BLACKBOy
HET ZEEMONSTER VAN NAGASAKL
Licht in de duisternis
van Oss.
Piet Pruim Peinst?
PRUIMTABA1
STEUN VOOR DE
KUNSTENAARS.
ALKMAARSCHE COURANT van WOENSDAG 29 MEI 1935
Geneeskundige brieven
Nadere bijzonderheden.
HEIDEBRAND IN DRENTE.
Onvoorzichtigheid
arbeider.
van
een
DE 25.000.
TRAGISCH ONGEVAL.
Voor een zand-auto gevallen
en gedood.
DE NIEUWE DIRECTEUR VAN
ANETA.
GESAUSDE ZWARE
Stichting tot steunverleening in het
leven geroepen.
Minister Slotemaker de Bruine
TE SNEL DOOR DE BOCHT.
Motorrijder bijna op slag gedood.
MR. S. H. VENING MEINESZ.
Treedt a! als griffier der Staten
van Noord-Holland.
Hm*
De kinderarts.
In de laatste jaren is het aantal specialisten
zoowel als het aantal specialismen in de ge
neeskunde sterk toegenomen. Dit was een
logisch en onontkoombaar gevolg van de
ontwikkeling der geneeskunst en leidde er
ioe, dat zich specialisten ook in verschillende
kleinere centra in het land gingen vestigen en
Eraktij'k verwierven daar, waar tevoren de
uisartsen nog steeds het geheele terrein van
de geneeskundige verzorging in handen
hadden. Specialismen, waarbij een meer
speciale techniek meer oo den voorgrond
trad, kwamen meestal in zulke centra het
eerst (b.v. de chirurgen, de keel-, neus- en
oorartsen). Als regel werden ze door de
huisartsen welwillend aanvaard, omdat deze
iich op dit terrein niet voldoende bekwaam
achtten. Vaak moest, vooral in de eerste
jaren, een vrij sterke weerstand bij het pu
bliek worden overwonnen, hetzij omdat
zulke specialistische hulp uitsluitend ver
kregen kon worden door zich in een zieken
huis te doen opnemen, hetzij doordat het
publiek liever genezing zocht door het in
nemen van een drankje in plaats van door
een noodzakelijk geoordeelde chirurgische
behandeling.
Naast de komst van in het algemeen meer
technische specialisten kwam 'aarna de ont
wikkeling van een ander soort specialismen
naar voren, waarbij vooral het onderzoek
van bepaalde organen eventueel ook de
behandeling dezer organen steeds meer
werd geperfectionneerd. De behoefte aan
eulke specialismen werd ongetwijfeld door
vele artsen niet in dezelfde mate gevoeld' als
de behoefte aan de meer technische specia
listen en het ligt ous voor de hand dat een
goede verhouding hierbij minder gemakke
lijk werd verkregen. Deze toestand werd nog
gecompliceerder, doordat het publiek intus-
schen tegenover deze orgaan-specialisten
veel bezoeklustiger stond dan tegenover het
technisch specialisme, wat naar mijn meening
het beste op de volgende wijze kan worden
gekenschetst: Wanneer een huisarts een
patiënt aanraadt zich te laten opereeren en
zich dus tot een chirurg te wenden, dan
vraagt de patiënt bedenktijd; maar wanneer
dezelfde huisarts denzelfden patiënt aan
raadt naar een oogarts of een hartspecialist
te gaan, dan bestaat de kans, dat de patiënt
er juist den vorigen dag al is geweest.
Huisartsen en kinderartsen.
Publiek, huisartsen en specialisten zijn al
len gemeenschappelijk met een goede ver
houding tusschen huisartsen en specialisten,
ten zeerste gebaat en het is dus begrijpelijk
dat de „Nederlandsche Maatschappij tot
Bevordering der Geneeskunst" getracht
heeft zulk een goede verhouding door het
aangeven van bepaalde richtlijnen tot stand
te brengen en te bevorderen. Dit is dan ook
geschied op de 80e jaarvergadering der
Maatschappij in Haarlem, Juli 1929. Het is
begrijpelijk dat zulk een goede verhouding
slechts is te verkrijgen, wanneer de specia
list zich tot zijn onderdeel beperkt en hierbij
dus geen algemeene praktijk uitoefent en het
lijkt dus consequent dat op deze vergade
ring ook de volgende motie werd inge
diend:
„De algemeene vergadering spreekt als
hare meerling uit dat het den kinderarts niet
geoorloofd is ook de algemeene praktijk uit
te oefenen".
