DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Vermindering leden van college van gedelegeerden. Uit het Rijk van Adolf Hitier. QageUj&scfi OvecdcfU föuUeutand Woensdag 15 Mei 1935 137e Jaargang Tweede Kamer Handelsverdragen en tuinbouw. Ontijdige interpellatie. De methodes, waarmede de Hitler-beweging haar anti-semitisme in daden omzette. TWEE MEENINGEN. IVat vandaag de aandacht trekt... DE PROTOCOLLEN VAN DE WIJZEN VAN ZION. V ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN: Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. No. 114 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. De Kamer heeft goedgekeurd een wetsontwerp, dat het aantal leden van het college van gedelegeerden van den Indischen volksraad van 20 tot 15 ver mindert. Dit geeft 53000 besparing. De heeren Roestand Effendi (c.p.) en Cra- mer (s.d.) hebben het wetsontwerp be streden. H. i. kan op deze wijze het col lege van gedelegeerden geen weerspie geling geven van de stroomingen in den volksraad en kunnen de kleine partijen voortaan niet of slechts door middel van onderlinge afspraken welke ir. Cra- mer politieke corruptie noemde in het college van gedelegeerden worden vertegenwoordigd. En volgens den com munist is de bedoeling niet: bezuini ging, maar: reactie. Intusschen is de heer Roestam wonderlijke logica behalve tegenstander van dit wetsont werp ook tegenstander van de instellin gen van volksraad en college van gede legeerden op zich zelf. Minister Colijn zal, als mocht blijken dat de stroomingen in den volksraad niet meer in het college van gedelegeer den kunnen worden weerspiegeld, de zaak nader onder de oogen zien. De Kamer keurde het wetsontwerp goed met aanteekening dat communis ten en sociaal-democraten tegen waren. De motorvoertuigenbelasting in Indië wordt afgeschaft voor personenauto's en motorfietsen, omdat dezen betrekkelijk zelden van de wegen gebruik maken. Zij blijft bestaan voor auto's met andere dan benzinemotoren en voor zware auto's met benzinemotoren. Vindt er eenerzijds een ontlasting plaats, ander zijds wordt de accijns op benzine met 3 cents per liter verhoogd. Zoo komt er een betere verhouding tusschen het ge bruik, dat automobilisten van hun voer tuig maken, en wat zij aan belasting moeten opbrengen. Intusschen bestreed de heer Roestam Effendi dit wetsontwerp, omdat de auto bussen er zwaarder door worden belast, ten koste, zeide hij, van de groote mas sa. De heer van Kempen (lib.) stemde wel met het wetsontwerp in, maar vrees de, dat men te vrijgevig te werk zou gaan met verleening van vergunning voor het exploiteeren van busdiensten. Hij was bang voor een te zware concur rentie tegen tram en spoorwegen. Wat deze concurrentie betreft, blijkt het daar al net als hier te zijn gesteld! Minister Colijn merkte op, dat de ver- keerscoördinatie bij dit wetsontwerp niet betrokken is. Bij de vraag, of ver gunning zal worden verleend voor een busdienst, kan rekening worden gehou den met de verkeersbehoefte. Het gezag is echter niet verplicht hiermee rekening te houden. Maar volgehs Z. Exc. zal het niet te vrijgevig zijn met vergunningen. Ook dit wetsontwerp werd aangeno men. Overigens, al is de benzine-accijns met 3 cents verhoogd, de producenten heb ben den benzineprijs met 2 cents ver laagd, zoodat men slechts één cent meer voor de benzine zal behoeven te betalen. Bij wetsontwerpen tot goedkeuring van handelsverdragen met Polen en Ita lië klaagde de heer Groen (r.k.) over achterstelling van de belangen van den tuinbouwexport. Minister Steenberghe