16, 18, 21, 22, 23, 26, 33. W. 11 sch. op: 25, 29, 31, 32, 34, 37, 38, 40, 42, 44, 47. In onze volgende rubriek geven wij de oplossing. Oplossingen der raadsels uit het vorige nummer. Voor grooteren. 1. Apennijnen. Aap, pijn, nap, pen, Anna, neen. 2. We gaan met Bob, Leida en Frits logeeren in IJIst. (blei). Luister toch niet naar die drogrede nen, Ems! (rog). We 6taaa allen pal In geval van nood. (paling). De burgemeester liet ongeveer hon derd taarten bakken bij gelegen heid van zijn jubileum. (tong). 3. Re(ep), bus, rebus. 4. B R A M R O M E A M E R M E R G Voor kleineren. 1- Want. 2. Oor. 3- Dolk Driebergen, t r am bril knie ambt berk rood egel peer been A Een uurwerk. OM OP TE LOSSEN. Voor grooteren. 1 Wie kan van een vragend voornaam woord, een omgekeerde oude maat en een rivier in ons land een vogel maken? 2- Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een stad in Spanje. X X i X X le rij een medeklinker. 2e een voertuig. 3e een rivier in Duitschland. 4© een ander woord voor: alleen of maar. 5e 't gevraagde woord. 3e een provincie in ons land. 7e een groote visch. 8© een boom loot. ®e een klinker. 3- Mijn geheel wordt met 11 letters ge schreven en noemt iets, dat men in elk huis vindt. C 's een Cactus. Daarvan heb ik, Weet je, een verzameling. D 's een Duveltj' in een Doosje, Schik heb j'altijd met zoo'n ding! E 's een Ezel voor mijn wagen. Jaap-broer zegt: Die zit er in! F een Fiets! 'k Giloof, dat 'k eig'lijk Met dien wensch het liefst begin. G is een Garage voor mijn Auto's, waarmee ik vaak speel. H een Hoepel, welk' ik meeneem, Als ik mij op straat verveel. I is Inkt om mee te schrijven. 'k Zit al in de tweede klas! J daarmee kan k niets bedenken, Of 't moest zijn: een nieuwe Jas. K is een Kalender, waarvan 'k Alle platen goed bekijk, L een Lotto-spel. Als 'k dat krijg, Ben 'k de Koningin te rijk! M een Motorfiets, maar Vader Vindt me daarvoor veel te klein. N de Nimfjes, doch die zullen Wel geen kinderspeelgoed zijn! O 's een Orgeltje, waarmee ik Mooi muziek steeds maken kan. P een Paard, dat hobbelt, heisa! En ik ben de ruiter dan. Q dat is zoo'n rare letter Nee, daar is toch vast niets bij! R dat spreekt: een Radio-toestel, Dat zou juist iets zijn voor mij! S dat is een mooie Stoomboot, Waarmee 'k verre reizen maak. T een Taart, een Torenhooge, O, die wensch ik toch zoo vaak! U zijn Ulevellen, heerlijk! Want die smaken lekker zoet. V 'n Verkeersagent. Ik weet al, Hoe die teekens geven moet! W een Worst van marsepein, zeg! Of 'k daar soms niet dol op ben? X is heusch niet d'eerste letter Van een wensch, dien ik wel ken. IJ .Wel, een paar IJlster schaatsen, Waar ik om het hardst op rij, Z een Zeemansboek, als 'k d&t krijg, O, wat ben ik dan toch blij! Dit plaatje kun je op ruitjespapier natee kenen. Daarna kun je het kleurèn. Kies zelf de kleurtjes uit en zorg maar, dat het een gezellig hoekje wordt. (Nadruk verboden). Wij kregen een klein hondje. Het zei maar niets dan „waf!" Maar 't kwispelde met t staartje, Toen Moes hem eten gaf. Nu kent hij ons al 'n beetje En knipoogt tegen mij. Dat wil natuurlijk zeggen: O, Jet, wat ben ik blij, Dat ik met jou mag spelen. Jij bent mijn kleine vrouw! 