ixsjte-v™4*1,15
Zl k„n fie,lde °P de a?enda> in behandel
Ned. Vereeniging voor Armenzorq en
Weldadigheid.
Vl!rgaderi"g. te Alkmaar
gehouden in de Harmonie.
ALKMAARSCHE COURANT van VRIJDAG 13 SEPTEMBER 1935
vraagstuk.
^»«>treL^SdHaaï?,a,eAmS,er-
Steunverleening aan nieuwe
groepen van behoeftigen.
De eerste dag.
In de huishoudelijke vergadering, waar
mee het congres gister begon (zie ons vorig
no.), werd nog voorzien in een negental va
catures in het bestuur, eensdeels ontstaande
wegens periodieke aftreding op 31 Dec. a.s.,
anderdeels nu reeds bestaand tengevolge
van overlijden of bedanken. Benoemd
werden: mej. S. A. van Steyn, secretaresse
van de commissie voor sociale ontwikkeling
van maatschappelijke werkers te Velp; mr.
dr. W. G. A. van Sonsbeek, burgemeester
van Breda; mr. J. W. Noteboom, dir. dr.
Kuyper-stichting te Scheveningen; mr. dr. R.
H. baron de Vos van Steenwijk, commissaris
der koningin in Drente; mevr. G. M. Hooyka-
de Lange, voorzitster van de onderstands
commissie der vereeniging Armenzorg te
Den Haag; mr. F. B. Evers, voorzitter B. A.
te Middelburg; H. Pasveer, hoofdcommies
bij Maatschappelijk Hulpbetoon te Rotter
dam; J. P Rawie, maatschappelijk secretaris
van het Leger des Heils te Amsterdam, en
dr. S. van Mesdag, voorzitter van den voog
dijraad te Groningen.
Het jaarverslag, waarvan wij gister reeds
een en ander meedeelden, werd goedgekeurd.
De middagvergadering.
De middagvergadering werd, behalve
door den burgemeester van Alkmaar, jhr. mr.
F. H- van Kinschot, nog bijgewoond door
den heer Van Geelen, als vertegenwoordiger
van den minister van sociale zaken. De voor
zitter, mr. A. J. A. A. b a r o n v a n Heem
stra, heette ook hem hartelijk welkom en
sprak er zijn vreugde over uit, dat de ver
gadering van heden Vrijdag door den mi
nister zelve ook zal worden bijgewoond. (Zie
voor de openingsrede ons no. van gister).
De financieele toestand.
Omtrent den financieelen toestand der
vereeniging werd verslag uitgebracht door
den heer Gerth van Wijk namens de com
missie, welke de rekening enz. had nagezien.
Alles was prompt in orde bevonden, zoodat
geadviseerd werd tot goedkeuring, met welk
advies de vergadering zich vereenigde. (Wij
deelden over den financieelen toestand reeds
een en ander mee).
Kleedingdepots en brokkenhuizen.
Mr. H. M. L H. Sa rk, secretaris van den
Armenraad te Den Haag, hield hierna een
causerie over: „Inrichting en exploitatie van
kleedingdepots en brokkenhuizen"'.
