m
n mm
Ik
W
n
a
ip
s i
m
Wb 'Wê, WÊ
M
m
y ■-
4. 16-27 4. 36:13
éwm.ssaf top
ythaakuétiek
mm w fü
m ,j
m
Wê
SU
m
MAM
w.
mm
WM
h
de laatste les van langelot
^C(f,c/e /}//e
ff o jerwaar c/
ladVV
j.
X
i
E
m
i
OM TE KLEUREN.
I AA.C
■PB
w'\
A-I
w
mi.
mm
mm
Dat sprak vanzelf!
Wat de wind vertelt.
1. 27—22 1. 18:27
2 38—33 2. 27:29
3, 3631 3. 23 41
4 34 25 4. 26 37
5, 30 26 en omdat de schrijver 41 en 37
verloren gaan wint wit totaal 3 schijven.
Eindstard.
plet onderstaande eindspel
^w. 2 sch. Op: 21, 26 en dam op 35.
W 1 sch. op 31 en 3 dammen op 4, 37, 47.
35—49
2. 3816 2- 49—35
3 37—19!! 3. 35 36
4 36 wint.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1405 van P. Kleute Jr., den
H ag.
vyy////Z V//y/yyyï /j
K jW" PI
'pp Am/Am
Mglap' W^'
Zw. 8 sch. op: 1, 7, 8, 9, IC, 18, 36, 40.
W. 8 sch. op: 16, 21, 27, 28 32, 37, 38, 50.
In onze volgende rubrek geven wij de op
lading.
Probleem 563.
J. V. U'ehla, Weenen.
1 WW'
i
abcde igh
Tweezet.
Oplossing 1. Df5.
Eindspel 919.
Dr. A. Wotawa, Weenen.
«te
abcdetgh
Wit speelt en wint.
L d6f Kd6 (of a) 2. c5 Kc5 (Kc7 3. Le2,
cnz.) 3. Le2! (nu is zwart in zetdwang).
3Kd6 komt de koning op de dia
gonaal a8—f3 dan volgt 4. Lfl. Df3 5. Lg2
a7 Kb7°6.rLfVr)f3 7bLg2C f K°7 5'
al 1 K-kVT j é2 en w,nt-
3 H7 <Ji"t nrJan 2' Lc6) 2- «6+ Kb6
5 d8D K JInml- 18D+ Lc6 Kc6
DbT? S 'enz 6" D&8) 6" °d5 Kb6 7'
6 a8D KeV f n („°f/,d4) a6 Kc3 5- a7 Kd2
Dcb 9. Ds4 en wbt (W* 1 b*Ste) 8' 0
Eindspel 920.
E. Kojahn, Tönsberg.
i
8
mm
1
f'm
i if l
abcde
Wit speelt en wint.
A7!117 kalt °p 1f5! 2. b4 Lg3! 3.
f 4' A81} f3+ en wit ka" nu 5Khl
niet verhinderen dat op fl een zwarte D.
ontstaat. Ook 1, b4? is niet goed wegens
i' 44Eout is ook 2. b5 f4 Ook fout is
2. Tfl of 2. Thl wegens Lg3 enz.
Goed is: 1. Tfl! met de dreiging 2. Tf2f
en 3. Th2 waarna doorbraak b3—b4—b5
volgt met winst.
Na 1Lé3 volgt a7, f5 3. a8D f4 4.
Dc6f en zwart komt te laat.
Na fhlD wint 2. Thl Khl 3. Kfl!
t Beste is dus 1. Tfl Kg3 2. b4 f5 3. b5 f4
Nu is de L-lijn b8h2 versperd en er volgt
4;,Th'.1 (dreigt Kfl) K^2 5. Th2f Kh2. Dit
alles is niets wanneer Wit nu 6. Kf2? zet
waarop zwart antwoordt 6. cb5. 7. c6 b4 8.
Kf3 (noodwendig wegens 8. c7 Lc7 9. a7 b2
10. a8D blD en zwart wint (zonder pion h6
wint wit toch. Er komt dan 11. Dh8f Kgl
12. Dg8f Kfl 14. Dg2 en mat volgt.
De laatste pointe der oplossing luidt: 6.
Kfl! en nu is winst gemakkelijk b.v. 6
cb5 7. c6 b4 8. c7 Lc7 9. a7 b3 10. a8D met
dreiging 11. Dg2 mat.
Het 14e congres van de Duitsche Schaak
bond is dit jaar gehouden te Konstantinbad.
Eerste werd Gilg met 6 uit 8 en tweede
Hönlinger met 5X. Hier volgt de partij
waarmee wit de schoonheidsprijs ver
diende.
