DumcuBciek w» P P P P P DE LAATSTE LES VAN LANGELOT m Raadselhoekïe ZOO N SLIMMERD! VAN EEN PAPEGAAI EN TWEE HONDEN ZOEKPLAATJ E éL. 'igSÈÉT' WW mm Wf. Beer moet in den hoek. Het zonnetje Op de markt. Tdfl Verandering van tactiek. Inleiding tot een aanval op de Ko ningsvleugel. Ph5 KM Lh6 Teel Pf8 Alle zwarte stukken stonden voor deze omgroepeering ongunstig. Pgl Lc8 Pge2 Ld7 f4 ef4? Opent de lijn voor Lb2. Pf4, Pg7 e5! Na deö dreigt d6 met kwali teitswinst. Pf5 e6! Lf4 gf4. fe6 de6 Lc6. Pd5 Ld5. Ld5 dreigt 30. e7f. enz. De7. Dc7 dreigt mat. Pd4 15 gf5 Tf5 deze T. kan niet geslagen Pfe6 worden wegens mat. Te6. De€ Dg3f Kh8 Ld4f cd4 Le6 Te6 Df2 Zwart geeft op. Aan de DammersI In onze vorige rubriek gaven wij ter oplossing probleem 1411. Stand. Zw. 7 scb. op: 11, 12, 13, 14, 21, 25, 31 en dam op 36. W. 9 scb. op: 22, 23, 24, 33, 35, 38, 39, 42. 47. Oplossing. 1. 22—18 1. 13:22 2. 23—19 2. 14 23 3. 42—37 3. 31 42 4. 33—29 4. 23 32 5. 47 27 5. 36 30 6. 35 24! Prachtig stukje partij. Toen in den volgenden stand 17. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 24. 26. 26. 27. 28. 29. 29. 30. 30. 31. 32. 32. 33. 34. 35. 36. 37. Zw. 7 scb. op: 2, 3, 10, 11, 22, 27, 30. W. 7 sch. op: 19, 26, 33, 37, 38, 39, 45. de wit6peler (D. H. Mollenkamp te Rot terdam) aan zet was, speelde bij 1913 Zwart bracht hij nu sterk in de verlei ding 38 te spelen. Want al6 wit 139 zette kon zwart door 813 en 22 13 af ruilen. Zwart speelde dan ook 38. Doch nu volgde heel fijn 3934!! Zwart moest slaan 30 28. Wit vervolgde met 2621!! Slaat zwart nu 8 19 dan volgt 21 5! Slaat zwart 27 16 wat veel beter is dan volgt 3832 (zwart 8 19) en 32 5! Lokzet. Als wit in de volgende positie Zw. 8 scb. op: 8, 11, 12, 12. 20, 22, 30, 32. W. 8 sch. op: 29, 31, 33, 36, 41, 43, 44, 45. 4540 speelt, mag zwart niet laten vol gen 3034, want dan zou wit verder sp» len 33—28 22 24 40 29 24 33 31—27 32 :21 43—38 33 42 41—37 42 31 36: 9! Ter oplossing voor deze week: Probleem 1412 van P. Broyer (Fr.) w-, Zw. 12 sch. op: 4, 7, 9, 10, 12, 13, 15, 17, 18 21 25 36 w. 12 sch. op: 23, 24, 29, 30, 33, 34, 38, 39, 40, 42, 43, 47. In onze volgende rubriek geven wij de oplossing. Oplossing der raadsels uit het vorige nummer. Voor grooteren. 1. Giet, Hoorn; Giethoorn. 2. Wat heb je een rood oor, Nellie! Last van de warmte? (Odoorn en Doorn). Heeft Tante Jo u rekensommetjes opgegeven? (Joure). Wil je wat appels, Tom? Dank u; ik heb er nog zóóveel thuis, dat u een ander er mepr plezier mee kunt doen. (Knik). Zijn Willem en Ans thuis? Ik heb voor hen enkele versnaperingen meegebracht. (Rhenen en Ingen). 3. Roodvonk. Kroon, Doorn, voorn, dok rok. 4 Dordogne. Voor kleineren. 1. Dom in o domino. 2. Een winterkoninkje vogeltje. 3. Mo n d Maastricht, hard tram haas O t t o e rw t inkt echt acht boot 4 aLm, la, lak. OM OP TE LOSSEN. Voor grooteren. 1. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een plaatsje in Overijsel. X X i X X XXXXXXXXX la. X X X X le rij een medeklinker. 2e een teekening. 3e een visch. 4e een stad in Saksen. 5e 't gevraagde woord. 6e een rivier in Frankrijk. 7e een groote stad in Frankrijk. 8e een boom. 9e een medeklinker. 2. Mijn geheel wordt met 8 letters geschreven en noemt een boom. 7, 2, 6 is een jongensnaam. 