Spr. begon met uiteen te zetten, waarom
bet bestuur van de Nederlandsche Vereeni
ging voor Armenzorg en Weldadigheid dit
onderwerp aan de orde heeft gesteld. Her
haaldelijk is uit den kring der leden ge
vraagd een bespreking van de meest wen-
schelijke organisatie der verstrekking van
Heeding en dekking. Weliswaar kennen vele
gemeenten comité s en vereenigingen, die zich
met deze verstrekking bezig houden, doch
hier en elders vraagt men om nieuwere
methoden Speciaal sinds de economische
crisis, is de aanvullende steun door ver
atrekking van goederen in natura weder sterk
op den voorgrond gekomen. In dit verband
is de bespreking van het onderwerp inder
daad zeer actueel. Daarnaast heeft de wensch
om bruikbare goederen, die in huisgezinnen
niet meer worden benut, nog een bestemming
geven, uit een oogpunt van efficiency
steeds meer de aandacht getrokken. Deze
twee gedachten hebben geleid tot de inrich
ting van brokkenhuizen, die gratis op verzoek
goederen afhalen, deze sorteeren en tegen
geringe prijzen verkoopen aan on- en min
vermogenden. Juist in het feit, dat de goe
deren worden verkocht en niet om niet ge
schonken, ligt een waardevol element, daar
d® betrokkenen meer zorg zullen hebben
wor de zaken, die zij zelf hebben gekozen en
betaald, dan voor gebruikte kleeding en
huisraad, die hun wordt geschonken. Door
nauwe samenwerking met instellingen van
weldadigheid en sociale zorg, kan bij de
ophefmg van gezinnen de arbeid van een
hrokkenhuis een waardevolle aanvulling zijn.
Verschillende vragen, die bij de inrichting
exploitatie van een brokkenhuis rijzen,
Werden door den spreker behandeld. Zoo de
organisatievorm, de hulp van overheidswege,
bestaande in de beschikbaarstelling van een
gebouw en soms in de ontsmetting van
goederen, de tewerkstelling van werklooze
arbeiders voor het afhalen en sorteeren der
goederen, van werklooze kantoorbedienden
a|s administratieve krachten. Tenslotte stond
®Pr. uitvoerig stil bij de mogelijkheid om
ooor kleermakers, schoenmakers, meubel
makers en naaisters bruikbare goederen te
d°®n herstellen en op deze wijze aan het
brokkenhuis een kleine werkverschaffing te
verbinden, zulks in overleg met de gemeente-
•ijke werkloozeazorg.
Na een schets te hebben gegeven van het
brokkenhuis, zooals dit naar zijn meening
het beste kan worden georganiseerd, betoog-
de spr., dat in alle groote bevolkingscentra
centraal goederenmagazijn moet worden
opgericht, met hetwelk alle instellingen van
Weldadigheid! samenwerken ten behoeve van
hunne ondersteunden. Versnippering moet
op dit gebied zooveel mogelijk worden voor
komen.
De aanstaande opheffing van de Crisis-
comité's doet in vele gemeenten de vraag
rijzen, op welke wijze de aanvullende hulp
in natura moet worden georganiseerd Voor
werkloozen, crisis-slachtoffers en nieuwe
armen kan een centraal goederenmagazijn,
mits goed georganiseerd en samenwerkend
met burgerlijke kerkelijke en particuliere in
stellingen van weldadigheid, een zeer ge
schikte oplossing bieden voor dit actueele
Een drietal aanwezigen stelden nog een
paar vragen, die door den inleider werden
beantwoord.
Een motie voor behoud van de
Armenraden.
JlflA T Q
Joodsche InvaliH^ P*PC ri secretaris van de
de voleendp mnt J Amsterdam, stelde
de heeren A I m' j onderteekend door
Vereen ÏST® ver«ad"ing'van de Ned.
gehouden n A™enzorg en Weldadigheid,
betreurMn p ber 1935 te Alkmaar
TOornemen Ï°T mate dat de regeering het
op te heffpn verschillende Armenraden
tweede al® v- ^frz°ekt het bestuiir bij de
nieïtnnru korte.bes,Preking of deze motie,
stemmpn aomen' werd zij met algemeene
stemmen aangenomen.
^Hierna trok men naar het stadhuis voor
Officieele ontvangst door het
gemeentebestuur.
Ten raadhuize waren hiertoe aanwezig de
urgtmeester, de gemeentesecretaris mr.
Koelma, de wethouders de heeren Bonsema
en Klaver en de raadsleden de heeren Go-
vers, Stoutjesdijk en mr. Leesberg.