Wit: Hönlinger. Zwart: Hahn.
Damegambiet.
1. d4 Pf6
2. c4 e6
3. Pc3 d5
4. Lg5 Pbd7
5. Pf3 Le7
6. e3 0—0
7. Tacl Tfc8 Natuurlijker en dus be
ter ware: 7. c6 om na 8. Dc2 met 8.
Pe4! te vervolgen, b.v. 9. Le7 De7 10.
Pe4 de4 11. De4 wint een pion maar
er volgt Db4!f.
8. a3 dc4 De regel is: Wie 't cen
trum oplost, komt slechter te staan.
Beter ware 8. Pe4 9. Le7 Te7. 10.
cd5 Pc3 11. Tc3 ed5 en zwart staat
goed.
9# Lc4 c5
10. 00 cd4? Dit had geen haast. 10.
a6 dreigend b5 ware logischer.
11. Pd4 a6
12. f4! Geeft de partij een scherpe
wending.
1 2b5
13. Df3 Natuurlijk wit 13. Pc6 wegens
Db6!
1 3Pb6 Dit paard staat hier niet
goed. Beter was 13. Tb8 om 14.
Pc6 met Lb7 te beantwoorden.
14. La2 Dd7? Een fout; zwart wil Db7
gaan spelen om af te ruilen; maar
komt door wits mooie spel daar niet
meer toe.
15. f5 e5
Iets beter ware 15. ef5 Zwart heeft
niet op wits sterke volgende zet ge
rekend.
16. Pe6!l Da7 Natuurlijk niet 16
fe6 wegens 17 Le6f met damewinst.
17. Lf6. Om 't veld c5 voor 't paard
te krijgen.
17Lf6
18. Pc5 Pd7. Zwart wil afruilen maar
geeft daardoor wit gelegenheid 't spel
op fraaie wijze te beëindigen.
19. Lf7!+ Kf7.
20. Dh5f Kf8.
21. Pe6+ Te6 Dat moet wel Na 21.
Ke7 voert 22. Pd5f in weinig zetten
tot mat.
22. fe6 Pc5
23. Pd5 Le6
24. Pf6 gf6
25. De5 Pd3 Help',
dediging meer.
26. Ddó.f De7
27 Tf6f Lf7
28. Tf7+ Kf7
29. Tc7. Opgegeven.
er-
Vader praatte over Willem,
Die bij Piet aan 't spelen was
En zei: Dat hij zóó lang uitblijft,
Is toch wel wat al te kras!
'k Weet: bij Piet eten ze later,
Maar wij wachten langer niet
Met het eten. Wij beginnen,
Kom dus ook aan tafel, Riet!
Even later daar is Willem,
Vader zegt tot hem: Voortaan
Moet je op je tijd goed passen,
Stevig in je schoenen staan
En je niet laten bepraten.
Anders word je nooit een man
Als je peetoom, hoor! oom Willem,
Op wien men vertrouwen kan!
Een week later en Oom Willem
Komt logeeren 's avonds laat.
Daarom vindt dus Moeder beter,
Dat de jeugd naar bed vast gaat.
's Morgens staan Ooms schoenen buiten
Rietje kijkt ze eens goed aan
En zegt: Nou, in z u 1 k e groote
M o e t je ook wel stevig staan!
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden).
't Is najaar. Hoor, de wind blaast!
De blaad'ren luist'ren al,
Benieuwd, of Jan de Wind weer
Iets leuks vertellen zal,
Waarvan ze kunnen droomen
In langen winternacht
En menig geelbruin blaadje
Stil in zijn slaap nog lacht.
De wind vertelt een sprookje.
Hij doet de dieren na.
Hoor je den wolf wel huilen?
Als ik zoo luist'ren ga,
Dan denk ik: 'k Zou wat geven,
Als ik het ook zoo kon.
'k Geloof, dat 'k eiken dag weer
Met nieuwen moed begon!
Ik luister en ik luister,
Maar ik versta geen woord,
Al heb ik toch heel duid'lijk
De stem van Jan gehoord!
(Nadruk verboden).
Raadselhoekie
Oplossing der raadsels uit
het vorige numn er.
Voor grooteren.
1. Kabeljauw. Bal, wak, kelk, leuk, beuk,
ja.
2. Een hefboom of een tolboom.
3.
H
A
L
S
A
D
A
M
L
A
M
A
S
M
A
L
4. Is je oom van Bale emeritus-predikant?
(leem).
Ik kom stellig te laat; ik zoek Leida al
een half uur. (klei).
Behalve enkele veranderingen ben ik
er mee klaar. (veen).
