SPORT EN WEDSTRIJDEN. Morgen Belgie-Nederlantl. UIT HET PARLEMENTAIRE LEVEN, JeuiMeton I 1EVAARLIJK SPEL ALKMAARSCHE COURANT van ZATERDAG 11 MEI 1935 De man in het grijs. Een zeer spannende strijd te verwachten, waarin de kansen vrijwel gelijk zijn. De Oranjeploeg moet oppassen. EEN UITVERKOCHT HUIS, XLII. Ik had vele jaren geleden eens het voorrecht, het volgend interessante briefje te ontvangen. Rotterdam, 22 Februari '24. Amice. Niet zonder belangstelling neem ik geregeld kennis van je parlementaire schetsen. Je weet, dat ik niet veel aan politiek doe. Dat zit zoo bij ons in de familie. We doen in tabak en niet in po litiek, en één baal van dat fijne Deli- goedje is mij, eerlijk gezegd, meer waard dan 93 leden van de Tweede Kamer bij mekaar: ik maak een uitzondering voor de vrouwen, die altijd m'n Achilles-hiel blijven. Maar al doe ik dan niet aan po litiek, je verhaaltjes lees ik trouw. Daarom kom ik je nu eens lastig val len met een diep geheim. Een geheim, heusch. Ik heb er tot- nog-toe met niemand over gesproken, omdat ik bang was dat ze me zouden uitlachen en voor een fantastischen praatjesmaker verslijten. Maar nu ik uit je vertelseltjes zie, dat er in dat milieu op het Binnenhof meer rare dingen ge beuren, kom ik je eens meedeelen wat mij destijds is overkomen. Misschien kan jij me het geval ophelderen. Mij is het altijd een raadsel geweest Luister dan. Het is nu al een jaar of twaalf gele den. Ik was voor een paar dagen in Den Haag. Op zekeren dag ik had 's mor gens langs het strand geflaneerd en aar dige meisjes gezien was ik van plan naar de middag-voorstelling in Scala te gaan, toen een kennis van me, dien ik toevallig tegenkwam, zei: „Doe het niet. Waarom zal je je geld weggooien? Ga eens naar de Tweede Kamer of naar den gemeenteraad, die vergaderen toe vallig allebei, 't kost je geen duit en het specialiteiten-gezelschap is er even goed als in Scala". Ik deed het. Eerst wandelde ik naar het Binnenhof, en zag onderweg aardige meisjes. De vergadering was al begon nen, maar ik wist toch nog een vrij goed plaatsje machtig te worden. Mèn, ik zal je maar niet vertellen hoe ik me gevoelde. Eerst dacht ik, dat ze allemaal tegelijk aan 't woord waren, maar m'n buurman een door-gefour neerde ouwe rat zei lachend: „Wel nee, alleen die n e mijnheer spreekt!" „Je bent gek", zei ik, „ze spreken alle maal". De vent bleef maar lachen en zei: „Dat 's best mogelijk, maar officieel spreekt er maar een, kijk, die mijnheer daar!" Ik volgde z'n wenk, en zag een fatsoenlijke heer in een grijscolbert- costuum, die geweldig met z'n armen te keer ging, een soort Zweedsche gym nastiek, en als je goed luisterde kon je inderdaad hooren dat hij een redevoe ring hield. „Wie is dat?" vroeg ik. „Dat is meneer K. ter Laan", zei de doorgefourneerde, „een reuze-kerel, een sociaal". Nu weet je, dat mijn familie van huis uit niet op socialen gebrand is. We heb ben het altijd maar gehouên bij Mees en Hudig en de Monchy. En toen het grijze colbert-costuum aan het woord bleef er zat, ronduit gezegd, een flinke kop op, eerlijk en beslist en met klare oogen ben ik er tusschen uit geknepen. Voor Scala was het te laat geworden, maar aan een politieagent vroeg ik den weg naar den Gemeenteraad, en daar ben ik op m'n dooie gemak naar toe gekuierd. Onderweg lekkere sigaren ge kocht en aardige Haagsche meisjes ge zien. In den Raad kreeg ik een goed plaatsje op de publieke tribune. Maar toen ik de vergadering inkeek (nou komt het, amice) was het of ik op slag bevroor. Want er stond iemand te speechen, en de speechende man was niemand anders dan hetzelfde grijze colbertcostuum, met denzelfden kop er op. Ik zag de armen weer zwaaien, ik hoorde hetzelf de geluid. Droomde ik? IJlde ik? Ik werd koud van