JUi&ztecuèciek
Jchaakaddek
mm
W SP i WÊ
mum
m
m
m
i
m
m
W
Heuiüeion
Gevaarlijk spel
De staatsman en krijgsman van heutsz.
Wf'tVi
Voor 100 jaar.
Een groot man, die in Oost-lndië onschat
bare diensten heeft bewezen en rust en
welvaart bracht.
Van Heutsz' levensloop.
Zijn leven.
Bevorderaar van vrede en
welvaart.
wM *jüi mm
WM. 'mw.
jp^lp
.Wm
tim/.
i "mB g*
■M
mm
iü§
if
lü
<§2?
ÜP
w»,
m
s
'mm wm
'""mm «u V/mat ''wm mm,
m.
mm
Een advertentie nit de
Alkm. Crt. van 15 Juni
6
(Wordt vervolgd).
(Van onzen reisredacteur.)
Een groot man wordt heden geëerd te
Amsterdam, bij de onthulling van het
monument ter nagedachtenis van Joan-
nes Benedictus van Heutsz. Krijgsman
en staatsman was hij; meer staatsman
dan krijgsman, of omgekeerd? Zijn loop
baan begon hij als militair, om haar te
bo'indigen als hoogste burgerlijk gezag
drager in dat deel van Nederland, dat
in Azië is gelegen. Maar in den krijgs
man kwam al vroeg de staatsman naar
voren en als staatsman bleef hij mili-
tefr. Zoo is zonder het eene het andere
bij dezen man niet denkbaar, zoo eert
N derland op dezen dag den grooten
zoon die in zijn kleine gestalte vele voor
treffelijke eigenschappen vereenigde.
Krijgsman was, zonder een vechtjas te
w ezen, staatsman, zonder politicus te
zijn. Hij zag steeds verder vooruit dan
zijn naaste doel: als bevelhebber "van de
troepen in Atjeh streefde hü niet naar
e<m overwinning om den vijand te ver
nietigen, doch om het land tot vrede en
rust te brengen, teneinde er de welvaart
te kunnen bevorderen. En later, als gou
verneur-generaal van Indië, was hij niet
de koloniale heerscher, doch de bevorde
raar van de ontwikkeling van het uit
gestrekte gebied, dat aan zijn zorgen
was toevertrouwd.
Toen in het laatst van de vorige eeuw
het Nederlandsche gezag in het Noor
den van Sumatra in voortdurende bot
sing kwam met de inlandsche bevol
king, was >r eigenlijk in die streken van
een Nederlandsch gezag geen sprake. De
kuststrook was alleen goed bekend, doch
van de binnenlanden kende men nog
maar bitter weinig. Daar leefden volks
stammen, die voor de omgeving een stel
selmatige bedreiging vormden, die roof
den en plunderden en zelfs de zeeroof
bet. re ven op een wijze, die het Neder
landsche bestuur in ernstig conflict met
andere staten, met name Engeland,
dreigde te brengen. Het zou geen wonder
geweest zijn, wanneer Engeland zelf be
sloot een einde aan dit wanbedrijf te
maken, hetgeen onze positie in de we
reld ernstig zou hebben benadeeld, afge
zien nog van het beschamende, dat voor
ons in een dergelijk optreden van een
vreemde mogendheid zou zijn gelegen.
Nederlandsche troepen bestreden wel
den inlandschen onruststoker, doch op
een wijze, die weinig effect sorteerde en
alleen ons land op groote verliezen
kwam te staan.
Van Heutsz, eenmaal bevelhebber,
heeft aan dezen toestand een einde ge
maakt door krachtig in te grijpen en de
bevolking geheel te onderwerpen. Daar
na begon zijn groote taak, die der paci
ficatie, waardoor hij het land voor de
Europeesche bescherming ontsloot en
rust bracht in streken, waar van ouds
her inlandsch geweld en willekeur
heerschten. Later, als gouverneur-gene
raal, heeft hij dit werk op grooter schaal
kunnen voortzetten, hij heeft de ontwik
keling van geheel Indië in alle opz'chten
bevorderd en de grondslagen gelegd
voor den Indischen staat.
