MADEIRA^VAART. De moord op den politie-commissaris te Schiedam. heïïS.rfè.Swê"58 W'S *'8aa" !00"S Gibraltar Rechtszaken Behandeling in hooger beroep voor het Haagsch Gerechtshof Requisitoir. 20 JAAR GEE'ISCHT. Pleidooi. E"? "'"'eren. Hij „oLSTSS 7; e' den commissaris. (Van een bijzonderen correspondent). Onze boot ligt op de reede van Gibraltar. Het is zeven uur, 's morgens. De schuinafloopende rots welke het heele landschap domineert en zoo be kend is van vele foto's ligt vóór mij als de eeuwige bewaker van de „Poort" tot de Middellandsche Zee. Aan de overzijde in wazige lijnen de kust van N.-Afrika, het land van de zonhet land van de Sahara. De zee is helblauw tot groen en de witte branding vecht tegen het bruin van de rotsen. Engelsche oorlogsschepen varen de haven uit en stellen zich in „gevechts linie" op. Ze „blaffen" daarbij met hun ne sirenes als hondjes. Ik tel er ongeveer 23 op de reede; hun staalblauwe kleur doet onverbiddelijk aan tusschen alle teere kleuren van de omgeving. We landenen dan komt ineens het groote contrast: het Noorden te genover het Zuiden. Op den wal ontdek ik temidden van de luidruchtige en kleurige bewegelijk heid der Spanjaarden en Mooren een „Londenschen" bobby (politieagent), on bewogen optredend in een concurrentie strijd tusschen een auto en een muil ezelkarretje. Dan komt de winkelstraat met het Zuidelijk gedoe en het park in de om geving van het Engelsche kerkhof. Rozen en Violieren zijn in vollen bloei, ook de „Datura", een hangende witte klok, langwerpig, en fijngroen boven aan; Aronskelken groeien er bij massa's Camelia's en Oleanders staan in knop. Toch is het niet bepaald warm op het ooeenblik: zoo ongeveer 65° F.! Maar het doet weldadig aan na de koude, welke we tot dusverre hadden vooral tijdens den storm in de Golf van Biskaje, welke bijna 36 uur duurde. „Die Biskaia" ist eine Fabel!" zei onze reisleider bij eene inleiding over deze tocht, den eersten dag aan boord. Dit zal wel psychologisch bedoeld ge weest zijn, want we hebben de „werke lijkheid" aan den lijve gevoeld. Er zijn veel zeezieken geweest in de Golf van Biscaje; menigeen ging met bleek gezicht en onvasten gang zijn par ticulier verblijf opzoeken en menige voortreffelijke maaltijd is onaangeroerd gebleven! Ik zelf waande mij „zeevast" doordat ik eenige malen ongestraft een storm in het Kanaal had meegemaakt, maar ik moet eerlijk bekennen, dat ik den tweeden dag, aan het diner, na de soep, stilletjes ben weggesloopen, om door rustig wat te liggen, verdere „ver wikkelingen" te voorkomen. Het had toen dan ook bijna anderhal- ven dag gestormd en de beweging, welke een schip bij den golfslag aldaar krijgt, lijkt eene vernuftige combinatie van slingeren, stampen endraaien. Als men dan 's nachts in zijn bed ligt dat men onder zich voelt „leven" en men hoort het gieren van den storm door het scheepswant en het uiteenslaan der stortzeeën tegen de wanden van het schip, krijgt men bewondering voor den bouwer van zoo'n machtig gevaarte, dat met de Titanenkracht zijner machines door deze golvenwoestenij rustig zijn weg vervolgt. Het schip. Vóór ik verder ga, moet ik U echter eerst wat van dit mooie schip vertellen Het is de „Columbus" van de „Nord- deutscher Lloyd" uit Bremen, een schip van ruim 32000 ton, dat ongeveer 1600 passagiers kan bevatten en eene equipa ge van ongeveer 600 man heeft. Wanneer men in de luxueus ingerich te feestzaal zit, en de zee kalm is, waant men zich in een groot hotel. Alléén als de zee „bewogen" wordt, de wanden krakend en steunend statig gaan deinen en de hooge bamboeplanten die te midden van een rijkdom van bloemen in groote kuipen staan hun loof doen wuiven, dan beseft men dat men „aan boord" is. Deze zaal, naar schatting 20 M. breed, 28 M. lang en 6 a 7 M. hoog, is wit ge schilderd en versierd met beeldhouw werk in verguld, terwijl in de vakken mooie wandschilderingen zijn aange