angst. „Meneer", vroeg )k aan een langen kerel naast me, „wie is die spreker?" De vent keek me min achtend aan en zei: „Ken je hém niet eens? Dat is onze Kornelis. Kornelis ter Laan, de sociaal. Een reuze-kerel!" Geen minuut later stond ik buiten. De frissche voorjaarswind spoelde m'n kloppende slapen wat af. Ik werd bang voor me zelf. Had ik een koorts-aanval? Ter Laan was toch in de Kamer aan 't woord? Een kwartiertje kuieren in de milde zon en het zien van aardige meisjes frunnekte me weer wat op. Onwillekeu rig was ik in de richting van het Bin nenhof gewandeld. En ik besloot nog maar eens in de Kamer binnen te loo pen. M'n middag was nu toch kapot en misschien trof ik het beter dan den eersten keer. Bovendien, als ik weer naast den doorgefourneerde terecht kwam, kon ik hem eens opheldering vragen over het duistere geval. Maar ik kwam niet naast den doorge fourneerde. Het was veel drukker op de tribune, en ik werd naast iemand an ders geplakt. Wat er toen met me gebeurde, zal ik nooit vergeten. Ik keek de zaal in ik, zag weer hetzelfde colbert-costuum, met den flinken kop; ik luisterde, ik hoorde dezelfde stem; ik zag ook weer de armen zwaaien. Het klamme zweet brak me uit. „Kunt U me ook zeggen wie er aan 't woord is?" vroeg ik heesch aan m'n buurman. „Zeker meneer", was het be leefde antwoord, „dat is K. ter Laan, de sociaal. Een reuze-kerel!" Ik weet niet precies meer wat er ge beurd is, amice. Ik kwam tot bezinning, toen ik in den trein zat. Veertien dagen lang heb ik nacht-merries gehad van K. ter Laan, den reuze-kerel, in het grijze colbert-costuum. De man in het grijs was me een obcessie geworden. Geluk kig genas ik. Maar ik zet nooit meer een voet in dat duivelshol op het Binnenhof. Nou kom ik tot jou, en ik vraag je: zie jij kans mij de verklaring te geven van dit drama? Wiewasdeman in het grijs? Of ben ik dien middag, lang geleden, werkelijk een beetje ma lende geweest?" Ik heb m'n vriend denzelfden dag het volgende geantwoord: Beste kerel, Waarom heb je me niet vroeger de oplossing van deze (o, zoo eenvoudige) puzzle gevraagd? Dan zou je van veel bangen twijfel zijn verlost. Want werke lijk, jij denkt aan hallucinaties te heb ben geleden, maar er is niets van aan. Je hebt eenvoudig drie keer den heer K. ter Laan (Kornelis, den reuze- kereld, den man in het grijs) gezien en gehoord. Hoe kan dat? Och, gemakkelijk. Het was in de da gen dat hij nog Hagenaar was, een be kende prestatie van dezen afgevaardig de, dat hij op denzelfden dag, ja, in het zelfde uur in de Kamer en in den Raad sprak. Hij fietste dan even van hetBin- nenhof naar de Groenmarkt en viel met z'n neus in den boter-van-het-debat. En zoo is het eenmaal gebeurd, dat hij met deze sportieve manoeuvre z'n eigen re cord sloeg: hij had een speech gehouden in de Kamer, fietste met een aardig vaartje naar de Groenmarkt, vroeg daar eenige minuten na z'n binnenkomst het woord, fietste na afloop van z'n raads- rede weer naar het Binnenhof terug, en kwam daar net op het oogenblik, dat hij z'n repliek kon uitspreken. Ziedaar. En dien record-rit heb jij nu (toeval lig) juist getroffen. Terwijl jij op je dooie gemak van de Kamer naar den Raad en van den Raad naar de Kamer kuierde, wiel-rende Kornelis ter Laan je voorbij, en was er dus veel vroeger dan jij. En kwam spoedig aan het woord. Overigens kan ik me best begrijpen, dat je er min of meer gek van werd. Maar wij hier, in dit milieu, zijn aan dergelijke buitensporigheden gewend. We hebben véél mannen-in-het-grijs, in allerlei genre en van allerlei snit. Kom nog eens gauw kijken, amice! En verbaas je nooit meer! Geef vooral geen geld uit voor Scala, als er Kamerverga dering is. We hebben hier tegenwoordig ook zeven aardige meisjes. Gegroet!" Voetbal. Voor de 48ste