DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Het Engelsche Lagerhuis weer bijeen.
D.agetifksch
uitenland
Wit en Zwart in
Duitschland.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
Ho. 125 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK.
Dinsdag 28 Mei 1935
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. TeleL 3320, redactie 3330.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
137e Jaargang
Eden beantwoordt de vragen van de oppositie
en Simon legt een verklaring af.
Het Italiaansch-Abessinisch
conflict.
Sir John Simon.
De rede van Hitier: verklaring
van Sir John Simon.
„Die schurk zit hier".
ERNSTIG ECHEC VOOR
ROOSEVELT.
REDEVOERING VAN BALDWIN
IN DEN ALBERT HALL.
Baldwin
Wat vandaag de
aandacht trekt
VENISELOS UIT DE POLITIEK.
ALKMAARSCHE COURANT.
Onder hartelijke toejuichingen stond An-
thony Eden gisteren in het Lagerhuis op om
te antwoorden op het verzoek van den lei
der der oppositie, Lansbury, inzake een ver
klaring met betrekking tot de gebeurtenissen
te Geneve, inzake het conflict tusschen Ita
lië en Abessynië. Naderhand verzocht Lans
bury toestemming uit naam van het Lager
huis den Volkenbond en Eden te mogen ge-
lukwenschen met het resultaat van de on
derhandelingen en te verklaren, dat hij meen
de, dat alle leden van het Lagerhuis hoop
ten, dat dit de eerste en belangrijkste stap
was in de richting van een billijke en blij
vende regeling van het conflict.
In zijn verklaring herinnerde Eden eraan,
dat vóór de Volkenbondsraad bijeenkwam,
de Britsche regeering met de andere regee
ringen drukke besprekingen had gevoerd en
dat in de afgeloopen week deze besprekin
gen met de betrokken regeeringen waren
voortgezet benevens met hun vertegenwoor
digers te Geneve. Vroeg op den dag van 25
Mei nam de Volkenbondsraad twee resolu
ties aan, die goedgekeurd werden door de
vertegenwoordigers van de conflictpartijen.
Deze reso.uties bevatten verwijzingen naar
.art. 5. van Tiet Italiaansch-Abessynische ver
drag van 1928, dat Eden citeerde, en dat be
trekking heeft op de arbitrage van tusschen
beide landen opkomende conflicten. De reso
luties bepaalden ook den tijd waarbinnen
de arbitrage zou moeten plaats vinden. De
eerste resolutie behelsde de overeenkomst
van beide partijen, dat deze procedure gereed
•moet zijn op 25 Augustus a.s., de tweede be
vestigde dit door te verklaren, dat in geval
de vier arbiters die de verzoeningscommis
sie uitmaken, tegen 25 Juli niet in staat zijn
overeenstemming te bereiken over den feiten-
arbiter of over den tijd, waarbinnen de on
derhandelingen over dit punt zullen moeten
worden voortgezet, de Volkenbondsraad bij
een zal komen. In elk geval zal de Raad op
25 Augustus bijeenkomen als op dien datum
het conflict niet geregeld is door verzoening
en arbitrage.