bracht. Heerlijke „zitjes" nooden ons uit tot rust, want niemand heeft zooveel rust noodig als iemand die niets te doen heeft! Deze zaal is eigenlijk op deze boot, wat het marktplein is van eene stad. Hier zijn de concerten, hier vleit men zich neer na het eten en drinkt zijn kopje koffie. Hier is 's Zondagsmorgens half 10 de Godsdienstoefening. Hier houdt de Kapitein de Presi dent van deze kleine republiek zijn welkomstrede tot de passagiers en hier houdt de leider van de reis, den dag vóórdat een uitstapje aan land gemaakt wordt, eene verhandeling over al het wetenswaardige van de tocht, welke ge maakt zal worden; en, alles wat hier be handeld wordt, wordt bovendien doör luidsprekers naar alle deelen van het schip uitgezonden, zoodat men ook, lig gende in zijn dekstoel, het noodige kan opvangen. Die „Reiseleitung" is werkelijk voor beeldig! Eiken dag vindt men in de eetzaal bij zijn bord een smakelijk gedrukt kaartje van de plaats waar het schip zich be vindt op zee en wat er te zien valt. Ver der de Ozean-Zeitung, welke het laatste nieuws van den vasten wal brengt, dat per radio is ontvangen, en ten slotte de aanwijzingen voor het eerstvolgend uit stapje, met eene aanduiding van het muntstelsel van het land, dat bezocht zal worden. De bevolking van deze kleine repu bliek is wel veeltallig en veelzijdig! Vol gens de opgave in de Ozean-Zeitung be staat deze uit 15 nationaliteiten. Onder de letter „W" zie ik in de ge drukte lijst der deelnemers vermeld: „Seine Kaiserliche Hoheit Kronprinz Wilhelm". Menigmaal heb ik hem van nabij kunnen zien, overdag in zijn sport- costuum, als hij zich op eenvoudige wijze onderhield met eenige mede-pas sagiers, of zijne wandeling maakte op het promenadedek in druk gesprek met den kapitein of met zijne vrienden. 's Avonds kon men hem altijd zien in zijne avondkleeding: een zwart costuum met een kort jasje, zeer getailleerd en met gouden knoopen, veel gelijkend op de uniform van onze adelborsten. Maar, we moeten verder, want ik ben met U gebleven te Gibraltar. Hier moet ik U vóór het vertrek nog even meenemen naar het bonte schouw spel van keurige Engelsche militairen, lawaai makende Spaansche sjouwerlui en bedelaars, mondaine reizigers en daartusscheneen ziekenauto (En- gelsch), bestemd voor twee zieken van een Engelsch touristenschip. Voorzichtig worden ze op de bran cards getransporteerd, waarop ze stil liggen met bleeke gezichten, daarna in de auto geplaatst; dan volgt hun hand koffer, thuis door hen met illusie gepakt en nu in haast door een vreemde hand in orde gebracht! Dit alles gebeurt onder een eerbiedig zwijgen van de omstanders, die onder den indruk komen van dit droeve con trast Nu zijn we al weer op het ruime sop de rots van Gibraltar is al lang in de nevelen opgenomen; we varen langs de kust van Afrika, met glooiende heuvels op den voorgrond en het hoogere Atlas gebergte op den achtergrond. Tusschen het groen van weiden en maïsvelden blinkt het wit van moskeeën We passeeren Tanger, aan eene ruime baai gelegen, dat zich met zijne witte pa leizen, moskeeën en huizen nestelt in het groen van de oprijzende heuvelen als wit schuim op de kruin, van eene golf. Aankomst te Casablanca Ingang tot het kwartier der inboorlingen. Hier voelt men de „psyche" van het Zuiden. De huisjes zijn klein en vuil, en dikwijls één- of tweekamerwoningen, de straten zijn smal en hier en daar ge heimzinnig in halfduister gehuld, door dat men eenvoudig dwars over de stra ten van dak tot dak bamboestokken en loof heeft gelegd ter beschutting tegen de felle zon. Boulevard des 4ième Zouaves. Dan komt Casablanca, waar we in de haven meeren en een extra trein voor ons gereed staat, vlak voor de boot. Een Europeesch uitziende, keurig ver zorgde electrische trein! En daarna gaat het twee uren lang tusschen dorpen en velden door naar Rabat. Dit is nu die andere wereld, waarvan men veel gehoord heeft en die