UIT HET PARLEMENTAIRE LEVEN. SPREEKWOORDELIJK.' ^SAXON J. J. RAMBONNET. ÜeuiUetoü 2V» pCt. N.W.S. 69 3/4, 70)4 'ftooutciaal 7Hemos CASTRICUH HEILOO wisselmarkt verderen voortgang maken en dan zal ook een verruiming op de geldmarkt kunnen in! "•den, tengevolge van de terug vloeiing van gevlucht kapitaal en de beschik baarsteling van gehamsterde bankbiljetten. Hoe wenschelijk een verlaging der geldta- ticven zijn zou, in verschillende opzichten, behoeft nauwelijks te worden betoogd. De tegenwoordige hooge rente-koersen, een uit vloeisel van het, door politieke verwikkelin gen tegen onzen gulden ontstane wantrou wen, vormen een ernstige verzwaring der lasten voor het bedrijfsleven in een periode, waarin meer dan ooit door een vermindering der kosten gestreefd moet worden naar aan passing bij de lagere productie-kosten in vele andere landen. V oor de schatkist beteekenen |fj een aanzienlijke verhooging van het be drag, dat voor rente op staatsschuld moet worden besteed. Gelukkig heeft de Staat, ovor zich zelf en voor Ned.-Indië, nog kun nen profiteeren van de mogelijkheid, om in het vorige en in het begin van dit jaar haar leeningen met hoogeren rentevoet om te zet ten in 4 pCt. rente dragende obligatiën, zoo dat tenminste de hierdoor verkregen bezuini ging geconsolideerd is. Anders staat het ech ter met de kosten der financiering van de vlottende schuld des Rijks. Terwijl nog in Maart van dit jaar kon worden volstaan met een rentevergoeding van 2)4 pCt. op de één jarige schatkistbiljetten, moest voor de Maandag a.s. plaats vindende uitgifte van schatkistpapier de rentevoet zoowel voor de éénjarige als voor de drie- en vijf-jarige bil jetten gesteld worden op 4Va pCt. Deze stijging der geldkoersen heeft de re geering dan ook genoodzaakt, in de Millioe- nennota bijna 814 millioen meer uit te trek ken voor rente op haar vlottende schuld dan in het vorige jaar. De besparing, verkregen door conversie van geconsolideerde schuld, is hierdoor met één slag te niet gedaan. Dit is te meer te betreuren omdat liet bedrag, dat in de Millioenenota voor den totalen dienst der geconsolideerde schuld (rente en aflossing) moest worden uitgetrokken, on danks d beesparing door conversie toch nog altijd een aanzienlijk percentage der totale staatsuitgaven vormt. Bij een totaal aan uit gaven voor den gewonen dienst ad 711 millioen eischt de leeningsdienst alleen al 115)4 millioen, d.i. dus omstreeks een zes de van het totale bedrag der uitgaven. Ware het wantrouwen tegenover den gulden niet ♦uschenbeide gekomen, dan had een voort zetting der conversie-beweging gemakkelijk tot een verdere besparing op dezen post kun nen leiden. Om het beeld niet te donker te kleuren, willen wij er op wijzen, dat de schuldpositie van ons land, ondanks alles, toch goed vergelijking met die van vele an dere staten kan doorstaan. Zoo kan er aan worden herinnerd, dat in Engeland b.v. elk jaar niet veel minder dan een derde van de totale staatsuitgaven dient voor betaling van alleen maar de rente op de geconsolideerde staatsuitgaven. Bovendien moet er rekening mede worden gehouden dat onze regeering (in tegenstelling met die van Engeland) een del van de geleende gelden besteed heeft voor productieve doeleinden, waardoor zij op haar beurt een belangrijk bedrag (vol gens de Milioenennota 36.3 millioen) aan rente ontvangt, dat feitelijk in mindering kan worden gebracht van de bovengenoemde 115 J-4 millioen. Zooals welhaast te verwachten was, is de Millioenen-nota ter beurze ongunstig ont vangen. Men heeft zich hierdoor weer eens te meer rekenschap gegeven van de moeilijk heden, waarvoor ons volkshuishouding zich gesteld ziet. Dat