Maar laten wij eer6t in het kort iets
van dit merkwaardige leven vertellen,
dat zoo laag mogelijk is begonnen en
zoo hoog mogelijk is gestegen. Op 3
Februari 1851 werd van Heutsz te Coe-
vorden geboren en op 16-jarigen leeftijd
zien wij hem reeds als vrijwilliger in
dienst treden bij het instructie-bataljon
te Kampen. Vijf jaar later, op 1 Augus
tus 1572 werd hij tot tweede luitenant
benoemd. Ongeveer tegelijkertijd brak
de oorlog in Atjeh uit, in het volgend
jaar al bracht zijn drang naar avontuur
hem erheen. Hij bleef er tot 1877 en on-
de» scheidde zich zoodanig, dat hij be
halve de militaire Willemsorde der 4e
klasse, ook verwierf het eereteeken voor
belangrijke krijgsbedrijven en de Atjeh-
medaille 18731876. Drie jaren bracht
hij vervolgens door te Soerabaja, waar
na hij in 1880 weer naar Atjeh werd ge-
oetacheerd.
Met het daar gevoerde beleid kon hij
zich in het geheel niit vereenigen, doch
aL ondergeschikte had hij slechts beve
len uit te voeren, alhoewel hij zijn mee
ning niet onder stoelen of banken stak.
N'mmer heeft hij zijn superieuren naar
de oogen gezien, hetgeen in deze jaren
reeds het gevolg had, dat hij slechts met
de grootste moeite gedaan kreeg, in 1881
naar de Hoogere Krijgsschool te worden
gezonden om zich verder te bekwamen.
Na zijn terugkeer wisselde hij in Indië
herhaaldelijk van standplaats en maak
te daarbij snel promotie. In 1866 werd hij
kapitein; spoedig daarna kreeg hij een
plaats bij den generalen staf, om daarop
weer naar Atjeh te gaan als chef van
den staf. De strijd tegen de onruststokers
was toen in vollen gang, doch de daar
bij gevoerde tactiek bleek al heel weinig
geschikt om tot afdoende resultaten te
komen. De strijd werd getraineerd, waar
door er groote verschrikking van dood
en verderf aan werd gegeven. Daarbij
steunde men 6teeds weer op een man
als Toekoe Oemar, een inlandschen lei
der, die zijn Nederlandsche „bondgenoo-
ten" meer dan eens verried en zoodoen
de den voortgang zeer belemmerde. Zelfs
zag het er op zeker oogenblik naar uit,
dat de Nederlanders totaal uit Atjeh
zouden worden verdreven. Van Heutsz
begreepi dat door een grootere krachts
ontwikkeling de strijd bekort zou wor
den, waarbij minder offers aan goed en
bloed zouden worden gebracht en de
goedgezinde bevolking later kon worden
beschermd tegen den druk van de
moordzuchtige benden.
Toch kon hij nog niet dadelijk zijn
doel verwezenlijken, al onderscheidde hij
zich reeds spoedig weer door zijn gedrag.
In 1890 werd hem de eeresabel toege
kend, het jaar daarop werd hij bij keuze
bevorderd tot majoor, drie jaar later
tot overste, weer drie jaar later tot ko
lonel, in 1898 tot generaal-majoor en in
1900 tot luitenant-generaal, civiel en
militair gouverneur van Atjeh en onder-
hoorigheden. Toen kon hij eerst zijn
systeem doorzetten. Reeds tevoren, in
1898was hij tot militair commandant van
Atjeh, tevens belast met de waarneming
van civiel en militair gouverneur, be
noemd. De samenscholing in Pidië werd
uiteengeslagen; van Dalen maakte zijn
tocht door de Gajolanden, kapitein-ad
judant H. Colijn en onder-luitenant
Christoffel brachten Panglima Polem
tot onderwerping. In 1904 werd na een
nieuwe tocht door de Gajolanden het
werk voltooid. Toen verliet Van Heutsz
ock Atjeh, om naar Weltevreden te gaan
als gouverneur-generaal.