'k Wil heel graag bij je wezen. k blijf je altijd trouw! (Nadruk verboden). Ik wandel nu met Hektor, Zoo heet mijn lieve hond Ik wijs den weg. Wat h ij doet? Hij snuffelt op den grond. We loopen en we draven En hebben dolle pret. Moes zei: Ik maak een kiekje Van Hektor saam met Jet! Je ziet hierboven 't plaatje, Zeg zelf is Hek geen schat? Wat zou ik toch beginnen, Als ik mijn Hek niet had! ANNIE O 261. Piet liep schreeuwend van angst het hek uit, de straat op. „Wat is er", vroeg iemand hem. Piet wilde terug: „Er is een nijlpaard op den loop, er is een nijl paard op den loop". Een dame die net langs liep, dacht dat Piet het over haar had en gaf hem een flinke draai om zijn ooren. 262. 's Middags gingen Piet en Drein in een park wandelen om zich door de menschen te laten bewon deren. Ze werden aangeklampt door een bekenden koopman, die met alle geweld het zeemonster wilde koopen. Een verlanglijst op Rijm Jantje zou gauw jarig wezen En hij vroeghet a 1 p h a b e t, Keurig had hij al zijn wenschen Op een lange lijst gezet. A dat is een lief, klein Aapje, Want dat had ik toch zoo graag. B een dikke Boterletter, Zou 'k die krijgen, als 'k 'm vraag? Verhaaltje op rijm door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. I Daar begint hij fluks te graven. 't Kistje zie je naast hem staan. Maar terwijl Spits aan het werk is, Komt daar heel behoedzaam aan Roodstaart Vos, een echte deugniet, Spitsje, Spitsje, dat 's niet pluis! Spits merkt niets en als hi: klaar is, Gaat hij opgewekt naar huis. III. Maar als Spitsje is verdwenen, Sluipt die slechte, sluwe Vos. Naar de plek, waar werd gegraven En hij wroet de aarde los. 't Duurt niet lang. of hij heeft 't kistje. Dat is zwaar! En Roodstaart lacht. Zeker zal daar geld in zitten! Hij heeft niet vergeefs gewacht! IV Roodstaart Vos loopt met het kistje Haastig weg en naar zijn hol. Als ik nu maar veilig thuis kom! Jaagt het angstig door zijn bol. Want hij is wel heel voorzichtig En daarbij een sluwe guit, Maar.je kunt het toch nooit weten: Éénmaal komt het wel eens uit! Een 1, 2, 3, 9, 10, 11 is een deel van je been. Een 3, 5, 4, 7 is een natuurverschijn sel. Een 7, 2, 3, 5, 6, 8 is een kleedingstuk. Een 6, 5, 4, 1 is een bloem. Een 8, 5, 6, 9, 11 is een hoog gevaarte. 6, 4, 9, 1, 8 kan sommige metalen be derven. 4. Verborgen jongens- en meisjesnamen. Ik mis een schort en sedert drie da gen ook een blouse. Wat heeft die rivier steile oevers! Wij willen liever tot morgen wach ten met uitgaan. Over een uurtje zijn we klaar en dan gaan we mee. Voor kleineren. 1. In de lente bloei ik, In den zomer groei ik. In het najaar plukt men mij. Ik smaak best, geloof dat vriji Ik ben heel gezond, Daarbij meestal rond. Soms ben 'k groen en soms ben 'k rood. Menig, die van mij genoot. A is mijn begin Denk eens en verzin, Wat of ik toch wel kan zijn. Soms ben 'k groot en soms ben 'k klein. 2. Welke maand is de kortste? 3. Mijn eerste deel is een rivier in ons land, mijn tweede een vruchtje en mijn geheel zal je best smaken. 