ons volk zich, of het wil of niet, zal hebben te schikken in de onvermij delijke daling van zijn welvaartspeil, zoo lang de internationale factoren niet verande ren, is een voor de fondsenmarkt wel zeer onaangename waarheid, die men in de toe lichting op de begrooting van minister Oud desniettemin opnieuw heeft moeten hooren Verdere verzwaring van belastingdruk in plaats van de vroeger in het vooruitzicht ge stelde verlaging van enkele belastingen is al evenzeer een voor het zakenleven moeilijk te slikken pil. Het maakte echter vooral een on- gunstigen indruk, dat men er met de thans voorgestelde maatregelen tot herstel van het evenwicht in de begrooting vermoedelijk nog lang niet is, en dat wellicht over korten tijd nieuwe uitgaven dekking zullen komen vra gen. Onder deze omstandigheden viel de stem ming voor staatsfondsen nog betrekkelijk mede. De 3 pCt. en 2 lA pCt. leeningen kon den zelfs nog fractioneel in koers verbeteren, en ook enkel gemeente-leeningen waren wat hooger. Men mag hieruit afleiden, dat de Mi'lioenen-nota in elk geval niet tot een ver spoorwegaandeelen in de edeeld; de verwachting, grooting van de kapitaalvlucht uit ons land heeft geleid. Dit is ook logisch. Het is im mers niet de toestand van onze staatsfinan ciën, welke aanleiding tot ongerustheid ten opzichte van onze valuta geeft. Een sluiten de begrooting, de sluiting moge dan ook niet volkomen hermetisch zijn, is meer dan heel veel landen in deze tijden kunnen aanwijzen. De afkeer van onze regeering tegen wat zij een „vlotte Ieeningspolitiek" noemt, beveiligt ons land tegen een opstapeling van schuld op schuld, zooals die met name in Amerika wordt toegepast. Juist het streven onzer re geering, om dekking voor haar uitgaven te vinden, zij het dan ook in den vorm van een op zich zef te betreuren belastingverhooging, geeft de waarborg, dat tenminste in ons iand geen financieele laisser-aller-politiek wordt gedreven, waarvan het eind de lasten moet dragen. Wanneer eenmaal de politieke he mel hier te lande wat meer is opgeklaard, zal men voor dergelijke overwegingen al licht meer oog hebben dan op het oogen- blik. Evenals op de obligatiemarkt was ook op de aandeelenmarkt in het midden der week een lichte vermindering van druk te consta- teeren. Hiervoor was, behalve een wat min der pessimistische opvatting over de interna tionale politieke verhoudingen een hervatting van de koersstijging op de New-Yorksche beurs aansprakelijk, die echter nauwelijks tot een verlevendiging van den handel in Amerikaansche fondsen op de Amsterdam- sche fondsenmarkt leidde. Dezen keer heb ben te New-York si koersverbetering gei dat ook de Amerikaansche spoorwegmaat schappijen zullen profiteeren van de verbe tering in de conjunctuur daar te lande, wordt bevestigd door de mededeeling van den President der Reconstruction Finance Corporation, dat er in den loop van dit jaar vermoedelijk geen spoorwegondernemingen van beteekenis meer onder eceivership zullen worden gesteld. Achtereenvolgende verhoo gingen van den koperprijs, een uitvloeisel van de vraag naar dit metaal voor oorlogs doeleinden, hebben de vraag naar Ame rikaansche koperaandeelenAnaconda, Ken- necott Copper enz. vergroot. De staalin dustrie heeft geen verdere uitbreiding van de bedrijvigheid kunnen aantoonen. Zelfs is de productie met 'A pCt. tot 52 pCt. der capa citeit teruggegaan. De mededeeling, dat de U.S. Steel Corporation in de naaste toekomst het geweldige bedrag van 140 millioen denkt uit te geven voor verbetering van haar fabrieken, wijst er intusschen op, dat men re kening houdt met een aanhouden der econo mische opleving. Van binnenlandsche industrieele