Toch was het volkomen juist dat deze mo
tie weer werd teruggenomen en dat (bij ac
clamatie) een motie van het hoofdbestuur
werd aangenomen, waarbij werd bepaald,
dat het hoofdbestuur zich tot de Vereeniging
van kinderartsen zou wenden om te pogen
op een voor beide partijen bevredigende wij
ze de verhouding te bepalen tusschen huis
artsen en kinderartsen.
Dit overleg vindt plaats en voert tot het
vaststellen van een regelend schema, dat
zoowel de instemming van de vereeniging
van kinderartsen als van het hoofdbestuur
der Maatschappij verwerft. Dit schema
deelt de kinderartsen in bij de specialisten,
maar laat hun een eenigszins andere wijze
van praktiseeren toe als voor de andere spe
cialisten is uitgestippeld.
In 1932 werd het in Zwolle op de alge
meene vergadering der maatschappij bespro
ken maar ten slotte door het hoofdbestuur
weer teruggenomen omdat er nog te weinig
eenheid van opvatting blijkt te bestaan en
men geen overijld besluit wil nemen.
In dit zelfde jaar begint de inschrijving
der specialisten in een min of meer officieel
specialisten register en laten de kinderart
sen zich in het algemeen in dit register in
boeken. Dit is voor een der afdeclingen van
de Maatschappij reden om voor de jaarver
gadering 1933 een voorstel in te dienen,
hieruit de consequenties te trekken en den
specialist kinderarts te dwingen zich in de
uitoefening van zijn praktijk te voegen naar
de algemeene gedragslijn in 1929 voor alle
specialisten aangegeven.
Het hoofdbestuur ontraadt de aanneming
van dit voorstel en legt daarbij de corres
pondentie over, welke hierover met de Ver
eeniging van kinderartsen is gevoerd. Deze
Vereeniging verklaart zich onvoorwaardelijk
tegen elke regeling, welke minder soepel is,
dan het compromis dat in 1932 is bereikt,
doch op de vergadering der Maatschappij
weer was teruggenomen. De algemeene ver
gadering neemt, ondanks de waarschuwende
stemmen en de afwijzende praeadviezen, 't
voorstel aan. Alleen wordt den reeds geves-
tigden kinderartsen het recht gelaten op de
oude wijze voort te gaan met de uitoefening
van hun praktijk.
Het kind als middelpunt.
De hoofdredacteur van ons „Tijdschrift
voor Geneeskunde" gelooft niet, dat deze
beslissing genomen door een vergadering
van in hoofdzaak huisartsen juist is; hij
vreest dat de /Maatschappij er geen genoe
gen van zal beleven. Het is z.i. ijdel het in
net leven op een bepaalde wijze gegroeide
door reglementen willen dwingen. Scherp
keurt hij het af; dat bovendien geheel is ver-
ffeten, het vraagstuk te bezien met de be-
angen van het kind als middelpunt.
Hiermede legt hij ook naar mijn meening
de vinger op de zwakke plek in heel deze
zucht tot awingende reglementeering. In
onze „Nederlandsche Maatschappij tot Be
vordering der Geneeskunst" is het grootste
deel der artsen vereenigd. Dit .wil echter
allerminst zeggen, dat ze ook één van zin
zijn. Er bestaan tusschen diverse groepen
belangenverschillen, die gemakkelijk tot
botsingen aanleiding kunnen geven. Het is
de dure plicht van de allen samenbindende
Maatschappij om daar, waar tegenstellingen
bestaan, deze door een eervol compromis
te overbruggen. Van deze grootsche taak
was zich het hoofdbestuur bewust, toen het
aanried het voorstel van de afdeeling niet te
aanvaarden o.a. omdat de groep van kinder
artsen er unaniem afwijzend tegenover
stond. De algemeene vergadering besliste
anders en in verband hiermede werd
een jaar later, op de vergadering in Breda
door het hoofdbestuur aan de vergadering
medegedeeld hoe, aan de hand van de ge
vallen beslissing, de formuleering nu ge
worden was. Verder is er op deze vergade
ring, in 1934, niet over dit thema gespro
ken. Het leek dus dat een en ander was af
gedaan in de verwachting dat de kinder
artsen er zich wel bij zouden neerleggen en
de Maatschappij niet ontrouw zouden wor
den.