deelde mede, dat einde dezer week een delegatie naar Italië vertrekt voor on derhandelingen alweer over een nieuw verdrag. De handelsverdragen duren zoo kort, tegenwoordig! Het verdrag met Polen noemde Z. Exc. voor ons land zoo goed, dat er van kritiek zelfs geen sprake kon zijn, vooral, als men bedenkt, dat ook Indië van dit verdrag niet geringe voordeelen heeft. En bij de handelsonderhandelingen komt het overleg met de belanghebbende bedrijfs groepen tegenwoordig volledig tot zijn recht. De communist Schalker heeft ge ïnterpelleerd over den noodtoestand in de Drentsche veenstreken. Intusschen voeren de desbetreffende organisaties onderhandelingen en bemoeit de Rijks bemiddelaar, de heer Bloemers, zich met de zaak. Minister Slotemaker de Bruine sprak dan ook niet over het con flict tusschen verveners en arbeiders. De regeering blijkt voorts niet bereid om een minimumloon van 26 cents bij de Drentsche werkverschaffingen te ga randeeren, daar het loon in het vrije be drijf dan te veel benaderd, of overtrof fen zou worden. Z. Exc. wees voorts af een door den heer Schalker gewenschte, zeer groote uitbreiding van de werkverruiming in Drente, omdat dit gewest niet boven de andere provincies mag worden bevoor deeld. De interpellart kreeg bij andere radicale voorstellen eveneens nul op het rekest. Wel wil de regeering nagaan, of de verkooporganisatie voor fabrieksturf ooi kan komen te gelden voor huis brandstof. Een aantal moties, door den heer Schalker ingediend, werd niet vol doende ondersteund om in behandeling te kunnen worden gebracht. En andere afgevaardigden bemoeiden zich niet met deze voorbarige interpellatie. Voorbarig was ook een interpel'atie- Wijnkoop over het conflict in de parti culiere mijnen. Men weet, dat daar een staking dreigt, maar dat er nog wordt onderhandeld en dat de regeering harer zijds zekere toezeggingen heeft gedaan betreffende de rijksbijdrage aan het Al gemeen Mijnwerkers-Fonds, waaraan zij echter zekere voorwaarden heeft ver bonden. Volgens den heer Wijnkoop, die teger. den modernen mijnwerkersbond er. de S.D.A.P. te keer ging. kan alleen eei staking helpen. Minister Van Lith de Jeude verklaarde, dat de bedoeling d«r regeering alleen is, een staking te voorkomen en dat voorts de geheele zaak nog in het stadium van onderhan deling is. De heer Drop (s d.) pleitte voor sanee- ri> g van het mijnbedrijf onder toezicht d"j' regeering. Ook de heer Wijnkoop d ende moties in, welke niet voldoende werden ondersteund. Ten slotte heeft de Kamer wettelijke bepalingen afgehandeld betreffende zee- vaartdiploma's en zeevischvaartdiplo- ma's, waarbij de heer Brautigam (s d zich weerde met eenige technische amendementen. Wanneer men pas-gehuwden, die over de noodige penningen beschik ken, vraagt, welke verlanglijstje ze voor hun toekomstig kroost opge steld hebben, dan zullen ze hon derd-tegen-een antwoorden„Wij koesteren den rijkelui's-wensch: eerst een jongen en dan een meisje". Wanneer men den journalist, vooral dengene, die ver van zijn le zers af zit en bitter weinig persoon lijk contact met hen heeft, de vraag zou stellen: welke twee meeningen uit uw lezerskring zoudt u het lief ste vernemen, dan zou hij honderd- tegen-een antwoorden: „eerst de eene en dan de andere uiterste mee ning, dat is mijn rijkelui's- wensch". Kon ik meer verlangen dan mij ten deel gevallen is? Twee meeningen zijn in mijn brievenbus gevallen. Over de eerste schreef ik u reeds. Een lezer vroeg me, hoonlachend: Als er werkelijk nog iets goeds over het Der de Rijk