aandee- len waren Philip' meerendeels gedrukt, wat behalve met de algemeene factoren ook ver band hield met de mededeeling in het jong ste kwartaalsoverzicht van het Centraal Bu reau voor c'e Statistiek, dat de personeel- sterkte in de gloeilampen- en radio-industrie van rond 14.500 aan het eind van Maart ver minderd is tot 14.000 aan het eind van Juni j.1., tegen circa 15.000 op hetzelfde tijdstip van het vorige jaar. Ook omtrent den om vang der bedrijvigheid in de meeste andere takken van industrie zijn de gegevens weinig gunstig. Al zijn er vrij wat ondernemingen, waar de personeelsterkte is gestegen (in som mige zelfs niet Onbelangrijjk, deze vooruit gang wordt overtroffen door den achteruit gang, welke daartegenover voor talrijke an der viel te boeken. Betreffende de kunstzijde-industrie wordt medegedeeld, dat de toestand onveranderd slap bleef door buitenlandsche concurrentie en dat de personeelsterkte eind Juni circa 90 minder was dan eind Maart en 980 minder dan eind Juni 1934. Deze week heeft de Aku nog bijna 300 man moeten ontslaan. Aan deden Aku lafjen dan ook gedrukt in de markt. Hetzelfde geldt voor Unilevers, die tegen het eind van de week den weerslag on dervonden van den lageren Pondenkoers. Petroleumaandeelen brokkelden wat in koers af, mede in verband met de onzeker heid over de verdere ontwikkeling van de petroleum- en de benzineprijzen. Rubberaan- deelen trokken wat meer belangstelling op het bericht, dat de Internationale Rubberre strictie-commissie van plan zou zijn, het ex port-quotum voor Ned.-Indió te vergrooten, waartegenover een vermindering van het quotum voor Malakka zou komen te staan. Gebleken is, dat men de productie-capaciteit van de Ned.-Indische bevolkingsaanplantin- gen aanmerkelijk heeft onderschat, waar door de taak der regeering, om den export binnen bepaalde grenzen te houden, ten zeerste werd bemoeilijkt. De thans verkregen oplossing zou de bezwaren der Indische re LIX. Het liep tegen het eind van den wereld oorlog. Juni 1918. De economische maatre gelen der geallieerden, als strijdmiddel tegen den vijand bedoeld, troffen ook de neutralen. Het was in de dagen, dat het optreden van Amerika jegens onze schepen onder ons volk zoo veel kwaad bloed had gezet Toen stond het kabinet, dat al vijf jaar lang, in zeer moeilijke omstandigheden, met groote bekwaamheid en voorzichtigheid 's lands zaken bestuurde, voor een uiterst- lastige beslissing. Voor het antwoord, na melijk, op deze vraag: moet het Nederland- sche convooi naar Indië uitvaren? Stellig: als het uitvoer, dan was de kans op moei lijkheden groot. Dan zou, zeer waarschijn lijk, een der geallieerde en geassocieerde mogendheden ook tegen deze schepen op treden. En dat beteekende: het conflict. Maar mócht onze Regeering, ons volk, ons land zich daardoor laten weerhouden? Was het in overeenstemming met onze na tionale waardigheid, onze nationale fier heid, om uit beduchtheid voor een con flict het convooi achter te houden? Was het daarentegen niet veel waardiger om het, onder geleide van een oorlogsschip, uit te zenden? Dan zou Amerika er wel afblij ven. Maar bleef Amerika er niét af, zelfs al was er een onzer kruisers bij, ja, dan zou het conflict er zijn in zijn allerscherpsten vo-m: aan den rand van den oorlog. De minister-raad besliste met de grootst mogelijke meerderheid, dat het convooi niet zou uitvaren. En: de eenling, die zich vóór uitvaren ver klaarde, was de Minister van Marine, de heer J. J. Rambonnet. Toen de beslissing gevallen was, legde hij er zich niet bij neer. Hij nam ontslag. Op 28 Juni 1918 ging de heer Rambonnet heen wegens verschil van gevoelen met den ministerraad