keer (we tellen alleen de officieel© wedstrijden!) zullen de voetbalelftallen van België en Nederland elkaar ont moeten, en voor de eerste keer zal die ontmoeting plaats vinden in het groote Heysel-stadion in Brussel, die ruim 60.000 bezoe kers kan bevatten. Zoo'n stadion is niet gauw ge vuld, maar als we even herin neren aan een paar weken gele den, toen België—Duitschland gespeeld werd voor een half ge vuld stadion en dat thans het bordje „Uitverkocht" voor de gehangen kan worden, dan heeft men meteen voor zich zelf kun nen uitmaken, wat Nederland— België of BelgiëNederland be- teekent! Dan weet men, hoe een aparte plaats deze landenwed- 6trijd bij het publiek in nemen. De groote vraag i* natuurlijk weer: wie zal morgen de gelukkige winnaar zijn? En als wij op dit oogenblik deze vraag stellen, dan moet er een antwoord op volgen, dat echter verbazend moeilijk is. Want nog nimmer is men van een uitslag zoo onzeker geweest als deze keer. Wij hebben periodes gekent van een volkomen Nederlandsch overwicht, wij hebben jaren gekend, dat België positief sterker was, maar in het voorjaar 1935 kunnen wij niet meer een zuivere supe rioriteit van een der beide ploegen spreken. Zeker, ons land heeft in de laatste jaren België steeds geklopt en verdiend geklopt, maarbij de laatste ontmoe ting bleek, dat België vooruit gegaan is en dat Nederland iets afgezakt is. En daarom is er van een uitgesproken m >erderheid van Nederland geen sprake meer. Wij hebben kunnen schitteren met een oer-sterke verdediging en met een prachtige middknlinie, die haar geheele taak naar behaoren vervulde; wij heb ben een tijd gehad, waarin onze voor hoede misschien wel de gevaarlijkste was, die we ooit gekend hebben. Maar Van Run is den laatsten tijd niet meer op 't oogenblik is het iets anders, de oude, zijn partner is nog niet heele- maal ingespeeld en het achtertrio is nog altijd niet een volkomen geheel. Daar worden fouten gemaakt, let op! Tn onze middenlinie is de katachtige Pellikaan tijdelijk van het tapijt ver dwenen en vervangen door den tech nisch spelenden Paauwe; in onze mid denlinie lijdt Anderiessen eenigszins aan voetbalmoeheid; in onze middenli nie moet van Heel zijn aandacht verdee- len tusschen het spel en het aanvoer derschap. En dan onze voorhoede! Bakhuys is Bakhuys, Smit kan Smit zijn! En over van Gelder maken wij on6 niet ongerust. Maar over onze rechtervleugel mag men even wijfelen. Want Wels bleek den laatsten tijd niet meer zoo vlug en han dig als weleer en de rechtsbinnenplaats zal bezet worden door een, die waar schijnlijk een Vente niet zal kunnen ver geten. Men ziet, het elftal mag er zijn, maar het is niet het elftal van een jaar gele den. Daar staat tegenover, dat de Belgen zeer waarschijnlijk sterker dan ooit zullen zijn. Bakhuis, op wie aller hoop (jevestigd is. Dat wil niet zeggen, dat de Belgen vroeger nooit een sterker onderdeel van een team hadden (men denke maar eens aan de jaren van de Bie en zijn Lacks!), maar het geheel is meer even wichtig geworden en vindt zijn hoogte punt in de voorhoede, waar de beroem de Braine de mid-voor-plaats zal be zetten. Neen, het Belgische elftal van morgen is nog lang.niet geklopt en zal zich ze ker niet gemakkelijk laten kloppen. Want er heerscht in het Belgische kamp een stemming, die blakert van strijdlust. Vier jaar achter elkaar ver loor België op eigen bodem van Neder land. Daar moet een einde aan komen! België moet winnen en het geheele elftal zal zich geven tot het alleruiterste en het zal, aangemoedigd door tiendui zenden landgenooten, misschien meer geven, dan waartoe een normaal spelend elftal in staat zou zijn. Met andere woorden: België zal boven haar kracht spelen. Maar Nederland laat zich niet zonder meer kloppen! Ook de