Het is dus duidelijk, dat de Raad in nauw
contact met den toestand zal blijven en weer
bijeen zal komen, teneinde de zaak te behan
delen, wanneer de omstandigheden dit nood
zakelijk mochten maken. De behandeling
van ae zaak voor den Raad brengt duidelijk
aan het licht, dat de vrijheid van de arbiters
niet beperkt zal worden. Zij kunnen alle om
standigheden, die betrekking hebben op de
geschillen tusschen de partijen, in overwe
ging nemen. De feitelijke bepaling van de
grenzen zou geen deel vormen van de taak
der arbiters. Deze taak, die zonder twijfel
een langdurige zal zijn, zal te zijner tijd
worden uitgevoerd door een speciale Ita
liaansch-Abessynische grenscommissie. Het
is echter tevredenstellend, dat beide partijen
hun verzekeringen vernieuwd hebben voort te
zullen gaan met de overeengekomen bepaling
van de grenzen, zoodra hun geschillen op
vreedzame wijze geregeld waren. Zonder te
willen toegeven, dat de resoluties van den
Volkenbondsraad volkomen 'n einde hadden
gemaakt aan de spanning, die ongelukkiglijk
ontstaan was tusschen Italië en Abessynië,
zeide Eden, dat hij vertrouwde, dat deze re
soluties een belangrijke vordering beteekende
in de richting van een vriendschappelijke op
lossing. Beide partijen hebben de medewer
king van den Volkenbond aanvaard bij het
zoeken naar een regeling. Door zoo te doen
hebben de regeeringen een bijdrage geleverd,
die naar vurig gehoopt wordt, zou leiden tot
een spoedig herstel van onderling bevredi
gende betrekkingen. Zonder den geest van
verzoening, getoond door de Italiaansche re
geering en haar vertegenwoordiger te Gene
ve, baron Aloisi, tezamen met de onschatbare
medewerking van den Franschen minister
van buitenlandsche zaken, Laval, zou de
thans bereikte vooruitgang niet hebben kun
nen worden verwerkelijkt.
In antwoord op een in het Lagerhuis ge
stelde vraag, of het voornemen bestond on
middellijk een conferentie bijeen te doen ko
men, teneinde te onderhandelen op de basis
van de passage in de recente rede van Hit-
Ier, betreffende de beperking der luchtbewa-
peningen en zoo niet of en wanneer dit het
geval was welke stappen dcor de Britsche
regeering genomen werden om de spanning
te verzachten, die internationaal heerscht,
heeft Sir John Simon verklaard, dat wat het
eerste gedeelte van de vraag betreft de Brit
sche regeering, die steeds aangedrongen had
op de belangrijkheid van het bevorderen van
overeenstemming over dit onderwerp, sedert
eenigen tijd in contact had gestaan met de
andere betrokken regeeringen, betreffende
de mogelijkheid van onderhandelingen tus
schen de vijf mogendhedfc.i, genoemd in het
Londensche communiqué inzake de overeen
komst betreffende een luchtpact en luchtbe-
wapeningsbeperking. Wat 't tweede gedeelte
van de vraag betreft, streeft de regeering er
zeer vurig naar een algemeen aanvaardbare
regeling te bevorderen voor alle partijen, die
betrokken zijn, van de verschillende proble
men, die thans op internationaal gebied han
gende zijn.
Verder weerlegde Simon de verschillende
te Rome gepubliceerde beweringen over een
concentratie van Britsche troepen aan beide
zijden van den Witten en den Blauwen Nijl
en Sobat bij 't Rudolphmeer, over 'n aanwer
ving van inboorlingen en den aanleg van
strategische spoorlijnen naar de grens van
Abessynië, den aanleg van gecamoufleerde
landingsterreinen en aangaande de concen
tratie van vliegtuigen in verschillende grens-
centra en in het bizonder te Kartoem.
Simon verklaarde dat al deze beweringen
zonder eenigen grond zijn.
Onze Berlijnsche briefschrijver Roland
schrijft ons:
Mijn correspondenties van de laatste
weken hebben mij nog een eerbiedwaardig
aantal brieven uit lezerskringen bezorgd. Ik
heb zelf deze discussies in mijn gewone Ber
lijnsche reeks al gesloten en meegedeeld, dat
ik tot den normalen loop der berichtgeving
terugkeer. Maar buiten mijn Berlijnsche
brieven om wil ik toch nog even iets zeggen,
dat me noodig voorkomt.