inzake het bedoelde punt. De beslissing door het kabinet-Cort van der Linden genomen, was geheel in de lijn van de politiek, van den eersten dag des oorlogs af gevolgd. Zonder onze nationale waardigheid prijs te geven, zonder ook maar iets op te offeren van onze prestige, telkens met kracht opkomend voor de re gelen van het volkenrecht, zelfs niet op zien dtegen een „vlammend protest" wan neer die regelen werden geschonden, heeft het kabinet, onder de beproefde en nobele staatsmans-leiding van Cort van der Lin den, van meet af een politiek van voorzich tigheid gevolgd, die ons land buiten den oorlog heeft weten te houden. Reeds daar door alleen is dit ministerie van historische beteekenis geworden. En zoo is het besluit inzake het convooi ongetwijfeld ook in het waarachtig belang van ons land geweest. Ja, en tóch, en tóch, en tóch: in de hou ding van Rambonnet zat iets, dat het Hol- landsche hart van een zekere vreugde deed kloppen, zelfs al moet men toegeven', dat het besluit der Regeering het meest-tacti- sche is geweest. Rambonnet wilde uitvaren. Over de groo- tï verre, vrije zee. Vanouds Hollands do mein. We hebben er een stuk van onze vrijheid veroverd. In de lijnen der woelige go.ven staat een groot brok onzer historie geschreven. We hebben er gevaren met den bezem in den mast. Tal van onze mannen zijn er gevallen. Zij vormt de verbinding met onze koloniën. Het was onze Grotius, die de vrijheid der zee uitriep. Zouden wij dénNeen. Uitvaren. Het is, zeer vermoedelijk, goed dat het niet gebeurd is, maar de houding van Ram bonnet, en zijn aftreden, was toch cordaat en sympathiek. Trouwens: in de vijf jaar dat ik dezen bewindsman in zijn parlementaire evoluties volgde, heb ik zijn heele persoonlijkheid nooit anders dan sympathiek gevonden. We hebben al lerlei militaire ministers gehad, waarvoor verschillende bepaald zijn mislukt, maar Rambonnet is geslaagd en bracht als het ware de frissche zeelucht mee in de ver gaderzaal. Hij had altijd een zuivere en zilte atmosfeer om zich heen. Hij was flink, oprecht, cordaat en bekwaam. Het is voor militaire bewindslieden altijd een heele toer, zich in de parlementaire sfeer thuis te gaan voelen, er zich bij aan te passen. Van de commando-brug van een oorlogsschip, met de wijde, schuimende zee om je heen, Gods oneindige hemel boven je, alles ruim en frisch en zuiver, naar de regeerings-tafel in het parlement, binnen de wanden der partij-politiek, nu, dat is een heele afstand en tal van militaire ministers zijn daarbij over stag gegaan. Rambonnet n^et Hij heeft zich met onvervaarde zee- beenen achter de groene tafel geplant, hij is er vijf jaar blijven staan, en hij is tenslotte vrijwillig weggegaan, toen hij van den mi nisterraad zijn zin niet kreeg. Minister Rambonnet heeft veel „te doen" gehad met de socialisten. In het begin van den wereld-oorlog waren zij tam. Zij aten uit de hand. De nationale gedachte over- heerschte de nationale geschillen. Maar al lengs hernam de partij-politiek (met per missie) haar rechten, en deed de socialisti sche propaganda haar bekende storm-aan- vallen op Oorlog en Marine. Nu, de heer Rambonnet stond z'n mannetje. Hij wist z'n weetje, beheerschte de zaken van z'n de- pa. tement volkomen, streed met open vizier en ging den socialisten vierkant te lijf. Over een groote welsprekendheid beschik te hij niet, waarmede ik bedoel dat hij, ge lijk de meeste militaire ministers, niet be paald een redenaar-eerste-klas was. Af en toe maakte hij den indruk van even naar AMSTERDAM - ROTTERDAM - UTRECHT 5225 G. P. BAKKER „Loop jij inet je armoede fe koop? Of heb jij geld? Dan zouden we er een rondje om kunnen