De burgemeester getuigde van zijn
voldoening, dat de vergadering in Alkmaar
P'aats vindt, vooral nu zij heden zal wor
den bijgewoon door prinses Juliana. Hij
stelde vast, dat het werk der Vereeniging
allerwege op hoogen prijs werd en wordt
gesteld, getuige de groote belangstelling
van het Vorstenhuis, de regeering en diverse
vereenigingen en lichamen van verschillen
de politieke en godsdienstige richtingen.
Zonder deze Vereeniging zou het gebied van
armenzorg en weldadigheid zeker nooit zoo
goed van allen kant zijn bekeken als nu se
dert haar bestaan het geval is. Spreker her
innerde in dit verband aan de adviezen die
door haar werden gegeven bij de herziening
van bestaande of instelling van nieuwe wets-
maatregelen.
Spreker deelde hierna bijzonderheden mee
omtrent de armenverzorging te Alkmaar
thans en in vroeger tijd, waarbij hij o.a.
memoreerde, dat reeds in 1341 het St. Eli-
sabethsgasthuis ontstond, dat thans, na ve
le reorganisaties, voortleeft als het Centraal
Ziekenhuis en wel kan worden gerekend te
zijn de oudste instelling van weldadigheid
in Hollands Noorderkwartier.
Spreker eindigde met den wensch, dat de
ze 28e alg. vergadering moge strekken tot
versterking van den band en tot verhooging
van de samenwerking tusschen alle lichamen
en personen, werkzaam op het terrein van
maatschappelijk steunwezen.
De voorzitter antwoordt.
Baron van Heemstra betuigde
zijn erkentelijkheid voor de ontvangst van de
Vereeniging te Alkmaar en vooral voor de
officieele begroeting in de raadszaal. Hij
noemde het zeer terecht door den burge
meester opgemerkt, dat er een band bestaat
tusschen haar en het stadsbestuur en in dit
verband sprak hij den wensch uit, dat de
Armenraad te Alkmaar al kunnen blijven
bestaan.
Bij het betreden van den historischen bo
dem van Alkmaar en het even historisch
stadhuis had spreker gedacht aan de zware
tijden, waaronder Alkmaar ook vroeger te
lijden heeft gehad, zwaar door krijgsbedrij
ven en de gevolgen daarvan. Aan de stoere
Hollandsche kracht der burgers is het toen
gelukt deze weer te overwinnen en dit gaf
spreker de overtuiging, dat ook de moeilijke
tijden van thans door Gods zegen zullen
worden overwonnen.
Spreker uitte zijn beste wenschen voor den
bloei van Alkmaar en hoopte dat het burge
meester van Kinschot gegeven moge zijn
nog lange jaren daaraan te mogen meewer
ken.
Hierna werden ververschingen aangebo
den. De eerste dag van het congres was
hiermee officieel ten einde.
Tweede dag.
Hoog bezoek.
De vergadering, die hedenmorgen om 10
uur begon, was veel drukker bezocht dan
gister, zulks in verband, behalve met het
belangrijke agendapunt, natuurlijk ook met
het bezoek van prinses Juliana aan deze
bijeenkomst.
Ondier de aanwezigen merkten wij o.a. op
mr. Slingenberg, minister van sociale
zaken, mr. J. Donner, oud-minister van
justitie en de commissaris der koningin in
Noordholland, jhr. Rcell. De groote zaal van
de Harmonie was geheel gevuld (gister was
de vergadering in de dancing).
Om kwart over 10 kwam H.K.H. binnen,
begeleid door den voorzitter der vereeniging.
De voorzitter baron van Heemstra,
sprak een kort welkomstwoord, God dan
kende, dat onze beide vorstinnen veilig uit
het buitenland zijn teruggekeerd. Hij dankte
H.K.H., dat zij aanstonds bereid was, de
belangrijke vergadering van heden te
willen bijwonen. Als het gevolg van deze
vergadering mag zijn, dat de vereeniging de
regeering van advies zal mogen dienen bij
het vaststellen van maatregelen ter voorzie
ning in den nood van de nieuwe groepen
van behoeftigen, zal spr. dit een groote vol
doening zijn.