Nog eenmaal zou hij naar Atjeh wor
den geroepen Dat was in 1907, tijdens
't goeverneurschap van G. C. E. v. Dalen,
den vroegeren medewerker van Van
Heutsz, dien hij zelf als zijn opvolger had
aangewezen. De Atjeher begon zich weer
te roeren en in Indië zoowel als in het
moederland ontstond toenemende onge
rustheid. Op verzoek van minister Fock
stelde de gouverneur-generaal een
nauwkeurig onderzoek in naar de ge
beurtenissen der laatste jaren. De mi
nister verklaarde in de Tvveede Kamer,
dat hij, zoowel als de G.G. vol vertrou
wen waren in den gouverneur en dat
er geen twijfel bestond aan de deugde
lijkheid van diens beleid, zoodat de
landvoogd alleen maar naar Atjeh zou
gaan om dit te bevestigen. Het rapport
van Van Heutsz, verschenen in begin
1908, was echter een volledige desavou
eering van het de laatste jaren in Atjeh
gevoerde beleid. Het pleitte voor een
inniger samenwerking tusschen Euro-
ceesch bestuur en Atjehhoofden en voor
een welwillend optreden jegens de be
volking, voor een politiek van verzoe
ning en van humaniteit in stede van een
van afschrikking en geweld, zooals tot
nog toe gevoerd was. Het rapport had
het aftreden van den gouverneur ten
gevolge.
In 1909 trad Van Heutsz op als land
voogd en ging hij voor goed naar Europa
terug. Hij vestigde zich te Amsterdam,
later te Bussum. Zijn laatste levensda
gen sleet hij te Clares bij Montreaux in
Zwitserland, waar hij op 11 Juli 1924
overleed .Op het kerkhof aldaar werd hij
begraven, op een door hem zelf aange
wezen plek. Zijn stoffelijk overschot
werd in 1927 naar Amsterdam overge
bracht en op 9 Juni van dat jaar op de
Nieuwe Oosterbegraafplaats bijgezet
Het was een ontroerende plechtigheid,
Onze Tweede Jnni-opgave.
Optellen en aftrekken.
De optel- en aftreksom zagen er geheel
volledig als volgt uit:
Optellen:
4792684362
3248217649
8040902011
Aftrekken:
4792684362
3248217649
1544466713
Vele puzzelaars hebben met veel ge
noegen naar de oplossing van deze
puzzle gezocht.
Onze Nieuwe Opgave. (No. 3 der Juni-
serie).
Een lettergreep-puzzle.
Wij geven hieronder in alphabetische
v >lgorde 47 lettergrepen waaruit de 16
woorden zijn te vormen, die aan den
daaronder gegeven omschrijving vol
doen.
De eerste letters der gevonden woor
den, vormen van boven naar beneden
gelezen een woord dat een bepaalde
rang aangeeft.
Lettergrepen.
a ba ba be been bo
burg del di e e ek el
el geur ha let li ma
man niet no no o o o
pa pa pen por pre ra ra
ree ren ro ster ta to tu
ven vi vi vor we zar zen
Omschrijvingen:
1. plaats in Portugal
2. bekend geillustreerd weekblad
3. gereed maken
4 voornaam persoon
5. ontspanning voor velen
6. groote winkel
7. ivoor
3. kleur
9. bekende vogel
10. plaats in Italië
11. veilige plaats.
12. plaats in Gelderland
13. deel van Gelderland
14. plaats in Indië
15. harde zwarte stof
16. hoort bij maneschijn.
Gevraagd de 16 woorden en 't woord
gevormd door de eerste lettere.
Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtij
dig mogelijk doch uiterlijk tot Vrijdag
21 Juni 12 uur aan den Puzzle Redac
teur van de Alkmaarsche Courant.
di9 met groote eerbewijzen en onder
zeer veel belangstelling uit alle deelen
van het rijk geschiedde.
Het werk van Van Heutsz, in Indië
verricht, zal voor deze gewesten een
blijvende beteekenis hebben. Vooral het
vredewerk, eerst mogelijk gemaakt door
den gelukkigen afloop van een krachtig
militair optreden. Het hierboven ge
noemde rapport over de toestanden in
Atjeh in 1907, waarbij hij een van zijn
eigen helpers moest afvallen, teekent
den mensch Van Heutsz als pacificator.
Reeds gedurende zijn gouverneurschap
was hij ijverig in deze richting werk
zaam. Tegelijk met zijn benoeming
kwam .de latere Leidsche hoogleeraar
Snouck Hurgronje naar Atjeh als advi
seur voor inlandsche zaken. En de con-
sekwente beëindiging van den strijd zou
niet geleid hebben tot de resultaten,
welke daar bereikt zijn, indien Van
Heutsz o.m. de adviezen van Snouck
Hurgronje ten aanzien van Atjeh en
zijn volk op juiste waarde deden schat
ten. Nadat hij gouverneur-generaal was
geworden zou het werk der bevestiging
van ons in die dagen zoo uiterst exten
sieve gezag achtereenvolgens in andere
deelen van Sumatra, op Borneo, op Cel-
lebes, op de Kleine Soenda-eilanden, niet
op die stelselmatige, doelbewuste wijze
zijn geschied, indien niet Van Heutsz als
een deskundig staatsman de noodzake
lijkheid van deze consolidatie van onze
positie in Indië, naar binnen en naar
buiten, juist in die tijden, had beseft.
In Atjeh heeft hij reeds voor 1904, dus
toen het verzet nog niet gansch en al ge
broken was, een aanvang gemaakt met
Le. uitgebreide vredeswerk, dat hem bij
zijn streven naar opheffing der door
hem bestuurde gewesten voor oogen
stond Begonnen werd met de verbin
ding der Atjeh-tram aan het spoorweg
net van Sumatra's Oostkust en met de
inrichting van Sabang tot handels- en
scheepvaartcentrum. Als gouverneur-
generaal streefde hij naar de ontwikke
ling van geheel Indië: handel en verkeer
hadden zijn volle belangstelling, ver
keerswegen werden op groote schaal
aangelegd en de Nederlandsche scheep
vaart kon op zijn grooten steun rekenen.
Daarnaast had hij een open oog voor de
belangen der inheemsche bevolking,
welke hij hielp door de bevordering van
landbouw en nijverheid en door de invoe
ring van een inlandsch volksonderwijs,
waarmede Nederland els koloniseerende
mogendheid alle andere landen verre
vooruit is. Met hem is de oude koloniale
idee uitgestorven. Zijn streven was er in
al'o opzichten op gericht, om (zooals hij
het zelf uitdrukte) de door het wereld
gebeuren aan onze zorgen toevertrouw
de inlandsche rassen van den Indischen
archipel met onverdeelde toewijding en
zorg te helpen opvoeden tot sociaal ge
heel gelijkwaardigen, volkomen in staat
om in de toekomst, desgewenscht, geheel
op eigen beenen te staan. Een nieuw
tijdperk in de Indische geschiedenis is
door Van Heutsz ingeluid.
Probleem 549.
Arlamowski.
s?W&óJiü
e f g
a b d
Tweezet.
Oplossing: 1. Tf8.
Eindspel 892.
Th. C. L. Kok
abcdefgh
Wit begint en dwingt remise af.
