MADEIRA^VAART.
De moord op den politie-commissaris
te Schiedam.
heïïS.rfè.Swê"58 W'S *'8aa" !00"S
Gibraltar
Rechtszaken
Behandeling in hooger beroep voor het
Haagsch Gerechtshof
Requisitoir.
20 JAAR GEE'ISCHT.
Pleidooi.
E"? "'"'eren. Hij „oLSTSS
7; e' den commissaris.
(Van een bijzonderen correspondent).
Onze boot ligt op de reede van
Gibraltar.
Het is zeven uur, 's morgens.
De schuinafloopende rots welke het
heele landschap domineert en zoo be
kend is van vele foto's ligt vóór mij
als de eeuwige bewaker van de „Poort"
tot de Middellandsche Zee.
Aan de overzijde in wazige lijnen de
kust van N.-Afrika, het land van de
zonhet land van de Sahara.
De zee is helblauw tot groen en de
witte branding vecht tegen het bruin
van de rotsen.
Engelsche oorlogsschepen varen de
haven uit en stellen zich in „gevechts
linie" op. Ze „blaffen" daarbij met hun
ne sirenes als hondjes.
Ik tel er ongeveer 23 op de reede; hun
staalblauwe kleur doet onverbiddelijk
aan tusschen alle teere kleuren van de
omgeving.
We landenen dan komt ineens
het groote contrast: het Noorden te
genover het Zuiden.
Op den wal ontdek ik temidden van
de luidruchtige en kleurige bewegelijk
heid der Spanjaarden en Mooren een
„Londenschen" bobby (politieagent), on
bewogen optredend in een concurrentie
strijd tusschen een auto en een muil
ezelkarretje.
Dan komt de winkelstraat met het
Zuidelijk gedoe en het park in de om
geving van het Engelsche kerkhof.
Rozen en Violieren zijn in vollen bloei,
ook de „Datura", een hangende witte
klok, langwerpig, en fijngroen boven
aan; Aronskelken groeien er bij massa's
Camelia's en Oleanders staan in knop.
Toch is het niet bepaald warm op het
ooeenblik: zoo ongeveer 65° F.!
Maar het doet weldadig aan na de
koude, welke we tot dusverre hadden
vooral tijdens den storm in de Golf van
Biskaje, welke bijna 36 uur duurde.
„Die Biskaia" ist eine Fabel!" zei onze
reisleider bij eene inleiding over deze
tocht, den eersten dag aan boord.
Dit zal wel psychologisch bedoeld ge
weest zijn, want we hebben de „werke
lijkheid" aan den lijve gevoeld.
Er zijn veel zeezieken geweest in de
Golf van Biscaje; menigeen ging met
bleek gezicht en onvasten gang zijn par
ticulier verblijf opzoeken en menige
voortreffelijke maaltijd is onaangeroerd
gebleven! Ik zelf waande mij „zeevast"
doordat ik eenige malen ongestraft een
storm in het Kanaal had meegemaakt,
maar ik moet eerlijk bekennen, dat ik
den tweeden dag, aan het diner, na de
soep, stilletjes ben weggesloopen, om
door rustig wat te liggen, verdere „ver
wikkelingen" te voorkomen.
Het had toen dan ook bijna anderhal-
ven dag gestormd en de beweging, welke
een schip bij den golfslag aldaar krijgt,
lijkt eene vernuftige combinatie van
slingeren, stampen endraaien. Als
men dan 's nachts in zijn bed ligt dat
men onder zich voelt „leven" en men
hoort het gieren van den storm door het
scheepswant en het uiteenslaan der
stortzeeën tegen de wanden van het
schip, krijgt men bewondering voor den
bouwer van zoo'n machtig gevaarte, dat
met de Titanenkracht zijner machines
door deze golvenwoestenij rustig zijn
weg vervolgt.
Het schip.