Spr. heette voorts den minister van Slingen
berg van harte welkom, erkentelijk ervoor,
dat deze zoo kort na de aanvaarding van
zijn bewind de vergadering bezoekt. Met
groote voldoening memoreerde spr. de
goede samenwerking tusschen de vereeniging
en de opeenvolgende ministeries.
Den commissaris der koningin heette spr
welkom als de vertegenwoordiger van H.M
ia dit gewest. Hij memoreerde dankbaar.
wat jhr. Röell heeft gedaan in het belang van
de huisvesting der armen.
Mr. Slingenberg getuigde van de
groote belangstelling, die de regeering heeft
voor het werk der vereeniging. De prae-
adviezen, die heden in behandeling zullen
komen, zijn ten nauwste ineengeschakeld met
het werk van sprekers departementen, gelijk
spr. naging. Ook het behandelde in vorige
jaren getuigt daarvan.
Spr. stelde zich voor heden op deze ver
gadering veel te kunnen leeren, omdat hier
licht wordt geworpen van niet ambtelijke
zijde op tal van moeilijke vraagstukken.
Daarom had spr. met groot genoegen de
uitnoodiging voor deze vergadering aange
nomen
Het Nat. Crisis-Comité, waaraan H.K.H.
met groote liefde heeft gewerkt, zal spoedig
worden opgeheven, maar het werk zal niet
kunnen en mogen worden gestaakt, doch
door anderen moeten worden overgenomen.
Namens de regeering verklaarde spr. zeer
gaarne een dankbaar gebruik te zullen maken
van de adviezen, die die vereeniging zal
willen geven ten aanzien van de heden te
behandelen vraagstukken.
In overleg met het dagelijksch bestuur der
vereeniging omtrent de verdeeling en de
wijze van behandeling van de zoo buitenge
woon veel omvattende stof hebben de prae-
adviseurs het onderwerp bezien uit den ge
zichtshoek van:
a. de vraag welke behoeften in de ver
schillende groepen leven;
b. de vraag welke terugslag daarvan
wordt ondervonden bij de verschillende
groepen van instellingen van armenzorg.
Op deze basis is de stof verdeeld in twee,
deelen: 1. De nooden der verschillende groe
pen; 2. Ervaringen van de verschillende or
ganen van armenzorg. Elk dezer twee deelen
is weer gesplitëf'en over elk dezer onder
deden werd afzonderlijk prae-advies uitge
bracht.
Boeren en schippers
Boeren.
De heer C. S m e e n k, lid der Tweede Ka
mer, die over dit hoofdstuk een prae-advies
uitbracht, stelde o.a. op grond van de sterk
gedaalde exportcijfers voor land- en tuin
bouwproducten vast, dat de toestand in den
land- en tuinbouw na 1929 allengs onhoud
baar is geworden. Had de regeering geen
maatregelen genomen, dan zou een groot
deel van het platteland zijn geruïneerdi en de
werkgelegenheid toch ook nu reeds zeer
beperkt zou nog veel kleiner zijn gewor
den. Dank zij diverse prijsregelingen is het
ergste voorkomen. Maar toch blijven vooral
in het vee- en tuinbouwbedrijf gegronde re
denen voor klachten, hetgeen echter niet be
duidt dat dit tevens een aanklacht tegen de
regeering is. Zij toch heeft de moeilijkheden
niet veroorzaakt, integendeel, zij tracht met
hulp te bieden door prijsregeling in het bin
nenland, door van den export te redden wat
te redden is, door steun aan den tuinbouw,
door crisispachtwetten etc. naar vermogen
hulp te bieden. De landbouwsteun kan thans
niet verhoogd worden, meent de prae-advi-
seur, omdat de toestand waarin vele andere
bevolkingsgroepen verkeeren (met name de
exportbedrijven en de scheepvaart) het nood
zakelijk maakt dat de kosten van levens
onderhoud dalen.
