BLACKBOy HET ZEEMONSTER VAN NAGASAKL Licht in de duisternis van Oss. Piet Pruim Peinst? PRUIMTABA1 STEUN VOOR DE KUNSTENAARS. ALKMAARSCHE COURANT van WOENSDAG 29 MEI 1935 Geneeskundige brieven Nadere bijzonderheden. HEIDEBRAND IN DRENTE. Onvoorzichtigheid arbeider. van een DE 25.000. TRAGISCH ONGEVAL. Voor een zand-auto gevallen en gedood. DE NIEUWE DIRECTEUR VAN ANETA. GESAUSDE ZWARE Stichting tot steunverleening in het leven geroepen. Minister Slotemaker de Bruine TE SNEL DOOR DE BOCHT. Motorrijder bijna op slag gedood. MR. S. H. VENING MEINESZ. Treedt a! als griffier der Staten van Noord-Holland. Hm* De kinderarts. In de laatste jaren is het aantal specialisten zoowel als het aantal specialismen in de ge neeskunde sterk toegenomen. Dit was een logisch en onontkoombaar gevolg van de ontwikkeling der geneeskunst en leidde er ioe, dat zich specialisten ook in verschillende kleinere centra in het land gingen vestigen en Eraktij'k verwierven daar, waar tevoren de uisartsen nog steeds het geheele terrein van de geneeskundige verzorging in handen hadden. Specialismen, waarbij een meer speciale techniek meer oo den voorgrond trad, kwamen meestal in zulke centra het eerst (b.v. de chirurgen, de keel-, neus- en oorartsen). Als regel werden ze door de huisartsen welwillend aanvaard, omdat deze iich op dit terrein niet voldoende bekwaam achtten. Vaak moest, vooral in de eerste jaren, een vrij sterke weerstand bij het pu bliek worden overwonnen, hetzij omdat zulke specialistische hulp uitsluitend ver kregen kon worden door zich in een zieken huis te doen opnemen, hetzij doordat het publiek liever genezing zocht door het in nemen van een drankje in plaats van door een noodzakelijk geoordeelde chirurgische behandeling. Naast de komst van in het algemeen meer technische specialisten kwam 'aarna de ont wikkeling van een ander soort specialismen naar voren, waarbij vooral het onderzoek van bepaalde organen eventueel ook de behandeling dezer organen steeds meer werd geperfectionneerd. De behoefte aan eulke specialismen werd ongetwijfeld door vele artsen niet in dezelfde mate gevoeld' als de behoefte aan de meer technische specia listen en het ligt ous voor de hand dat een goede verhouding hierbij minder gemakke lijk werd verkregen. Deze toestand werd nog gecompliceerder, doordat het publiek intus- schen tegenover deze orgaan-specialisten veel bezoeklustiger stond dan tegenover het technisch specialisme, wat naar mijn meening het beste op de volgende wijze kan worden gekenschetst: Wanneer een huisarts een patiënt aanraadt zich te laten opereeren en zich dus tot een chirurg te wenden, dan vraagt de patiënt bedenktijd; maar wanneer dezelfde huisarts denzelfden patiënt aan raadt naar een oogarts of een hartspecialist te gaan, dan bestaat de kans, dat de patiënt er juist den vorigen dag al is geweest. Huisartsen en kinderartsen. Publiek, huisartsen en specialisten zijn al len gemeenschappelijk met een goede ver houding tusschen huisartsen en specialisten, ten zeerste gebaat en het is dus begrijpelijk dat de „Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst" getracht heeft zulk een goede verhouding door het aangeven van bepaalde richtlijnen tot stand te brengen en te bevorderen. Dit is dan ook geschied op de 80e jaarvergadering der Maatschappij in Haarlem, Juli 1929. Het is begrijpelijk dat zulk een goede verhouding slechts is te verkrijgen, wanneer de specia list zich tot zijn onderdeel beperkt en hierbij dus geen algemeene praktijk uitoefent en het lijkt dus consequent dat op deze vergade ring ook de volgende motie werd inge diend: „De algemeene vergadering spreekt als hare meerling uit dat het den