Vóór ik verder ga, moet ik U echter
eerst wat van dit mooie schip vertellen
Het is de „Columbus" van de „Nord-
deutscher Lloyd" uit Bremen, een schip
van ruim 32000 ton, dat ongeveer 1600
passagiers kan bevatten en eene equipa
ge van ongeveer 600 man heeft.
Wanneer men in de luxueus ingerich
te feestzaal zit, en de zee kalm is, waant
men zich in een groot hotel. Alléén als
de zee „bewogen" wordt, de wanden
krakend en steunend statig gaan deinen
en de hooge bamboeplanten die te
midden van een rijkdom van bloemen
in groote kuipen staan hun loof doen
wuiven, dan beseft men dat men „aan
boord" is.
Deze zaal, naar schatting 20 M. breed,
28 M. lang en 6 a 7 M. hoog, is wit ge
schilderd en versierd met beeldhouw
werk in verguld, terwijl in de vakken
mooie wandschilderingen zijn aange
bracht.
Heerlijke „zitjes" nooden ons uit tot
rust, want niemand heeft zooveel rust
noodig als iemand die niets te doen
heeft!
Deze zaal is eigenlijk op deze boot,
wat het marktplein is van eene stad.
Hier zijn de concerten, hier vleit men
zich neer na het eten en drinkt zijn
kopje koffie.
Hier is 's Zondagsmorgens half 10 de
Godsdienstoefening.
Hier houdt de Kapitein de Presi
dent van deze kleine republiek zijn
welkomstrede tot de passagiers en hier
houdt de leider van de reis, den dag
vóórdat een uitstapje aan land gemaakt
wordt, eene verhandeling over al het
wetenswaardige van de tocht, welke ge
maakt zal worden; en, alles wat hier be
handeld wordt, wordt bovendien doör
luidsprekers naar alle deelen van het
schip uitgezonden, zoodat men ook, lig
gende in zijn dekstoel, het noodige kan
opvangen.
Die „Reiseleitung" is werkelijk voor
beeldig!
Eiken dag vindt men in de eetzaal bij
zijn bord een smakelijk gedrukt kaartje
van de plaats waar het schip zich be
vindt op zee en wat er te zien valt. Ver
der de Ozean-Zeitung, welke het laatste
nieuws van den vasten wal brengt, dat
per radio is ontvangen, en ten slotte de
aanwijzingen voor het eerstvolgend uit
stapje, met eene aanduiding van het
muntstelsel van het land, dat bezocht
zal worden.
De bevolking van deze kleine repu
bliek is wel veeltallig en veelzijdig! Vol
gens de opgave in de Ozean-Zeitung be
staat deze uit 15 nationaliteiten.
Onder de letter „W" zie ik in de ge
drukte lijst der deelnemers vermeld:
„Seine Kaiserliche Hoheit Kronprinz
Wilhelm".
Menigmaal heb ik hem van nabij
kunnen zien, overdag in zijn sport-
costuum, als hij zich op eenvoudige
wijze onderhield met eenige mede-pas
sagiers, of zijne wandeling maakte op
het promenadedek in druk gesprek met
den kapitein of met zijne vrienden.
's Avonds kon men hem altijd zien in
zijne avondkleeding: een zwart costuum
met een kort jasje, zeer getailleerd en
met gouden knoopen, veel gelijkend op
de uniform van onze adelborsten.
Maar, we moeten verder, want ik ben
met U gebleven te Gibraltar.
Hier moet ik U vóór het vertrek nog
even meenemen naar het bonte schouw
spel van keurige Engelsche militairen,
lawaai makende Spaansche sjouwerlui
en bedelaars, mondaine reizigers en
daartusscheneen ziekenauto (En-
gelsch), bestemd voor twee zieken van
een Engelsch touristenschip.
Voorzichtig worden ze op de bran
cards getransporteerd, waarop ze stil
liggen met bleeke gezichten, daarna in
de auto geplaatst; dan volgt hun hand
koffer, thuis door hen met illusie gepakt
en nu in haast door een vreemde hand
in orde gebracht!
