JUi&ztecuèciek Jchaakaddek mm W SP i WÊ mum m m m i m m W Heuiüeion Gevaarlijk spel De staatsman en krijgsman van heutsz. Wf'tVi Voor 100 jaar. Een groot man, die in Oost-lndië onschat bare diensten heeft bewezen en rust en welvaart bracht. Van Heutsz' levensloop. Zijn leven. Bevorderaar van vrede en welvaart. wM *jüi mm WM. 'mw. jp^lp .Wm tim/. i "mB g* ■M mm iü§ if lü <§2? ÜP w», m s 'mm wm '""mm «u V/mat ''wm mm, m. mm Een advertentie nit de Alkm. Crt. van 15 Juni 6 (Wordt vervolgd). (Van onzen reisredacteur.) Een groot man wordt heden geëerd te Amsterdam, bij de onthulling van het monument ter nagedachtenis van Joan- nes Benedictus van Heutsz. Krijgsman en staatsman was hij; meer staatsman dan krijgsman, of omgekeerd? Zijn loop baan begon hij als militair, om haar te bo'indigen als hoogste burgerlijk gezag drager in dat deel van Nederland, dat in Azië is gelegen. Maar in den krijgs man kwam al vroeg de staatsman naar voren en als staatsman bleef hij mili- tefr. Zoo is zonder het eene het andere bij dezen man niet denkbaar, zoo eert N derland op dezen dag den grooten zoon die in zijn kleine gestalte vele voor treffelijke eigenschappen vereenigde. Krijgsman was, zonder een vechtjas te w ezen, staatsman, zonder politicus te zijn. Hij zag steeds verder vooruit dan zijn naaste doel: als bevelhebber "van de troepen in Atjeh streefde hü niet naar e<m overwinning om den vijand te ver nietigen, doch om het land tot vrede en rust te brengen, teneinde er de welvaart te kunnen bevorderen. En later, als gou verneur-generaal van Indië, was hij niet de koloniale heerscher, doch de bevorde raar van de ontwikkeling van het uit gestrekte gebied, dat aan zijn zorgen was toevertrouwd. Toen in het laatst van de vorige eeuw het Nederlandsche gezag in het Noor den van Sumatra in voortdurende bot sing kwam met de inlandsche bevol king, was >r eigenlijk in die streken van een Nederlandsch gezag geen sprake. De kuststrook was alleen goed bekend, doch van de binnenlanden kende men nog maar bitter weinig. Daar leefden volks stammen, die voor de omgeving een stel selmatige bedreiging vormden, die roof den en plunderden en zelfs de zeeroof bet. re ven op een wijze, die het Neder landsche bestuur in ernstig conflict met andere staten, met name Engeland, dreigde te brengen. Het zou geen wonder geweest zijn, wanneer Engeland zelf be sloot een einde aan dit wanbedrijf te maken, hetgeen onze positie in de we reld ernstig zou hebben benadeeld, afge zien nog van het beschamende, dat voor ons in een dergelijk optreden van een vreemde mogendheid zou zijn gelegen. Nederlandsche troepen bestreden wel den inlandschen onruststoker, doch op een wijze, die weinig effect sorteerde en alleen ons land op groote verliezen kwam te staan. Van Heutsz, eenmaal bevelhebber, heeft aan dezen toestand een einde ge maakt door krachtig in te grijpen en de bevolking geheel te onderwerpen. Daar na begon zijn groote taak, die der paci ficatie, waardoor hij het land voor de Europeesche bescherming ontsloot en rust bracht in streken, waar van ouds her inlandsch geweld en willekeur heerschten. Later, als gouverneur-gene raal, heeft hij dit werk op grooter schaal kunnen voortzetten, hij heeft de ontwik keling van geheel Indië in alle opz'chten bevorderd en de grondslagen gelegd voor den Indischen staat. Maar laten wij eer6t in het kort iets van dit merkwaardige leven vertellen, dat zoo laag mogelijk is begonnen en zoo hoog mogelijk is gestegen. Op 3 Februari 1851 werd van Heutsz te Coe- vorden geboren en op 16-jarigen leeftijd zien wij hem reeds als vrijwilliger in dienst treden bij het