DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Hitier betuigt nogmaals zijn vredeswil. i De belangrijkste bepalingen van de nieuwe wet op den dienstplicht. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37069. Telef. 3320, redactie 3330. No. 120 Dit nummer bestaat uit twee bladen Directeur: C. KRAK. Woensdag 22 Mei 1935 Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. 137e Jaargang Duitschland ts bereid terug te heeren te Genève, mits losgemaakt van het verdrag van Versailles. Medewerking aan een lucht-Locarno. BEPERKING VAN BEWAPENING? Adolf Hitier De Duitsche dienstplicht bepaald op een jaar. i ALKMAARSCHE COURANT. De oogen van de geheele wereld pers zijn fel en doordringend ge richt geweest op wat Adolf Hitier, de Führer van het Duitsche Rijk, in een in de Kroll-opera te Berlijn ge houden Rijksdagzitting den volke had te verklaren inzake Duitsch- land's buitenlandsche politiek. Dagen, ja weken te voren was deze groote politieke rede het ge sprek van den dag in alle landen der beschaafde wereld. Met een ze kere angst zag men dit politieke vuurwerk tegemoet, immers, wie wist, voor welke verassing{en) Duitschland thans weer zou zor gen. Doch zie, de keurig in scene-ge zette Rijksdagzitting vermocht, al thans voor insiders, geen groote be roering teweeg te brengen, de 13 punten van Hitier waren voor 't meerendeel te verwachten en alhoe wel er eenige nieuwe voorstellen het levenslicht zagen, openden zich voor de wereld-opinie geen nieuwe perspectieven. Hier moge dan beknopt volgen, wat de Führer in een tijdsbestek van bijna 3 uur zijn volk en velen buiten het Duitsche rijk te vertel len had: Vóór de rijksdagzitting van gister is onder voorzitterschap van Hitiereen rijksdagzit ting gehouden, waarin beraadslaagd werd over de door den rijksweerminister inge diende defensiewet, welke werd aangenomen. Verder werd een wet aangenomen inzake wijziging van de wet op het rijksminister schap, volgens welke algemeen actieve sol daten minister kunnen worden. Bij een tot rijksminister benoemd soldaat berusten <ie aanspraken op zijn dienstinkomen. Aan het slot van de zitting sprak Hitier in hartelijke woorden zijn dank uit aan den minister van oorlog, Von Blomberg, voor het groote bij het herstel van de defensievrijheid van het Duitsche volk gepresteerde werk. De tting van den Rijksdag. Rijksminister Goering opende als voor zitter van den Rijksdag de zitting me een korte redevoering, waarin hij het overleden rijksdaglid Hans Schemm herdacht en woor den van waardeering en deelneming ui „te bij het overlijden van maarschalk I ïlsoeuski. Voordat het woord aan rijkskanselier Hitier was, deelde de rijksminister van binnenland- sche zaken, dr. Frick nog mede, dat de neden aangenomen defensiewet morgen zal worden afgekondigd. Hierop ving Hitier aan met het uitspreken van zijn met spanning verwachte redevoe ring Hij begon met een schildering te geven van de buitengewoon moeilijke taken in het binnenland, voor welker oplossing de natio- naal-socialistische staat in Duitschland is ge steld, taken voor elk waarvan een eeuw noodig zou zijn. Het hangt van twee voor waarden, n.1. den omvang der aanwezige rust en den duur van den ter beschikking staanden tijd af, of men al deze takken van staatkundigen en economischer nieuwen op bouw zal kunnen verwerkelijken. Voortgaande zette Hitier met klem de redenen uiteen, waarom het nieuwe Duitsch land en het nationaal-socialisme den vrede wil: Duitschland ziet in een dioor macht afge dwongen versmelting van een volk niet slechts geen nastrevenswaardig politiek doel, maar als resultaat daarvan een in gevaar brengen van de innerlijke eenheid en daar mede van de sterkte van een volk voor zeer geruimen tijd. De