Voor de aanstaande jaarvergadering, in
Juli in Rotterdam te houden, staat de rege
ling tusschen huisarts en kinderarts op
nieuw op het programma en worden de be
slissingen van 1932 en 1933 weer nader
uitgewerkt. Het schijnt dat de Vereeniging
van Kinderartsen met deze laatste voorstel
len accoord gaat. Indien dit inderdaad het
geval is, moet gehoopt worden dat ook de
vergadering deze voorstellen aanvaardt, al
krijgen de huisartsen niet ten volle hun zin.
Deze zouden namelijk willen, dat de spe
cialist kinderarts nooit optreedt als geregel
de behandelend geneesheer van de kinderen
in een gezin. De commissie, welke de laatste
voorwaarden heeft uitgewerkt, verzet zich
hier niet tegen, indien de ouders dit uitdruk
kelijk verlangen.
Het recht van de ouders.
Deze zegeviering van de gedachte, dat
uiteindelijk ouders het recht behooren te
hebben, wie de kinderen zal behandelen acht
ik volkomen juist, al begrijp ik, dat dit voor
de huisartsen soms een onpieizierigen kant
heeft.
Het moet.intusschen binnen het vermogen
van de meeste huisartsen liggen, door hun
optreden'het vertrouwen zoodanig te ver
sterken, dat zij in de meeste gezinnen ook de
kinderen blijven behandelen. Daarvoor is
noodig, dat zij de kinderen tot in de meest
moderne perfectie verzorgen, wanneer hun
hulp wordt ingeroepen. Daarvoor is vooral
ook noodig, dat ze op het psychologisch
oogenblik ook werkelijk met den kinderarts
in consult gaan. De ervaring van verschil
lende kinderartsen is helaas op dit punt
niet gunstig en dit heeft er zonder twijfel
toe medegewerkt, dat de verhouding tus
schen huisarts en de meeste andere specialis
men.
Zooals op elk gebied in de geneeskunde,
moet ook op dit terrein de kraent in samen
werking worden gevonden. Slechts door het
bestaan van een ernstigen wil tot samenwer
ken, kan de weg gevonden en betreden wor
den, die tot vrede leidt, in het belang van
het zieke kind en van het door ziekte bedreig
de kind. Is eenmaal het juiste evenwicht
gevonden, dan zullen ook de ouders deze
samenwerking zoodanig weten te waardee-
ren, dat de huisarts niet wordt uitgescha
keld. Dat dit thans meer geschiedt, dan in
het belang van alle partijen dus ook in
het belang van het kind gewenscht is,
hangt ermede samen dat vele ouders vree
zen, dat het inschakelen van den huisarts
automatisch het uitschakelen van den kin
derarts met zich mede brengt. Dat deze be
treurenswaardige gedachte kon post vatten,
bewijst dat er iets niet in orde was. Het is
noodig door gemeenschappelijk de schouders
er onder te zetten, deze gedachte te overwin
nen. Dit is mogelijk door samenwerking en
voor het kind van het grootste belang.
P. N. N.
Branden werden gesticht om stelen
en rooven te vergemakkelijken.
In verband met de bekentenissen van den
wielrenner J. C. te Oss werd, zooals reeds
gemeld, een viertal medeplichtigen aange
houden. Daar J. C. bekend had, dat een
dezer A. H., bijgenaamd „Toon de Soep",
deelgenomen had aan den roofoverval op
het echtpaar Boumans te Uden, werd H.
gisteren naar Uden overgebracht ter con
frontatie.
De drie overigen J. d. B., L. v. d. H. en
L. V., die deelgenomen hadden aan den roof
overval op den kassier van de boerenleen
bank te Mariaheide, werden gisteren naar de
marechausseekazerne te Veghel overge
bracht.
Op het oogenblik werken de marchaussee-
brigades te Oss, Uden en Veghel onder lei
ding van den opperwachtmeester Mintjes
uit Oss samen, om de misdrijven volledig tot
opheldering te brengen.
V. d. Pas met zes revolverschoten
vermoord.