instructie-bataljon te Kampen. Vijf jaar later, op 1 Augus tus 1572 werd hij tot tweede luitenant benoemd. Ongeveer tegelijkertijd brak de oorlog in Atjeh uit, in het volgend jaar al bracht zijn drang naar avontuur hem erheen. Hij bleef er tot 1877 en on- de» scheidde zich zoodanig, dat hij be halve de militaire Willemsorde der 4e klasse, ook verwierf het eereteeken voor belangrijke krijgsbedrijven en de Atjeh- medaille 18731876. Drie jaren bracht hij vervolgens door te Soerabaja, waar na hij in 1880 weer naar Atjeh werd ge- oetacheerd. Met het daar gevoerde beleid kon hij zich in het geheel niit vereenigen, doch aL ondergeschikte had hij slechts beve len uit te voeren, alhoewel hij zijn mee ning niet onder stoelen of banken stak. N'mmer heeft hij zijn superieuren naar de oogen gezien, hetgeen in deze jaren reeds het gevolg had, dat hij slechts met de grootste moeite gedaan kreeg, in 1881 naar de Hoogere Krijgsschool te worden gezonden om zich verder te bekwamen. Na zijn terugkeer wisselde hij in Indië herhaaldelijk van standplaats en maak te daarbij snel promotie. In 1866 werd hij kapitein; spoedig daarna kreeg hij een plaats bij den generalen staf, om daarop weer naar Atjeh te gaan als chef van den staf. De strijd tegen de onruststokers was toen in vollen gang, doch de daar bij gevoerde tactiek bleek al heel weinig geschikt om tot afdoende resultaten te komen. De strijd werd getraineerd, waar door er groote verschrikking van dood en verderf aan werd gegeven. Daarbij steunde men 6teeds weer op een man als Toekoe Oemar, een inlandschen lei der, die zijn Nederlandsche „bondgenoo- ten" meer dan eens verried en zoodoen de den voortgang zeer belemmerde. Zelfs zag het er op zeker oogenblik naar uit, dat de Nederlanders totaal uit Atjeh zouden worden verdreven. Van Heutsz begreepi dat door een grootere krachts ontwikkeling de strijd bekort zou wor den, waarbij minder offers aan goed en bloed zouden worden gebracht en de goedgezinde bevolking later kon worden beschermd tegen den druk van de moordzuchtige benden. Toch kon hij nog niet dadelijk zijn doel verwezenlijken, al onderscheidde hij zich reeds spoedig weer door zijn gedrag. In 1890 werd hem de eeresabel toege kend, het jaar daarop werd hij bij keuze bevorderd tot majoor, drie jaar later tot overste, weer drie jaar later tot ko lonel, in 1898 tot generaal-majoor en in 1900 tot luitenant-generaal, civiel en militair gouverneur van Atjeh en onder- hoorigheden. Toen kon hij eerst zijn systeem doorzetten. Reeds tevoren, in 1898was hij tot militair commandant van Atjeh, tevens belast met de waarneming van civiel en militair gouverneur, be noemd. De samenscholing in Pidië werd uiteengeslagen; van Dalen maakte zijn tocht door de Gajolanden, kapitein-ad judant H. Colijn en onder-luitenant Christoffel brachten Panglima Polem tot onderwerping. In 1904 werd na een nieuwe tocht door de Gajolanden het werk voltooid. Toen verliet Van Heutsz ock Atjeh, om naar Weltevreden te gaan als gouverneur-generaal. Nog eenmaal zou hij naar Atjeh wor den geroepen Dat was in 1907, tijdens 't goeverneurschap van G. C. E. v. Dalen, den vroegeren medewerker van Van Heutsz, dien hij zelf als zijn opvolger had aangewezen. De Atjeher begon zich weer te roeren en in Indië zoowel als in het moederland ontstond toenemende onge rustheid. Op verzoek van minister Fock stelde de gouverneur-generaal een nauwkeurig onderzoek in naar de ge beurtenissen der laatste jaren. De mi nister verklaarde in de Tvveede Kamer, dat hij, zoowel als de G.G. vol vertrou wen waren in den gouverneur en dat er geen twijfel bestond aan de deugde