Vele kleine landbouwers met een bedrijf
van 1 tot 5 h.a., voor een deel voortgekomen
uit den kring d«r landarbeiders en door
hard werken en groote spaarzaamheid in het
bezit van hun bedrijfje gekomen, vonden in
normale tijden in loondienst gedurende be
paalde perioden aanvulling van hun inko
men. Dit is thans door de ongunstige tijds
omstandigheden schier onmogelijk en
daar ligt voor een niet gering deel de oor
zaak voor de moeilijkheden waarin deze
groep verkeert. Bovendien hebben deze
menschen door den aard van de veelal door
hen verbouwde producten minder profijt
kunnen trekken van de regeeringsmaatrege-
len, terwijl de teeltbeperking voor hen groote
bezwaren bracht. De daling van de waarde
der onderpanden de kleine boer en tuin
der werken dikwijls met geleend geld
en de teruggang van de inkomsten leidden
tot moeilijkheden en zeer velen kunnen on
danks sober leven niet aan hun verplichtin
gen voldoen.
Om hulp te brengen zijn in een aantal ge
vallen de kleine boeren of de bij hen inwo
nende zoons toegelaten tot de gesubsidieer
de werkverschaffing, maar op groote schaal
kon dit niet geschieden, gezien de werkloos
heid onder de arbeiders, die geenerlei in
komst hebben uit een eigen bedrijfje. Daar
naast werd een regeling gemaakt, die be
doelt om arbeiders met bijslag uit de over
heidskas in het land- en tuinbouwbedrijf te
werk te stellen, en dit kan speciaal voor de
kleine tuinders wel eenige beteekenis hebben.
De hr. Smeenk wees als een voorbeeld van
steunverleening op de in 1933 door de pro
vincie Gelderland in het leven geroepen
stichting „crisis-steun-landbouw" die tot
dusver in circa 600 gevallen credieten ver
leende van 80 tot 500. De stichting neemt
hoogstens voor 1/4 deel in een vooi schot of
borgstelling. Mededeelgenooten zijn ge
meenten, boerenleenbanken, landbouworgani
saties en ook wel particulieren. Dank zij de
bemoeiingen der stichting kon in een aantal
gevallen ook vermindering van rentelasten
worden verkregen. Vele van door de stich
ting geholpen menschen zijn op deze wijze
in staat gesteld hun bedrijf voort te zetten
en zich aan te passen aan de gewijzigde ver
houdingen.
In deze lijn ware naar de prae-adviseur
meent door samenwerking van particuliere
organisaties en publieke lichamen wellicht
ook elders een en ander te doen. Maar het
crediet moet het karakter van een bedrijfs-
crediet houden. Nauwkeurig dient onder
zocht te worden of er redelijke kans bestaat
dat door hulp in dezen vorm het bedrijf kan
worden voortgezet en dus de betrokkene
werkelijk van den ondergang is gered; in an
dere gevallen blijft er, voorzoover loonarbeid
niet gevonden kan worden, weinig anders
over dan steun van diaconieën, crisiscomi-
té's en burgerlijke armenzorg-organen. Ook
deze steun wordt herhaaldelijk verleend. Met
groote waardeering wordt gewag gemaakt
van wat kerkelijke instellingen op menig
dorp presteeren. De burgerlijke gemeen
ten, die meestal in financieele moeilijkheden
verkeeren en reeds tot vele uitgaven voor de
werklooze landarbeiders worden genoopt,
kunnen voor de kleine land- en tuinbouwers
betrekkelijk weinig doen. De kerken en de
aanwezige of nog op te richten particuliere
vereenigingen vermogen hier meer. Men ver-
lieze daarbij niet uit het oog, dat de gelde
lijke hulp bescheiden kan zijn. Men heeft
hier niet te doen met geld-huishoudingen.
Schippers.
In zijn prae-advies over dien toestand in de
schipperij had de heer Smeenk speciaal op
het oog de binnenschippers, die hun vrach
ten op de z.g. schippersbeurzen moeten
zoeken.
