h DE LAATSTE LES VAN LANGELOT Raadselhoekie TOEN HET KERMIS WAS VOOR DE POPPENKAMER (vouwpiaatje). verhaaltje op r^jm door GLDE LILLE HOGERWAARD. 11 12 15 16 17 18 xxxxxxxxx 257. Zooals steeds kwam natuurlijk ook nu de heele we reld er bij te pas om het orgeltje te vangen. Alle menschen hadden medelijden met den orgelman en deden hun uiterste best. ?58\ ïntusschen was Langelot voor de politie geen onbe kende gebleven en alle agenten haddenmet elkander af gesproken om hem te pakken Misschien dat ze hem dan dat vervelende gedoe met die tooverspreuk konden Caro-Kann. Wit: L. Steiner. Zw.: Opocensky. 1. ©4 c6 2. d4 d5 3. Pc3 Oude opening; de nieuwere theorie geeft hier aan 3. ed5 cd5 4. c4l 3de4 4. Pe4 Lfö. 5. Pg3 Wil wit scherp spelen, dan beveelt de W. S. aan: 5. Ld3 Dd4 6. Pf3 Dd8 7. De2! 5. Lg6 6. Ph3 Iets nieuws waarvan wit geen pleizier beleeft. De voor de hand liggende verdediging is 6. h4 h6 7. Pf3 Pd7. 8. hS. Lh7 9. Ld3 Ld3 10. Dd3 e6. 11. Ld2 en 12. 0-0—0. 6Pbd7 7. Pf4 e5! 8. Pg6 hg6 Na 8. de5 Da5f 9. c3 De5f heeft zwart een goede ontwik keling. 9. de5 Dh4 dreigt 10000. 10. e6. fe6. 11. De2? Beter 11. Ld3. Hier na speelt evv. 00—0 terwijl wit niet zonder gevaar 0—0 mag spelen. Door de tekstzet wordt Lfl. van alle vrijheid beroofd. 1L 0—0—0! Biedt weer een pion aan maar wordt dan aan een doo- delijke aanval bloot gesteld. 12. Ld2 Pf6 13. 0—0—0 Lc5! 14 Le3. Pg4! ïb Lc5 Pc5. 16. c3 Wit heeft geen verdediging meer. 16. Dg5f. 17. Kc2 Tdl 18. Kdl. 18T8!f Om f3 uit te lokken en daarna 19Pe3f te spelen, waarna 20. Kei Td8! of na 19. f3 Td8f 20. Kc2 Pe3f en wint. 19. f4. Tf4 dreigt Tf2. 20. Kei Tf2. 21. Ddl De3f 22. Le2 Te2f Wit geeft op. Na 23. Pe2 Pd3f 24. Kfl Df2 mat of 23. De2 Pd3f Kfl. 24. Del met damewin6t en mat. Oplossing der raadsels uit 't vorige nummer. Voor grooteren. 1. Paardenbloem. Pad, Londen, Maarn, mond, Emma, Baarn, bol. 2. Frederik bracht ook aas mee. (kaas). Tante Marie kwam eiken dag den zelfden bedelaar tegen. (melk). Heeft Oom Bob rood papier besteld of blauw? (brood en pap). Na een kwartier worstelen met de golven kwam de uitgeputte dren keling aan land. (worst). Zag Hans Ik ergerde mij weer aan zijn onverschilligheid. (suiker). 3 O Olifant. olm griet Olifant kraam ent t 4. Tyl Uilenspiegel. Voor kleineren. 1. Kwik, staart; kwikstaart. 2. Wacht je nog op Annie? Ze is te laat van huis gegaan. (Zeist). Als je haar noodig hebt, klop ik wel even. (Lopik). Oom Herman had elf tegels aan den burgemeester gegeven. (Delft). Wij zagen twee dames aankomen, maar geen heer. (Edam). 3. Zijn schaduw. 4. Klok, kolk. OM OP TE LOSSEN. Voor grooteren. 1. Mijn geheel wordt met 9 letters ge schreven en noemt een eigenaar dig, viervoetig dier. Een 7, 5, 9, 1 is een vogel. Een 1, 2, 7, is een voertuig. 4, 7, 8, 6, 3 is een kleur. Een 1, 5, 6 is een nuttig dier. De 2, 7, 3, 8 stroomt door Italië. 2. Mijn eerste wordt door den meubel maker zoowel als door de huis vrouw gebruikt, mijn tweede door den schoenmaker en mijn geheel ligt in Noord-Brabant. 2. Verborgen plaatsen in het buiten land. I n den ouden toren nestelden ver scheiden vogels. ,(2) De boer was heel gul met zijn ap pels. (2) Er is niets meer van den koek over gebleven, Bob at het heele stuk op! Is het huis weer bewoond? Ik zag ramen open staan. Twee rakkertjes, twee makkertjes, Die gingen saam naar stad Het waren Hek, de groote hond, En Zwartevel, de kat. Men zegt wel eens: Een kat en hond Zijn vijanden meestal, Maar wonen ze in 't zelfde huis, Dan is dit niet 't geval. Zoo ging het ook met deze twee( Want Hek en Zwartevel, Die aten 6amen uit één bak En deden menig spel. 4 't Gebeurde soms, dat 't vrouwtje zei: 'k Denk, dat 't niet langer gaat! Want Zwartevel en Hek, die twee, Doen niets dan kattekwaad! Of hondekwaad! dacht Zwartevel, Maar d&t zegt 't vrouwtje nooit! En toch heeft Hek laatst in één keer Vier kopjes stuk gegooid! 