lijkheid van diens beleid, zoodat de landvoogd alleen maar naar Atjeh zou gaan om dit te bevestigen. Het rapport van Van Heutsz, verschenen in begin 1908, was echter een volledige desavou eering van het de laatste jaren in Atjeh gevoerde beleid. Het pleitte voor een inniger samenwerking tusschen Euro- ceesch bestuur en Atjehhoofden en voor een welwillend optreden jegens de be volking, voor een politiek van verzoe ning en van humaniteit in stede van een van afschrikking en geweld, zooals tot nog toe gevoerd was. Het rapport had het aftreden van den gouverneur ten gevolge. In 1909 trad Van Heutsz op als land voogd en ging hij voor goed naar Europa terug. Hij vestigde zich te Amsterdam, later te Bussum. Zijn laatste levensda gen sleet hij te Clares bij Montreaux in Zwitserland, waar hij op 11 Juli 1924 overleed .Op het kerkhof aldaar werd hij begraven, op een door hem zelf aange wezen plek. Zijn stoffelijk overschot werd in 1927 naar Amsterdam overge bracht en op 9 Juni van dat jaar op de Nieuwe Oosterbegraafplaats bijgezet Het was een ontroerende plechtigheid, Onze Tweede Jnni-opgave. Optellen en aftrekken. De optel- en aftreksom zagen er geheel volledig als volgt uit: Optellen: 4792684362 3248217649 8040902011 Aftrekken: 4792684362 3248217649 1544466713 Vele puzzelaars hebben met veel ge noegen naar de oplossing van deze puzzle gezocht. Onze Nieuwe Opgave. (No. 3 der Juni- serie). Een lettergreep-puzzle. Wij geven hieronder in alphabetische v >lgorde 47 lettergrepen waaruit de 16 woorden zijn te vormen, die aan den daaronder gegeven omschrijving vol doen. De eerste letters der gevonden woor den, vormen van boven naar beneden gelezen een woord dat een bepaalde rang aangeeft. Lettergrepen. a ba ba be been bo burg del di e e ek el el geur ha let li ma man niet no no o o o pa pa pen por pre ra ra ree ren ro ster ta to tu ven vi vi vor we zar zen Omschrijvingen: 1. plaats in Portugal 2. bekend geillustreerd weekblad 3. gereed maken 4 voornaam persoon 5. ontspanning voor velen 6. groote winkel 7. ivoor 3. kleur 9. bekende vogel 10. plaats in Italië 11. veilige plaats. 12. plaats in Gelderland 13. deel van Gelderland 14. plaats in Indië 15. harde zwarte stof 16. hoort bij maneschijn. Gevraagd de 16 woorden en 't woord gevormd door de eerste lettere. Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtij dig mogelijk doch uiterlijk tot Vrijdag 21 Juni 12 uur aan den Puzzle Redac teur van de Alkmaarsche Courant. di9 met groote eerbewijzen en onder zeer veel belangstelling uit alle deelen van het rijk geschiedde. Het werk van Van Heutsz, in Indië verricht, zal voor deze gewesten een blijvende beteekenis hebben. Vooral het vredewerk, eerst mogelijk gemaakt door den gelukkigen afloop van een krachtig militair optreden. Het hierboven ge noemde rapport over de toestanden in Atjeh in 1907, waarbij hij een van zijn eigen helpers moest afvallen, teekent den mensch Van Heutsz als pacificator. Reeds gedurende zijn gouverneurschap was hij ijverig in deze richting werk zaam. Tegelijk met zijn benoeming kwam .de latere Leidsche hoogleeraar Snouck Hurgronje naar Atjeh als advi seur voor inlandsche zaken. En de con- sekwente beëindiging van den strijd zou niet geleid hebben tot de resultaten, welke daar bereikt zijn, indien Van Heutsz o.m. de adviezen van Snouck Hurgronje ten aanzien van Atjeh en zijn volk op juiste waarde deden schat ten. Nadat hij gouverneur-generaal was geworden zou het werk der bevestiging van ons in die dagen zoo uiterst exten sieve gezag achtereenvolgens in andere deelen van Sumatra, op Borneo, op Cel- lebes, op de Kleine