Dit alles gebeurt onder een eerbiedig
zwijgen van de omstanders, die onder
den indruk komen van dit droeve con
trast
Nu zijn we al weer op het ruime sop
de rots van Gibraltar is al lang in de
nevelen opgenomen; we varen langs de
kust van Afrika, met glooiende heuvels
op den voorgrond en het hoogere Atlas
gebergte op den achtergrond.
Tusschen het groen van weiden en
maïsvelden blinkt het wit van moskeeën
We passeeren Tanger, aan eene ruime
baai gelegen, dat zich met zijne witte pa
leizen, moskeeën en huizen nestelt in
het groen van de oprijzende heuvelen
als wit schuim op de kruin, van eene
golf.
Aankomst te Casablanca
Ingang tot het kwartier der
inboorlingen.
Hier voelt men de „psyche" van het
Zuiden. De huisjes zijn klein en vuil, en
dikwijls één- of tweekamerwoningen, de
straten zijn smal en hier en daar ge
heimzinnig in halfduister gehuld, door
dat men eenvoudig dwars over de stra
ten van dak tot dak bamboestokken en
loof heeft gelegd ter beschutting tegen
de felle zon.
Boulevard des 4ième Zouaves.
Dan komt Casablanca, waar we in de
haven meeren en een extra trein voor
ons gereed staat, vlak voor de boot.
Een Europeesch uitziende, keurig ver
zorgde electrische trein!
En daarna gaat het twee uren lang
tusschen dorpen en velden door naar
Rabat.
Dit is nu die andere wereld, waarvan
men veel gehoord heeft en die ons toch
zoo geheel nieuw aandoet.
Dit is het geheimzinnige „Afrika!"
Cactussen en agaven van enorme afme
tingen groeien langs de wegen; zij vor
men hagen als bij ons de meidoorn.
Langs de wegen staan overal de euca
lyptusboomen met hun grijsgroene bla
deren en hunne eeuwigvervellende bast.
Ook zie ik mispelboomen (nespera) met
hunne forsche bladrozetten en hunne
gouden vruchttrossen en, bij de boerde
rijen, vijgen, palmen en een enkelen
olijf.
Uitgestrekte vlakten, die er verdord
en eenzaam uitzien, worden begraasd
door groote kudden schapen en bruin-
vale koeien.
De herders zijn bruin en dragen den
burnous (Arabische witte mantel met
kap) waar hun schrale beenen onder uit
steken.
Sommigen dragen den hagelwitten
tulband er bij.
Het heet voorjaar, maar wij Wester
lingen vinden dat het land er verdord
en versleten uitziet, als na een' schroei-
enden zomer.
Op den weg langs den trein is het een
voortdurend af- en aangaan van bont
verkeer van voertuigen van de meeste
verscheidenheid en kleine ezeltjes, soms
in groepen, waarop bruine of zwarte
mannen zitten, in hun burnous gehuld.
Zij zitten meestal achter op het dier,
zeker om geen last te hebben van den
hoekigen rug, en hun omvang in hun
wijden mantel vormt zoo'n contrast
met het nietige ezeltje, dat men elk
oogenblik vreest dat het dier onder den
last zal bezwijken.
Tusschen dit bont gedoe schiet soms
een zeer moderne auto door en, in de
verte, ziet men kameelen grazen in de
dorre vlakte.
Alleen de groene mais-, erwten- en
aardappelvelden, en vruchtboomen bij
de huizen, geven ons de illusie van het
voorjaar.
Rabat.
We hebben Rabat bereikt
Ongeveer 140 auto's, over het alge
meen in uitstekende conditie, staan
klaar en in den trein zijn we reeds in
vijf groepen verdeeld elke groep met
een verschillend gekleurde kaart, wel
ke zoowel voor auto als hotel geldt.
Na de lunch gaat het „te voet" de stad
n, naar het inboorlingenkwartier, dat
uitsluitend door de Marokkanen en
kleurlingen bewoond wordt.
Inboorlingen: „Dorpsschrijver".