De meeste inzenders hebben mij in zeer
welwillenden vorm de overtuiging ge
schonken, dat men in breede lezerskringen
volkomen mijn standpunt deelt, dat sedert de
groote omwenteling in Duitschland een groot
deel van de Nederlandsche pers over dit
land te eenzijdig voorlicht en vaak die be
richtgeving afhankelijk maakt van over
wegingen van binnenlandsch-politiek karak
ter. En men sprak de hoop uit, dat ik nog
meer dan voorheen van deze gewoonte zou
afwijken, in het belang zoowel van onze jour
nalistieke reputatie als van de verhouding
tusschen beide volken. De bl ieven van deze
lezers begroet ik als een bevestiging van
mijn eigen standpunt, dat door de bladen,
welke mijn bijdragen opnemen, stellig wordt
gedeeld. Het lijkt me van overgrooteoeteeke-
nis, dat we dit eens met alle duidelijkheid
gezegd hebben. De lezer in Nederland heeft
recht op veelzijdige voorlichting, en het Duit-
sche volk heeft recht op een niet-eenzijdige
beoordeeling. Basta.
Eén enkele in dit geval natuurlijk ano
nieme inzender dwingt mij echter nog tot
een duidelijk woord. Ik laat hier weg, uit
welken lezerskring deze inzender (de toevoe
ging „geacht" wil me ditmaal niet uit de
pen) zich gemeld heeft, maar geef hier overi
gens woordelijk zijn met de machine geschre
ven bijdrage tot verheffing van ons Neder-
landsch peil:
„Hedenavond las ik het zooveelste ar
tikel van uwen correspondent Roland
't Is natuurlijk niet waar, want zulke
stukken komen gelukkig niet uit een
cultureel land. Die schurk zit hier. Die
zooiets durft te schrijven. Onze tijd is
nabij om ons te revancheeren. Pas op, u
gaat er het eerst aan met uw leugens!
Iets waars heeft dat leugenblad nog
niet gebracht en kan het ook niet bren
gen. Ieder, die in Duitschland gestraft
wordt, heeft het verdiend. Ook uw straf
is reeds verdiendMaar dan! Ik sta
bereid''.
Neen, daar moeten we nu niet om lachen.
Niet om het zotte Nederlandsch, niet om den
hulploozen stijl, niet om de zielige bedrei
ging. We mogen dezen anoniemen held niet
belachelijk maken, maar ook niet belangrijk
Tenminste niet als eenling. Belangrijk wordt
hij pas als type van zijn soort. Al geef ik toe,
dat het een slecht riekende soort van belang
rijkheid is.
Het treurige is n.1., dat deze mensch niet
alleen staat. Hij is een der helaas vele duis-
terlingen, die sinds de Duitsche omwenteling
de buitenlandsche berichtgevers in de Duit
sche hoofdstad uit een hinderlaag bestoken
op een wijze, die geen bewondering wekken
kan. Dat Duitsche lezers buiten Duitschland,
uit den aard der zaak hyper-patriottisch en
„plus Hitleeriste que Hitier", in de over
tuiging hun vaderland te dienen, zich, als ze
over Berlijnsche berichtgeving in buitenland
sche bladen, verstoord zijn, tot hun eigen
regeering wenden en zich beklagen, zal
zoolang ze het met open vizier doen nie
mand hun kwalijk nemen. Zulke klachten ko
men in de betrokken Berlijnsche ministeries
elke week bij honderden binnen. Als ze juiste
oomeringen bevatten, leidt dat wel eens tot
een gedachtenwisseling tusschen regeerings-
ambtenaar en correspondent.