Hier moet de witte T. eerst een tempo
winnen, 't Blijkt dat de manoeuvre Tfl
f3h3—h5 gevolgd door h2—h4 een zet
te lang duurt. Dus 1. Tf2f en nu volgt
na Ka3 Tf3f en 't tempo is er. Dus Kal
of Kbl. Euwig schaak wordt 't hier niet
niet daar de K. naar el gaat (niet
naar e2 wegens Tal.) Dus 2. Tf3 b3
(Zwart mag geen zet verliezen) 3. Th3
b2 en wint zoo met 40. Ta3f Kbl 5. Ta4
een pion (na 1Kbl gaat 't vlugger
2. Tf3 a3 3. Tb3f enz.) Na 5Kc2 6.
Tc4f Kb3 7. Tc8 blD 8. Tb8f Kc2 9. Tbl.
Kbl. is wel p. f4 niet te verdedigen, maar
ook hier komt pat. Wij zetten n.1. p. h4
en gaan dan met de K. over g5 en h5
heen en weer. Slaat zwart pf4 dan i6 wit
pat.
Eindspel 893.
Th. C. L. Kok.
"üfl
abcdefgh
Wit begint en wint.
Wit moet passen op 't zelfpat Tc6—a6
a4 en p. a7 naar a5.
Dus 1. e6. Omdat een Dame op e8 even-
1835.
Men is van meening, om, op
Dingsdag den 23sten en op Donder
dag den 25sten Junij 1835, des
voormiddags te tien ure te Alkmaar
op het Ritsevoort voor het huis ge-
teekend met No. 436, in wijk A, ver-
kooping te houden van eene partij
Dorcelein, glas en aardewerk, koper,
:in, verlakt en ijzerwerk, voorts eeni-
ge vrouwe Zijden en Damasten
kleederen, en hetgeen verder te koop
zal worden gepresenteerd.
Zullende op Woensdag, den
24sten Junij 1835 des namiddags te
half drie ure ten gemelde plaatse,
onderscheidene grove Meubelen te
kcop worden aangeboden; - al
deselve goederen zijn nagelaten bij
wijlen Johanna Rijnders, in leven
huisvrouw van Jacob Wagemeester,
gewoond hebbende en overleden
binnen de stad Alkmaar.
Alles op Maandag den 22sten
Junij 1835 voor een ieder te zien.
tueel op b5 mat zetten kan, moet zwart
deze pion slaan. Dus 1Te6 2. h6 Ta6
3. h7 Ta4 4. h8D. a5 5. Dd4 cd4 6. g6 Kc5
7. g7 Tb4 8. Kc7! en wint.
Na 1Td6f 2. Kc7! 3. Te6 mag de
h-pion niet zonder de g-pion oprukken
(3. h6? Tg6. en na 3. g6. Ta6. 4. g7 Ta4. 5.
g8D a5 volgt 6. Db8 mat.
Nu de match Euwe—Aljechine verze
kerd is, willen w onze lezers eens laten
kennis maken met een zijner mooiste
partijen, die Aljechine zelf geanalyseerd
heeft in zijn boek „Mijn beste Schaak
partijen" (bij Van Goor, Den Haag;,
Wit: Aljechine. Zw. F. S&misch,
(gespeeld in Februari *23 te Berlijn).
Siciliaansch.
1 e4 c5.
2. Pf3 Pc6
3. Le2. In 1922 in 't Weener tour-
nooi 6peelde ik tegen denzelfden
speler 3. d4. De tekstzet beoogt eerst
te rocheeren alvorens tot eenige
actie in 't centrum over te gaan.
3 e6
4. 0—0 d6 Na 4d5 5. ed5 6. d4
zou de zwarte d-pion geisoleerd
staan en dus zwak zijn.
5. d4 cd4
b Pd4 Pf6
7. Lf3! Wit houdt den plausibelen
zet 7. Pc3 nog vchter om eerst c4 te
spelen en zoodoende den tegenaan
val van zart op de c-lijn te bemoei
lijken.