En in deze geheimzinnige wereld ziet
men eene mengeling van rassen, midden
in hun gewone leven, en wel voorname
lijk Berbers, Arabieren en Mooren.
De huizen zijn open, en daarmede te
vens alle geheimenissen van het huise
lijk leven. In de kleine kamers die
dikwijls tegelijk winkel zijn verdrin
gen zich de volwassenen en de kinderen
naast frissche bloemen, Marokkaansch
te midden van de vreemdsoortigste
koopwaren.
Rauw vleesch, in felroode kleuren,
lederwerk naast versche groenten,
vreemd uitziende visschen zeemons
ters in het klein naast kwalijk rie
kende kaas. Dan, op eens, daar tusschen
in een schooltje van niet meer dan acht
leerlingen.
De „meester", in burnous, leest voor, de
kinderen luisteren schijnbaar en spin
nen of winden garen.
Als we verder de straten doorslente
ren wordt ons telkens door luid ge
schreeuw beduid, dat we plaats moeten
maken voor ezeltjes, die beladen zijn
met koopwaar en met hun schurftig vel
vlak langs ons strijken.
De inlandsche bevolking zelve staat in
groepjes bij elkaar of loopt druk door
een, elkaar wijzend op de doortrekkende
reizigers, die wellicht zélf denken de
beschaving te vertegenwoordigen, doch
door den inlander met een zekere min
achting, en met wantrouwen, bekeken
wordt.
Zij wijzen soms in onze richting en
roepen elkaar wat toe spottend en
het wit van hunne oogen en hunne tan
den flitst fel in het bruin van hunne
huid.
Vrouwen gaan zwijgend voorbij. Van
haar gezicht is boven de neus en onder
het voorhoofd slechts eene smalle hori-
zontalige streep zichtbaar, waaruit een
paar donkere oogen ons aanstaren.
Vuile en havelooze kinderen loopen
overal rond, de jongens met het haar
gemillimeterd, waarop hier en daar op
ongemotiveerde plekken een plukje
lang zwart haar is uitgespaard; dit
schijnt samen te hangen met kasten-
voorschriften. Allen, bijna zonder uit
zondering, hebben witte uitgevreten
plekken in het haar, waaraan allerlei
hoofdonreinheid wel niet vreemd zal
zijn.
Stroomend water in de huizen is daar
uitzondering; het water is te schaarsch.
Op pleintjes zijn waterbronnen, of
kranen; daar worden de waterzakken
gevuld, welke van geitenvel zijn vervaar
digd. Deze zijn meestal zwart, met het
haar er nog aan.
Zijn de zakken gevuld, dan wordt de
gelegenheid benut om zich meteen te
wasschen; het lichaam wordt ontbloot
en in de grootste kalmte wordt deze rei
niging verricht, te midden van het tu
mult van de straat!
(Wordt vervolgd).
De president constateerde nog, dat
commissaris meermalen voor belangen van
Van der K. was opgekomen.
Verdachte betreurt ernstig het gebeurde.
Mr. J. A. de Visser, advocaat-generaal,
daarna het woord verkrijgend en zich afvra
gend wat het motief van het gepleegde mis-
drijf is geweest de degradatie ver-
klaart zich erover te verwonderen dat deze
man niet veel eerder was gedegradeerd.
Spr- herinnerde aan het geval in het café
De Eendracht, waar verdachte zich door an
deren had laten trakteeren op sterken
drank.
Verdachte fietste verschillende café's af,
nadat hem dien ochtend de mededeeling
door den commissaris was gedaan, dat hij,
zou worden gedegradeerd. De wijze waarop
de degradatie zou geschieden, was zeer be
scheiden en eenvoudig. In het leger zou het
voor het front van den troep zijn geschied,
Spr. meent, dat hier niet alleen doodslag,
doch ook moord ten laste moet worden ge-
legd. De verdachte heeft aan verschillende
personen, na de mededeeling van den com
missaris in den ochtend, medegedeeld, dat
hij naar Indië zou gaan. Waarom deed hij
een dergelijke mededeeling? Op geen enkele
andere wijze heeft hij zich nè dien of
had hij zich vóór het gebeurde over een
plan om naar Indië te gaan, uitgelaten. Hij
moet dit gezegd hebben omdat hij van plan
was 'n moord te begaan, waarna hij gerui-
men tnd uit de maatschappij zou worden
verwijderd.
