SPORT EN WEDSTRIJDEN.
Morgen Belgie-Nederlantl.
UIT HET PARLEMENTAIRE LEVEN,
JeuiMeton
I 1EVAARLIJK SPEL
ALKMAARSCHE COURANT van ZATERDAG 11 MEI 1935
De man in het grijs.
Een zeer spannende strijd te verwachten,
waarin de kansen vrijwel gelijk zijn.
De Oranjeploeg moet oppassen.
EEN UITVERKOCHT HUIS,
XLII.
Ik had vele jaren geleden eens het
voorrecht, het volgend interessante
briefje te ontvangen.
Rotterdam, 22 Februari '24.
Amice.
Niet zonder belangstelling neem ik
geregeld kennis van je parlementaire
schetsen. Je weet, dat ik niet veel aan
politiek doe. Dat zit zoo bij ons in de
familie. We doen in tabak en niet in po
litiek, en één baal van dat fijne Deli-
goedje is mij, eerlijk gezegd, meer waard
dan 93 leden van de Tweede Kamer bij
mekaar: ik maak een uitzondering voor
de vrouwen, die altijd m'n Achilles-hiel
blijven. Maar al doe ik dan niet aan po
litiek, je verhaaltjes lees ik trouw.
Daarom kom ik je nu eens lastig val
len met een diep geheim.
Een geheim, heusch. Ik heb er tot-
nog-toe met niemand over gesproken,
omdat ik bang was dat ze me zouden
uitlachen en voor een fantastischen
praatjesmaker verslijten. Maar nu ik uit
je vertelseltjes zie, dat er in dat milieu
op het Binnenhof meer rare dingen ge
beuren, kom ik je eens meedeelen wat
mij destijds is overkomen. Misschien
kan jij me het geval ophelderen. Mij is
het altijd een raadsel geweest
Luister dan.
Het is nu al een jaar of twaalf gele
den. Ik was voor een paar dagen in Den
Haag. Op zekeren dag ik had 's mor
gens langs het strand geflaneerd en aar
dige meisjes gezien was ik van plan
naar de middag-voorstelling in Scala te
gaan, toen een kennis van me, dien ik
toevallig tegenkwam, zei: „Doe het niet.
Waarom zal je je geld weggooien? Ga
eens naar de Tweede Kamer of naar
den gemeenteraad, die vergaderen toe
vallig allebei, 't kost je geen duit en het
specialiteiten-gezelschap is er even goed
als in Scala".
Ik deed het. Eerst wandelde ik naar
het Binnenhof, en zag onderweg aardige
meisjes. De vergadering was al begon
nen, maar ik wist toch nog een vrij goed
plaatsje machtig te worden.
Mèn, ik zal je maar niet vertellen hoe
ik me gevoelde. Eerst dacht ik, dat ze
allemaal tegelijk aan 't woord waren,
maar m'n buurman een door-gefour
neerde ouwe rat zei lachend: „Wel
nee, alleen die n e mijnheer spreekt!"
„Je bent gek", zei ik, „ze spreken alle
maal". De vent bleef maar lachen en
zei: „Dat 's best mogelijk, maar officieel
spreekt er maar een, kijk, die mijnheer
daar!" Ik volgde z'n wenk, en zag een
fatsoenlijke heer in een grijscolbert-
costuum, die geweldig met z'n armen te
keer ging, een soort Zweedsche gym
nastiek, en als je goed luisterde kon je
inderdaad hooren dat hij een redevoe
ring hield. „Wie is dat?" vroeg ik.
„Dat is meneer K. ter Laan", zei de
doorgefourneerde, „een reuze-kerel, een
sociaal".
Nu weet je, dat mijn familie van huis
uit niet op socialen gebrand is. We heb
ben het altijd maar gehouên bij Mees en
Hudig en de Monchy. En toen het grijze
colbert-costuum aan het woord bleef
er zat, ronduit gezegd, een flinke kop
op, eerlijk en beslist en met klare oogen
ben ik er tusschen uit geknepen.