ons toch zoo geheel nieuw aandoet. Dit is het geheimzinnige „Afrika!" Cactussen en agaven van enorme afme tingen groeien langs de wegen; zij vor men hagen als bij ons de meidoorn. Langs de wegen staan overal de euca lyptusboomen met hun grijsgroene bla deren en hunne eeuwigvervellende bast. Ook zie ik mispelboomen (nespera) met hunne forsche bladrozetten en hunne gouden vruchttrossen en, bij de boerde rijen, vijgen, palmen en een enkelen olijf. Uitgestrekte vlakten, die er verdord en eenzaam uitzien, worden begraasd door groote kudden schapen en bruin- vale koeien. De herders zijn bruin en dragen den burnous (Arabische witte mantel met kap) waar hun schrale beenen onder uit steken. Sommigen dragen den hagelwitten tulband er bij. Het heet voorjaar, maar wij Wester lingen vinden dat het land er verdord en versleten uitziet, als na een' schroei- enden zomer. Op den weg langs den trein is het een voortdurend af- en aangaan van bont verkeer van voertuigen van de meeste verscheidenheid en kleine ezeltjes, soms in groepen, waarop bruine of zwarte mannen zitten, in hun burnous gehuld. Zij zitten meestal achter op het dier, zeker om geen last te hebben van den hoekigen rug, en hun omvang in hun wijden mantel vormt zoo'n contrast met het nietige ezeltje, dat men elk oogenblik vreest dat het dier onder den last zal bezwijken. Tusschen dit bont gedoe schiet soms een zeer moderne auto door en, in de verte, ziet men kameelen grazen in de dorre vlakte. Alleen de groene mais-, erwten- en aardappelvelden, en vruchtboomen bij de huizen, geven ons de illusie van het voorjaar. Rabat. We hebben Rabat bereikt Ongeveer 140 auto's, over het alge meen in uitstekende conditie, staan klaar en in den trein zijn we reeds in vijf groepen verdeeld elke groep met een verschillend gekleurde kaart, wel ke zoowel voor auto als hotel geldt. Na de lunch gaat het „te voet" de stad n, naar het inboorlingenkwartier, dat uitsluitend door de Marokkanen en kleurlingen bewoond wordt. Inboorlingen: „Dorpsschrijver". En in deze geheimzinnige wereld ziet men eene mengeling van rassen, midden in hun gewone leven, en wel voorname lijk Berbers, Arabieren en Mooren. De huizen zijn open, en daarmede te vens alle geheimenissen van het huise lijk leven. In de kleine kamers die dikwijls tegelijk winkel zijn verdrin gen zich de volwassenen en de kinderen naast frissche bloemen, Marokkaansch te midden van de vreemdsoortigste koopwaren. Rauw vleesch, in felroode kleuren, lederwerk naast versche groenten, vreemd uitziende visschen zeemons ters in het klein naast kwalijk rie kende kaas. Dan, op eens, daar tusschen in een schooltje van niet meer dan acht leerlingen. De „meester", in burnous, leest voor, de kinderen luisteren schijnbaar en spin nen of winden garen. Als we verder de straten doorslente ren wordt ons telkens door luid ge schreeuw beduid, dat we plaats moeten maken voor ezeltjes, die beladen zijn met koopwaar en met hun schurftig vel vlak langs ons strijken. De inlandsche bevolking zelve staat in groepjes bij elkaar of loopt druk door een, elkaar wijzend op de doortrekkende reizigers, die wellicht zélf denken de beschaving te vertegenwoordigen, doch door den inlander met een zekere min achting, en met wantrouwen, bekeken wordt. Zij wijzen soms in onze richting en roepen elkaar wat toe spottend en het wit van hunne oogen en hunne tan den flitst fel in het bruin van hunne huid. Vrouwen gaan zwijgend voorbij. Van haar gezicht is boven de neus en onder het voorhoofd slechts eene smalle hori- zontalige streep zichtbaar, waaruit een paar donkere oogen ons aanstaren. Vuile en havelooze kinderen loopen overal rond, de jongens met het haar gemillimeterd, waarop hier en daar op ongemotiveerde plekken een plukje lang zwart haar is uitgespaard; dit schijnt samen te hangen met kasten- voorschriften. Allen, bijna zonder uit zondering, hebben witte uitgevreten plekken in het