vechten", klonk het vroolijke ant woord en de speelman richtte zich in zijn volle lengte op, terwijl zijn rechterhand blik semsnel onder zijn buis verdween. De hond stond met opstaande ooren naast zijn mees ter. „Ga maar door", schreeuwde de eerste. „Collega's doen elkaar geen kwaad". „De groeten aan den beul", riep de zwer ver terug en vervolgde zijn weg zonder om te kijken, maar hij speurde spiedend voor zich uit. „Vooruit, Wolf, en pas op". De hond rende weg met groote sprongen. Een eind verder bleef hij rustig zijn mees ter opwachten. „Geen val", mompelde deze. Na korten tijd liep hij een vrouw achter op. Langzaam ging ze voor hem uit. Toen hij haar wilde voorbij gaan, bleef ze staan, keek hem met een paar groote lokkende oogen aan. Groene oogen dacht hij. Hij haa nooit eerder zulke oogen gezien. Ze was jong en slank en zag er ondanks haar eenvoudige, bijna armzalige kleeding be koorlijk uit. „Heb je iets voor mij te drinken?" vroeg ze. „Of kun je me soms wat geld leenen, dan kan ik straks in de herberg een glas bier koopen". „Ja, dat zou ik ook wel willen!" ant woordde de schooier. „Mag ik met je mee gaan?" en ze keek hem met haar glinsterende oogen onder haar bonten hoofddoek vrijmoedig aan. Haar roode, zinnelijke mond lachte. „Er is met ons beiden meer kans iets te verdienen. Jij kunt muziek maken. Een vrouw alleen is De ridderlijke geest van den landlooper had hem bijna doen antwoorden: „Ga maar mee". Toen zei hij, lachend haar monste rend? „Zoo'n mooie vrouw is nooit alleen. Je zult wel een jongeren man vinden" „Geeft niets", antwoordde ze. „Oudere mannen zijn beter te vertrouwen". ,,'t Ga je goed" wenschte de schooier, zwaaide niet zonder gratie de hand en stapte flink door. Hij kwam op den heirweg, naderde de be woonde wereld. Er waren meer menschen Een marskramer. Een paar verloopen lans knechten. Broeders van het regiment van Méiode dacht de zwerver. Een armzalige boerenfamilie met al haar have op een handkar. Een drietal goed gekleede zwaar gewapende ruiters op forsche Brabanders Een marktgoochelaar op een ezel, voortge- leid door een hansworst. Een reizend hand werksgezel. Een kwakzalver met hooge punt muts in oostersche talaar met zijn zwart knechtje op een grooten wagen, moeizaam voortgetrokken door een manken hit. Een verarmde jonge edelman op een mager paard Een woonwagen met zwervende zi geuners, wier gore kinderen met groote geering tegen een verhooging van het alge meene restrictie-percentage vermoedelijk doen vervallen. Hieronder volgt een overzicht van het koersverloop: 4 pCt. Nederland 92 1/8, 91 1/4, 92)4, 91 5/8; 3 pCt. Nederland 80, 803/8; 4)4 pCt. Ned.-Indië 92, 90)4, 91 1/4, 90)4 4 pCt. Ned.-Indië 901/8, 89 1/4, 89 3/4, 89 5/16; 4 pCt. Amsterdam 85 1/8, 84)4, 85)4, 851/16; 4 pCt. 's-Gravenhage 90)4 89, 90 1/8; 4)4 pCt. Rotterdam 86 3/8, 85, 86 1/8, 86; zwarte oogen iederen reiziger aanklampten en smeekten om een aalmoes. In 't kort, de geheele bonte verscheidenheid van reizend volk op den grooten weg. De zwerver wandelde het bosch in langs het breede met dennennaalden bezaaide pad waarotp de zon lichte plekken wierp en zag spoedig in de verte tusschen de boomen de strooien daken van eenige verspreide hui zen. Een wonder dat ze zijn blijven staan, maar ergens moeten toch reizigers langs den weg een onderdak vinden peinsde hij. Aan de bocht stond een vrij groot gebouw van rooden baksteen met zwart-houten ge binten. Onder het stroodak was een lage verdieping met een houten balkon langs de geheele breedte. Voor de herberg stonden onder drie oude linden eenige banken bij vaste houten tafels op afgekapte boom stammen. Hier zaten en lagen allerlei soort