Voor Scala was het te laat geworden,
maar aan een politieagent vroeg ik den
weg naar den Gemeenteraad, en daar
ben ik op m'n dooie gemak naar toe
gekuierd. Onderweg lekkere sigaren ge
kocht en aardige Haagsche meisjes ge
zien.
In den Raad kreeg ik een goed plaatsje
op de publieke tribune. Maar toen ik de
vergadering inkeek (nou komt het,
amice) was het of ik op slag bevroor.
Want er stond iemand te speechen, en
de speechende man was niemand anders
dan hetzelfde grijze colbertcostuum,
met denzelfden kop er op. Ik zag de
armen weer zwaaien, ik hoorde hetzelf
de geluid. Droomde ik? IJlde ik? Ik
werd koud van angst. „Meneer", vroeg
)k aan een langen kerel naast me, „wie
is die spreker?" De vent keek me min
achtend aan en zei: „Ken je hém niet
eens? Dat is onze Kornelis. Kornelis ter
Laan, de sociaal. Een reuze-kerel!"
Geen minuut later stond ik buiten. De
frissche voorjaarswind spoelde m'n
kloppende slapen wat af. Ik werd bang
voor me zelf. Had ik een koorts-aanval?
Ter Laan was toch in de Kamer aan
't woord?
Een kwartiertje kuieren in de milde
zon en het zien van aardige meisjes
frunnekte me weer wat op. Onwillekeu
rig was ik in de richting van het Bin
nenhof gewandeld. En ik besloot nog
maar eens in de Kamer binnen te loo
pen. M'n middag was nu toch kapot en
misschien trof ik het beter dan den
eersten keer. Bovendien, als ik weer
naast den doorgefourneerde terecht
kwam, kon ik hem eens opheldering
vragen over het duistere geval.
Maar ik kwam niet naast den doorge
fourneerde. Het was veel drukker op de
tribune, en ik werd naast iemand an
ders geplakt.
Wat er toen met me gebeurde, zal ik
nooit vergeten. Ik keek de zaal in ik,
zag weer hetzelfde colbert-costuum, met
den flinken kop; ik luisterde, ik hoorde
dezelfde stem; ik zag ook weer de armen
zwaaien. Het klamme zweet brak me
uit. „Kunt U me ook zeggen wie er aan
't woord is?" vroeg ik heesch aan m'n
buurman. „Zeker meneer", was het be
leefde antwoord, „dat is K. ter Laan, de
sociaal. Een reuze-kerel!"
Ik weet niet precies meer wat er ge
beurd is, amice. Ik kwam tot bezinning,
toen ik in den trein zat. Veertien dagen
lang heb ik nacht-merries gehad van K.
ter Laan, den reuze-kerel, in het grijze
colbert-costuum. De man in het grijs
was me een obcessie geworden. Geluk
kig genas ik. Maar ik zet nooit meer een
voet in dat duivelshol op het Binnenhof.
Nou kom ik tot jou, en ik vraag je:
zie jij kans mij de verklaring te geven
van dit drama? Wiewasdeman in
het grijs? Of ben ik dien middag,
lang geleden, werkelijk een beetje ma
lende geweest?"
Ik heb m'n vriend denzelfden dag het
volgende geantwoord:
Beste kerel,
Waarom heb je me niet vroeger de
oplossing van deze (o, zoo eenvoudige)
puzzle gevraagd? Dan zou je van veel
bangen twijfel zijn verlost. Want werke
lijk, jij denkt aan hallucinaties te heb
ben geleden, maar er is niets van aan.
Je hebt eenvoudig drie keer den
heer K. ter Laan (Kornelis, den reuze-
kereld, den man in het grijs) gezien en
gehoord.
Hoe kan dat?