onzen zullen aan gemoedigd worden door meer dan 10.000 landgenooten. Ook de onzen krijgen de aparte sfeer over zich, als ze het Heysel- gras zullen zien. En ook zij zullen zich geven, geheel! Zoodat de bezoekers getuige zullen zijn van een strijd, die nog dagenlang in herinnering zal blijven bij hen. En als Oranje nu eens speelt, voor wat het waard is, èn als van Run weer de oude is en al6 het contact tusschen de linies innig is, dan Dan verwachten wij toch nog een Hollandsche zege, al zal deze klein zijn. De elftallen. Hoewel momenteel het Oranje-team nog niet bekend is (er zijn 17 spelers uitgenoodigd, maar de werkelijke sa menstelling wordt nog steeds geheim gehouden) kunnen wij toch wel de elf tallen opstellen, zooals ze er zeer waar schijnlijk uit zullen zien: België: Christians (Lierscbe S.K.); Paverica (Antwerp F.C.), Smellinckx (Union St. Gilloise); Dalem (Stadard), Stijnen (Berchem), Claessens (Union St. G.); Devrie6 (Antwerp F.C.), Voorhoof (Liersche S.K.), R. Baine (Sparta, Praag) of Mondelé (Daring C.B.), Isenborgh (Beerschot), Joacim (Berchem). Reserves: Braet (C.S. Brugeois), Pap- paert Union Ct. G.), Meudermans (Beer- S'hot), De Winter (Beerschot), Van Cae- lenberg (Union St. G.), Bastin (Union St. GViellevoye (Beerschot). Nederland uit de volgende 17 spelers: Doel: Halle (Go Ahead(, Mul (H.B.S.); Achter: Caldenhove D.W.S.), Van Run (P.S.V.), Van Diepenbeek Ajax); Midden: Bas Pauwe (Feijenoord), An- deriesen (Ajax), Van Heel (Feijenoord), Van Houtum (L.O.N.G.A.); Voor: Wels (Unitas), Lagendaal (Xer- xes), Bakhuijs (Z.A.C.), Smit Haarlem), Van Gelder (V.U.C., Vrauwdeunt (Feijen oord), Drok (R.F.C.), Van Nelle*. (D.H.C.). Scheidsrechter is de Ejgelschman Fogg, die ook in Amsterdam geleid heeft en toen uitmuntend voldeed. Aangezien hij den laatsten Sup Final heeft geleid, kan hij als de beste Engelsche scheids rechter worden beschouwd, en dat zegt wel wat. Grensrechters zijn Amelinckx (België) en Boeree (Nederland). De wedstrijd vangt om drie uur Belg. tijd aan, dat is 2.20 Ned. tijd. Hij zal op do gebruikelijke wijze worden vooraf gegaan door een junioreswedstrijd. De stand is thans: Nederland 47 24 9 14 57 119—85 België 47 14 9 24 37 85—19 Verdere wedstrijden. Daags voor Nederland—België vinden de gebruikelijke steden wedstrijden plaats, ditmaal echter slechts Brussel Amsterdam en AntwerpenRotterdam. Over die wedstrijden zijn reeds enkele bijzonderheden gepubliceerd, o.m. de samenstellingen der elftallen. In beide gevallen kan een aardige ontmoeting ^pprwacht worden, daar behoorlijke ploe gen op de been zijn gebracht. Voor Hol landers, die nl. 'n dagje eerder de grens over trekken, een gunstige gelegenheid om één van deze twee steden wedstrijden te gaan aanschouwen. Voor 't overige is erniets te doen. Vanwege den K.N.V.B. waren nog enkele wedstrijden vastgesteld, voor 't geval de radio-uitzending niet zou doorgaan. Nu dat wel 't geval is, zal ongeveer alles wel vervallen zijn. 0.i. zou 't anders toch we. gebeurd zijn, want van de betrokken clubs zullen toch allicht spelers en ze ker supporters naar Brussel trekken. Het is dus voor ons land een rustige dag; aller aandacht kan worden gecon centreerd op den populairen landen- kamp. WIM ANDERIESEN'S VIJF-EN-TWINTIGSTE. Wim Anderiesen staat voor een ge denkwaardig jubileum: a.s. Zondag te Brussel speelt hij zijn 25en internationa len wedstrijd. De Sportkr. schrijft over dit jubileum: Met trots en voldoening kan de Ajacied op zijn voetballoopbaan terug zien. Zijn spel is in den loop der jaren van zoodanig gehalte geworden, dat men zich thans een ander op de zware spilplaats van onze nationale ploeg niet kan in denken. Door dezelfde eigen schappen, die ook zijn spel kenmerken, heeft hij zich zijn momenteele positie