7Pe5. Jaagt 't voordeel der
„beidé Loopers" na, dat echter in
deze stelling illusior is. Bovendien
beteekent deze manoeuvre kostbaar
tijdverlies. Beter was daarom Le7
gevolgd door 00 en Ld7. De bezet
ting va nde groote diagonaal door
den L. is zeer dreigend. Zwart treft
maatregelen, den eigen L. er tegen
over te stellen, een manoeuvre, die
opnieuw tijd kost
8. c4! Pf3
9. Df3. Le7
10. Pc3 0—0
11. b3 Pd7
12. Lb2 Lf6
13a. Tadl. a6 Pareert de deriging 14.
Pb5 maar de zwarte d-pion is blij
vend verzwakt.
14. Dg3 Dc7
15 Khl! De noodzakelijke voorberei
ding van de combinatie welke met
den opmarsch van den f-pion aan
vangt.
15 Tfd8
16. f4 b6
17 f5! Het overwicht in positie
van wit en zijn aanvalskansen zijn
reeds zoo groot, dat het overlaten
van veld e5 aan zwart geen strate
gische bezwaren meer heeft. Boven
dien blijkt de tekstzet indien zwart
hem op voor de hand liggende wijze
beantwoordt, het voorspel van «en
mooie slotcombinatie te zijn.
17 JLe5 Ook andere zetten kun
nen 't zwarte spel niet meer redden
b.v. 17Ld4. 18. Td4 Pe5 19. f6.
Pg6 20. La3 en wit moet winnen.
18 fe6! ndien zwart niet door Pf6
zonder eenige compensatie een pion
wil verliezen, moet hij het Dame
offer aanvaarden.
18Lg3
Indien 18. fe6 dan 19. Pe6.
Uit het Engelsch
van PAUL TRENT
door ADA VAN ARKEL
57)
„Ik vraag je niet om haar te bedriegen,
maar ik wil niet, dat je doet of je je on
geluk tegemoet gaat. Behandel haar zoo
vriendelijk mogelijk. Je moogt haar toch
graag lilden?"
„Ja, dat doe ik zeker".
„Nu, toon haar dat dan. Als je mijn raad
opvolgt zul je me er later dankbaar voor
zijn. Zullen we nu naar de dames gaan?"
In de salon ging de admiraal regelrecht
op Valda toe en ging naast haar zitten.
„Zingt u eens was voor ons", vroeg hij.
„Hoe weet u dat ik zing?" antwoordde
2'j-
„Uw vader had een prachtige stem".
Valda ging naar de piano en bladerde in
een stapel muziek. Guy keek nieuwsgierig
toe, want hij had geen flauw indee dat ze
zingen kon. Maar spoedig luisterde hij be-
tooverd. Haar stem was goed geschoold en
ze zong zoo gemakkelijk of ze ademde. Het
was een eenvoudig liefdelied en Guy adem
de vlugger toen de laatste noot weerklonk.
„Prachtig", fluisterde mevrouw Langton
tegen Guy.
„Ga door, als 't u belieft", vroeg de ad
miraal.
„Ze is een mooi meisje. Weet u wel, dat
u een gelukkig jongmensch is?" zei me
vrouw Langton tegen Guy.
Hij had gelijk gehad in zijn veronder
stelling, dat de admiraal toespelingen had
gemaakt over een liefdeshistorie en het hin
derde hem, dat hij in deze dubbelzinnige po
sitie was geplaatst.
Mevrouw Langton was een vrouw met
gevoel een gri>oren koppelaarster. Het
huwelijk had haar zooveel geluk gebracht,
dat ze altijd verlangde om vrouwen en
mannen, die ze geschikt voor elkaar vond,
tezamen te brengen. Ze had Valda direct
mogen lijden en deze jonge luitenant met
de heldere, eerlijke oogen en ferme kin zou
een ideaal echtgenoot zijn.
„Ik houd van juffrouw Glyn. Ze heeft me
een en ander over zichzelf verteld, terwijl u
beiden uw sigaar rookte. Het arme meisje
staat geheel alleen en ik ben van plan haar
een beetje te bemoederen. Ik zal het altijd
prettig vinden u hier te zien, mijnheer Hal
lam".