Och, gemakkelijk. Het was in de da
gen dat hij nog Hagenaar was, een be
kende prestatie van dezen afgevaardig
de, dat hij op denzelfden dag, ja, in het
zelfde uur in de Kamer en in den Raad
sprak. Hij fietste dan even van hetBin-
nenhof naar de Groenmarkt en viel met
z'n neus in den boter-van-het-debat. En
zoo is het eenmaal gebeurd, dat hij met
deze sportieve manoeuvre z'n eigen re
cord sloeg: hij had een speech gehouden
in de Kamer, fietste met een aardig
vaartje naar de Groenmarkt, vroeg daar
eenige minuten na z'n binnenkomst het
woord, fietste na afloop van z'n raads-
rede weer naar het Binnenhof terug, en
kwam daar net op het oogenblik, dat hij
z'n repliek kon uitspreken.
Ziedaar.
En dien record-rit heb jij nu (toeval
lig) juist getroffen. Terwijl jij op je dooie
gemak van de Kamer naar den Raad en
van den Raad naar de Kamer kuierde,
wiel-rende Kornelis ter Laan je voorbij,
en was er dus veel vroeger dan jij. En
kwam spoedig aan het woord.
Overigens kan ik me best begrijpen,
dat je er min of meer gek van werd.
Maar wij hier, in dit milieu, zijn aan
dergelijke buitensporigheden gewend.
We hebben véél mannen-in-het-grijs, in
allerlei genre en van allerlei snit.
Kom nog eens gauw kijken, amice! En
verbaas je nooit meer! Geef vooral geen
geld uit voor Scala, als er Kamerverga
dering is. We hebben hier tegenwoordig
ook zeven aardige meisjes. Gegroet!"
Voetbal.
Voor de 48ste keer (we tellen
alleen de officieel© wedstrijden!)
zullen de voetbalelftallen van
België en Nederland elkaar ont
moeten, en voor de eerste keer
zal die ontmoeting plaats vinden
in het groote Heysel-stadion in
Brussel, die ruim 60.000 bezoe
kers kan bevatten.
Zoo'n stadion is niet gauw ge
vuld, maar als we even herin
neren aan een paar weken gele
den, toen België—Duitschland
gespeeld werd voor een half ge
vuld stadion en dat thans het
bordje „Uitverkocht" voor de
gehangen kan worden, dan heeft
men meteen voor zich zelf kun
nen uitmaken, wat Nederland—
België of BelgiëNederland be-
teekent! Dan weet men, hoe een
aparte plaats deze landenwed-
6trijd bij het publiek in nemen.
De groote vraag i* natuurlijk weer:
wie zal morgen de gelukkige winnaar
zijn? En als wij op dit oogenblik deze
vraag stellen, dan moet er een antwoord
op volgen, dat echter verbazend moeilijk
is. Want nog nimmer is men van een
uitslag zoo onzeker geweest als deze
keer.
Wij hebben periodes gekent van een
volkomen Nederlandsch overwicht, wij
hebben jaren gekend, dat België positief
sterker was, maar in het voorjaar 1935
kunnen wij niet meer een zuivere supe
rioriteit van een der beide ploegen
spreken.
Zeker, ons land heeft in de laatste
jaren België steeds geklopt en verdiend
geklopt, maarbij de laatste ontmoe
ting bleek, dat België vooruit gegaan is
en dat Nederland iets afgezakt is. En
daarom is er van een uitgesproken
m >erderheid van Nederland geen sprake
meer.
Wij hebben kunnen schitteren met een
oer-sterke verdediging en met een
prachtige middknlinie, die haar geheele
taak naar behaoren vervulde; wij heb
ben een tijd gehad, waarin onze voor
hoede misschien wel de gevaarlijkste
was, die we ooit gekend hebben. Maar
Van Run is den laatsten tijd niet meer
op 't oogenblik is het iets anders,
de oude, zijn partner is nog niet heele-
maal ingespeeld en het achtertrio is nog
altijd niet een volkomen geheel. Daar
worden fouten gemaakt, let op!
Tn onze middenlinie is de katachtige
Pellikaan tijdelijk van het tapijt ver
dwenen en vervangen door den tech
nisch spelenden Paauwe; in onze mid
denlinie lijdt Anderiessen eenigszins
aan voetbalmoeheid; in onze middenli
nie moet van Heel zijn aandacht verdee-
len tusschen het spel en het aanvoer
derschap.