4. Maak plaatsen in ons land van: dame Go W. Dun beer Na Da m a z Siem R II. V u 1 (Nadruk verboden). Ik ben bang, als Jan zooveel vraagt, Krijgt hij niets, of heb ik 't mis? 't Is voor Janneman te hopen. Dat ik mij heel erg vergis! (Nadruk verboden). Op de markt kocht Moeder bloemen, Maar toch had zij later spijt, Want nog vóór zij er mee thuis kwam, Waren ze hun frischheid kwijt. Moeder zei: Me zoo te foppen, Is toch slecht en bovendien Ben ik boos, dat 'k mij zoo vrees'lijk In den nek heb laten zien! Jantje vindt het ook erg jammer, Luistert naar wat Moeder zegt, Mompelt in zichzelf, terwijl hij Zijn mooi matje verder vlecht. Een dag later komt broer Pietje Ongewasschen aan 't ontbijt. Moeder zegt: Laat mij je hals zien! Ja, nu heeft Piet toch wel spijt.... Ieder lacht, als plot'ling Jantje Roept: O, Pietje, pas toch op! Want: laat mij je hals zien is net 't Zelfde als dat ik je fop! CARLA HOOG. (Nadruk verboden). Een zielig miertje is verdwaald; Het loopt hier op 't tapijt Zoo vlug, zoo erg gejaagd; het is De juiste richting kwijt. Het wil niet in de kamer zijn, Maar buiten op den grond; Het loopt zoo hard, alsof het dan Den weg weer gauwer vond. Kom, 'k zal je helpen! wees niet bang, Jou kleine, arme mier! Ik leg hier bij je op den vloer Een mooi stuk wit papier. Ga daar maar op, dan breng ik je Wel weer, waar je behoort! Op 't tuinpad vindt je wel je weg, Daar kan je stellig voort. Een oogenblikje nog geduld! Ziezoo! op mijn papier Loopt vliegensvlug, van links naar rechts De arme, kleine mier. De deur gauw open! Op hel pad Laat ik het diertje vrij 't Snelt daad'lijk weg en 't trekt zich niets Neen, niets meer aan van mij HERMANNA. (Nadruk verboden). door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Spits de Muis is ijv'rig, zuinig, Heeft met moeite wat gespaard En denkt: Tn een kleine trommel In den grond is 't goed bewaard! Spits gaat, met een schop gewapend En zijn schat in d 'and're hand, 'n Pijpje rookend in den avond Naar een hoekje van het land. En pardoes, loopt Roodstaart tegen Hektor, den agent, dan op, Staat beteuterd, krijgt van schaamte Als het kan! nog rooder kop. Halt! blaft Heator 'k neem je mee naar Het bureau! J'ontsnapt me niet! Ik zou vast geen Hektor heeten, Als ik je niet straffen liet! VI Achter slot en grendel zit nu Roodstart Vos. Hij kniest zich dood. En zijn maaltijden bestaai slechts Uit wat water en droog brood. Hij heeft tijd om na te denken Over al zijn zonden en.... Prevelt: Ik begrijp nu tóch wel, Dat 'k een echte deugniet ben! (Nadruk verboden). Zw. 8 sch. op: 4, 5, 7, 11, 16, 19. 21, 36. W 9 sch. op: 15, 20, 22, 27, 28, 30, 31, 34 47. speelt wit 20—14! (zw. 21:23). Wit 15— 10! Zeer goed gespeeld. Zw. 36 18. Wit 34—29. Zw. '23:25. Wit 14:1. Zw. 5:14 en Wit 16!! In den volgenden stand komen zoowel voor wit als voor zwart 2 dammen voor. f)it is niet mooi. Maar de wijze waarop wit wint is verrassend. Zw. 4 sch. op: 25, 26, 36, 44 en twee dammen op 6 en 30. W- 4 sch. op: 37, 38, 42, 47, en twee dammen op 4 en 16. Wit speelt: 1. 38-33 1. 6 39 2. 16-43 2. 39 :48 47-41 3. 36 :38 4. 4—36 4. 48 31 5. 36:13 Ter oplossing voor deze week: Probleem 1384 van A. v. Rijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 11