gasten, een meer schilderachtig dan ver trouwenwekkend gezelschap. Hij trad de lage breede deur binnen. Daarboven hing een half verroest ijzeren uithangbord waarop een zwarte adelaar ge schilderd was. Hij kwam in een groote jachtweide. Achter de tapkast zat de waard, een gro ve kerel en zoo scheel dat de vreemdeling hem even vol verwondering aanstaarde. De uitdrukking van zijn gezient zou grappig geweest zijn, als ze niet zoo gemeen was. Naast hem stonden twee knechten. Een aan de bierkraan. De ander bij stapels met vet besmeerd brood, spek en andere eetwa ren. De ruwe houten tafels waren nagenoeg 273)4, 271 1/4; Philips' 251 )4, 236H; Unilever 103, 98 3/4; Anaconda Copper 12 7/8, 13 1/4, 12 78; Kennecott Copper 15 5/8. 15 3/4; U.S. Steel 28 5/8, 29 1/16, 28 7/8; Kon Petroleum 195)4, 188^ Ned. Scheepvaart Unie 42)4, 39, 40 1/4; Elandelsver. Amsterdam 179, 173 3/4, 175; Deli Batavia Mij. 144, 136)4, 138 3/4; Deli Mij. 159, 153, 154; Amsterdam Rubber 105)4, 100, 100H; Oost-Java Rubber 114, 108)4. alle in beslag genomen. Tegen de witgekalk te muren stonden banken, planken op leege biervaatjes. De zwerver stapte op den waard toe. „Een beetje muziek maken?" vroeg hij de luit ter hand nemend. „Ben je gek, er is lawaai genoeg Als je spelen wilt, kan je het buiten doen, maar je moet niet meenen dat je van iemand een duit krijgt", klonk het vriendelijke antwoord van den schele. De muzikant keek rond, zag een leegen stoel, ging er heen en riep een der knechten forsche kerels met opgestroopte mouwen dié in de zaal bedienden: „Breng mij bier en wat te eten, drinken voor mijn hond en een kluif of iets beters als je het hebt". Hij ging op den stoel zit ten, de hond strekte zich 'uit aan zijn voe ten. De knecht monsterde den zwerver- Heeft U Edele geld?" vroeg hij spottend' "„Hier wordt vooruit betaald, dat is de vaste ge woonte van het huis. 't Is hier geen kloos- ter". „Dat merk ik", klonk het schampere ant woord. De landlooper wierp een zilverstuk op de tafel. „Een daalder", zei de ander, „daarvoor kan je een paar kroezen bier en een maal krijgen. Gortepap met brood, een plak oe- rookt spek, een stuk worst. Alles is razend duur tegenwoordig". „En een maaltje voor mijn hond", vulde de gast aan. De knecht wilde het zilverstuk oppakken, maar de speelman greep de gretige hand zoo' stevig dat hij het weer op de tafel liet val len. „Laat het daar liggen. Eerst bedienen", z'n woorden te zoeken, maar altijd kwr» zc er uit, tfed-agen door een krach?en overtuiging. Want overtuiging gloeidc Jj» achter het woord van Rambonnet, en i hij eenmaal op dreef was, gelijk een SCV dat het ruime sop kiest, begon er v»,1! achter z'n rede te komen, ging het b lar.ger hoe beter, wist hij voortreffelijk 6 argumenten te kiezen. 1 1 Zoo heeft de heer Rambonnet zich i een uiterst-moeilijken tijd een voortreffl" lijk bewindsman getoond. ,e" Trouwens: aan erkenning daarvan heeft het hem niet ontbroken. Reeds spoedig na aftreden werd hij benoemd tot adjuo-tit te buitengewonen dienst van Hare Majesteit de Koningin. En in het voorjaar van 192Q werd hij opgenomen in den Raad van State Met bijzonder groote toewijding heeft hii zich in de laatste jaren gegeven aan de or- ga.iisatie en ontwikkeling van de Neder^ landsche padvinders-beweging. Hij is Voo/ zitter van de vereeniging „De Nederland- sche Padvinders" en dat een man vr zag als hij, oud-minister, staatsraad, zich met zoo grooten ijver en krachtige overtui, ging aan deze zaak wijdt, bewijst haar be teekenis, bewijst hoe hij in haar veel zjeJ voor de ontwikkeling van onze volksk acht physiek, geestelijk en ideëel. Ik heb het voorrecht gehad, verleden jaar een- uit. vocrig