En dan onze voorhoede! Bakhuys is
Bakhuys, Smit kan Smit zijn! En over
van Gelder maken wij on6 niet ongerust.
Maar over onze rechtervleugel mag men
even wijfelen. Want Wels bleek den
laatsten tijd niet meer zoo vlug en han
dig als weleer en de rechtsbinnenplaats
zal bezet worden door een, die waar
schijnlijk een Vente niet zal kunnen ver
geten.
Men ziet, het elftal mag er zijn, maar
het is niet het elftal van een jaar gele
den.
Daar staat tegenover, dat de Belgen
zeer waarschijnlijk sterker dan ooit
zullen zijn.
Bakhuis,
op wie aller hoop (jevestigd is.
Dat wil niet zeggen, dat de Belgen
vroeger nooit een sterker onderdeel
van een team hadden (men denke maar
eens aan de jaren van de Bie en zijn
Lacks!), maar het geheel is meer even
wichtig geworden en vindt zijn hoogte
punt in de voorhoede, waar de beroem
de Braine de mid-voor-plaats zal be
zetten.
Neen, het Belgische elftal van morgen
is nog lang.niet geklopt en zal zich ze
ker niet gemakkelijk laten kloppen.
Want er heerscht in het Belgische
kamp een stemming, die blakert van
strijdlust. Vier jaar achter elkaar ver
loor België op eigen bodem van Neder
land. Daar moet een einde aan komen!
België moet winnen en het geheele
elftal zal zich geven tot het alleruiterste
en het zal, aangemoedigd door tiendui
zenden landgenooten, misschien meer
geven, dan waartoe een normaal spelend
elftal in staat zou zijn. Met andere
woorden: België zal boven haar kracht
spelen.
Maar Nederland laat zich niet zonder
meer kloppen! Ook de onzen zullen aan
gemoedigd worden door meer dan 10.000
landgenooten. Ook de onzen krijgen de
aparte sfeer over zich, als ze het Heysel-
gras zullen zien. En ook zij zullen zich
geven, geheel!
Zoodat de bezoekers getuige zullen
zijn van een strijd, die nog dagenlang in
herinnering zal blijven bij hen.
En als Oranje nu eens speelt, voor wat
het waard is, èn als van Run weer de
oude is en al6 het contact tusschen de
linies innig is, dan
Dan verwachten wij toch nog een
Hollandsche zege, al zal deze klein zijn.
De elftallen.
Hoewel momenteel het Oranje-team
nog niet bekend is (er zijn 17 spelers
uitgenoodigd, maar de werkelijke sa
menstelling wordt nog steeds geheim
gehouden) kunnen wij toch wel de elf
tallen opstellen, zooals ze er zeer waar
schijnlijk uit zullen zien:
België:
Christians (Lierscbe S.K.);
Paverica (Antwerp F.C.), Smellinckx
(Union St. Gilloise);
Dalem (Stadard), Stijnen (Berchem),
Claessens (Union St. G.);
Devrie6 (Antwerp F.C.), Voorhoof
(Liersche S.K.), R. Baine (Sparta, Praag)
of Mondelé (Daring C.B.), Isenborgh
(Beerschot), Joacim (Berchem).
Reserves: Braet (C.S. Brugeois), Pap-
paert Union Ct. G.), Meudermans (Beer-
S'hot), De Winter (Beerschot), Van Cae-
lenberg (Union St. G.), Bastin (Union St.
GViellevoye (Beerschot).
Nederland uit de volgende 17 spelers:
Doel: Halle (Go Ahead(, Mul (H.B.S.);
Achter: Caldenhove D.W.S.), Van Run
(P.S.V.), Van Diepenbeek Ajax);
Midden: Bas Pauwe (Feijenoord), An-
deriesen (Ajax), Van Heel (Feijenoord),
Van Houtum (L.O.N.G.A.);
Voor: Wels (Unitas), Lagendaal (Xer-
xes), Bakhuijs (Z.A.C.), Smit Haarlem),
Van Gelder (V.U.C., Vrauwdeunt (Feijen
oord), Drok (R.F.C.), Van Nelle*. (D.H.C.).