verwor ven: door stoere onverzette lijkheid, wilskracht en vol ledige toewijding. Wat men ook in sommige wedstrijden op zijn spel aan te merken mocht hebben gehad, nimmer zal men hem hebben kunnen verwijten, dat hij zich niet geheel gegeven had; steeds heeft men van hem kunnen getuigen: hij heeft zijn uiterste best gedaan. In zijn eerste wedstrijden was er wel wat aan te merken. Na zijn debuut op 13 Juni 1925 te Kopenhagen tegen Dene marken, duurde het tot November 1930 ee- hij wederom gekozen werd, thans te Zurich tegen Zwitserland. Nog schonk zijn optreden geen algeheele voldoening en in de weldra volgende campagne on der de bezielende leiding van Lotsy was aanvankelijk Bas Paauwe de spil, op wien men zijn hoop had gebouwd. Doch Paauwe raakte ernstig geblesseerd, weer deed men, thans voor den thuiswedstrijd tegen België in Maart 1931, een beroep op Anderiesen en nadien is hij steeds weer gekozen, op 'n enkele uitzondering na, toen het een niet-officieelen wed strijd gold. In die jaren is het spel van Anderiesen rijper en beter, van grooter allure, ge worden. Hij was steeds een der trouwste discipelen van Lotsy en Herberts c.s. en Uit bet Engelsch van PAUL TRENT door ADA VAN ARKEL ,.Daar behoeft u zich niets van aan te hekken. Als de baron niet tevreden over u ls> kon het wel eens noodig worden hem te °vertuigen. Daarom moet u op alles voorbe- re'd zijn. Dat is alles, geloof ik", zei de admiraal bij wijze van afscheid. Hallam keerde naar Ryderstraat terug en telefoneerde naar Valda. Toen trok hij zijn zwarte pak aan en was een half uur later ®!i haar. De begrafenis was uiterst eenvou- d'g en op het laatste oogenblik kwam hij ®ven naar hen toe om eenige woorden van deelneming tot Valda te richten en ging daarne spoedig weg. ,»Ik heb een kleine gemeubelde etage ge buurd in de Cavendishstraat 2", zei Valda tegen Guy, toen ze naar het ziekenhuis te rugkeerden. „Ik betrek het dadelijk. Zou je ure vanavond niet kunnen komen gezelschap houden? Ik zal me zoo eenzaam voelen". «Ik zou dat met piezier willen doen, maar Stella. „Ik geloof, dat ze vanmiddag naar Wey- port teruggaan". Guy ging, nadat hij Valda weggebracht "ad, naar Ryderstraat. Daar wachtte sir George met het grootste ongeduld op hem. „Ik zit hier al een paar uur. Wat heb je uitgevoerd?" Op het gelaat van den ouden heer was ontstemming te lezen, toen hij hoorde dat Guy de begrafenis van Valda's moeder had bijgewoond. „Ik vind het nu den tijd niet om zoo ach ter die jonge vrouw aan te loopen", zei hij nijdig, maar hij kalmeerde aanmerkelijk, toen Guy hem vertelde van zijn succes met den baron. „We zullen den schurk wel te pakken krij gen. Ik zou hem wel eens willen ontmoeten. Waarom zou ik hier niet wachten tot hij komt?" Guy legde hem het gevaar uit, dat daaraan verbonden was en hij moest dit mopperend toegeven. Hij begon hem toen allerlei wenken te geven, de meeste onuit voerbaar, de andere zeer onpraktisch, maar was tenslotte volmaakt tevreden, indien hij maar geheel op de hoogte werd gehouden van alles wat er gebeurde. Daarna moest Guy hem naar de Bank vergezellen. „U kunt dit jongmensch als mijn erfge naam beschouwen", zei hij, bij wijze van voorstelling tot den kassier en nadat hij zijn handteekening had gezet, kreeg Guy een cheque-boek. „Nu ga ik juffrouw Cameron een visite maken. Ik zie, dat je er ellendig onder bent. Laat het maar aan mij over, mijn jongen. Ik zal dat zaakje wel in orde ma ken zei sir George, toen zij voor de Bank van elkaar afscheid namen. Toen Guy op weg naar huis, langs het Langham-hotel kwam, was de verleiding groot om er even in te loopen. Misschien zou hij Stella zien en dan zou ze hem waar schijnlijk toch wel aanspreken. Hij moest aldoor denken aan haar laatste woorden tegen hem: „ik haat