der Duitschers te vertellen is, ja zelfs naar uw meening zooveel, dat het eindresul taat nog positief is, doet u dan eens een po ging om dit op te sommen. Ik ben er be nieuwd naar!" Daarop schreef ik mijn vorigen Berlijn- schen brief. Onmiddellijk daarop kwam de tweede le er; hij schreef mij een lang epistel, waaruit ik het volgende aanhaal: „lk heb mijn oogen uitgeveegd en bij het einde van artikel ben ik van voorafgaan begonnenIk zag je al in een concentratiekamp en op de bekende „sadistische wijze" der Duitsche barbaren werd je verplicht, eens een eerlijk briefje aan je landgenooten te schrijvenKennissen zeiden me: de goeie man is omgedraaid als een blad van een boomAls m ij n eer lijke meening geef ik te kennen, dat gij stel selmatig de lezers vooral in den laatsten tijd vergiftigd hebt met anti-Duitschen haat, en geen tien brieven zullen zulks meer goed kunnen maken Wellicht wil je in een volgenden brief mij eens van repliek die nen". De jongen en het meisje. De rijkelui's- wensch! Het is interessant, en het is leerzaam. Want ik weet ook, wat dezen laatsten inzen der van rustige oordeelende redactioneele zijde reeds geantwoord is, en wat zeker van zulke zijde ook aan eventueele andere mop peraars van gelijksoortig kaliber nog geant woord zal worden„Wjj kunnen het niet met u eens zijn, dat hij als een blad aan een boom is omgedraaid; doch na het vele verkeerde, dat hij meende te moeten omerken in het hui dige régime in Duitschland, heeft hij ook eens de goede zijde naar voren willen bren gen en oen door u bedoelden brief geheel daaraan gewijd. In zijn vorige brieven heeft hij hier ook dikwijls op gewezen, doch moge lijk hebt u hier overheen gelezen en meer aandacht besteed aan de afkeurende cri- tiek". Het is interessant en het is leerzaam. Zoo wel voor mij als voor mijn beide inzenders, en de groepen, die het met een van beiden eens zijn. Maar het is eveneens belangwek kend voor de, naar ik hoop overgroote, meer derheid van mijn lezers, die de meening de volkomen juiste meening van de hier aangehaalde redacyoneele opvatting deelen, dat wij altijd eerlij* gestreefd hebben naar volledige voorlichting en wel, en dat is voor ons (het zij nog eens met nadruk gezegd) het essentieele, in bewuste tegenstelling met de helaas ook in de Nederlandsche pers in geslopen tendens, alles, wat het Derde Rijk- zegt en doet, met bijtenden spot te commen- teeren, de feiten te verdraaien en tusschen beide volken een haat te kweeken, die zich ten slotte tegen onze eigen belangen keert. Neen, ik houd het niet met den eersten in- ender, die spottend vraagt, wat er dan eigen lijk nog voor goeds uit Duitschland te be richten is. En ik houd het evenmin met mijn gezel ligen landgenoot uit het Westen, die al leen maar op mijn afkeurende alinea's pleegt te letten en die, als ik wit, wit noem een om mekeer bespeurt, en in edele verontwaardi ging waarschuwt, datgeen tien brie ven van de laatste soort er in zullen slagen, mij zijn genade waardig te doen zijn. Maar ik houd het met den Nederlandschen lezer, die waar voor zijn geld wil hebben en die de ontwikkeling in het buitenland, in het bij zonder in Duitschland, niet door Nederland sche partijbril getoond wil zien. En die des te gretiger naar buitenlandsche correspon denties uit Nederlandsche pen grijpt, naar mate zijn eigen binnenlandsche persbericht geving van de objectieve feiten is gaan af wijken. En om nu maar dadelijk dit intermezzo af te ronden, alvorens we tot de goede oude ge woonte van wit-en-zwart op grond van ac- tueele