kinderarts niet geoorloofd is ook de algemeene praktijk uit te oefenen". Toch was het volkomen juist dat deze mo tie weer werd teruggenomen en dat (bij ac clamatie) een motie van het hoofdbestuur werd aangenomen, waarbij werd bepaald, dat het hoofdbestuur zich tot de Vereeniging van kinderartsen zou wenden om te pogen op een voor beide partijen bevredigende wij ze de verhouding te bepalen tusschen huis artsen en kinderartsen. Dit overleg vindt plaats en voert tot het vaststellen van een regelend schema, dat zoowel de instemming van de vereeniging van kinderartsen als van het hoofdbestuur der Maatschappij verwerft. Dit schema deelt de kinderartsen in bij de specialisten, maar laat hun een eenigszins andere wijze van praktiseeren toe als voor de andere spe cialisten is uitgestippeld. In 1932 werd het in Zwolle op de alge meene vergadering der maatschappij bespro ken maar ten slotte door het hoofdbestuur weer teruggenomen omdat er nog te weinig eenheid van opvatting blijkt te bestaan en men geen overijld besluit wil nemen. In dit zelfde jaar begint de inschrijving der specialisten in een min of meer officieel specialisten register en laten de kinderart sen zich in het algemeen in dit register in boeken. Dit is voor een der afdeclingen van de Maatschappij reden om voor de jaarver gadering 1933 een voorstel in te dienen, hieruit de consequenties te trekken en den specialist kinderarts te dwingen zich in de uitoefening van zijn praktijk te voegen naar de algemeene gedragslijn in 1929 voor alle specialisten aangegeven. Het hoofdbestuur ontraadt de aanneming van dit voorstel en legt daarbij de corres pondentie over, welke hierover met de Ver eeniging van kinderartsen is gevoerd. Deze Vereeniging verklaart zich onvoorwaardelijk tegen elke regeling, welke minder soepel is, dan het compromis dat in 1932 is bereikt, doch op de vergadering der Maatschappij weer was teruggenomen. De algemeene ver gadering neemt, ondanks de waarschuwende stemmen en de afwijzende praeadviezen, 't voorstel aan. Alleen wordt den reeds geves- tigden kinderartsen het recht gelaten op de oude wijze voort te gaan met de uitoefening van hun praktijk. Het kind als middelpunt. De hoofdredacteur van ons „Tijdschrift voor Geneeskunde" gelooft niet, dat deze beslissing genomen door een vergadering van in hoofdzaak huisartsen juist is; hij vreest dat de /Maatschappij er geen genoe gen van zal beleven. Het is z.i. ijdel het in net leven op een bepaalde wijze gegroeide door reglementen willen dwingen. Scherp keurt hij het af; dat bovendien geheel is ver- ffeten, het vraagstuk te bezien met de be- angen van het kind als middelpunt. Hiermede legt hij ook naar mijn meening de vinger op de zwakke plek in heel deze zucht tot awingende reglementeering. In onze „Nederlandsche Maatschappij tot Be vordering der Geneeskunst" is het grootste deel der artsen vereenigd. Dit .wil echter allerminst zeggen, dat ze ook één van zin zijn. Er bestaan tusschen diverse groepen belangenverschillen, die gemakkelijk tot botsingen aanleiding kunnen geven. Het is de dure plicht van de allen samenbindende Maatschappij om daar, waar tegenstellingen bestaan, deze door een eervol compromis te overbruggen. Van deze grootsche taak was zich het hoofdbestuur bewust, toen het aanried het voorstel van de afdeeling niet te aanvaarden o.a. omdat de groep van kinder artsen er unaniem afwijzend tegenover stond. De algemeene vergadering besliste anders en in verband hiermede werd een jaar later, op de vergadering in Breda door het hoofdbestuur aan de vergadering medegedeeld hoe, aan de hand van de ge vallen beslissing, de formuleering nu ge worden was. Verder is er op deze vergade