Uit de bekentenis door J. C. afgelegd over
den moord op J. v. d. Pas kunnen we nog
het volgende meedeelen:
Op 19 November 1932 was J. C. op een
verjaringsfeest van den caféhouder J. v. d.
Pas te diens huize aan den Bergschen weg
te Oss. Te circa 11 uur heeft hij met v. d.
Pas diens woning verlaten en zijn beiden 't
omliggend weiland ingegaan om eenige
eenden te zoeken, die v. d. Pas. miste. Onver
wachts heeft toen J. C. een revolver getrok
ken en zes schoten op v.d. P. afgevuurd. Het
slachtoffer was binnen zeer korten tijd dood
maar had nog geroepen: „Jan wat doe je
toch".
Eerst den volgenden middag werd het lijk
door een man gevonden, die een paard uit
de weide kwam halen. Aanstonds vatte men
verdenking tegen J. C. op, omdat deze het
laatst in gezelschap van v. d. Pas was ge
zien. Hij werd ook gearresteerd, maar moest
na eenigen tijd wegens gebrek aan bewijs
worden vrijgelaten.
De politie zette het onderzoek voort en
meende de vorige maand, naar aanleiding
van eenige getuigenverklaringen bewijsma
teriaal verzameld te hebben om J. C. op-
n'euw te arresteeren.
Verschillende branden gesticht.
Om hun doel te bereiken deinsde de bende
misdadigers, waarvan J. C. en de bovenge-
noemden deel uitmaakten, voor niets terug.
Ze hebben op verschillende plaatsen brand
gesticht, om tijdens de ontstane verwarring
des te gemakkelijker in een nabijgelegen per
ceel, waarvan de bewoners bij het blus-
schingswerk behulpzaam waren, hun slag te
kunnen slaan.
Op den avond van 12 Maart 1934 brand
de de boerderij van den landbouwer D. aan
den Berghemschen weg te Oss af. Door den
feilen wind gingen nog twee huizen aan de
overzijde der straat in vlammen op.
J. C. heeft nu bekend den brand te heb
ben gesticht, om tijdens het blusschingswerk
in een nabijgelegen huis van een ouden man,
die bij den brand was, geld te kunnen stelen.
De roofoverval te Deurne.
In den nacht van 5 op 6 Juli 1934 werd
te Deurne een roofoverval gepleegd, op den
73-jarigen landbouwer G. ald. De roovers
ontkwamen toen met den buit. Ter zake
van dezen diefstal hebben J. C. en P. de B.,
die wegens moord tot 15 jaar gevangenis
straf is veroordeeld, op 22 Januari 1935
voor de rechtbank te Roermond terechtge
staan. Wegens gebrek aan bewijzen werden
zij toen vrijgesproken. J. C. heeft nu ook
bekend aan dezen roofoverval deelgenomen
te hebben.
In verband hiermee, worden nog meerde
re arrestaties verwact.
J. C. was te Oss een bekend wielrenner.
Toen hij door de Roermondsche rechtbank
vrijgesproken werd en weer in Oss kwam,
werd hij door 'n groot aantal rijwielen-ent
housiasten, die stellig in zijn onschuld ge
loofden, afgehaald.
Het is voor de Ossche bevotking een wa
re opluchting, dat deze gevaarlijke misdadi
gers thans voor langen tijd onschadelijk zijn
gemaakt.
Vermoedelijk door onvoorzichtigheid
v«..a een arbeider, die bezig was heide
plaggen te steken, brak gistermiddag
een heidebrand uit in het Watersche
veld achter de bosschen van het land
goed „Berkenheuvel" te Diever (Dr.)
Door den hevigen wind breide het vuur
zich snel uit. De boschhaas Smit van
het landgoed „Berkenheuvel" toog on
middellijk met een ploeg arbeiders op
weg om het vuur te blusschen. Na hard
«erken mocht het inderdaad lukken
de.i brand meester te worden. In totaal
is ongeveer 10 H A. heide en IV» H.A.
bosch een prooi der vlammen geworden.
Op de hedenochtend gehouden trek
king van de Staatsloterij is de prijs van
25 000 gevallen op n o 5 92 9.
Hedenmorgen te ongeveer half negen
heeft te Sappemeer (Gr) een doooelijk
ongeval plaats gehad.