Scheidsrechter is de Ejgelschman
Fogg, die ook in Amsterdam geleid heeft
en toen uitmuntend voldeed. Aangezien
hij den laatsten Sup Final heeft geleid,
kan hij als de beste Engelsche scheids
rechter worden beschouwd, en dat
zegt wel wat.
Grensrechters zijn Amelinckx (België)
en Boeree (Nederland).
De wedstrijd vangt om drie uur Belg.
tijd aan, dat is 2.20 Ned. tijd. Hij zal op
do gebruikelijke wijze worden vooraf
gegaan door een junioreswedstrijd.
De stand is thans:
Nederland 47 24 9 14 57 119—85
België 47 14 9 24 37 85—19
Verdere wedstrijden.
Daags voor Nederland—België vinden
de gebruikelijke steden wedstrijden
plaats, ditmaal echter slechts Brussel
Amsterdam en AntwerpenRotterdam.
Over die wedstrijden zijn reeds enkele
bijzonderheden gepubliceerd, o.m. de
samenstellingen der elftallen. In beide
gevallen kan een aardige ontmoeting
^pprwacht worden, daar behoorlijke ploe
gen op de been zijn gebracht. Voor Hol
landers, die nl. 'n dagje eerder de grens
over trekken, een gunstige gelegenheid
om één van deze twee steden wedstrijden
te gaan aanschouwen.
Voor 't overige is erniets te doen.
Vanwege den K.N.V.B. waren nog enkele
wedstrijden vastgesteld, voor 't geval de
radio-uitzending niet zou doorgaan. Nu
dat wel 't geval is, zal ongeveer alles
wel vervallen zijn. 0.i. zou 't anders toch
we. gebeurd zijn, want van de betrokken
clubs zullen toch allicht spelers en ze
ker supporters naar Brussel trekken.
Het is dus voor ons land een rustige
dag; aller aandacht kan worden gecon
centreerd op den populairen landen-
kamp.
WIM ANDERIESEN'S
VIJF-EN-TWINTIGSTE.
Wim Anderiesen staat voor een ge
denkwaardig jubileum: a.s. Zondag te
Brussel speelt hij zijn 25en internationa
len wedstrijd.
De Sportkr. schrijft over dit jubileum:
Met trots en voldoening kan de
Ajacied op zijn voetballoopbaan terug
zien. Zijn spel is in den loop der jaren
van zoodanig gehalte geworden, dat
men zich thans een ander op
de zware spilplaats van onze
nationale ploeg niet kan in
denken. Door dezelfde eigen
schappen, die ook zijn spel
kenmerken, heeft hij zich zijn
momenteele positie verwor
ven: door stoere onverzette
lijkheid, wilskracht en vol
ledige toewijding. Wat men
ook in sommige wedstrijden
op zijn spel aan te merken
mocht hebben gehad, nimmer zal men
hem hebben kunnen verwijten, dat hij
zich niet geheel gegeven had; steeds
heeft men van hem kunnen getuigen: hij
heeft zijn uiterste best gedaan.
In zijn eerste wedstrijden was er wel
wat aan te merken. Na zijn debuut op
13 Juni 1925 te Kopenhagen tegen Dene
marken, duurde het tot November 1930
ee- hij wederom gekozen werd, thans te
Zurich tegen Zwitserland. Nog schonk
zijn optreden geen algeheele voldoening
en in de weldra volgende campagne on
der de bezielende leiding van Lotsy was
aanvankelijk Bas Paauwe de spil, op
wien men zijn hoop had gebouwd. Doch
Paauwe raakte ernstig geblesseerd, weer
deed men, thans voor den thuiswedstrijd
tegen België in Maart 1931, een beroep
op Anderiesen en nadien is hij steeds
weer gekozen, op 'n enkele uitzondering
na, toen het een niet-officieelen wed
strijd gold.