nationaal-socialistische leer wijst derhalve de gedachte dogmatisch af van een nationale assimilatie. Daarmede is ook het burgerlijke geloof aan de mogelijk heid van een „germaniseering" weerlegd. De rede van Hitier. Het is derhalve noch onze wensch, noch ons voornemen, vreemden volksgedeelten het volkseigene, de taal of de cultuur, te ont nemen om hun daarvoor een vreemde, Duitsche, op te dwingen. Wij streven niet naar het verduitschen van niet-Duitsche namen, doch in tegendeel: wij wenschen dit niet. Onze leer in vclksch opzicht ziet der halve in iederen oorlog ter onderwerping en overheersching van een vreemd volk een op treden, dat vroeger of later den overwin naar innerlijk verandert en verzwakt en daarmede in het vervolg tot overwonnene maakt. Wij gelooven er echter heelemaal niet aan, dat in Europa de door en door nationaal- geharde volkeren in het tijdperk van het nationaliteitenprincipe nog nationaal ont eigend zouden kunnen worden. Bovendien staat het bloed dat op het Europeesche vaste land sedert driehonderd jaar vergoten is buiten iedere verhouding tot het volksche resultaat der gebeurtenissen. Iedere oorlog verteert ook in de eerste plaats de elite van de besten. Aangezien er echter in Europa geen leege ruimte meer is, zal iedere overwinning zonder iets te veranderen aan den principieelen Europeeschen nood hoogstens een vermeerdering in aantal van de inwoners van een staat met zich kunnen meebrengen. Duitschland aldus ging Hitier verder heeft den vrede noodig. Een „verzekering". Wanneer ik nu hoor, uit den mond van een Engelschen staatsman, dat zulke verze keringen niets zijn, en slechts in de onder- teekening van collectieve verdragen de waar borg gelegen is der oprechtheid, verzoek ik den heer Eden, daarbij te willen bedenken, dat het in ieder geval gaat om een „verze kering". Het is dikwijls veel gemakkelijker een naam te plaatsen onder verdrag met het innerlijk voorbehoud van een laatste over weging achteraf omtrent het nakomen daar van op het beslissende uur, dan tegenover een geheel volk, in volkomen openlijkheid zich uit te spreken voor een politiek die den vrede dient, aangezien zij de voorwaarden voor den oorlog afwijst. Ik zou de onder- teekening hebben kunnen plaatsen onder tien verdragen met de verklaring, die ik naar aanleiding van het Saarplebisciet aan Frank rijk heb gegeven. Wanneer ik als lasthebber en leider van het Duitsche volk voor de wereld en mijn volk de verzekering geef, dat er met de oplos sing van het Saarprobleem aan Frankrijk geen territoriale eischen meer gesteld zullen worden, dan is dit een bijdrage tot den vrede, die grooter is, dan vele onderteeke- ningen onder vele pacten. Ik geloof, dat met deze verklaring, plech tig afgelegd, eigenlijk een conflict iusschen de beide naties afgesloten moest zijn. Wan neer echter pen dergelijke verklaring slechts de waardeering vindt dat er kennis van ge nomen wordt, blijft ons natuurlijk ook niets anders over dan van dit antwoord eveneens kennis te nemen. Wij protesteeren. Ik moet echter op deze plaats protesteeren tegen iederen poging de waarde van verkla ringen al naar behoefte verschillend te taxee- ren. Wan.ieer de Duitsche rijksregeering verzekert namens het Duitsche volk niets anders dan den vrede te wenschen. dan is deze verklaring wel precies zooveel waard als haar onder teekening onder eenigerlei bijzondere pactenformering of wel deze zou anders niet meer waard zijn dan de eerste plechtige verklaring. Sedert eenigen tijd leeft de wereld in een ware manie van collectieve samenwerking, collectieve veiligheid, collectieve verzekerin gen enz., die allen op het eerste gezicht een concreten inhoud te hebben, maar bij nader toezien op zijn minst ruim'e geven aan veel