ring, in 1934, niet over dit thema gespro ken. Het leek dus dat een en ander was af gedaan in de verwachting dat de kinder artsen er zich wel bij zouden neerleggen en de Maatschappij niet ontrouw zouden wor den. Voor de aanstaande jaarvergadering, in Juli in Rotterdam te houden, staat de rege ling tusschen huisarts en kinderarts op nieuw op het programma en worden de be slissingen van 1932 en 1933 weer nader uitgewerkt. Het schijnt dat de Vereeniging van Kinderartsen met deze laatste voorstel len accoord gaat. Indien dit inderdaad het geval is, moet gehoopt worden dat ook de vergadering deze voorstellen aanvaardt, al krijgen de huisartsen niet ten volle hun zin. Deze zouden namelijk willen, dat de spe cialist kinderarts nooit optreedt als geregel de behandelend geneesheer van de kinderen in een gezin. De commissie, welke de laatste voorwaarden heeft uitgewerkt, verzet zich hier niet tegen, indien de ouders dit uitdruk kelijk verlangen. Het recht van de ouders. Deze zegeviering van de gedachte, dat uiteindelijk ouders het recht behooren te hebben, wie de kinderen zal behandelen acht ik volkomen juist, al begrijp ik, dat dit voor de huisartsen soms een onpieizierigen kant heeft. Het moet.intusschen binnen het vermogen van de meeste huisartsen liggen, door hun optreden'het vertrouwen zoodanig te ver sterken, dat zij in de meeste gezinnen ook de kinderen blijven behandelen. Daarvoor is noodig, dat zij de kinderen tot in de meest moderne perfectie verzorgen, wanneer hun hulp wordt ingeroepen. Daarvoor is vooral ook noodig, dat ze op het psychologisch oogenblik ook werkelijk met den kinderarts in consult gaan. De ervaring van verschil lende kinderartsen is helaas op dit punt niet gunstig en dit heeft er zonder twijfel toe medegewerkt, dat de verhouding tus schen huisarts en de meeste andere specialis men. Zooals op elk gebied in de geneeskunde, moet ook op dit terrein de kraent in samen werking worden gevonden. Slechts door het bestaan van een ernstigen wil tot samenwer ken, kan de weg gevonden en betreden wor den, die tot vrede leidt, in het belang van het zieke kind en van het door ziekte bedreig de kind. Is eenmaal het juiste evenwicht gevonden, dan zullen ook de ouders deze samenwerking zoodanig weten te waardee- ren, dat de huisarts niet wordt uitgescha keld. Dat dit thans meer geschiedt, dan in het belang van alle partijen dus ook in het belang van het kind gewenscht is, hangt ermede samen dat vele ouders vree zen, dat het inschakelen van den huisarts automatisch het uitschakelen van den kin derarts met zich mede brengt. Dat deze be treurenswaardige gedachte kon post vatten, bewijst dat er iets niet in orde was. Het is noodig door gemeenschappelijk de schouders er onder te zetten, deze gedachte te overwin nen. Dit is mogelijk door samenwerking en voor het kind van het grootste belang. P. N. N. Branden werden gesticht om stelen en rooven te vergemakkelijken. In verband met de bekentenissen van den wielrenner J. C. te Oss werd, zooals reeds gemeld, een viertal medeplichtigen aange houden. Daar J. C. bekend had, dat een dezer A. H., bijgenaamd „Toon de Soep", deelgenomen had aan den roofoverval op het echtpaar Boumans te Uden, werd H. gisteren naar Uden overgebracht ter con frontatie. De drie overigen J. d. B., L. v. d. H. en L. V., die deelgenomen hadden aan den roof overval op den kassier van de boerenleen bank te Mariaheide, werden gisteren naar de marechausseekazerne te Veghel overge bracht. Op het oogenblik werken de marchaussee- brigades te Oss, Uden en Veghel onder lei ding van den opperwachtmeester Mintjes uit Oss samen, om de misdrijven volledig tot opheldering te brengen. V. d. Pas