In die jaren is het spel van Anderiesen
rijper en beter, van grooter allure, ge
worden. Hij was steeds een der trouwste
discipelen van Lotsy en Herberts c.s. en
Uit bet Engelsch
van PAUL TRENT
door ADA VAN ARKEL
,.Daar behoeft u zich niets van aan te
hekken. Als de baron niet tevreden over u
ls> kon het wel eens noodig worden hem te
°vertuigen. Daarom moet u op alles voorbe-
re'd zijn. Dat is alles, geloof ik", zei de
admiraal bij wijze van afscheid.
Hallam keerde naar Ryderstraat terug en
telefoneerde naar Valda. Toen trok hij zijn
zwarte pak aan en was een half uur later
®!i haar. De begrafenis was uiterst eenvou-
d'g en op het laatste oogenblik kwam hij
®ven naar hen toe om eenige woorden van
deelneming tot Valda te richten en ging
daarne spoedig weg.
,»Ik heb een kleine gemeubelde etage ge
buurd in de Cavendishstraat 2", zei Valda
tegen Guy, toen ze naar het ziekenhuis te
rugkeerden. „Ik betrek het dadelijk. Zou je
ure vanavond niet kunnen komen gezelschap
houden? Ik zal me zoo eenzaam voelen".
«Ik zou dat met piezier willen doen, maar
Stella.
„Ik geloof, dat ze vanmiddag naar Wey-
port teruggaan".
Guy ging, nadat hij Valda weggebracht
"ad, naar Ryderstraat. Daar wachtte sir
George met het grootste ongeduld op hem.
„Ik zit hier al een paar uur. Wat heb je
uitgevoerd?"
Op het gelaat van den ouden heer was
ontstemming te lezen, toen hij hoorde dat
Guy de begrafenis van Valda's moeder had
bijgewoond.
„Ik vind het nu den tijd niet om zoo ach
ter die jonge vrouw aan te loopen", zei hij
nijdig, maar hij kalmeerde aanmerkelijk,
toen Guy hem vertelde van zijn succes met
den baron.
„We zullen den schurk wel te pakken krij
gen. Ik zou hem wel eens willen ontmoeten.
Waarom zou ik hier niet wachten tot hij
komt?" Guy legde hem het gevaar uit, dat
daaraan verbonden was en hij moest dit
mopperend toegeven. Hij begon hem toen
allerlei wenken te geven, de meeste onuit
voerbaar, de andere zeer onpraktisch, maar
was tenslotte volmaakt tevreden, indien hij
maar geheel op de hoogte werd gehouden
van alles wat er gebeurde. Daarna moest
Guy hem naar de Bank vergezellen.
„U kunt dit jongmensch als mijn erfge
naam beschouwen", zei hij, bij wijze van
voorstelling tot den kassier en nadat hij zijn
handteekening had gezet, kreeg Guy een
cheque-boek.
„Nu ga ik juffrouw Cameron een visite
maken. Ik zie, dat je er ellendig onder
bent. Laat het maar aan mij over, mijn
jongen. Ik zal dat zaakje wel in orde ma
ken zei sir George, toen zij voor de Bank
van elkaar afscheid namen.
Toen Guy op weg naar huis, langs het
Langham-hotel kwam, was de verleiding
groot om er even in te loopen. Misschien
zou hij Stella zien en dan zou ze hem waar
schijnlijk toch wel aanspreken. Hij moest
aldoor denken aan haar laatste woorden
tegen hem: „ik haat je" en begreep niet dat
deze woorden, door gewonde trots, op haar
lippen waren gebracht.
Maar wat moest hij haar zeggen? Hij kon
onmogelijk een uitlegging geven en het was
een deel van zijn straf, dat hij verkeerd
beoordeeld moest worden.
Een aanraking aan zijn arm deed hem
zich omkeeren, zijn vader stond achter hem
Voor hei eerst was hun verhouding niet na
tuurlijk en Guy wist niet wat de oorzaak-
van zijn terughouding was. Zij liepen samen
zwijgend door, tot zij in de zitkamer waren.
„Vader, ik smeek u me te vertrouwen",
zei Guy dringend.