Soenda-eilanden, niet op die stelselmatige, doelbewuste wijze zijn geschied, indien niet Van Heutsz als een deskundig staatsman de noodzake lijkheid van deze consolidatie van onze positie in Indië, naar binnen en naar buiten, juist in die tijden, had beseft. In Atjeh heeft hij reeds voor 1904, dus toen het verzet nog niet gansch en al ge broken was, een aanvang gemaakt met Le. uitgebreide vredeswerk, dat hem bij zijn streven naar opheffing der door hem bestuurde gewesten voor oogen stond Begonnen werd met de verbin ding der Atjeh-tram aan het spoorweg net van Sumatra's Oostkust en met de inrichting van Sabang tot handels- en scheepvaartcentrum. Als gouverneur- generaal streefde hij naar de ontwikke ling van geheel Indië: handel en verkeer hadden zijn volle belangstelling, ver keerswegen werden op groote schaal aangelegd en de Nederlandsche scheep vaart kon op zijn grooten steun rekenen. Daarnaast had hij een open oog voor de belangen der inheemsche bevolking, welke hij hielp door de bevordering van landbouw en nijverheid en door de invoe ring van een inlandsch volksonderwijs, waarmede Nederland els koloniseerende mogendheid alle andere landen verre vooruit is. Met hem is de oude koloniale idee uitgestorven. Zijn streven was er in al'o opzichten op gericht, om (zooals hij het zelf uitdrukte) de door het wereld gebeuren aan onze zorgen toevertrouw de inlandsche rassen van den Indischen archipel met onverdeelde toewijding en zorg te helpen opvoeden tot sociaal ge heel gelijkwaardigen, volkomen in staat om in de toekomst, desgewenscht, geheel op eigen beenen te staan. Een nieuw tijdperk in de Indische geschiedenis is door Van Heutsz ingeluid. Probleem 549. Arlamowski. s?W&óJiü e f g a b d Tweezet. Oplossing: 1. Tf8. Eindspel 892. Th. C. L. Kok abcdefgh Wit begint en dwingt remise af. Hier moet de witte T. eerst een tempo winnen, 't Blijkt dat de manoeuvre Tfl f3h3—h5 gevolgd door h2—h4 een zet te lang duurt. Dus 1. Tf2f en nu volgt na Ka3 Tf3f en 't tempo is er. Dus Kal of Kbl. Euwig schaak wordt 't hier niet niet daar de K. naar el gaat (niet naar e2 wegens Tal.) Dus 2. Tf3 b3 (Zwart mag geen zet verliezen) 3. Th3 b2 en wint zoo met 40. Ta3f Kbl 5. Ta4 een pion (na 1Kbl gaat 't vlugger 2. Tf3 a3 3. Tb3f enz.) Na 5Kc2 6. Tc4f Kb3 7. Tc8 blD 8. Tb8f Kc2 9. Tbl. Kbl. is wel p. f4 niet te verdedigen, maar ook hier komt pat. Wij zetten n.1. p. h4 en gaan dan met de K. over g5 en h5 heen en weer. Slaat zwart pf4 dan i6 wit pat. Eindspel 893. Th. C. L. Kok. "üfl abcdefgh Wit begint en wint. Wit moet passen op 't zelfpat Tc6—a6 a4 en p. a7 naar a5. Dus 1. e6. Omdat een Dame op e8 even- 1835. Men is van meening, om, op Dingsdag den 23sten en op Donder dag den 25sten Junij 1835, des voormiddags te tien ure te Alkmaar op het Ritsevoort voor het huis ge- teekend met No. 436, in wijk A, ver- kooping te houden van eene partij Dorcelein, glas en aardewerk, koper, :in, verlakt en ijzerwerk, voorts eeni- ge vrouwe Zijden en Damasten kleederen, en hetgeen verder te koop zal worden gepresenteerd. Zullende op Woensdag, den 24sten Junij 1835 des namiddags te half drie ure ten gemelde plaatse, onderscheidene grove Meubelen te kcop worden aangeboden; - al deselve goederen zijn nagelaten bij wijlen Johanna Rijnders, in leven huisvrouw van Jacob Wagemeester, gewoond hebbende en overleden binnen de stad Alkmaar. Alles op Maandag den 22sten Junij 1835 voor een ieder te zien. tueel op b5 mat zetten kan, moet zwart deze pion slaan. Dus 1Te6 2. h6 Ta6 3. h7 Ta4 4. h8D. a5 5. Dd4 cd4 6. g6 Kc5 7. g7 Tb4 8. Kc7! en wint. Na 1Td6f 2. Kc7! 