Héél iets anders echter is het, als buiten
landers, in ons geval (waarmee ik niet dezen
inzender bedoel, maar in het algemeen)
Nederlanders, in het geheim, achter de cou
lissen, of anoniem, uit eenzijdigen kijk op de
dingen, om hun woede tegen een bepaald
blad te koelen, om redenen van binnen-
landsch-politieke agitatie zich tot de vreemde
(Duitsche) regeering wenden in de hoop, deu
fehaten correspondent een beentje te lichten
ot deze ridderlijke figuren moge het volgen
de gezegd zijn:
deze aanvallen, bedreigingen, klikkerijen
uit een hinderlaag zijn doelloos. De Duitsche
ministeries, die met perszaken te doen heb
ben, kennen alle Berlijnsche correspondenten
en alle deknamen (er is in het Derde Rijk
geen briefgeheim). Alle buitenlandsche brie
ven worden doorgelezen en vertaald. Wat
wij schrijven, gaat onder onze volle persoon
lijke verantwoordelijkheid. Wij staan voor
den inhoud in met onze vrijheid, onze existen
tie en die van ons gezin. De .schurk"
Roland woont niet in Nederland, zit niet in
eenige Hollandsche redactie, maar in Ber
lijn, en de Duitsche regeeringsinstanties
weten wie hij is, en respecteeren zijn pseudo
niem. Meer nog: zij respecteeren ook zijn
zakelijke critiek en verheugen er zich over,
dat hij niet alleen „zwart", maar ook ook
„wit" ziet. Ware dat niet het geval, dan zou
hij reeds lang den weg van zeker 50 tot 60
van zijn collega's gegaan zijn, die Duitsch
land niet uit eigen beweging verlaten heb
ben
Wat zij echter niet respecteeren, dat zijn
de anonieme aangevers en klikkers, die hun
eigen landgenooten in den vreemde op uiterst
moeilijke posten zwart maken. En als zij er
kans toe zagen, dan zouden ze hen straffen,
gelijk ze het verdienen. Maar ze kunnen dat
helaas niet, omdat deze anonimi veilig ver
weg zitten in Nederland en Nederlandsch-
Indië. En mocht de niet-geachte inzender,
wiens „tijd nabij is om te revancheeren", een
lidmaatschapskaart bezitten van een Neder
landsche beweging, van welke hij aanneemt,
dat ze hem tot „revancheeren" later in staat
zal stellen, dan melde hij zich daar met
naam en adres; op gevaar af, als lid te wor
den geschrapt. Want als we deze beweging
goed begrijpen, dan houdt ze het niet met
duisterlingen, die beleedigingen neerschrij
ven met de schrijfmachine en den moed niet
hebben, voor hun woorden in te slaan.
MANNEQUINS OP DE
„NORMANDIE".
Modeshows bij aankomst te
New York.
Een twaalftal van de grootste Parijsche
modehuizen hebben besloten ter gelegenheid
van de eerste reis van de „Normandie' naar
New York op 29 Mei a.s., een aantal van
hun beste mannequins mee te sturen voor het
demonstreeren van zestig van de mooiste
modellen, speciaal ontworpen voor dezen
eersten overtocht van het grootste en fraai-
ste passagiersschip ter wereld.
De nieuwe, naar men in ingewijde kringen
verzekert, sensationeele creaties, zullen
slechts gelanceerd worden op de voornaam
ste galafeesten, die men te New York ter
gelegeneid van de aankomst der „Norman
die" zal organiseeren. Deze creaties geven
een volledig overzicht en tevens een synthese
van de moderne Fransche mode en van het
geen Parijs op dit gebied nog presteert. Te
vens zal een overzicht worden gegeven door
de elegantste mannequins van Parijs van de
mode van gisteren.
Twee beslissingen van het op
perste gerechtshof tegen de regee-
ringspolitiek.
Aan de herstel-
politiek van presi
dent Roosevelt
zijn gisteren twee
zware slagen toe
gebracht, welke 't
gezag van den
door Roosevelt in
geslagen koers
ernstig benadee-
len.
In twee belang
rijke kwesties heeft
het opperste ge
rechtshof van de
Ver. Staten na-
Roosevelt. melijk een beslis
sing genomen tegen de regeeringspolitiek.
het eerste geval betrof de Frazier Lemke-
wet, het tweede de bevoegdheid van de N. R.
A., om codes vast te stellen voor de afzon
derlijke industrieën.
In de eerste plaats werd de Frazier Lem-
kewet, door het opperste gerechtshof in
strijd met de constitutie verklaard Dit betee-
kent, dat een der belangrijkste wetten van
den New Deal, welke den noodlijdenden
boeren een verlenging van hun hypotheken
mogelijk maakt, niet door het opperste ge
rechtshof als rechtgeldig wordt erkend.