vuldige interpretaties. Is niet het begrip collectieve samenwerking sedert 17 jaren ;p de meest verschillende wijzen uitgelegd? Ik geloof luist te zijn wanneer ik zeg, dat naast vele andere rechten de overwinnende staten van bet Verdrag van Versailles ook het recht hebben opgeëischt zonder tegen spraak te defineeren wat collectieve samen werking is en wat collectieve samenwerking niet is. Wanneer ik mij hier veroorloof critiek uit te oefenen op deze wijze van handelen, dan geschiedt dat omdat daardoor het vlugste de innerlijke noodzakelijkheid van de laatste besluiten dei rijksregeering duidelijk gemaakt en het begrip voor onze werkelijke doeleinden gewekt kan worden. Hitier wees er in dit verband op, dat de gedachte aan collectieve samenwerking tus- schen de volkeren oorspronkelijk afstamt van den Amerikaanschen president Wilson, maar dat reeds in 1919 over de collectieve samen werking van alle volkeren met het opleggen van den vrede van Versailles aan het Duit sche volk, het doodvonnis was uitgesproken, doordat inplaats van de gelijkheid van allen, de klassificatie trad van overwinnaars en overwonnenen. In het vredesdictaat van Ver sailles is desondanks uitdrukkelijk vastgelegd dat de ontwapening van Duitschland slechts vooraf moest gaan tot het mogelijk maken van de ontwapening der anderen Door dit eene voorbeeld wordt vastgesteld hoezeer de gedachte der collectieve samenwerking juist door diegenen geschonden is, die thans de luidruchtigste voorstanders daarvan zijn. Duitschland heeft de in het Vredesverdrag opgelegde verplichtingen met een waar fana tisme nagekomen, hetgeen Hitier met een reeks cijfers staafde. Aan de hand van tal rijke voorbeelden wees hij erop, hoe ook in de andere staten waarschuwende stemmen niet ontbroken hebben, die gepleit hebben voor de nakoming van de ontwapeningsver plichtingen in de overwinnaarsstaten. Daar tegen kan niets worden ingebracht. Militair heeft Duitschland volledig ontwapend en ook politiek waren wat Duitschland be treft alle voorwaarden aanwezig voor het in werking stellen-van een collectieve samen werking. En zelfs aldus ging Hitier ver der wanneer men rekening zou houden met de bezwaren die er toen ter tijd beston den tegen ontwapening zou het toch moeilijk zijn de motieven op te noemen, die aanleiding konden geven tot de steeds grootere bewape ning. Dat is beslissend. Daarbij kan de tegenwerping geen rol spelen, dat men voor een deel een beperking van het aantal perso nen heeft doorgevoerd. Daartegen woog rij kelijk de perfectionneering volgen technisch plan van de modernste oorlogswapen en in de staten der overwinnaars op. Met een reeks voorbeelden staafde Hitier zijn bewering, dat door de overwinnaars de offensieve wa penen als vliegtuigen, tanks, zware artillerie, onderzeeërs enz. verder ontwikkeld, verbeterd en vermeerderd werden, terwijl Duitschland deze wapenen allen moest vernietigen en dit ook deed. Wanneer dit niet een eclatante verdragsbreuk en wel een eenzijdige ver dragsbreuk is, terwijl de andere partner zijn verplichtingen volkomen had nagekomen, zal men moeilijk kunnen inzien, wat in de toe komst de onderteekening van verdragen nog voor zin kan hebben. Daarvoor bestaat geen verschooning en ooi geen excuus. Want Duitschland was werkelijk alles eerder dan in ziin volledige weerloosheid en ongewa pendheid een gevaar voor de andere staten. Ondanks jarenlang vergeefs wachten op de verara^sinlossing van den anderen kant, was Duitschland echter ook verder bereid ziin hand niet te weigeren voor een werkelijk collectief samenwerken. Prariische consequenties. De heer Eden meent, dat de opstelling van een pariteit in het in cijfers vastleggen van de legersterkten overal zou kunnen wor den