gebeurtenissen terugkeeren, moge hier nog een korte opstelling volgen van wat we, op grond van de allerjongste ontwikkeling, met groote ongerustheid in Duitschland waarnemen. Een opstelling, die mijn tweede inzender zeker alle hoop ontnemen zal, dat hij mij na tien „eerlijke brieven" toch nog grootmoedig absolutie zal kunnen verlee- nen! De anti-semitische actie. Met u.ie goede Nederlanders heb ik de laatste jaren in stijgende verontwaardiging de methodes gevolgd, waarmee de Hitlerbe- weging haar principieel anti-semitisme in daden meent te moeten omzetten. Wie beter dan mijn beide inzenders en hun vrienden mijn brieven gelezen heeft, zal zich herinne ren dat ik herhaaldelijk gepoogd heb, ook hier olie op de golven te werpen en den lezer op te wekken, de voor Duitschland1 ontegen zeggelijk aanwezige verzachtende omstan digheden te zien. Èr is zeer stellig een groot verschil geweest tusschen het optreden der Joodsche elementen in Duitschland in de ja ren 1918—1933, en in de meeste andere lan den ter wereld. Oude, nationaal gezinde joodsche amilies in Duitehland hebben dat steeds ingezien, gewaarschuwd en zich ten allen tijde bereid verklaard, met de overheid samen te werken om dit insluipend kwaad te keeren, voor het te laat was. Er is, na '18, in Duitschland een soort Joden binnenge stroomd, die er zichtbaar alleen op uit was, in troebel water te visschen en zich aan den tegenspoed der bevolking op weerzinwekken de wijze te verrijken. Deze menschen wisten zich in te dringen in de machtigste kringen, en toen ze zich eenmaal vastgezet hadden, trokken ze hun rasgenooten naar binnen met een brutaliteit, die geen grenzen kende en die tot Tesultaat had, dat in de kringen van justitie en advocatuur, handel en nijverheid, geneeskunde en ziekenverpleging, bankwezen en warenhuisexploitatie, huisbezit en belee- ningswezen, tooneel, concert, cabaret en film de Joodsche bezetting en overheersching tot bijna 100 pCt. toenam, ofschoon de Joodsche bevolking slechts 600.000 op ruim 60 mil- lioen uitmaakte. Men moet, ook heden nog, het Duitsche anti-semitisme als reactie op deze joodsche actie zien. Maar men kan daarnaast niet de minste sympathie hebben voor de wijze, waarop deze reactie de dingen heeft aange pakt. Ruim 10 pCt. van de Duitsche joden heeft sindsdien het Derde Rijk verlaten, en onder die 10 pCt. zijn helaas vele elemen ten, die op financieel, cultureel, liefdadig, wetenschappelijk en ander gebied voor de Duitsche volksgemeenschap onnoemelijk veel ten goede heeft gepresteerd. De 90 pCt., die binnen de Duitsche grenzen gebleven is, heeft, eveneens helaas, niet de verdienste, de beste elementen in haar rijen te kunnen aan wijzen. Maar wat zij doormaakt, is een te zware stra voor wat de ongunstige elemen ten hebben misdaan. Want het is een straf, die de vel onschuldigen voor de schuldigen laat lijden, en het is een methode, die neer komt op de vernedering van een groep men schen zonder onderscheid des persoons. Dit systeem van vernedering heeft sinds 1933 niet, gelijk men hier gaarne betoogt, werkelijk mildere, minder-onmenschelijke vor men aangenomen, het is stiller maar niet minder tergend geworden. Het uit zich bij voorbeeld in het officieele verbod voor joden, op nationale feestdagen de vlag uit te han gen, het uit zich in het afdrukken van een photo in een West-Duitsch blad, die een Duitscher weergeeft, uit een joodschen win kel komend, met het onderschrift: „Wie kent hem? Wij gaan voort met het publiceeren van zulke klanten". Het uit zich in het ge