In de tweede plaats besliste het hof, dat
de bepalingen van de Nira-wetgeving welke
recht geven tot het uitvaardigen en doorvoe
ren van codes voor de afzonderlijke indus
trieën, in strijd zijn met de constitutie.
Door deze besluiten van het hof worden
in zekeren zin de fundamenten onder de ge
heele Nira-wetgeving uitgetrokken. De prac-
tische gevolgen van deze beslissingen zijn
natuurlijk nog niet te overzien. Het prestige
der regeering heeft evenwel nog nooit een
zoo ernstigen knak gekregen als thans.
In zijn beslissing ten aanzien van het
recht tot uitvaardiging en doorvoering van
Nira-codes voor de afzonderlijke industrieën
gaat het hof uit van de stelling, dat het derde
deel van de Nira-wetgeving in strijd is met
de constitutie, daar volgens de in dit deel
vervatte bepalingen op ontoelaatbare wijze
zekere bevoegdheden op de executieve wor
den overgebracht. Deel 3 van de Nira-wetge
ving bepaalt namelijk, dat door industrieele
bonden bij den president een code kan wor
den voorgesteld, welke de industrie ordent,
ten einde op deze wijze de zoogenaamde
„faire concurrentie" te verzekeren. Een der
gelijke code kan door den president worden
goedgekeurd. Is dit geschied, dan wordt de
code verplichtend voor de geheele betrok
ken industrie, zoodat overtredingen van den
code onder de strafwet vallen.
De besluiten van het opperste gerechtshof
zijn eenstemmig genomen.
Baldwin heeft Maandagavond in den Al-
bert Hall een redevoering gehouden ter ver
dediging van de Luchtvaartpolitiek der re
geering.
Baldwin verklaarde o.m.: Broot-Britannië
heeft niet alleen de principes van den Vol
kenbond gesteund, doch daarenboven datge
ne gedaan, wat het slechts kón doen, om
zijn autoriteit te steunen en zich aan zijn
idealen te houden.
Nadat spr. een overzicht had gegeven
van hetgeen de Volkenbond, ondanks ver
schillende tegenslagen in den loop der jaren
had tot stand gebracht, waarbij hij er op
wees, dat wanneer men zegt, dat de Fran
schen lastig zijn. men zich in de positie van
een land moet in
denken, waarin
twee malen bin
nen 'n menschen-
leeftijd troepen
uit een naburig
land zijn binnen
getrokken, ver
volgde hij, dat
geen enkel land
er van beschul
digd kan worden
in de ontwape
ningskwestie een
doodzonde te heb
ben bedreven. Korten tijd geleden geleek het
basis van een overeenkomst. Op dat oogen-
er op alsof wij nader waren gekomen tot de
blik trokken de Duitschers zich evenwel uit
den Volkenbond terug en alles werd gewij
zigd toen Hitier het bewind overnam.
Ik wil geen critiek oefenen, doch slechts
feiten constateeren, dat de geheime bewape
ning van Duitschland wantrouwen wekte.
Dit had tot gevolg, dat alles, wat gedaan
werd, werd overdreven. Dit is nu eenmaal
het verschil in de wereld tusschen een door
een dictator geregeerden staat en een demo-
cratischen staat als den onze.
Aangaande de luchtvaartpolitiek der re
geering verklaarde Baldwin: Men kan ont
wapening ook voor andere gebieden dan in
de lucht eischen.
Eden en Sir John Simon leggen in
het Engelsche Lagerhuis een ver
klaring af. (Dag. Overzicht).
Baldwin houdt een lange redevoe
ring over de luchtstrijdkrachten.
(Buitenland).
Zwart en Wit in Duitschland.
(Buitenland).
Echèc voor president Roosevelt.
(Buitenland).
Mr. Marchant over „de Hooge
Veluwe". (Binnenland).