bereikt. Dan is het echter des te betreu renswaardiger dat men daaruit geen pradi sche consequenties heeft getrokken. Het is Duitschland niet geweest, dat het plan voor een leger van 200.000 man voor alle Euro peesche staten ten val heeft gebracht, maar het waren de andere staten, die niet wilden ontwapenen. En het was tenslotte ook niet Duitschland. dat het Engelsche bemidde lingsvoorstel in het voorjaar van 1934 ver wierp maar het was de Fransche regeering, die op 17 Maart 1934 de onderhandelingen daarover afbrak. Er wordt thans menigmaal de hoon uitge sproken. dat Duitschland zelf met een con structief plan komt- Nu ik heb niet een maal, maar reeds verscheiden en malen der gelijke voorstellen gedaan. Wanneer men mijn constructief plan van 'n leger van drie honderd duizend man had aangenomen, zou men misschien thans vele zorgen minder hebben en zouden vele lasten lichter wegen Het is echter bijna doelloos constructieve plannen in te dienen, wanneer hun verwer ping van tevoren reeds kan worden be schouwd als zeker, wanneer ik desondanks besluit nog eenmaal een uiteenzetting van onze gedachten te geven, dan geschiedt dat «slechts uit het gevoel van plicht niets onge daan te laten om Europa de noodzakelijke inwendige veiligheid en den Europeeschen volk»ren het gevoel der solidariteit terug te geven. De door de Duitsche Rijksregeering aangenomen en thans afgekondigde wet op de weermacht omvat 38 paragraphen, welke in vijf groepen zijn ver deeld. De belangrijkste bepalingen zijn: De dienstplicht is een eere-dienst tegenover het Duitsche volk. Iedere Duitsche man is dienstplichtig. In geval van oorlog is voorts iedere Duitsche man en iedere Duitsche vrouw verplicht het vaderland te dienen. De weermacht bestaat uit leger, vloot en luchtmacht. Opperbevelhebben der weermacht is de Führer en Rijkskanselier. De Rijksminister van Oorlog voert het bevel over de weermacht. De dienstplicht duurt van het 18e tot het 45ste levensjaar. De belangen van de weermacht gaan in geval van oorlog boven alle andere. De dienst bij de weermacht kan zijn actief of „im beurlaubten Stande", d.z. de reserve, aanvullende reserve en landweer. Personen boven 45 jaar komen bij den landstorm. De arbeidsdienstplicht is voorwaarde voor den actieven militairen dienst. Dienstplichtingen komen na hun actieven militairen diensttijd tot hun 35ste levensjaar bij de reserve. Tot de aanvullende reserve behooren de personen beneden 35 jaar, die geen actieven militairen dienst hebben verricht. Tot de landweer behooren de personen van 35 tot 45 jaar. Niet waardig voor militairen dienst worden gekeurd zij die veroordeeld zijn wegens staatsvijandig optreden. Par. XV vermeldt: 1) Arische afstamming is voorwaarde voor den actie ven militairen dienst. 2) Of en in hoeverre uitzonderingen zullen kunnen worden toegelaten, wordt bepaald door een commissie van onderzoek overeenkomstig de richt lijnen, welke door den Rijksminister van Binnenlandsche Zaken in overleg met den Rijksminister van Oorlog worden opgesteld. 3) Slechts personen van arische afstamming kunnen „superieuren" bij de weermacht worden. 4) Lieden van arische afstamming die tot de weermacht of den „beur laubten Stand" behooren, is verboden in het huwelijk te treden met per sonen van niet-arische afstamming. Overtredingen worden met degradatie gestraft. 