met zes revolverschoten vermoord. Uit de bekentenis door J. C. afgelegd over den moord op J. v. d. Pas kunnen we nog het volgende meedeelen: Op 19 November 1932 was J. C. op een verjaringsfeest van den caféhouder J. v. d. Pas te diens huize aan den Bergschen weg te Oss. Te circa 11 uur heeft hij met v. d. Pas diens woning verlaten en zijn beiden 't omliggend weiland ingegaan om eenige eenden te zoeken, die v. d. Pas. miste. Onver wachts heeft toen J. C. een revolver getrok ken en zes schoten op v.d. P. afgevuurd. Het slachtoffer was binnen zeer korten tijd dood maar had nog geroepen: „Jan wat doe je toch". Eerst den volgenden middag werd het lijk door een man gevonden, die een paard uit de weide kwam halen. Aanstonds vatte men verdenking tegen J. C. op, omdat deze het laatst in gezelschap van v. d. Pas was ge zien. Hij werd ook gearresteerd, maar moest na eenigen tijd wegens gebrek aan bewijs worden vrijgelaten. De politie zette het onderzoek voort en meende de vorige maand, naar aanleiding van eenige getuigenverklaringen bewijsma teriaal verzameld te hebben om J. C. op- n'euw te arresteeren. Verschillende branden gesticht. Om hun doel te bereiken deinsde de bende misdadigers, waarvan J. C. en de bovenge- noemden deel uitmaakten, voor niets terug. Ze hebben op verschillende plaatsen brand gesticht, om tijdens de ontstane verwarring des te gemakkelijker in een nabijgelegen per ceel, waarvan de bewoners bij het blus- schingswerk behulpzaam waren, hun slag te kunnen slaan. Op den avond van 12 Maart 1934 brand de de boerderij van den landbouwer D. aan den Berghemschen weg te Oss af. Door den feilen wind gingen nog twee huizen aan de overzijde der straat in vlammen op. J. C. heeft nu bekend den brand te heb ben gesticht, om tijdens het blusschingswerk in een nabijgelegen huis van een ouden man, die bij den brand was, geld te kunnen stelen. De roofoverval te Deurne. In den nacht van 5 op 6 Juli 1934 werd te Deurne een roofoverval gepleegd, op den 73-jarigen landbouwer G. ald. De roovers ontkwamen toen met den buit. Ter zake van dezen diefstal hebben J. C. en P. de B., die wegens moord tot 15 jaar gevangenis straf is veroordeeld, op 22 Januari 1935 voor de rechtbank te Roermond terechtge staan. Wegens gebrek aan bewijzen werden zij toen vrijgesproken. J. C. heeft nu ook bekend aan dezen roofoverval deelgenomen te hebben. In verband hiermee, worden nog meerde re arrestaties verwact. J. C. was te Oss een bekend wielrenner. Toen hij door de Roermondsche rechtbank vrijgesproken werd en weer in Oss kwam, werd hij door 'n groot aantal rijwielen-ent housiasten, die stellig in zijn onschuld ge loofden, afgehaald. Het is voor de Ossche bevotking een wa re opluchting, dat deze gevaarlijke misdadi gers thans voor langen tijd onschadelijk zijn gemaakt. Vermoedelijk door onvoorzichtigheid v«..a een arbeider, die bezig was heide plaggen te steken, brak gistermiddag een heidebrand uit in het Watersche veld achter de bosschen van het land goed „Berkenheuvel" te Diever (Dr.) Door den hevigen wind breide het vuur zich snel uit. De boschhaas Smit van het landgoed „Berkenheuvel" toog on middellijk met een ploeg arbeiders op weg om het vuur te blusschen. Na hard «erken mocht het inderdaad lukken de.i brand meester te worden. In totaal is ongeveer 10 H A. heide en IV» H.A. bosch een prooi der vlammen geworden. Op de hedenochtend gehouden trek king van de Staatsloterij is de prijs van 25 000 gevallen op n o 5 92 9. Hedenmorgen te ongeveer half negen heeft te Sappemeer (Gr) een doooelijk ongeval plaats gehad. De ongeveer 16-jarige J. Sijtzema kwam voor een met zand beladen auto te vallen, waardoor de borstkas geheel