De verdachte is met de geladen revolver
onder de jas de kamer van den commissaris
binnengekomen en hij moet de hand toen
reeds aan de revolver hebben gehad, doch
deze onder de jas verborgen hebben gehou
den. Verdachte was gewend, de revolver aan
de achterzijde te dragen.
Reeds vroeger anderhalf jaar voor het
gebeurde had verdachte tegen eenige per
sonen gezegd: wie aan mijn salaris komt,
dien jaag ik een kogel door den kop. Deze
uitlating door twee getuigen bevestigd,
klopt volkomen met de wijze waarop hij de
daad heeft gepleegd.
Verdachte heeft er niet tegen op gezien,
den commissaris a bout portant, in koelen
bloede, neer te schieten. Met geen woord
heeft verdachte berouw getoond of medelij
den met zijn slachtoffer. Wel denkt hij aan
eigen belang, o.a. hoe het met zijn pensioen
zou gaan.
Spreker meent, dat het vonnis, in eerste
instantie gewezen, niet kan worden gehand
haafd, doch het vernietiging daarvan be
hoort te geschieden met veroordeeling van
dezen verdachte wegens moord, gepleegd
door een ambtenaar met een middel, dat
hem uit hoofde van zijn ambt was toever-
nog
het
Het Haagsch gerechtshof behandelde gis
teren in hooger beroep de zaak tegen den
51-jarigen gewezen tit.-hoofdagent van poli
tie C. v; d. K., die door de Rotterdamsche
rechtbank wegens doodslag, gepleegd door
een ambtenaar, die bij het begaan daarvan
gebruik maakt van een middel hem door
zijn ambt geschonken, is veroordeeld tot
twaalf jaar gevangenisstraf.
Zoowel het O.M., dat ter zake twintig
jaar heeft geëischt, als K. hebben tegen dit
vonnis appèl aangeteekend.
Deze zaak betreft den aanslag, gepleegd
op 1 December 1934 op den commissaris van
politie F Ellenberger te Schiedam, die door
K., naar aanleiding van het feit, dat deze tot
gewoon agent was gedegradeerd, met een
dienstrevolver werd neergeschoten. De heer
E. overleed bijna onmiddellijk, tengevolge
van een schot in het hart.
De advocaat-generaal mr. J. A. de Visser,
had thans zes getuigen gedagvaard.
Het hof werd gepresideerd door mf. D.
Lodder, raadsheeren waren mr. C. M. de
Kuyper en mr. W. L. A. Collard.
De president vraagt of verdachte bekent,
den heer Ellenberger te hebben doodge
schoten.
Verdachte antwoordt bevestigend en zegt
de degradatie niet te hebben verdiend.
Op desbetreffende vragen van den presi
dent geeft hij toe, dien ochtend o.m drie
fleschjes bier te hebben gedronken en af
scheid te hebben geromen van eenige
vrienden. Op zijn gedrag was aldus ver
dachte nimmer iets aan te merken.
Verd. weet niet waarom hij den commis
saris heeft gedood. Ook weet hij niet waar
om hij afscheid had genomen van eenige ken
nissen, tegen wie hij had gezegd heeft, naar
Indië te gaan. Hij was dien dag heelemaal
van streek. Wel had het hem zeer gegriefd,
dat hij was teruggesteld. Bedoeling om den
commissaris te dooden heeft hij niet gehad.
Met de revolver ging hij geregeld om, het
was zijn eenige wapen.
De president constateert, 'at verdachte
wel buitengewoon ernstig is te werk ge
gaan. Verdachte heeft den commissaris dood
geschoten en komt zich nu nog beklagen,
dat hij zelf niet behoorlijk is behandeld.