5) Er zal een bizondere regeling werden getroffen voor niet-ariërs in tijd van oorlog. In tijd van oorlog kunnen dienstplichtigen tijdelijk uitstel van actieven dienst krijgen. Rijksonderdaan is iedere onderdaan, ook indien hij bovendien een buitenlandsche nationaliteit bezit. Rijksonderdanen die reeds in een ander land actief hebben gediend, zijn niet vrijgesteld van den Duitschen dienst plicht. In tijd van vrede worden zij evenwel op bizonder verzoek, waarover de Rijksminister van Oorlog beslist, tot den actieven dienst toegelaten. Dienstplichten gen en reservisten zijn tot geheimhouding verplicht voor zoover het aangelegenheden den dienst betreffende, aangaat. Soldaten mogen niet aan politiek doen. Het lidmaatschap van N.S.D.A.P. oi de bij de beweging aangesloten organisaties mag gedurende den dienst tijd niet worden waargenomen, evenmin hebben soldaten stemrecht. Voor het lidmaatschap van vereenigingen is de toestemming van superieuren noodig. Burgerambtenaren kunnen aan dezelfde verplichtingen als militairen worden onderworpen. Voor openbare betrekkingen hebben zij, die actief hebben gediend, den voorrang. Voor de Rijksdagzitting heeft een bijeenkomst van ministers plaats gehad onder voorzitter schap van den Leider, waarin de door den rijksweerminister inge diende dienstplichtwet werd be sproken en aangenomen. Verder is een wet tot verande ring van de rijksminister-wet aan genomen, volgens welke soldaten in algemeenen actieven dienst mi nister kunnen worden. Volgens artikel 8 van de dienstplichtwet van 21 Mei 1935 heeft de Leider en Rijkskanselier bepaald, dat de duur van den actieven dienstplicht bij de drie deelen van de weermacht elk op een jaar wordt bepaald. Hitler's verantwoordelijkheid. Nadat echter tot dusverre niet alleen de nakoming der ontwapeningsverplichting der andere staten achterwege gebleven was, maar ook alle voorstellen inzake een bewa peningsbeperking verworpen waren, zag ik mij als voor God en mijn geweten verant woordelijk leider van het Duitsche volk ver plicht met het oog op het ontstaan van nieu we militaire bondgenootschappen en na het ontvangen van de mededeeling, dat Frank rijk overgaat tot het invoeren van den twee jarigen diensttijd, thans de gelijkheid voor de wereld van Duitschland, welke 't eerst ge weigerd heeft, op grond van het levensrecht van de natie zelf, te herstellen. Niet Duitschland heeft daarmee een opgelegde verdragsverplichting gebroken, maar die staten, die ons gedwongen hebben tot deze zelfstandige handeling. Want de in voering van de algemeene dienstplicht en de afkondiging van de wet inzake de opstelling van de nieuwe Duitsche weermacht was niets anders dan het terugbrengen van Duitsch land op een niemand bedreigend, maar Duitschland's veiligheid waarborgend ni veau van gelijk recht. In het verdere verloop van zijn redevoering oefende Hitier critiek uit op zekere inter nationale onderhandelingsmethoden teneinde dan, voor zoover Duitschland betrof, het vol gende uiteen te zetten: Wij zullen aan geen enkele confe rentie deelnemen aan het opstellen van welker program wij niet van te voren mede deel hebben gehad. Wij denken er niet aan, wanneer twee of drie staten een verdragsgerecht ontwerpen het eerste daarvan te moeten proeven. Daarmede wil ik niet zeggen, dat wij ons niet de vrij heid voorbehouden achteraf onze toestemming en onze onderteeke ning te geven aan verdragen, om dat wij bij het opstellen daarvan, resp. aan de conferenties geen deel hebben genomen. Volstrekt niet. Het kan mogelijk zijn dat ons een verdrag, ondanks het feit dat wij niet hebben deelgenomen aan de opstelling of aan de conferentie, die het voor een reeks van staten tot besluit maakte, toch nog in den definitief tot stand gekomen vorm bevalt en nuttig schijnt. De Duitsche Rijksregeering moet zich zelf echter voorbehouden dit zelf te bepalen. Ik moet echter nogmaals als er de nadruk op leggen, dat mij de methode foutief schijnt, te zien voor 'n conferenties, ontwerpprogram ma's op te stellen onder het opschrift: „Alles of niets". Éveneens schijnt het mij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 1