De ongeveer 16-jarige J. Sijtzema
kwam voor een met zand beladen auto
te vallen, waardoor de borstkas geheel
werd ingedrukt. De ongelukkige was op
slag dood.
Melis Stoke.
Herman Salomonson, de nieuwe directeur
van Aneta is noch in Nederland, noch in
Indië een onbekende. Als literator, schrijver
van verscheidene romans, novellen en op
stellen, zoowel onder eigen naam als onder
het pseudoniem Melis Stoke, als journalist,
als leider gedurende eenige jaren van de Ga-
zette de Hollande, is hij bij een zeer rijk ge
schakeerd publiek in Nederland overbekend.
In Indië is hij gedurende 314 jaar hoofd
redacteur en directeur van de Javabode ge
weest. De inhoud van verscheidene van zijn
romans herinneren aan zijn verblijf aldaar.
Bij de afsplitsing van het Nederlandsche
kantoor van Aneta tot een afzonderlijke
naamlooze vennootschap is de heer Salomon
son daarvan directeur geworden.
Na al wat er over het persbureau Aneta
na den dood van Barretty te doen is geweest,
zal men deze benoeming zeker in ruimen
kring met instemming begroeten.
Zooals men weet, wezen bepaalde berich-
Warm of koud, 'k maak me nie! warrrt hödfj]
Y
Koud of warm, het laat me koud,^
Als mijn BLACK BOY PRUIM-TA0AK mfT
Altijd maar gezelschap houdij
PRODUCT VAN DOUWE EGBERTS TABAKSFABRIEK
ten er op, dat er gevaar dreigde, dat de aan
deden van de vennootschap in handen zou
den komen van een consortium. dat di be
richtgeving daardoor in een bepaalde rich
ting zou kunnen influenceeren. Wat daarvan
waar is geweest, kan in het midden worden
gelaten, nu het aandeelenkapitaal blijkens
latere informaties over een groot aantal
deelhebbers met verschillende uiteenloopende
belangen verdeeld is.
Het behoeft wel geen betoog, dat de keuze
van den leider voor de gestie van een derge
lijk lichaam van het allergrootste belang is en
wij kunnen ook deze oplossing gelukkig
noemen. De heer Salomonson kent uit eigen
ervaring de behoefte van maatschappij, pu
bliek en pers, zoowel in Indië als in Neder
land.
De minister van Sociale Zaken heeft giste
ren vertegenwoordigers van een aantal ver
eenigingen van kunstenaars ontvangen, ter
bespreking van de bestaande plannen tot
steunverleening aan behoeftige kunstenaars.
Voor deze besprekingen waren uitgenoo-
digd: de vereeniging van beeldende kunste
naars „De Onafhankelijken"; de maatschap
pij „Arti et Amicitia"; de vereeniging „St.
Lucas"; het schilderkundig genootschap
„Pulchri Studio"; de vereeniging „Haagsche
Kunstkring"de Ned. vereeniging voor Am-
bachts- en Nijvemeidskunst; de vereeniging
tot bevordering der Grafische Kunst; de ver
eeniging „De Nederlandsche Kring van
Beeldhouwers"; de vereeniging van Neder
landsche beeldende kunstenaars „De Brug";
de vereeniging „Limburgsche Kunskring";
de vereeniging Rotterdamsche Kunstenaars
sociëteit"; de vereeniging „R 33"; kring
van beeldende kunstenaars het Genootschap
„Kunstliefde"; de Algemeene Katholieke
Kunstenaarsvereeniging; de Maatschappij
tot bevordering der Bouwkunst; de vereeni
ging van Nijmeegsche Architecten; de Ned.
Vereeniging voor tuin- en landschapskunst;
Bond van Nederlandsche Tuinarchitecten;
de vereeniging van beeldende kunstenaars
„Laren-Blaricum"; het teekencollege „Kunst
zij ons doel" en de Koninklijke Nederland
sche Toonkunstenaa'svereeniging.
"tl
iifF
De minister heeft in deze bijeenkomst een
toespraak gehouden, waarin hij in herinne
ring bracht, dat de regeering reeds eenigen
tijd geleden termen heeft gevonden, om op
de, rijksbegrooting een bedrag uit te trekken,
om een subsidieregeling voor behoeftige
kunstenaars mogelijk te maken. Zij achtte
het noodig overleg met de daarbij betrokken
gemeentebesturen te openen, teneinde na te
gaan, of deze bereid zouden zijn aan de door
het Rijk te maken regeling haar medewer.
king te verleenen. Dit overleg met de ge
meentebesturen heeft wat langer geduurd
dan men hoopte.