4, 2, 5, 1 is opgegeven werk. In een 1, 5, 3 wordt van allerlei ge kweekt. 7, 8, 4 is een meisjesnaam. Een 1, 5, 9, 4 is een bergplaats. Een 7, 2, 3 is een kleedingstuk. 3. Welke worst wordt niet gegeten? 'n Kleuter speelt met hem heel graag! Negen letters zijn er noodig Voor het antwoord op die vraag. 4. Verborgen dieren. Dit boek is heel anders dan ik dacht. Oom Bob is ambtenaar van den burgerlijken stand. Dezen weg noemt Oom Theodoor de vallei. Is de vlam anders grooter of kleiner van dit gaskomfoor? (2) Voor kleineren. 1. Welke dieren hebben scharen, Knippen toch geen draadje door? Als je even heel goed nadenkt, Weet je vast het antwoord, hoor! 2. Wie spreekt alle talen? 3. Mijn eerste is een voertuig, mijn tweede begroeit ir.et gras en mijn geheel een ander woord voor werk. 4. Vul de rijmwoorden in Wij wandelden door 't bosch En zaten op het Daar kwam een merel aan, Die jui6t wou zingen Wij praatten even niet. De merel zong een Wat klonk dat wonderschoon! Heel zuiver was de1 Wij houden van natuur. In 't rustig avond Geniet daar ieder van, Die werk'lijk luist'ren Foei, Beer! Je hebt gesnoept, alweer! Ja, 'k zie het aan je mondje. Dat zit vol honing! Neem toch eens Een voorbeeld aan ons hondje! Fik is veel jonger nog dan jij, Maar toch weet hij al goed, Dat hij uit Moeders speelgoedkast, Niets wegnemen, foei! moet. Voor straf moet jij maar in den hoek! Daar blijf je heel stil staan. Ook nog ik ben verschrik'lijk boos Als wij straks eten gaan. Zoo dikwijls heb ik 't al gezegd, Maar als je niet wilt h oor en, Moet jij maar eens heel flink gestraft! En 'k zal me heusch niet storen Aan tranen, want die zijn te laat. Je moest je heel erg schamen! Nee, zóó: 't gezicht juist naar den hoek. Je kijkt niet uit de ramen! Voor Moeder 's avonds gaat naar bed, Haar kini'ren toe nog dekt, Gaat zij eens kijken, of misschien De waterkraan ook lekt. Maar wat ze hoort, zijn tranen van Berouw. Ze gaat naar Beer, Vraagt dan: Heb je nu werk'lijk spijt? Gebeurt het heusch nooit weer? En Beer belooft echt beterschap. Nooit, nooit zal hij 't weer doen! Zoodat zijn Moeder hem dan ook Maar "heel gruw geeft een zoen! ANNIE 0. Moeder, zie de wolken drijven! Waar zou 't zonnetje toch blijven? Zou 't zich aan 't verstoppen zijn Achter 't dichte wolkgordijn? Ofis 't voor de wolken bang? Anders kwam het toch al lang Weer te voorschijn, denkt u niet? Wat zal 't blij zijn, als 't ons ziet! Zonnetje, kom toch terug! Moes, de zon heeft het verstaan. Kijk, daar komt zij heusch weer aan! O, wat hield ik haar graag vast. Stoute wolken, opgepast! Plaag de zon nu langer niet! Niemand is er, die 't graag ziet. Allen houden van de zon, Die zoo heerlijk siïiijnen kon In het bosch en op de hei, Aan het strand en in de wei, Toen 't vacantie was, joechée! 't Zonnetje deed altijd mee En ze heeft ons bruin verbrand, Zingend, springend, hand aan hand. CARLA HOOG. Dame, komt u eens wat koopen? 