haar, waaraan allerlei hoofdonreinheid wel niet vreemd zal zijn. Stroomend water in de huizen is daar uitzondering; het water is te schaarsch. Op pleintjes zijn waterbronnen, of kranen; daar worden de waterzakken gevuld, welke van geitenvel zijn vervaar digd. Deze zijn meestal zwart, met het haar er nog aan. Zijn de zakken gevuld, dan wordt de gelegenheid benut om zich meteen te wasschen; het lichaam wordt ontbloot en in de grootste kalmte wordt deze rei niging verricht, te midden van het tu mult van de straat! (Wordt vervolgd). De president constateerde nog, dat commissaris meermalen voor belangen van Van der K. was opgekomen. Verdachte betreurt ernstig het gebeurde. Mr. J. A. de Visser, advocaat-generaal, daarna het woord verkrijgend en zich afvra gend wat het motief van het gepleegde mis- drijf is geweest de degradatie ver- klaart zich erover te verwonderen dat deze man niet veel eerder was gedegradeerd. Spr- herinnerde aan het geval in het café De Eendracht, waar verdachte zich door an deren had laten trakteeren op sterken drank. Verdachte fietste verschillende café's af, nadat hem dien ochtend de mededeeling door den commissaris was gedaan, dat hij, zou worden gedegradeerd. De wijze waarop de degradatie zou geschieden, was zeer be scheiden en eenvoudig. In het leger zou het voor het front van den troep zijn geschied, Spr. meent, dat hier niet alleen doodslag, doch ook moord ten laste moet worden ge- legd. De verdachte heeft aan verschillende personen, na de mededeeling van den com missaris in den ochtend, medegedeeld, dat hij naar Indië zou gaan. Waarom deed hij een dergelijke mededeeling? Op geen enkele andere wijze heeft hij zich nè dien of had hij zich vóór het gebeurde over een plan om naar Indië te gaan, uitgelaten. Hij moet dit gezegd hebben omdat hij van plan was 'n moord te begaan, waarna hij gerui- men tnd uit de maatschappij zou worden verwijderd. De verdachte is met de geladen revolver onder de jas de kamer van den commissaris binnengekomen en hij moet de hand toen reeds aan de revolver hebben gehad, doch deze onder de jas verborgen hebben gehou den. Verdachte was gewend, de revolver aan de achterzijde te dragen. Reeds vroeger anderhalf jaar voor het gebeurde had verdachte tegen eenige per sonen gezegd: wie aan mijn salaris komt, dien jaag ik een kogel door den kop. Deze uitlating door twee getuigen bevestigd, klopt volkomen met de wijze waarop hij de daad heeft gepleegd. Verdachte heeft er niet tegen op gezien, den commissaris a bout portant, in koelen bloede, neer te schieten. Met geen woord heeft verdachte berouw getoond of medelij den met zijn slachtoffer. Wel denkt hij aan eigen belang, o.a. hoe het met zijn pensioen zou gaan. Spreker meent, dat het vonnis, in eerste instantie gewezen, niet kan worden gehand haafd, doch het vernietiging daarvan be hoort te geschieden met veroordeeling van dezen verdachte wegens moord, gepleegd door een ambtenaar met een middel, dat hem uit hoofde van zijn ambt was toever- nog het Het Haagsch gerechtshof behandelde gis teren in hooger beroep de zaak tegen den 51-jarigen gewezen tit.-hoofdagent van poli tie C. v; d. K., die door de Rotterdamsche rechtbank wegens doodslag, gepleegd door een ambtenaar, die bij het begaan daarvan gebruik maakt van een middel hem door zijn ambt geschonken, is veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf. Zoowel het O.M., dat ter zake twintig jaar heeft geëischt, als K. hebben tegen dit vonnis appèl aangeteekend. Deze zaak betreft den aanslag, gepleegd op 1 December 1934 op den commissaris van politie F Ellenberger te Schiedam, die door K., naar aanleiding van het feit, dat deze tot gewoon agent was gedegradeerd, met een dienstrevolver werd neergeschoten. De heer E. overleed bijna onmiddellijk, tengevolge van een schot in het hart. De advocaat-generaal mr. J. A. de Visser, had thans zes getuigen gedagvaard. Het hof