6 'k Geloof, nu was de één eens stout En dan de ander weer, Of samen voerden zij wat uit, Juist als op dezen keer. 7 De vrouw was uit. Dat wisten ze, 't Hek was dus van den dam! En geen van beiden dacht er aan, Dat z'ook terug weer kwam! 8 Hun staarten zwierden vrij en blij. 't Was kermis in de stad! Bruun van den melkboer had 't verteld, Dus gingen zij op pad. «..«vfck' Ze vierden feest en hadden pret, Ze draaiden lustig rond, In een heel groote caroussel, Wat ieder „reuze" vond. Zij zagen ook een poppekast: Jan Klaassen en Katrijn! Bruun had gelijk: 't Kon in de stad Met kermis „eenig" zijn! 13 Ze gingen naar een wafelkraam En aten zich heusch rond En bij de schiettent toonde Hek, Hoe hij de kunst verstond 14 En schieten kon, maar... raken niet! Hij schoot 6lechts in de lucht. Toch keek hij zegevierend rond: Een musch ging op de vlucht! Draaimolen. Het tweetal vierde kermis nog Een langen, langen tijd, Maar plots was Hek in het bedrang Zijn kameraadje kwijt Hij zocht en riep en riep en zocht, Tot hij haar eind'lijk vond. Ze was zoo moe en rustte wat In 'n hoekje op den grond. Ze wou naar huis en Hek ging mee En toentoen kwam de straf, Die 't vrouwtje vrees'lijk boos was zij! -• Aan beide bengels gaf. Ik zal je leeren! riep ze luid, Stil weg te loopen, foei! Naar bed en 't duurt drie dagen wel, Voor 'k weer met jullie stoei! u Daar zagen zij de torens reeds Enhoorden zij muziek, Zij liepen daarbij op de maat, Wat ging dat leuk en kwiek! 10 Hek riep: Hier staan de tenten al! Hoera, dat wij er zijn! En Zwartevel gaf daad'lijk toe: Dat i6 het feestterrein! 19 Twee rakkertjes, twee makkertjes, Die hadden nu toch spijt En zuchtten: Waarom komt berouw Toch veel te laat altijd ?1 (Nadruk verboden). J Moeder laat dat onderwerp liever onaangeroerd. 4. Kruisraadsel. Op de beide kruisjes! ijnen komt de naam van een plaats in Noord- Holland. X X X a X I a t X X a X le rij een klinker. 2e een rivier in Beieren. 3e een zoute vloeistof. 4e een ander woord voor: heel hard. 5e gevraagde woord. 6e iets, wat bij het breien ge bruikt wordt. 7e een hondennaam. 8e iets, wat vooral in den nazo mer heel mooi kan zijn. 9e een medeklinker. Voor kleineren. Wat kan door een glazen ruit val len, zonder dat de ruit beschadigd wordt? Plaats in deze 9 vakjes: 5A 1D IN 2P maar doe het zóó, dat je van links naar rechts en van boven naar beneden leest: le rij een grappig dier. 2e een meisjesnaam. 3e een voorwerp, dat ln de keuken gebruikt wordt. Een bloem verloor een vierde deel en werd een viervoetig dier. Hoe kan dat? Welke neus is het dichtst bij den grond? Zitting OMVOUWEN y Dit aardige stoeltje voor de poppen- kamer kun je gemakkelijk zelf maken. De ouderen kunnen het misschien secuur nateekenen. Als dat nog wat moeilijk is, mag je het ook op dun. doorzichtig papier overtrekken. Aan het voorbeeld hoeft niets gedaat, te worden. Als je de plaatjes overgetrokken hebt p'ak je ze op dun karton (goed buigbaar en 't liefst wit). Nu alles kleuren en uit knippen of uitsnijden. Dan het stoeltje op de stippeHii061' omvouwen. De drie gleuven worden ignesneden. Je steekt de lipjes van de zitting doorheen, daarna vouw je ze om. Het voorstuk langs de zitting ook omgevouwen. Verder kun je zitting een paar gleufjes maken, w door de lipjes van het meisje gaan- Ten slotte vouw je het meisje b'J knietjes en in het midden een beetje (Nadruk veri**^' can jo»**-'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 12