Als de voornaamste oorzaken van de ma
laise in het bedrijf worden aangegeven; 1.
de verminderde bed rij vigheidi in het alge
meen; 2. de reeds eenige jaren bestaande
wanverhouding tusschen den omvang van
het „scheepspark" en de hoeveelheid goede
ren, die voor het vervoer per schip worden
aangeboden; 3. dit teveel aan de beschik
bare scheepsruimte werd in de laatste jaren
feitelijk nog vergroot door het toenemend
gebruik van motoren, waardoor de vaart
werd versneld; 4. de voortgaande wegenver-
betering en het gebruik komen van ruw-
oliemotoren, die goedkooper werken dan
benzinemotoren en het goederenvervoer per
vrachtauto steedis doen toenemen ten nadeele
van de scheepvaart.
Een en ander heeft ten gevolge dat de
„wachttijden'' der schippers steeds langer
worden en hun verdiensten dalen. In de
laatste jaren bleven de netto-verdiensten dik
wijls beneden f 300 a 400. Van het beta
len van rente en aflossing van hypotheek
schuld kon meermalen niet komen en niet
weinigen moesten zich wenden tot diaconie
of armbestuur. De regeering hielp door het
invoeren van de wet op de evenredige vracht-
verdeeling en wie objectief oordeelt komt tot
de conclusie, dat deze wet aan de verwach
tingen heeft beantwoord, al zijn de klachten
over een minder juiste uitvoering en over
onvoldoende controle niet altijd onge
grond.
Na de werking van de wet te hebben na
gegaan, komt de prae-adviseur tot de erken
ning, dat er toch nog steeds vele schippers
zijn, die niet in hun onderhoud kunnen voor
zien. Wat kan er voor hen gedaan worden?
Velen hebben verouderde schepen en zeer
weinig kans hun brood weer te kunnen ver
dienen. Uit een algemeen maatschappelijk
oogpunt schijnt het niet te verdedigen hen
kunstmatig op de been te houden Bij het
steunen van schippers, die hun vaartuig te
duur kochten met steun van de scheeps-
hypotheekbanken en hun aantal is niet
gering zou men niet verder mogen gaan
dan het beschikbaar stellen van een bedrag,
gelijk aan de eventueel door schatting te be
palen waarde bij gedwongen executie.
Het excecutiegevaar dreigt overigens voor
al hen, die geregeld hebben afgelost en nog
slechts een kleine hypotheek op hun schip
hebben, maar nu niet meer in staat zijn om
aan hun verplichtingen te voldoen. Hier
ware hulp zeer wenschelijk.
Voor hen, die niet meer voort kunnen,
omdat hun vaartuig dringend reparatie noo-
dig heeft en die daarvoor geen crediet kunnen
krijgen, ware wellicht reeds met bescheiden
middelen een oplossing te vinden.
Naar ruwe schatting verkeert 70 pet. van
de binnenschippers in de omstandigheid dat
zij van tijd tot tijd werkloos zijn en hulp van
anderen niet kunnen ontberen. Maar ver
schillende gemeenten, die het niet al te nauw
nemen met het bepaalde in de armenwet, dat
de arme moet worden geholpen in de plaats
waar hij zich bevindit, trachten, vaak ge
dwongen door eigen slechten financieelen
toestand, aan huljwerleening te ontkomen.
De vraag dringt zich op of voor deze cate
gorie van menschen niet een betere vorm
van hulpverleening is te vinden. Men zou
b.v. een fonds kunnen vormen waarin de
schippers zelf zouden storten een of twee
procent van hun bruto-vrachten en waartoe
ook zouden kunnen bijdragen de gemeenten,
die geregeld schippers in ondersteuning
hebben. Wellicht ware ook van het rijk en
particuliere comité's hulp te vragen. Voorge
licht door de bevrachtingscommissies, die
nauwkeurig op de hoogte zijn van het bruto-
inkomen der schippers, zou op kiesche wijze
aan de behoeftigen hulp kunnen worden ver
leend.