werd gepresideerd door mf. D. Lodder, raadsheeren waren mr. C. M. de Kuyper en mr. W. L. A. Collard. De president vraagt of verdachte bekent, den heer Ellenberger te hebben doodge schoten. Verdachte antwoordt bevestigend en zegt de degradatie niet te hebben verdiend. Op desbetreffende vragen van den presi dent geeft hij toe, dien ochtend o.m drie fleschjes bier te hebben gedronken en af scheid te hebben geromen van eenige vrienden. Op zijn gedrag was aldus ver dachte nimmer iets aan te merken. Verd. weet niet waarom hij den commis saris heeft gedood. Ook weet hij niet waar om hij afscheid had genomen van eenige ken nissen, tegen wie hij had gezegd heeft, naar Indië te gaan. Hij was dien dag heelemaal van streek. Wel had het hem zeer gegriefd, dat hij was teruggesteld. Bedoeling om den commissaris te dooden heeft hij niet gehad. Met de revolver ging hij geregeld om, het was zijn eenige wapen. De president constateert, 'at verdachte wel buitengewoon ernstig is te werk ge gaan. Verdachte heeft den commissaris dood geschoten en komt zich nu nog beklagen, dat hij zelf niet behoorlijk is behandeld. De advocaat-generaal vestigt de aandacht erop, dat verdachte herhaaldelijk aanmer kingen had gehad wegens onbehoorlijk ge drag. Ook zou verd. gezegd hebben: Als ze aan mijn baantje komen, schiet ik ze neer. Verd.: Dat kan gezegd zijn zonder ern stige bedoeling. Ruwe taak werd daar meer malen gesproken. Verdachte had steeds het oog gericht op vrouw en kinderen. Getuigenverhoor. Getuige C. C. J. Vis, agent van politie, was bij het gebeurde aanwezig. Hij heeft gezien, dat verdachte het register van het woonwagenkamp bij den commissaris bracht Terwijl verd. het register met de linkerhand neerlegde, hief hij den rechterarm omhoog. Onmiddellijk daarop viel het schot, waarna getuige hem arresteerde. Getuige weet niet of de verdachte veel al coholhoudende dranken gebruikte. Pres.Dien ochtend moet hij in het geheel zeven fleschjes bier hebben gedronken. Get. weet dat niet. Het gebeurde is zeer snel verloopen. De commissaris stond, nadat de schoten waren gevallen, nog even op en liep naar het raam en terug doch was verder niet meer in staat iets te verrichten en ver loor toen het bewustzijn. De volgende getuige, de agent L. Hage- stein, was eveneens in de kamer van den commissaris aanwezig, toen verdachte de schoten loste. De commissaris viel, nadat hij naar het raam was geloopen, achter zijn stoel neer. Get weet niet of verdachte veel gebruik maakte van bier of sterken drank. Wel was verd. soms tamelijk ruw. Get. heeft uit niets den indruk gekregen, dat verd. wou schieten. De revolver, waaruit de schoten waren ge lost, was ledig toen het drama was gebeurd. De heer M. N. H. Dasoul, hoofdinspecteur van de politie te Schiedam, had zijn kamer naast die van den commissaris. Omstreeks 2 uur op den noodlottigen dag heeft get. eenige schoten gehoord. Hij is toen onmid dellijk naar de kamer van den commissaris gesteld en zag dezen achter van der K. Nadat deze was gearresteerd en weggeleid, heeft get. de kamer afgesloten en de plaats opge nomen, waar de kogels waren neergekomen. Verd. gedroeg zich langen tijd zeer goed, doch in den laatsten tijd was in diens gedrag vermindering gekomen. Verschillende feiten gaven tenslotte aanleiding tot degradatie, welke op 1 December door den burgemeester werd gelast. Dit werd verd. op dien ochtend omstreeks half 11 medegedeeld. Op de mede deeling dat de strepen van de mouw van verdachte zouden worden verwijderd, zeide deze: „dat kan ik zelf wel doen", waarop hij een pennemesje ter hand nam. De inspecteur zeide evenwel; dat dit zou geschieden door anderen, en wel in de kamer van den kleer maker. President: Dus niet in het openbaar. Getuige: Neen. Getuige geeft vervolgens nog eenige in lichtingen over een zedenhistorie, waarvan v- d. K. een korten tijd meende verdacht te worden De agent H. J. Lugtenburg is den