3. Te6 mag de h-pion niet zonder de g-pion oprukken (3. h6? Tg6. en na 3. g6. Ta6. 4. g7 Ta4. 5. g8D a5 volgt 6. Db8 mat. Nu de match Euwe—Aljechine verze kerd is, willen w onze lezers eens laten kennis maken met een zijner mooiste partijen, die Aljechine zelf geanalyseerd heeft in zijn boek „Mijn beste Schaak partijen" (bij Van Goor, Den Haag;, Wit: Aljechine. Zw. F. S&misch, (gespeeld in Februari *23 te Berlijn). Siciliaansch. 1 e4 c5. 2. Pf3 Pc6 3. Le2. In 1922 in 't Weener tour- nooi 6peelde ik tegen denzelfden speler 3. d4. De tekstzet beoogt eerst te rocheeren alvorens tot eenige actie in 't centrum over te gaan. 3 e6 4. 0—0 d6 Na 4d5 5. ed5 6. d4 zou de zwarte d-pion geisoleerd staan en dus zwak zijn. 5. d4 cd4 b Pd4 Pf6 7. Lf3! Wit houdt den plausibelen zet 7. Pc3 nog vchter om eerst c4 te spelen en zoodoende den tegenaan val van zart op de c-lijn te bemoei lijken. 7Pe5. Jaagt 't voordeel der „beidé Loopers" na, dat echter in deze stelling illusior is. Bovendien beteekent deze manoeuvre kostbaar tijdverlies. Beter was daarom Le7 gevolgd door 00 en Ld7. De bezet ting va nde groote diagonaal door den L. is zeer dreigend. Zwart treft maatregelen, den eigen L. er tegen over te stellen, een manoeuvre, die opnieuw tijd kost 8. c4! Pf3 9. Df3. Le7 10. Pc3 0—0 11. b3 Pd7 12. Lb2 Lf6 13a. Tadl. a6 Pareert de deriging 14. Pb5 maar de zwarte d-pion is blij vend verzwakt. 14. Dg3 Dc7 15 Khl! De noodzakelijke voorberei ding van de combinatie welke met den opmarsch van den f-pion aan vangt. 15 Tfd8 16. f4 b6 17 f5! Het overwicht in positie van wit en zijn aanvalskansen zijn reeds zoo groot, dat het overlaten van veld e5 aan zwart geen strate gische bezwaren meer heeft. Boven dien blijkt de tekstzet indien zwart hem op voor de hand liggende wijze beantwoordt, het voorspel van «en mooie slotcombinatie te zijn. 17 JLe5 Ook andere zetten kun nen 't zwarte spel niet meer redden b.v. 17Ld4. 18. Td4 Pe5 19. f6. Pg6 20. La3 en wit moet winnen. 18 fe6! ndien zwart niet door Pf6 zonder eenige compensatie een pion wil verliezen, moet hij het Dame offer aanvaarden. 18Lg3 Indien 18. fe6 dan 19. Pe6. Uit het Engelsch van PAUL TRENT door ADA VAN ARKEL 57) „Ik vraag je niet om haar te bedriegen, maar ik wil niet, dat je doet of je je on geluk tegemoet gaat. Behandel haar zoo vriendelijk mogelijk. Je moogt haar toch graag lilden?" „Ja, dat doe ik zeker". „Nu, toon haar dat dan. Als je mijn raad opvolgt zul je me er later dankbaar voor zijn. Zullen we nu naar de dames gaan?" In de salon ging de admiraal regelrecht op Valda toe en ging naast haar zitten. „Zingt u eens was voor ons", vroeg hij. „Hoe weet u dat ik zing?" antwoordde 2'j- „Uw vader had een prachtige stem". Valda ging naar de piano en bladerde in een stapel muziek. Guy keek nieuwsgierig toe, want hij had geen flauw indee dat ze zingen kon. Maar spoedig luisterde hij be- tooverd. Haar stem was goed geschoold en ze zong zoo gemakkelijk of ze ademde. Het was een eenvoudig liefdelied en Guy adem de vlugger toen de laatste noot weerklonk. „Prachtig", fluisterde mevrouw Langton tegen Guy. „Ga door, als 't u belieft", vroeg de ad miraal. „Ze is een mooi meisje. Weet u wel, dat u een gelukkig jongmensch is?" zei me vrouw Langton tegen Guy. Hij had gelijk gehad in zijn veronder stelling, dat de admiraal toespelingen had gemaakt over een liefdeshistorie en het hin derde hem, dat hij in deze dubbelzinnige po sitie was geplaatst. Mevrouw Langton was een vrouw met gevoel een gri>oren koppelaarster. Het huwelijk had haar zooveel geluk gebracht, dat ze altijd verlangde om vrouwen en mannen, die ze geschikt voor elkaar vond, tezamen