drag van een Berlijnschen tramconducteur, die tot een joodsche dame op het achterbal- con zegt: „Mensch, ga hier van de deur weg!" Welke opzettelijke „beleefdheid" een sympathiseerend hoongelach onder de aan wezigen doet opgaan. Het uit zich in agres sieve artikeltjes in de nazibladen, waarin de joodsche medemensch als verachtelijk wordt voorgesteld. Het uit zich in de officieele me- dedeeling, dat joodsche pleegouders geen „arische" kinderen mogen aannemen. Het uit zich eiken dag in grievender dingen, waar bij de Duitscher niet eens beseft, hoe elke on waardige beleediging hemezlf een deuk geeft in zijn internationale reputatie. Het kan ons om den drommel niet beko ren, dat deze nieuwe Staat, die zich Derde Rijk noemt, op tergend-eenzijdige wijze zich zelf ophemelt, zijn leiders tot halfgoden maakt, elke critiek onderdrukt, zijn pers kne velt, het geheele volk met een net van spion- nage en aangeverij ontdekt, elke kunstuiting dwingt zich aan de Staatstendenz aan te pas sen, de jeugd me zachten dwang perst in een organisatie, die in laatste instantie anti-cle- ricaal is niet alleen, maar tot vrijdenkerij voeren moet en het nieuwe geslacht in be wuste tegenstelling brengt met de christelij ke opvoeding in gezin en in kerkelijke leer school Er is voor ons, Nederlanders, voor zoo ver wij nog in staat zijn, eerbied te koesteren voor het boven alles staande Recht en de Vrijheid van den staatsburger, niets aanlok kelijks in een régime, dat het Recht voor schrijft, zich te bukken voor nationale ten densen en dat den staatsburger slechts het recht geeft, ja-en-amen te zeggen op straffe van verlies van vrijheid en existentie. Wij vreezen het ergste voor een systeem, dat straks de onderdanen verdeelen gaat in staatsburger eerste en tweede klasse, waar bij deze onderverdeel ing volgens dictatoria le methode willekeurig afhankelijk zal ge maakt worden van ras en overtuiging, en zij, die niet met ogave van elke eigen mee ning de overheid wenschen te bewierooken en onfeilbaar te verklaren, met men staats wege verachte of justitieel bestraften in die eene groote ot der burgers-tweede-klasse ge worpen zullen worden Wij verwachten geen goeds van een staatsbeheer, dat elke volkscontrole onmoge lijk maakt en in het bijzonder zijn financieel beheer onttrekt aan de zoo hoog noodige ve rificatie, nu wel als vaststaand mag aange nomen worden, dat ongehoorde bedragen noodig (maar ook werkelijk voorradig?) ijn voor een wederopbouw, die we op zich zelf genomen bewonderenswaardig genoemd hebben, maar die haar gezonde basis pas zal kunnen demonstreeren als alle boeken wor den opengelegd. Wij vreezen, dat een echt-Duitsehe fanatie ke grondigheid, die een eenmaal gekozen systeem tot in de gevaarlijkste excessen pleegt door te zetten, in het Derde Rijk tot een va-banque-spel verleid, dat wellicht tot een catastrophe van internationale afmetin gen voeren zal, als straks blijkt, dat zich de meer dan koene experimenteurs in de inter nationale crisis-ontwikkeling misrekend heb ben. Wij meenen op te merken, dat dit Duit sche nationaal-socialisme tot isoleering leidt van een groot, geduldig, spaarzaam, talcnt- Uit het rijk van Adolf Hitier. De anti-semitische actie. (Dag. Over zicht). De protocollen van de Wijzen van Zion; het vonnis gevallen. De protocollen zijn vervalscht! (Bui tenland). Griekenland verbiedt de socialis tische en communistische dagbla den. (Buitenland). Diefstallen van waardevolle boe ken uit de universiteit van Keulen. (Buitenland). Koningin en prinses te