„Dank u", antwoordde hij en toen zwegen
zij en begon Valda weer te zingen. Guy
werd ontroerd door de muziek hij ver
gat de zangster door de klanken en me
vrouw Langton schreef zijn ontroering toe
aan zijn liefde voor het meisje en haar hart
werd warm voor hem.
„Nu moet ik gaan", zei Valda plotseling
toen het lied uit was.
Mevrouw Langton nam haar mee naar
boven en zoodra de deur achter hen geslo
ten was, wendde de admiraal zich tot Guy.
„Heb je je besluit al genomen?" vroeg
hij.
„Ja, ik zal het doen
„Goddank! Mijn jongen, ik heb heel erg
in angst gezeten. Het was geen prettig
baantje. Ik zal blij zijn wanneer ik weer op
zee ben".
„Ik zal mijn jas aan gaan trekken".
„Je moet met haar naar huis gaan en als
alles vanavond in orde komt..."'
„Als het aan mij ligt komt het vanavond
in orde", antwoordde Guy koel.
„Laat juffrouw Glyn dan morgenochtend
bij mij komen".
„Ja mijnheer".
Hij vond Valda in de gang, wenschte zijn
gastheer en gastvrouw goeden nacht en zij
stapten samen in een voor de deur wachten
de taxi.
„Valda, waarom heb je me nooit verteld
dat je zong?" vroeg hij.
„Ik wist niet dat je om muziek gaf. Houdt
je er wel van?"
„Ik ben er dol op".
„Daar ben ik blij om. Ik heb nooit veel
waarde gehecht aan mijn stem. Als we
thuis zijn zal ik nog meer voor je zingen. Ik
wilde dat je mee zoudt gaan, daarom ging
ik zoo vroeg weg".
Ze nestelde zich dicht tegen hem aan en
legde haar hand op de zijne.
„Mevrouw Langton was heel lief tegen
meVerbeeldt ie, hoe grappig, ze denkt
dat jij en ik
Ze hield nerveus op en een lantarenpaal,
die ze juist voorbij reden, wierp haar schijn
sel op haar verlangend gezicht.
„Ze sprak ook in dien geest tegen mij".
Guy dacht aan den raad van den admiraal.
Hij had een ingeboren edelmoedige natuur
en als dit gedaan moest worden, dan moest
het gedaan worden met zoo weinig mogelijk
kwetsen van haar trots. Stel la had hem af
gedankt, dus zij had de schuld.
Toen zij in Valda's kamer kwamen nam
zij hem hoed en jas af en maakte het hem
gemakkelijk in een leunstoel. Ze zette een
syphon sodawater en een flesch whisky op 'n
tafeltje naast hem.
„Vijf minuutjes maar. Je hebt toch geen
haast?" vroeg ze vroolijk.
„Neen".
Ze ging naar haar slaapkamer en deed de
avondjapon uit, en trok in plaats daarvan
een teagown van zwarte fijne kant aan. Een
lange blik in den spiegel en ze zuchtte. Wat
zou het volgende uur haar brengen? De ge
dachte alleen dreef het bloed naar haar
wangen. Wat zou de admiraal tegen Guy
gezegd hebben? Zou hij hem hebben verteld,
dat hij haar diensten voor Engeland kon
koopen met zichzelf?"
Even stond haar voornemen minder vast.
Als Guy het plan uitvoerde op een droge
zakelijke manier, zou zij dan den moed heb
ben door te zetten? Maar op den terug
weg waren zijn manieren toen heel vriende
lijk geweest.
Hij hield dus veel van muziek. Wat zou ze
voor hem zingen? Even dacht ze na en
kwam toen tot een besluit.
Ze gingen naar de gang en bleef staan
voor de deur van de zitkamer. Haar moed
zonk haar in de schoenen en ze kwam in de
verzoeking hem naar huis te zenden. Mis
schien morgen maar neen, het was be
ter nu en haar instinct zei haar dat ze nu
zou winnen.