Bij het gehouden onderzoek is gebleken,
dat van de 1062 gemeenten er 700 niet in
aanmerking kwamen voor medewerking aan
de regeling, omdat daar geen kunstenaars
woonachtig zijn. V -n de 362 overblijvendé
gemeenten hebben 90 zich tot medewerking
bereid verklaard, terwijl 272 gemeenten,
waaronder heel belargrijke, niet wenschten
mede te werken. Dit is natuurlijk buitenge
woon jammer, maar wanneer blijkt, dat de
regeling in de praktif: aan een behoefte vol
doet en goed werkt, dan vertrouw ik, aldus
de minister, dat de medewerking van de ge
meenten nog wat algemeener zal worden.
In de 90 gemeenten, die zich tot medewer
king bereid hebben verklaard, wonen intus-
schen de meeste kunstenaars, zoodat die ge
meenten, welke nog niet medewerken, slechts
een gering aantal kunstenaars omvatten.
Het is niet mogelijk gebleken om het aan
vankelijk denkbeeld, om aan elke vereeniging
van kunstenaars een werkloozenkas te ver
binden. tot uitvoering te brengen, in hoofó-
die een gering aantal leden hebben en com-
die ee ngering aantal leden hebben en com
binatie van verschillende vereenigingen om
allerlei redenen tot onoverkomelijke bezwa
ren zou leiden Daarom is ten slotte over
wogen, een stichting in het leven te roepen,
uit welker fondsen steun zal kunnen worden
verleend aan alle kunstenaars, die deel uit
maken van de bij de stichting aangeslopen
en door de regeering voor dit doel erkende
vereenigingen.
Ik behoef wel niet te zeggen, aldus de mi
nister, dat wij hier te maken hebben met een
geheel nieuwe, maar ook zeer moeilijke mate
rie, zoodat de regeling, welke thans in het
leven zal worden geroepen, als een proef
neming zal moeten worden beschouwd en
eerst in de practijk zal kunnen blijken, in
hoeverre zij voldoende levensvatbaarheid
bezit.
Ik vertrouw, dat de kunstenaarsverenigin
gen zich zooveel mogelijk solidair zullen be-
toonen en dat de onderscheiden groepen zich
zullen beschouwen als deelen van één geheel.
Voor deze regeling beschouw ik hen als één
gilde, waarin alle leden werken voor alle
anderen. Met de strekking van de plannen der
regeering heeft men zich blijkbaar in begin
sel kunnen vereenigen.
Na 's ministers toespraak zijn de beraad
slagingen over deze zaak voortgezet onder
leiding van den directeur van den Rijksdienst
der Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbe
middeling.
Gistermiddag is de motorrijder K., musicus
van beroep en wonende te Enschede op den
Buurseweg aldaar door te groote snelheid uit
de bocht- gevlogen en tegen een paal der elec-
trische geleiding terecht gekomen.
De motorrijder werd zwaar gewond en over
leed eenige oogenblikken daarna ter plaatse,
Naar wij vernemen, heeft mr. S. H.
Wning Meinesz, sedert twintig jaren
griffier der Provinciale Staten van
Noord-Holland, het voornemen in den
loop van dit jaar ontslag uit zijn ambt
aan te vragen.
De heer Vening Meinesz, zoon van
den vroegeren burgemeester van Am
sterdam, was voor zijn optreden als
griffier vele jaren ter provinciale griffie
werkzaam als afdeelingschef.
291. Een heel eind ver op het strand zagen Piet Prik
kel en Drein Drentel het zeemonster in het warme
zand liggen, 't Lag er tevreden om zich heen te kijken,
net als een hondje in zijn mandje. Het zag er op dat
oogenblik nog al vreedzaam uit.
292. Langzamerhand viel de nacht in. Het licht van
de vuurtorens ging aan en nu zagen Piet Prikkel en
Drein Drentel duidelijk hoe de kop van het zeemon
ster telkens beschenen werd door het ronddraaiende
licht. „Als het ochtend fs geworden", ze' Pjet Prikkel,
„dan ga ik naar hem toe"«