De advocaat-generaal vestigt de aandacht
erop, dat verdachte herhaaldelijk aanmer
kingen had gehad wegens onbehoorlijk ge
drag. Ook zou verd. gezegd hebben: Als ze
aan mijn baantje komen, schiet ik ze neer.
Verd.: Dat kan gezegd zijn zonder ern
stige bedoeling. Ruwe taak werd daar meer
malen gesproken.
Verdachte had steeds het oog gericht op
vrouw en kinderen.
Getuigenverhoor.
Getuige C. C. J. Vis, agent van politie,
was bij het gebeurde aanwezig. Hij heeft
gezien, dat verdachte het register van het
woonwagenkamp bij den commissaris bracht
Terwijl verd. het register met de linkerhand
neerlegde, hief hij den rechterarm omhoog.
Onmiddellijk daarop viel het schot, waarna
getuige hem arresteerde.
Getuige weet niet of de verdachte veel al
coholhoudende dranken gebruikte.
Pres.Dien ochtend moet hij in het geheel
zeven fleschjes bier hebben gedronken.
Get. weet dat niet. Het gebeurde is zeer
snel verloopen. De commissaris stond, nadat
de schoten waren gevallen, nog even op en
liep naar het raam en terug doch was verder
niet meer in staat iets te verrichten en ver
loor toen het bewustzijn.
De volgende getuige, de agent L. Hage-
stein, was eveneens in de kamer van den
commissaris aanwezig, toen verdachte de
schoten loste. De commissaris viel, nadat hij
naar het raam was geloopen, achter zijn
stoel neer.
Get weet niet of verdachte veel gebruik
maakte van bier of sterken drank. Wel was
verd. soms tamelijk ruw. Get. heeft uit niets
den indruk gekregen, dat verd. wou schieten.
De revolver, waaruit de schoten waren ge
lost, was ledig toen het drama was gebeurd.
De heer M. N. H. Dasoul, hoofdinspecteur
van de politie te Schiedam, had zijn kamer
naast die van den commissaris. Omstreeks
2 uur op den noodlottigen dag heeft get.
eenige schoten gehoord. Hij is toen onmid
dellijk naar de kamer van den commissaris
gesteld en zag dezen achter van der K. Nadat
deze was gearresteerd en weggeleid, heeft
get. de kamer afgesloten en de plaats opge
nomen, waar de kogels waren neergekomen.
Verd. gedroeg zich langen tijd zeer goed,
doch in den laatsten tijd was in diens gedrag
vermindering gekomen. Verschillende feiten
gaven tenslotte aanleiding tot degradatie,
welke op 1 December door den burgemeester
werd gelast. Dit werd verd. op dien ochtend
omstreeks half 11 medegedeeld. Op de mede
deeling dat de strepen van de mouw van
verdachte zouden worden verwijderd, zeide
deze: „dat kan ik zelf wel doen", waarop hij
een pennemesje ter hand nam. De inspecteur
zeide evenwel; dat dit zou geschieden door
anderen, en wel in de kamer van den kleer
maker.
President: Dus niet in het openbaar.
Getuige: Neen.
Getuige geeft vervolgens nog eenige in
lichtingen over een zedenhistorie, waarvan
v- d. K. een korten tijd meende verdacht te
worden
De agent H. J. Lugtenburg is den volgen-1 Hof voldoende rekening houdt""met" het ka
n dn A- ,-J1 1 I rolrint- -J1 t I
trouwd, tot 20 jaren gevangennisstraf.
President (tot verdachte): Hebt u
iets te zeggen of wilt u uw verdediger
woord laten?
Verd. antwoordt, dit aan zijn verdediger
over te laten.
Mr. K. W. Zieleman uit Rotterdam als
raadsman voor verdachte pleitend, herin
nert aan den staat van dienst van zijn
cliënt, die na een militaire loopbaan bij de
politie kwam en snel promotie maakte.