Brussel. (Binnenland.) Botsing tusschen tram en auto bij Oldenzaal (Binnenland.) (Zie verder eventueel laatste berichten.) vol en voor de menschel ijke cultuur eenvou dig onmisbaar volk, en in deze Duitsche menschen een koppige trots doet opleven, die, de geschiedenis leert het, kan omslaan in een haat tegen alles, wat niet Duitsch en niet on voorwaardelijk pro-Duitsch is. Dit alles meenen we te mogen opmerken na onze beide vorige overzichten, ditmaal met de gegronde hoop, dat we in Duitsch land en in Nederland.niet verkeerd be grepen worden! Zeggen we het zoo: het Derde Rijk der Duitschers zien we als een mooi Huis, door idealisten ontworpen, maar vol leelijke vocht vlekken en barsten en op drijfzand ge bouwd. Het vonnis is gevallen. De Protocollen zijn vervalscht. Gisteren is te Bern vonnis geveld in de zaak van de z.g. Protocollen van de Wijzen van Zion. De president van het gerechtshof verklaarde, dat deze z.g. protocollen be schouwd moesten worden als belachelijken onzin, een vervalsching en een plagiaat, vallende onder het begrip „Schundlittera- tur" volgens de wet van Bern, die het in omloop brengen verbiedt van Schunlittera- tur, waarvan vorm en inhoud in staat zijn tot misdaden te prikkelen of aanleiding te geven tot in gevaar brengen van de zedelijk heid, dan wel het schaamtegevoel op grove wijze te kwetsen. Het vonnis. Onder groote belangstelling van den kant der journalisten en van het publiek heeft de president van het gerechtshof de motivee ring bekend gemaakt van het vonnis, dat uitgesproken is in het thans reeds 14 dagen durende proces betreffende de Protocollen der Wijzen van Zion. Volgens deze motiveering is de bewijsvoe ring van de aanhangers van de theorie, dat de protocollen echt zijn, volkomen mislukt. In Bazel is in 1897 het Zionistencongres voor het eerst bijeengeroepen door Harzel. Zijn doel is alleen geweest een tehuis in Palestina te stichten en niets anders. Alle deelnemers aan het congres, die in Bern als getuigen zijn opgetreden, hebben dat bevestigd. Het is bewezen door alle ge tuigen en deskundigen, dat de zionistische protocollen overgeschreven zijn van de dialogen van Maurice Joly en waarschijn lijk met het doel aan het hof van den Tsaar stemming te maken tegen de Joden. De Duitsche deskundige Fleischhauer heeft al leen het slechte voor de Joden uit zijn stu die naar voren gebracht. Met citaten kan men echter alles bewijzen. In Zwitserland kent men geen onderscheid van geloof en van rassen. Wanneer dus opgeruid wordt te gen de Joden, moet hun de bescherming van de wet ten deel vallen. Woordelijk zeide vervolgens de president van het gerechtshof: „Ik stel vast, dat een bewijs er voor, dat de Zionistische Protocollen echt zijn. niet geleverd is. In overeenstemming met de des kundigen Loosli en Baumgarten kom ik tot de overtuiging, dat de Zionistische Proto collen vallen onder het begrip en de des betreffende bepalingen van de Bernsche wet inzake Schundlitteratur. Ik hoop, dat er een tijd zal komen, waarin men zich zal ver wonderen, dat menschen veertien dagen lang biieen kunnen zitten om te spreken over de echtheid van de Protocollen. Ik houd de protocollen voor een vervalsching, door een plagiaat en nog voor meer, voor onzin Wanneer hier het woord gevallen is. dat het rapport van den deskundige Fleischhauer in ieder Zwitsersch gezin te vinden behoorde te zijn, gruw ik bij de gedachte van de toe- Ifnmctifre middeleeuwen". De wet inzake Schundlitteratur, waaron V - -«..Av - »,lw

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 1