je" en begreep niet dat deze woorden, door gewonde trots, op haar lippen waren gebracht. Maar wat moest hij haar zeggen? Hij kon onmogelijk een uitlegging geven en het was een deel van zijn straf, dat hij verkeerd beoordeeld moest worden. Een aanraking aan zijn arm deed hem zich omkeeren, zijn vader stond achter hem Voor hei eerst was hun verhouding niet na tuurlijk en Guy wist niet wat de oorzaak- van zijn terughouding was. Zij liepen samen zwijgend door, tot zij in de zitkamer waren. „Vader, ik smeek u me te vertrouwen", zei Guy dringend. „Ik heb Stella vanmorgen gezien". „Hoe is het me', haar?' „Ellendig, en dat is jouw schuld me niet liever vertellen waarom j wreed hebt gehandeld? Ik heb je nog nooit iets gemeens zien doen, vóór vandaag. Je bent toch niet ingepalmd door dat meisje Valda?" „Waarom vraagt u dat?" zei Guy scherp „Vanmorgen verbeeldde ik me dat Stella wel eens jaioersch kon zijn. Zeg niet, dat ze e' geen reden voor heeft „Reden?", herhaalde Guy hooghartig. Stelle is eenvoudig alles, voor me, vader! Ik kan u niet zeggen hoeveel ik van haar houd. Ik ben even beroerd als zij". „Ga dan dadelijk naar haar toe", zei de heer Hallam ernstig. „Ik kan nooit met haar trouwen". „Daar zal je toch zeker wel een reden voor kunnen opgeven? Je hebt geld het eenigste bezwaar is dus opgeheven". „Maar er is een veel grooter gebleven". „Heeft het iets te maken met dat draad loos rapport?" „Ik kan u niets zeggen. U moet me ver trouwen", antwoordde Guy. „Je maakt het me wel moeilijk. Ik ben je vader en heb recht op je vertrouwen". „Niemand heeft recht op mijn vertrouwen. Vertrouwt u mij één maand en dan zal ik u alles kunnen vertellen. Dat is alles wat ik zeggen mag". „Goed", zei de heer Hallam met een zucht. Guy voelde dat zijn vader hem te hard beoordeelde, maar toch kon hij het hem niet kwalijk nemen. Stella en zijn vader de twee menschen, waarvan hij het meeste hield moest hij laten denken, dat hij een schurk was, zonder dat hij iets tot zijn ver dediging kon aanvoeren. Een weinig later werdT hij uit zijn gepeins opgeschrikt door de mededeeling, dat de verwachte bezoeker gekomen was. „Baron, mijn vader is in zijn slaapkamer", zei Guy waarschuwend. „Dan zullen wij de zaken gauw afdoen. Misschien is het wel goed dat ik den heer Hallam eens ontmoet". „Hier zijn de antwoorden op uw vragen" De baron nam het papier en doorliep den inhoud. Nu en dan hield hij even met lezen op, als om over de inlichtingen na te den ken. „Ik hoop, dat het zoo goed is", zei Guy met goed geveinsden angst. „Het is heel goed. U begint uitstekend. Ik heb een andere lijst met vragen bij me". „En de vijfhonderd pond?" viel Guy hem kortaf in de rede. „Het is heel goed om op geld gesteld te zijn, maar alles op zijn tijd, vriend Kijk deze vragen maar eerst door, terwijl ik de banknoten uittel". Guy gehoorzaamde machinaal en zijn be langstelling werd direct opgewekt. Dezen keer was de baron bruta1er geworden. „Sommige van deze vragen zullen moei lijk te beantwoorden zijn", zei Guy lang zaam. „Maar kunnen de inlichtingen verkregen worden?" „Ja. In een paar dagen. Maar kan ik zul ke informaties wel geven? Ik zie niet in wat het voor nut kan hebben voor Chili om aan een Europeesche mogenheid te schrijven „Dat is mijn zaak", zei de baron stug en kortaf en tikte ongeduldig met zijn vingers op het stapeltje bankpapier. „Als ik u die inlichtingen gaf, kon da* wel eens verkeerd worden" „Niemand komt het te weten. Bovendien moet u de risico op u nemen. U wordt er goed voor betaald „Dat is waar", antwoordde Guy, „maar het is zeer gewaagd". „Beantwoord me die andere lijst met vra gen en u zult nog vijfhonderd pond ont vangen". „Geeft u me de eerste vijfhonderd nu? (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 13