met den heer Rambonnet ovc. de padvinders-beweging te mogen spreken en ik heb hem daarna ook nog een rede er over hooren houden: met groote overtuiging is hij van oordeel, dat er in deze zaak, mits goed en oordeelkundig geleid, schatten van volkskracht verborgen liggen, die, tot zijn spijt, nog lang niet algemeen worden opg«. merkt. Zijn parlementaire figuur zal in mijn heu genis blijven staan. Een cordaat bewinds man, sterk van argument en van overtui ging, een eerlijk tegenstander, die in bel vaak duffe parlement de frtechheid van e« zeebries bracht. D. HANS. Inbraak. Gistermorgen werd den burgemeester medegedeeld, dat een inbraak was gepleegd in een onbewoonden winkel van B. alhier. Bij onderzoek is gebleken, dat de dadels) is bin nen gekomen door verbreking van een klein raampje. Uit den wintel zijn twee nieuwe stof zuigers ontvreemd. De politie heeft een on derzoek ingesteld, maar tot heden geen enkele aanwijzing omtrent de dader(s) kunnen verkrijgen. Ie prijs voor stationsversiering. Naar wij vernemen is bij den wedstrijd voor stationsversiering, welke de laatste jaren door de directie van de Ned. Spoor* wegen wordt georganiseerd, aan de verste ring van het station Castricum den lsten prijs in de inspectie, waartoe het stafion be hoort, toegekend. Daarnaast heeft deze versie ring in den landelijken wedstrijd, dus met mededinging van alle stations in Nederland, den tweeden prijs gekregen. Verleden jaar was men zoo gelukkig den len prijs in dien wedstrijd te behalen. Het Mobilisatiekruis. De afdeeling Heiloo .an de Nationale Bond „Het Mobilisatiekruis", hield Donder dagavond vergadering in café Admiraal. De voorzitter, de heer J. Admiraal, opende, heette welkom en zeide dat de vergadering over veel zaken een beslissing moest neme». Van het hoofdbestuur was bericht ont vangen, dat de komende winter het Militaire Tconeel gala-voorstellingen zal geven in de lande. Ir. Vos, die de algemeene leiding heeft, vroeg medewerking en moreelen steun bij de afdeelingen. De secretaris zeide, dat een voorstelling zooals de commissie die voor stelt, beter in Alkmaar tot zijn recht komt, de oud-gemobiliseerden en ook andere be zoekers van buiten kunnen alsdan naar Alk maar gaan; voor een plaatselijke atdeeling zijn de kosten te hoog. In behandeling kwam de beschrijvingsbrief van de jaarvergadering te Utrecht. De voorzitter zeide, dat hij f£raaf een aanvulling van de candidaten uit Noord zei hij rustig. De man keek hem verbaasd aan. „Voor een ouden kerel heb je sterke p°°" ten aan je lijf". „Dat komt van het spelen op de luit", ant woordde de muzikant. „Ik zal je goed bedienen", sprak de knecht met een beetje meer ontzag. „En ik je goed betalen", klonk het be scheiden. De bediende verdween. De zwerver begon tersluiks de gasten op te nemen. Dicht bij hem zat een bedelmon nik, een dikke forsche knaap. De kap li" weinig anders zien dan een paar scherpe grijze oogen, een grooten neus en een krach- tigen mond. Lachend keek de monnik naar den zwer ver. „Niet slecht", zei hij met een zware stem- „Niet slecht. Vreemdeling", vervolgde hij, „mag ik bij je komen zitten?" „Niet noodig", lachte de ander. „Ik weet er zelf best raad mee". „Zoo meen ik het niet. Ik heb gegeten, heb geen honger meer". Hij nam zijn tinnen beker, zette hem op de tafel en schoof Z'JI1 zware houten kruk bij. „Niet slecht, zei ik", fluisterde hij, maar zijn stem was zoo zwaar dat men het in de geheele zaal kon hooren. „Langen tocht achter den rug? Zeker een uur of tien geloopen, zou ik zoo zeggen, flink voo een ouden tnan". „Gewoonte" zei de ander en zweeg ver der, (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 10