werd ingedrukt. De ongelukkige was op slag dood. Melis Stoke. Herman Salomonson, de nieuwe directeur van Aneta is noch in Nederland, noch in Indië een onbekende. Als literator, schrijver van verscheidene romans, novellen en op stellen, zoowel onder eigen naam als onder het pseudoniem Melis Stoke, als journalist, als leider gedurende eenige jaren van de Ga- zette de Hollande, is hij bij een zeer rijk ge schakeerd publiek in Nederland overbekend. In Indië is hij gedurende 314 jaar hoofd redacteur en directeur van de Javabode ge weest. De inhoud van verscheidene van zijn romans herinneren aan zijn verblijf aldaar. Bij de afsplitsing van het Nederlandsche kantoor van Aneta tot een afzonderlijke naamlooze vennootschap is de heer Salomon son daarvan directeur geworden. Na al wat er over het persbureau Aneta na den dood van Barretty te doen is geweest, zal men deze benoeming zeker in ruimen kring met instemming begroeten. Zooals men weet, wezen bepaalde berich- Warm of koud, 'k maak me nie! warrrt hödfj] Y Koud of warm, het laat me koud,^ Als mijn BLACK BOY PRUIM-TA0AK mfT Altijd maar gezelschap houdij PRODUCT VAN DOUWE EGBERTS TABAKSFABRIEK ten er op, dat er gevaar dreigde, dat de aan deden van de vennootschap in handen zou den komen van een consortium. dat di be richtgeving daardoor in een bepaalde rich ting zou kunnen influenceeren. Wat daarvan waar is geweest, kan in het midden worden gelaten, nu het aandeelenkapitaal blijkens latere informaties over een groot aantal deelhebbers met verschillende uiteenloopende belangen verdeeld is. Het behoeft wel geen betoog, dat de keuze van den leider voor de gestie van een derge lijk lichaam van het allergrootste belang is en wij kunnen ook deze oplossing gelukkig noemen. De heer Salomonson kent uit eigen ervaring de behoefte van maatschappij, pu bliek en pers, zoowel in Indië als in Neder land. De minister van Sociale Zaken heeft giste ren vertegenwoordigers van een aantal ver eenigingen van kunstenaars ontvangen, ter bespreking van de bestaande plannen tot steunverleening aan behoeftige kunstenaars. Voor deze besprekingen waren uitgenoo- digd: de vereeniging van beeldende kunste naars „De Onafhankelijken"; de maatschap pij „Arti et Amicitia"; de vereeniging „St. Lucas"; het schilderkundig genootschap „Pulchri Studio"; de vereeniging „Haagsche Kunstkring"de Ned. vereeniging voor Am- bachts- en Nijvemeidskunst; de vereeniging tot bevordering der Grafische Kunst; de ver eeniging „De Nederlandsche Kring van Beeldhouwers"; de vereeniging van Neder landsche beeldende kunstenaars „De Brug"; de vereeniging „Limburgsche Kunskring"; de vereeniging Rotterdamsche Kunstenaars sociëteit"; de vereeniging „R 33"; kring van beeldende kunstenaars het Genootschap „Kunstliefde"; de Algemeene Katholieke Kunstenaarsvereeniging; de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst; de vereeni ging van Nijmeegsche Architecten; de Ned. Vereeniging voor tuin- en landschapskunst; Bond van Nederlandsche Tuinarchitecten; de vereeniging van beeldende kunstenaars „Laren-Blaricum"; het teekencollege „Kunst zij ons doel" en de Koninklijke Nederland sche Toonkunstenaa'svereeniging. "tl iifF De minister heeft in deze bijeenkomst een toespraak gehouden, waarin hij in herinne ring bracht, dat de regeering reeds eenigen tijd geleden termen heeft gevonden, om op de, rijksbegrooting een bedrag uit te trekken, om een subsidieregeling voor behoeftige kunstenaars mogelijk te maken. Zij achtte het noodig overleg met de daarbij betrokken gemeentebesturen te openen, teneinde na te gaan, of deze bereid zouden zijn aan de door het Rijk te maken regeling haar medewer. king te verleenen. Dit