volgen-1 Hof voldoende rekening houdt""met" het ka n dn A- ,-J1 1 I rolrint- -J1 t I trouwd, tot 20 jaren gevangennisstraf. President (tot verdachte): Hebt u iets te zeggen of wilt u uw verdediger woord laten? Verd. antwoordt, dit aan zijn verdediger over te laten. Mr. K. W. Zieleman uit Rotterdam als raadsman voor verdachte pleitend, herin nert aan den staat van dienst van zijn cliënt, die na een militaire loopbaan bij de politie kwam en snel promotie maakte. Pleiter schetst dezen verdachte als geheel egocentrisch; verd. leeft als het ware als in een harnas; on-ontwikkeld als hij is, liet hij zich weinig of niet met andere zaken in. Hij leefde geheel voor zichzelf. Zijn vrouw, overigens zeer geschikt, begreep zijn karakter niet en leefde niet met hem, doch naast hem. Zoo is de man aan het drinken geraakt. Het is hem niet duidelijk geweest waarom hij moest worden teruggesteld. De commissaris deelde hem dat mede en zeide erbij, dat hij zou worden overgeplaatst naar het bureau Koemarkt. Kan men zich nu niet indenken, dat deze man, die trotsch was op zijn distinctieven, verontwaardigd was, dat hij te midden van veel publiek als gedegra deerde zou moeten dienst doen. Bij dezen man draait alles om eerzucht. Dat de man, na de mededeeling, dat hij was gedegradeerd, naar een kroeg is ge gaan, is in dit verband begrijpelijk. Pleiter kan dit niet uitleggen als een voornemen om een moord te plegen en zich daartoe moed in te drinken. De man was volmaakt over stuur geraakt. Onmiddellijk ontslag ware beter geweest dan degradatie, gézien de mentaliteit van dezen man. Pleiter acht het bewijs van moord niet geleverd, hoezeer hij erkent, dat een zwaar misdrijf is gepleegd. Er is niemand, die kan verklaren, dat verd, de revolver reeds in de hand had. Dat hier in kalm en koel overleg is gehandeld, kan niet worden volgehouden. Men had te doen met een man die volkomen overstuur was geraakt, iemand, die even goed met een steen zou hebben geworpen, in d:en hij dien toevallig bij zich had gehad. Hier is een grove vorm van schuld of nala tigheid n.1. dood door schuld maar geen moord te kwalificeeren. Ten slotte heeft pleiter formeel bezwaren tegen toepassing van art. 44, omdat later met ingang van 1 December de verdachte was ontslagen. Pleiter brengt hulde aan het Hof voor de objectieve behandeling van deze zaak. Hij meent, dat de meest mogelijke clementie moet worden toegepast, wanneer ook het den dag bij het onderzoek in de kamer ge weest en heeft er zes hulzen van revolver patronen gevonden. Get. heeft den verdachte op den avond van het misdrijf naar 't Huis wn gracht. Verdachte zeide hifJ Jdagen Se'eden al wist, dat hij gedegradeerd zou worden. Op een vraag te «ta. burgemeester te danken te hebben, had verd. tot getuige klaïn"!? - A',Sctmidt F- Mulder ver- ïehoord W,P ee"-S v,an vefdachte hebben gehoord. Wie aan mijn brood komt, schiet ik in t,nDe pruSident ,vraagt waarom verdachte hooger beroep is gekomen. Verdachte: Omdat de officier in hooger beroep was gegaan. wger vreden.U W33ft dUS met de straf wel te" rakter van dezen verdachte. Ten hoogste dient het vonnis van de rechtbank te worden bevestigd. Re- en dupliek. Mr. de Vijver repliceert met enkele woor den en zegt nog, dat verdachte tot degenen die hem overbrachten naar het Huis van Bewaring, gezegd moet hebben: „Deze zaak laat mij ijskoud Het is spr. niet duidelijk hoe de verdediger met „dood door schuld" een straf van 12 jaren zou rijmen. Wat het ontslag betreft, dit is eerst later verleend met ingang van 1 December, doch toen verdachte het misdrijf plecgd, was hij nog ambtenaar in functie. Spr. persisteert bij zijn eisch. Na dupliek van mr. Zieleman wordt te half drie de behandeling der zaak gesloten en de uitspraak bepaald op Woensdag 26 Juni te 10 uur. 6 Ziet gij muggen, lang van poot, Aarzelt niet, maar slaat ze dood.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 8