„Ik heb Stella vanmorgen gezien".
„Hoe is het me', haar?'
„Ellendig, en dat is jouw schuld
me niet liever vertellen waarom j
wreed hebt gehandeld? Ik heb je nog nooit
iets gemeens zien doen, vóór vandaag. Je
bent toch niet ingepalmd door dat meisje
Valda?"
„Waarom vraagt u dat?" zei Guy scherp
„Vanmorgen verbeeldde ik me dat Stella
wel eens jaioersch kon zijn. Zeg niet, dat ze
e' geen reden voor heeft
„Reden?", herhaalde Guy hooghartig.
Stelle is eenvoudig alles, voor me, vader!
Ik kan u niet zeggen hoeveel ik van haar
houd. Ik ben even beroerd als zij".
„Ga dan dadelijk naar haar toe", zei de
heer Hallam ernstig.
„Ik kan nooit met haar trouwen".
„Daar zal je toch zeker wel een reden
voor kunnen opgeven? Je hebt geld het
eenigste bezwaar is dus opgeheven".
„Maar er is een veel grooter gebleven".
„Heeft het iets te maken met dat draad
loos rapport?"
„Ik kan u niets zeggen. U moet me ver
trouwen", antwoordde Guy.
„Je maakt het me wel moeilijk. Ik ben
je vader en heb recht op je vertrouwen".
„Niemand heeft recht op mijn vertrouwen.
Vertrouwt u mij één maand en dan zal ik
u alles kunnen vertellen. Dat is alles wat ik
zeggen mag".
„Goed", zei de heer Hallam met een
zucht.
Guy voelde dat zijn vader hem te hard
beoordeelde, maar toch kon hij het hem
niet kwalijk nemen. Stella en zijn vader
de twee menschen, waarvan hij het meeste
hield moest hij laten denken, dat hij een
schurk was, zonder dat hij iets tot zijn ver
dediging kon aanvoeren. Een weinig later
werdT hij uit zijn gepeins opgeschrikt door
de mededeeling, dat de verwachte bezoeker
gekomen was.
„Baron, mijn vader is in zijn slaapkamer",
zei Guy waarschuwend.
„Dan zullen wij de zaken gauw afdoen.
Misschien is het wel goed dat ik den heer
Hallam eens ontmoet".
„Hier zijn de antwoorden op uw vragen"
De baron nam het papier en doorliep den
inhoud. Nu en dan hield hij even met lezen
op, als om over de inlichtingen na te den
ken.
„Ik hoop, dat het zoo goed is", zei Guy
met goed geveinsden angst.
„Het is heel goed. U begint uitstekend. Ik
heb een andere lijst met vragen bij me".
„En de vijfhonderd pond?" viel Guy hem
kortaf in de rede.
„Het is heel goed om op geld gesteld te
zijn, maar alles op zijn tijd, vriend Kijk
deze vragen maar eerst door, terwijl ik de
banknoten uittel".
Guy gehoorzaamde machinaal en zijn be
langstelling werd direct opgewekt. Dezen
keer was de baron bruta1er geworden.
„Sommige van deze vragen zullen moei
lijk te beantwoorden zijn", zei Guy lang
zaam.
„Maar kunnen de inlichtingen verkregen
worden?"
„Ja. In een paar dagen. Maar kan ik zul
ke informaties wel geven? Ik zie niet in wat
het voor nut kan hebben voor Chili om aan
een Europeesche mogenheid te schrijven
„Dat is mijn zaak", zei de baron stug en
kortaf en tikte ongeduldig met zijn vingers
op het stapeltje bankpapier.
„Als ik u die inlichtingen gaf, kon da*
wel eens verkeerd worden"
„Niemand komt het te weten. Bovendien
moet u de risico op u nemen. U wordt er
goed voor betaald
„Dat is waar", antwoordde Guy, „maar
het is zeer gewaagd".
„Beantwoord me die andere lijst met vra
gen en u zult nog vijfhonderd pond ont
vangen".
„Geeft u me de eerste vijfhonderd nu?
(Wordt vervolgd)