overleg met de ge meentebesturen heeft wat langer geduurd dan men hoopte. Bij het gehouden onderzoek is gebleken, dat van de 1062 gemeenten er 700 niet in aanmerking kwamen voor medewerking aan de regeling, omdat daar geen kunstenaars woonachtig zijn. V -n de 362 overblijvendé gemeenten hebben 90 zich tot medewerking bereid verklaard, terwijl 272 gemeenten, waaronder heel belargrijke, niet wenschten mede te werken. Dit is natuurlijk buitenge woon jammer, maar wanneer blijkt, dat de regeling in de praktif: aan een behoefte vol doet en goed werkt, dan vertrouw ik, aldus de minister, dat de medewerking van de ge meenten nog wat algemeener zal worden. In de 90 gemeenten, die zich tot medewer king bereid hebben verklaard, wonen intus- schen de meeste kunstenaars, zoodat die ge meenten, welke nog niet medewerken, slechts een gering aantal kunstenaars omvatten. Het is niet mogelijk gebleken om het aan vankelijk denkbeeld, om aan elke vereeniging van kunstenaars een werkloozenkas te ver binden. tot uitvoering te brengen, in hoofó- die een gering aantal leden hebben en com- die ee ngering aantal leden hebben en com binatie van verschillende vereenigingen om allerlei redenen tot onoverkomelijke bezwa ren zou leiden Daarom is ten slotte over wogen, een stichting in het leven te roepen, uit welker fondsen steun zal kunnen worden verleend aan alle kunstenaars, die deel uit maken van de bij de stichting aangeslopen en door de regeering voor dit doel erkende vereenigingen. Ik behoef wel niet te zeggen, aldus de mi nister, dat wij hier te maken hebben met een geheel nieuwe, maar ook zeer moeilijke mate rie, zoodat de regeling, welke thans in het leven zal worden geroepen, als een proef neming zal moeten worden beschouwd en eerst in de practijk zal kunnen blijken, in hoeverre zij voldoende levensvatbaarheid bezit. Ik vertrouw, dat de kunstenaarsverenigin gen zich zooveel mogelijk solidair zullen be- toonen en dat de onderscheiden groepen zich zullen beschouwen als deelen van één geheel. Voor deze regeling beschouw ik hen als één gilde, waarin alle leden werken voor alle anderen. Met de strekking van de plannen der regeering heeft men zich blijkbaar in begin sel kunnen vereenigen. Na 's ministers toespraak zijn de beraad slagingen over deze zaak voortgezet onder leiding van den directeur van den Rijksdienst der Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbe middeling. Gistermiddag is de motorrijder K., musicus van beroep en wonende te Enschede op den Buurseweg aldaar door te groote snelheid uit de bocht- gevlogen en tegen een paal der elec- trische geleiding terecht gekomen. De motorrijder werd zwaar gewond en over leed eenige oogenblikken daarna ter plaatse, Naar wij vernemen, heeft mr. S. H. Wning Meinesz, sedert twintig jaren griffier der Provinciale Staten van Noord-Holland, het voornemen in den loop van dit jaar ontslag uit zijn ambt aan te vragen. De heer Vening Meinesz, zoon van den vroegeren burgemeester van Am sterdam, was voor zijn optreden als griffier vele jaren ter provinciale griffie werkzaam als afdeelingschef. 291. Een heel eind ver op het strand zagen Piet Prik kel en Drein Drentel het zeemonster in het warme zand liggen, 't Lag er tevreden om zich heen te kijken, net als een hondje in zijn mandje. Het zag er op dat oogenblik nog al vreedzaam uit. 292. Langzamerhand viel de nacht in. Het licht van de vuurtorens ging aan en nu zagen Piet Prikkel en Drein Drentel duidelijk hoe de kop van het zeemon ster telkens beschenen werd door het ronddraaiende licht. „Als het ochtend fs geworden", ze' Pjet Prikkel, „dan ga ik naar hem toe"«

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 1