Daarbij ware aan schippers boven 60 jaar,
die in den regel slechts oude schepen bezit
ten, den eisch te stellen, diat zij die uit de
vaart nemen (tot hun overlijden of dat van
hun echtgenoote zouden zij er op kunnen
blijven wonen); de residu-waarde van het
vaartuig zou ten slotte aan het fonds moeten
komen. Een steun in dezen vorm zou bij
dragen tot de saneering van het bedrijf door
beperking van de beschikbare scheeps
ruimte
Ten slotte wijst die prae-adviseur erop, dat
de „vaste lasten" die op de schipperij druk
ken (allerlei rechten en retributies ten bate
van de publieke Lichamen) verlaagd xnoeteu
worden, maar hier schuilt een moeilijkheid in
den toestand, waarin vele gemeenten ver
keeren: hoe moeten zij voor de verlaging
van scheepvaartrechten havengelden etc de
noodige compensatie vinden? Het vraagstuk
van de aanpassing" der publieke huishou
ding kan evenwel in dit verband niet behan
deld worden, aldus het slot van dit prae-
advies.
Handels- en kantoorbedienden.
Over deze groep was een prae-advies uit
gebracht door den heer Jac. Bakker,
secretaris der Federatie-examens, te Amster
dam.
Na een beschouwing over wie als handels- en
kantoorbedienden zijn aan te merken, wijst
hij op de groote toename van hun aantal in
den loop der jaren en op de specialisatie en
concentratie ook hier. De groei der onder
nemingen heeft gaandeweg geleid tot een
gewoonlijk blijvende ondergeschiktheid van
de onderscheiden handels- en kantoorbedien
den. De arbeidsspecialisatie heeft den band
met de ondernemng, waarin men werkzaam
is, verzwakt en de betrekkelijke vastheid van
positie belangrijk verminderd. Een bijkomstig
gevolg van de sjjecialisatie is, nog afgezien
van ongunstige omstandigheden van alge-
meenen aard: het vinden van andere werkge
legenheid wordt erdoor bemoeilijkt. Daarbij
heeft ook de afvloeiing van personeel bij on
derscheiden openbare diensten de arbeids
markt der administratieve krachten ver
zwaard, ook al doordat de afgevloeiden ten
gevolge van de hun ten dienste staande
wachtgelden of vervroegde pensioenen tegen
lagere dan normale loonen konden werken.
Hierop kwam de schrijver tot de werkloos
heid, die een permanent karakter aannam,
dat zich door de geleidelijke verarming des te
ernstiger deed gevoelen. Emigratie naar
Eurojjeesche landen of naar eigen of vreemde
overzeesche gebieden is vrijwel onmogelijk en
de repatrieerdende oud-Indischman is niet
meer een man wiens welgesteldheid het moe
derland ten goede komt, maar veeleer iemand
die nog als concurrent optreedt op de reeds
schrale arbeidsmarkt. Voor de categorie van
handelsreizigers geldt bovendien nog, dat de
ontwikkeling van het verkeerswezen, het tele
foonverkeer, de reclame en het o.a. door de
jaarbeurs vergemakkelijkt contact tusschen
bedrijf en cliënt de noodzakelijkheid van een
staf van vertegenwoordigers minder erg doet
gevoelen dan vroeger.
Vervolgens worden eenige bladzijden ge
wijd aan de werkloosheidskassen en hare uit-
keeringen, waarbij nog wordt aangetoond,
dat het uitkeeringsbeginsel een belemmering
kan zijn in het verrichten van werkzaam
heden, welke onzekerder zijn dan de geregel
de uitkeeringen dan wel als voorbereiding
dienen voor een latere bestaansmogelijkheid.
Voor gevallen als deze zouden speciale voor
zieningen op haar plaats zijn, zoodat tal van
gevallen werden opgevangen, waardoor de
overvoerde arbeidsmarkt werd ontlast en een
nieuwe bestaansmogelijkheid werd gescha
pen.