te brengen. Ze had Valda direct mogen lijden en deze jonge luitenant met de heldere, eerlijke oogen en ferme kin zou een ideaal echtgenoot zijn. „Ik houd van juffrouw Glyn. Ze heeft me een en ander over zichzelf verteld, terwijl u beiden uw sigaar rookte. Het arme meisje staat geheel alleen en ik ben van plan haar een beetje te bemoederen. Ik zal het altijd prettig vinden u hier te zien, mijnheer Hal lam". „Dank u", antwoordde hij en toen zwegen zij en begon Valda weer te zingen. Guy werd ontroerd door de muziek hij ver gat de zangster door de klanken en me vrouw Langton schreef zijn ontroering toe aan zijn liefde voor het meisje en haar hart werd warm voor hem. „Nu moet ik gaan", zei Valda plotseling toen het lied uit was. Mevrouw Langton nam haar mee naar boven en zoodra de deur achter hen geslo ten was, wendde de admiraal zich tot Guy. „Heb je je besluit al genomen?" vroeg hij. „Ja, ik zal het doen „Goddank! Mijn jongen, ik heb heel erg in angst gezeten. Het was geen prettig baantje. Ik zal blij zijn wanneer ik weer op zee ben". „Ik zal mijn jas aan gaan trekken". „Je moet met haar naar huis gaan en als alles vanavond in orde komt..."' „Als het aan mij ligt komt het vanavond in orde", antwoordde Guy koel. „Laat juffrouw Glyn dan morgenochtend bij mij komen". „Ja mijnheer". Hij vond Valda in de gang, wenschte zijn gastheer en gastvrouw goeden nacht en zij stapten samen in een voor de deur wachten de taxi. „Valda, waarom heb je me nooit verteld dat je zong?" vroeg hij. „Ik wist niet dat je om muziek gaf. Houdt je er wel van?" „Ik ben er dol op". „Daar ben ik blij om. Ik heb nooit veel waarde gehecht aan mijn stem. Als we thuis zijn zal ik nog meer voor je zingen. Ik wilde dat je mee zoudt gaan, daarom ging ik zoo vroeg weg". Ze nestelde zich dicht tegen hem aan en legde haar hand op de zijne. „Mevrouw Langton was heel lief tegen meVerbeeldt ie, hoe grappig, ze denkt dat jij en ik Ze hield nerveus op en een lantarenpaal, die ze juist voorbij reden, wierp haar schijn sel op haar verlangend gezicht. „Ze sprak ook in dien geest tegen mij". Guy dacht aan den raad van den admiraal. Hij had een ingeboren edelmoedige natuur en als dit gedaan moest worden, dan moest het gedaan worden met zoo weinig mogelijk kwetsen van haar trots. Stel la had hem af gedankt, dus zij had de schuld. Toen zij in Valda's kamer kwamen nam zij hem hoed en jas af en maakte het hem gemakkelijk in een leunstoel. Ze zette een syphon sodawater en een flesch whisky op 'n tafeltje naast hem. „Vijf minuutjes maar. Je hebt toch geen haast?" vroeg ze vroolijk. „Neen". Ze ging naar haar slaapkamer en deed de avondjapon uit, en trok in plaats daarvan een teagown van zwarte fijne kant aan. Een lange blik in den spiegel en ze zuchtte. Wat zou het volgende uur haar brengen? De ge dachte alleen dreef het bloed naar haar wangen. Wat zou de admiraal tegen Guy gezegd hebben? Zou hij hem hebben verteld, dat hij haar diensten voor Engeland kon koopen met zichzelf?" Even stond haar voornemen minder vast. Als Guy het plan uitvoerde op een droge zakelijke manier, zou zij dan den moed heb ben door te zetten? Maar op den terug weg waren zijn manieren toen heel vriende lijk geweest. Hij hield dus veel van muziek. Wat zou ze voor hem zingen? Even dacht ze na en kwam toen tot een besluit. Ze gingen naar de gang en bleef staan voor de deur van de zitkamer. Haar moed zonk haar in de schoenen en ze kwam in de verzoeking hem naar huis te zenden. Mis schien morgen maar neen, het was be ter nu en haar instinct zei haar dat ze nu zou winnen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 11