Jaarvergadering officieren Kon.
Landmacht; rede min. Deckers.
(Binnenland).
Ontwerp-v. Zijl (gèdenkteeken
H. M. de Koningin-Moeder) zal thans
te Amsterdam ten uitvoer gebracht
worden. (Binnenland).
Oude moord te Oss opgehelderd.
(Binnenland).
(Zie verder eventueel laatste
berichten.)
Na er aan te hebben herinnerd, dat Frank
rijk en Engeland nimmer zouden kunnen
overwegen met elkander een oorlog aan te
gaan, verklaarde spr., dat de grondgedachte
van de collectieve veiligheid in den meest
uitgebreiden zin, dat Europa geen oorlog
meer mag dulden en dat, wanneer ergens een
land, welk land dan ook, een oorlog begint,
m.a.w. een aanvaller wordt alle landen zich
zullen verplichten dat land een halt toe te
roepen. Wij zijn nog ver van dit doel, doch
in beperkte mate is iets dergelijks reeds in
het verdrag van Locarno tot stand gebracht,
waarbij de Westersche mogendheden zich
verplicht hebben met vereende krachten op
te treden tegen diengene onder hen, die dit
pact zou schenden.
Daarom ben ik van meening, dat vooral
voor deze mogendheden moet worden ge
tracht en Hitier heeft zich daar princi
pieel mede accoord verklaard de gedachte
van een aanvullend luchtpact te verwezen
lijken, een luchtpact, waarin zoo mogelijk als
bizonder deel een pact aangaande bewape
ningsbeperking zou moeten worden opgeno
men.
„Waarom juist in de lucht?", aldus spr.,
„zult gij vragen". Hierop antwoordde spr.,
dat niet de legers en de vloten, maar de
luchtstrijdkrachten in Europa aanleiding
geven tot bezorgdheid en dat, wanneer men
dezen vrees voor luchtvloten bij de volken
van Europa kan wegnemen, zoo dat geen
luchtoorlog meer te vreezen is, Europa in
staat zou zijn zich met zijn eigen aangele
genheden bezig te houden op een wijze als
sedert langen tijd niet meer het geval is ge
weest.
De reden, waarom een beperking of zelfs
ontwapening of een overeenkomst in zake de
luchtstrijdkrachten, hoe dan ook, zoo be
langrijk is, is gelegen in de hevigheid van
den slag, welke uit de lucht kan worden
toegebracht. Men heeft tijd noodig om een
leger te mobiliseeren, maar niet om de lucht
strijdkrachten te mobiliseeren.
Daarom hoop ik, aldus spr., dat de bij het
verdrag van Locarno betrokken mogendhe
den binnen afzienbaren tijd zullen bijeenko
men om te onderhandelen en in dit verdrag
een luchtpact zullen opnemen, dat voor de
eerste maal een bewapeningsbeperking zal
brengen, omdat de vaststelling, zelfs van een
hoog cijfer, een wedloop der bewapening
bij dit wapen doet eindigen.
Baldwin betreurde opnieuw, dat de Ver.
Staten niet kunnen deelnemen aan deze on
derhandelingen, daar hun deelneming, in
Europa, in het Oosten, of waar ook, in sa
menwerking met het Britsche Rijk de groot
ste waarborg tegen den oorlog zou zijn.
Hij blijft strijden tegen de monarchie.
Veniselos heeft een
vertegenwoordiger
van het blad „Eleu-
theron Bema" te
Athene meegedeeld,
aldus lezen wij in de
„Times", dat hij zich
uit de politiek terug
getrokken en der
halve het leiderschap
der Liberale partij
neergelegd heeft.
Mocht echter de
huidige regeering de
monarchie herstellen,
dan zou dat voor hef
Veniselos. land een Koninklijke
Dictatuur beteekenen. „En de republikeinsche
leiders" aldus besloot Veniselos, „zullen mij
dan aan hun zijde vinden, zij hef dan ook
als gewoon soldaat",