In een apart hoofdstuk worden de moreele
gevolgen der werkloosheid besproken en de
maatregelen daartegen (kameraadschappe
lijke omgang in de vakvereeniging en het in
richten van werkkampenDe zoogenaamde
„Schijnkantoren" worden beschouwd als te
kunnen helpen effenen den weg naar een be
zoldigden werkkring (dit is dus meer iets
voor de jeugdigen die na hun leertijd niet zel
den een periode van lediggang intreden,
waardoor de aanpassing aan regelmatigen
arbeid onmogelijk dreigt te worden.)
In het hoofdstuk „De arbeidsduur" wordt
gereleveerd, dat de arbeidswet 1919 tenge
volge van de geopperde bezwaren voor de
kantoren niet werd ingevoerd en dat mis
schien het vraagstuk van inkorting van den
arbeidsduur op de kantoren bedenkelijk zal
worden geoordeeld, wanneer niet slechts met
excessieve arbeidstijden te rekenen valt, maar
wanneer de bedoeling is gelegen in een ver
ruiming van het aantal personen dat te werk
kan worden gesteld. Immers hierbij speelt
tet lconv:aagstuk een belangrijke tol. Opge
merkt wordt, dat het vraagstuk van verkor
ting van aibeidstijd aanhangig is gemaakt
bij het Internationaal Arbeidsbureau 'e
Genève. Intusschen bevatten deze voorstellen
uitzonderingsbepalingen, die ten deele aan
leiding kunnen geven tot een toepassing,
waardoor de handels- en kantoorbedienden er
evenmin eenig belang aan kunnen ontleenen
als aan de arbeidswet in ons land. In dit ver
band geeft de schrijver weer de bezwaren, die
de „Federation des travailleurs intellectuels"
tegen de voorgenomen regeling deed hooren.
Het stellen van een leeftijdsgrens van 60
jaar voor kantoorbedienden zou voor vele
jeugdiger personen arbeidsgelegenheid op
leveren, maar de financieele maatregelen,
welke te dezen aanzien getroffen zouden moe
ten worden, zijn niet gering. Slechts 14 pet.
der betrokken kantoren bezit door middel van
een pensioenfonds een geregeld pensioen voor
hun personeel. Op kleine kantoren is een
ouderdomsverzorging uit de gewone midde
len-findien toereikend!) niet onbekend, maar
zekerheid van toepassing bestaat niet, en
bovendien zijn de reserveeringen voorzoover
die bedoeld waren ten behoeve van het j>erso-
neel, dikwijls verbonden aan de bezittingen
der onderneming, zoodat de waarde ervan
volkomen illusoir wordt gemaakt.
In een slotwoord zegt de prae-adviseur dat
zelfs bij een herstel van het internationale
verkeer lang niet allen, die op het oogenblik
door werkloosheid zijn getroffen, een plaats
in het bedrijfsleven zullen hervinden. Voor o'e
ouderen vooral zal de weder-aanstelling in
het bedrijf een bijzondere moeilijkheid blij
ven. Men dient rekening te houden met de
waarschijnlijkheid, dat het vak der handels-
en kantoorbedienden voor geruimen tijd over
verzadigd mag worden genoemd.
Van een „nieuwe groep van behoeftigen",
voorzoover het betreft de handels- en kan
toorbedienden, is dan ook in zooverre te spre
ken, dat het aantal werkloozen verhoudings
gewijs sterk is toegenomen, dat de reeds vroe
ger hardnekkige duur der werkloosheid zich
heeft uitgebreid en dat de werkloosheid onder
jeugdige personen zelfs als vrijwel nieuw ver
schijnsel is opgetreden. Maatregelen,- die dc
materieele en moreele gevolgen van dien toe
stand trachten te verzachten, zullen met de/
feiten voor oogen een omvangrijk arbeidsvet'
te bewerken hebben.