Zie je Kazan daar rennen in de verte?
(zand).
Voor kleineren.
1. Rob.
2. (mj 01, ga, Olga,
3. z e B r a Brussel,
koren
slurf
wasem
Assen
hyena
gelei
4. Haas, haan.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Welk Holiandsch woord k"<- m»ken
van
Ede r?
2. Kruisraadsel.
Op de beide Kruisjeslij n komt de
naam van eer, deel van aakrijk.
X
X 4
X
X
xxxxxxxxx
X
X
X 4
X
209. Langelot liet zich overhalen, maar nu begingen de
heeren een leelijke streek. Zoodra ze weer door het too-
verwoord van Langelot gewone n:r.v! ?n v.e.drn, pak
ten ze hem bij z'n kraag.
210. Ze namen Langelot mee en nu werd hij opgesloten
in een hok met dikke tralies Daar kreeg Langelot niets
anders te eten dan karneme"
daar hield hij juist veel van.
~he pap en brood. Maar
Vannacht heeft 't verf geregend! -
Riep 'n kleuter. Kijk dan maar!
Wij vonden, wat dat kind zei,
Heusch wel een beetje raar!
Wij weten toch: kabouters,
Die komen in den nacht
Met verfpot en penseelen
En toov'ren al die pracht.
Van bruin' en gele blaad'ren.
Wat doen ze dat toch mooi!
Want alle, alle boomen
Staan nu in najaarstooi!
Niet eentje wordt vergeten,
't Kaboutervolk is knap!
Wij zien het nooit en h o o r e n
Zelfs niet een enk'len stap!
Maar als 'k er een ontmoette,
Zeg, weet je, wat 'k dan vroeg?
Of hij me in zijn armen
Eens naar de boomen droeg!
En m ij ook leerde schild'ren,
Wat deed ik dat toch graag!
Wat denk je, zou het lukken,
Als ik het vriend'lijk vraag?
(Nadruk verboden).
Deze deftige eendenfamilie is aardig om
te kleuren. Je krijgt een leuke plaat, als je
de kleuren neemt, zooals hieronder be
schreven wordt:
Lucht lichtblauw met witte wolken.
Boomen groen.
Dak van het huis achter de helling
rood.
Molen donkerbruin.
Hek lichtbruin.
Gras groen.
Hoedjes geel.
Strik om den hoed der grootste eend
rood.
Snavels en pootjes oranje.
Boodschaptasch rood.
De groote eenden verder wit.
Kleine eendjes geel.
Bloemetjes in het gras wit.
Hartjes geel.
Vijver donkergroen.
(Nadruk verboden).
Ie rij een medeklinker.
2e het tegenovergestelde van slim.
3e een jongensnaam.
4e iets wat heel veel menschen en
kinderen 's zomers graag doen.
5e 't gevraagde woord.
6e een getal.
7e een kruipdier.
8e een deel van een vrucht.
9e een klinker.
Verborgen rivieren in het buitenland.
Wat een domme broer ben je toch!
Heeft Tante Jo u sedert de vacantie
niet meer gezien?
Hij is kwaad; daarom zegt hij geen
woord. (2)
Ik raad U natuurlijk aan het te doen.
Zij vroeg aan Tante Martha: „Nam u
rose of blauwe wol?"
4. Mijn geheel wordt met 7 letters ge
schreven en noemt een stad in Italië.
Een 1, 7, ,4 3 is een moeras.
Een 3, 2, 6 is een jong, viervoetig dier.
Een 1, 4, 4, 5 is een vrucht.
Een 1, 2, 3, 6 is een groene plant.
Een 5, 7, 3 is altijd rond.
Voor kleineren.
1. Mijn eerste kan niet kort zijn, mijn
tweede is een deel van je hoofd en
mijn geheel een viervoetig dier.
2. Vul de rijmwoorden in:
Wie is de vrind van ieder kind?
Dat is toch zeker Jan de —1
Hij is het, die geweldig blaast
En dikwijls in den schoorsteen
Nog nimmer zag ik zijn portret.
Nooit werd het in de krant ge—.
Toch kennen wij hem allen goed,
Zeg gauw dus, hoe hij heeten
Vul deze 9 vakjes in met:
2 A 21 3 N 2T
maar doe het zóó, dat je van links naar
rechts en van boven naar beneden
leest:
le rij een metaal.
2e een verkorte meisjesnaam.
3e het tegenovergestelde van droog.
4. Soms kan 't geweldig reeg'nen, maar...
Toch nooit twee dagen achtereen.
Hoe komt dat? Dank eens even na!
Of 't raadsel moeilijk is? Wel neen!
(Nadruk verboden).