'k Heb alleen maar goede waar! Warm flanel en zijden stoffen, 'k Ben met uitstallen juist klaar. Kousen, ondergoed en knoopen, Kanten, alles vindt u hier! Zegt u maar, wat het moet wezen. Stellig koopt u met plezier! Goed voor 'n jurkje voor uw jongste? Vindt u dit soms iets voor haar? Blauw flanel met rose roosjes. Ja? Daarmee bent u dus klaar! Een alpino voor uw jongen? Dit is de beste kwaliteit. Zou u die vandaag niet koopen? Stellig hebt u morgen spijt! Mooie linten voor u zelf soms? O, wat kleuren die u goed! Werkelijk, het is een koopje, Omdat 'k gauw naar huis toe moet. Dag mevrouw! u bent tevreden, U kreeg veel voor weinig geld. En ik ben ook in mijn nopjes, Nu ik het heb nageteld. Bep K. 293. Met een roeibootje werd Langelot van den wal gehaald. De kapitein had er geen bezwaar tegen om Langelot mee te nemen naar huis, mits hij onderweg werkte, net als de andere matrozen. 294. Gedurende eenige dagen ging alles goed, temeer aaar Langelot aan alle matrozen het kunstje leerde f® d® zwabbers konden laten werken, terwijl ze kanitein sfpi t^thetK (?nnetje gingen liggen. Zelfs de I H 1J(!p de brug van het schiP naar het «rhin8^'icr°®odillus> waarna niemand meer naar net schip behoefde om te zien. Klop, klop, klop! Jan Willem, 't Lappertj' uit de buurt, Kreeg weer stukke schoenen Zooveel! toegestuurd. Moeder zegt toch immers: „Lappen doet hij goed, 't Is een baas, die best weet, Hoe hij werken moet.'' Klop, klop, klop! Jan Willem Werkt aan één stuk door. Moeder zegt: ,,'k Betaal je Straks er stellig voor Met een grooten appel!" Dol is Jan daar op. _pel! Ap peil" hoort hij Nu in zijn geklop. Fijn smaakt de belooning, 't Lappertje is blij. Vraagt dan: „Moeder, heb je Morgen weer een rij Schoenen om te lappen? 't Is mijn liefste werk! En"zegt hij nu oolijk: „Appels maken sterk!" C. E. DE LILLE HOGERWAARD. (Nadruk verboden). door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Een papegaai zat in de kooi En kon heel duid'lijk spreken. Wat konden de twee hondjes toch, Bij Lorre vergeleken? Hij krijschte soms verbazend hard, Als iemand hem verveelde, En kon niet uitstaan, dat de baas Vaak met de hondjes speelde. Mf.ar Bob en Job, die vonden heusch: Zij hadden 1' oudste reenten, Z ij waren bi] c'en baas het langst, Al wilden ze niet vechten Met Lorre, die gevangen zat, Zij, die in vrijheid leefden! Maar Lorre krijschte soms zóó hard, Dat Bob en Job je beefden. Wat zei die papegaai nu toch? Hoor! Kopje krauw! en Eten! - Ook zonder dat zou 't baasje hem Toch nooit één keer vergeten! Daar klonk het: is de koffie klaar? En Lorre ging aan 't schelden! Zei woorden, waarvan Bob en Job Nee maar! geducht ontstelden! Het tweetal kefte luid terug. Foei, jongens, i6 dat blaffen! Zei 't baasje, die het wel begreep En 't tweetal niet ging straffen. Soms was Lor kalm, tot langzaam aan Z' elkaar leerden verdragen En Bob op zeek'ren dag plots zei: Zeg, Lor, 'k moet je iets vragen: Waar kom jij eigenlijk vandaan? Uit verre, warme landen! Zei trots de papegaai. 'k Vertel Je van die vreemde stranden. De hondjes spitsten d' ooren nu En luisterden gespannen, Hoe 't daar in Afrika krioelt Van zwarte vrouw' en mannen! Ze keken Lor eerbiedig aan, Vergaven hem zijn schelden, Waarvan ze vanaf dezer: dag Niet langer meer ontstelden! Want ja, wie verre reizen doet, Die kan ook veel verbalen. Je hoort het toch aan Lorre wel: Die spreekt in alle... talen! (Nadruk verboden). (Nadruk verboden). Waar is de hengelaar?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 12