Pleiter schetst dezen verdachte als geheel
egocentrisch; verd. leeft als het ware als in
een harnas; on-ontwikkeld als hij is, liet hij
zich weinig of niet met andere zaken in.
Hij leefde geheel voor zichzelf. Zijn
vrouw, overigens zeer geschikt, begreep zijn
karakter niet en leefde niet met hem, doch
naast hem. Zoo is de man aan het drinken
geraakt. Het is hem niet duidelijk geweest
waarom hij moest worden teruggesteld. De
commissaris deelde hem dat mede en zeide
erbij, dat hij zou worden overgeplaatst naar
het bureau Koemarkt. Kan men zich nu niet
indenken, dat deze man, die trotsch was op
zijn distinctieven, verontwaardigd was, dat
hij te midden van veel publiek als gedegra
deerde zou moeten dienst doen. Bij dezen
man draait alles om eerzucht.
Dat de man, na de mededeeling, dat hij
was gedegradeerd, naar een kroeg is ge
gaan, is in dit verband begrijpelijk. Pleiter
kan dit niet uitleggen als een voornemen
om een moord te plegen en zich daartoe
moed in te drinken. De man was volmaakt
over stuur geraakt. Onmiddellijk ontslag
ware beter geweest dan degradatie, gézien
de mentaliteit van dezen man.
Pleiter acht het bewijs van moord niet
geleverd, hoezeer hij erkent, dat een zwaar
misdrijf is gepleegd. Er is niemand, die kan
verklaren, dat verd, de revolver reeds in de
hand had. Dat hier in kalm en koel overleg
is gehandeld, kan niet worden volgehouden.
Men had te doen met een man die volkomen
overstuur was geraakt, iemand, die even
goed met een steen zou hebben geworpen, in
d:en hij dien toevallig bij zich had gehad.
Hier is een grove vorm van schuld of nala
tigheid n.1. dood door schuld maar
geen moord te kwalificeeren.
Ten slotte heeft pleiter formeel bezwaren
tegen toepassing van art. 44, omdat later
met ingang van 1 December de verdachte
was ontslagen.
Pleiter brengt hulde aan het Hof voor de
objectieve behandeling van deze zaak. Hij
meent, dat de meest mogelijke clementie
moet worden toegepast, wanneer ook het
den dag bij het onderzoek in de kamer ge
weest en heeft er zes hulzen van revolver
patronen gevonden. Get. heeft den verdachte
op den avond van het misdrijf naar 't Huis
wn gracht. Verdachte zeide
hifJ Jdagen Se'eden al wist, dat
hij gedegradeerd zou worden. Op een vraag
te «ta. burgemeester
te danken te hebben, had verd. tot getuige
klaïn"!? - A',Sctmidt F- Mulder ver-
ïehoord W,P ee"-S v,an vefdachte hebben
gehoord. Wie aan mijn brood komt, schiet ik
in
t,nDe pruSident ,vraagt waarom verdachte
hooger beroep is gekomen.
Verdachte: Omdat de officier in hooger
beroep was gegaan. wger
vreden.U W33ft dUS met de straf wel te"
rakter van dezen verdachte.
Ten hoogste dient het vonnis van de
rechtbank te worden bevestigd.
Re- en dupliek.
Mr. de Vijver repliceert met enkele woor
den en zegt nog, dat verdachte tot degenen
die hem overbrachten naar het Huis van
Bewaring, gezegd moet hebben: „Deze zaak
laat mij ijskoud
Het is spr. niet duidelijk hoe de verdediger
met „dood door schuld" een straf van 12
jaren zou rijmen. Wat het ontslag betreft,
dit is eerst later verleend met ingang van 1
December, doch toen verdachte het misdrijf
plecgd, was hij nog ambtenaar in functie.
Spr. persisteert bij zijn eisch.
Na dupliek van mr. Zieleman wordt te
half drie de behandeling der zaak gesloten
en de uitspraak bepaald op Woensdag 26
Juni te 10 uur. 6
Ziet gij muggen, lang van poot,
Aarzelt niet, maar slaat ze dood.