DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. OP WEG NAAR ABESSINIE. Mo. 284 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. Uit Port-Said teruggebracht als gevangene aan boord van een Italiaansch vrachtschip. Maandag 2 December 1935 137e Jaargang Zonder voedsel of bed. In de cel. Ik behoef u wel niet te zeggen, dat de sym 3$Mte*i£and Geruchten in Duitschland. Zuiveringsactie gaat steeds voort. Göbbels over de „Duitsche Pers". Waf vandaag de aandacht trekt.,. DE TOEPASSING DER SANCTIES. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon- Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.-, franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN: Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA, (Van onzen eigen correspondent.) In Port Said. Thans i s men dan los gestormd. De resul taten zijn verschillend. Hierop komen wij nader terug. Ik neem den draad van mijn ver haal weer op en ga u verder schetsen hoe het mij in Afrika verging. Onze boot komt aan in Port Said in het holst van den nacht. Het was hier dat mijn ellende een aanvang nam. Aan boord komen eenige officieren van de havenpolitie. Visita tie en controle van alle papieren. Altijd reeds was men in Poit Said zeer streng, doch het is niet te vergelijken met wat men thans eischt. Ik lag rustig in mijn cabine, plotseling komt de chief-steward mij wekken en de boodschap brengen, dat ik onmiddellijk op moest staan en verschijnen voor de heeren officieren. Niets kwaads vermoedende, kleed de ik mij ras en begaf men naar het midden schip, waar de heeren onder het genot van whiskey en sterke koffie hun plichten vol brachten. Men sprak Engelsch. Hier gewerd mij de mededeeling, dat ik niet verder kon reizen omdat het visum voor Egypte ont brak. Ik begreep er niets van. De Egyptische consul in Rome had mij nadrukkelijk verze kerd, dat zulks onnoodig was en ik rustig een week in Port Said kon blijven, indien ik slechts de moeite nam de autoriteiten er van in kennis te stellen en mede te deelen, dat ik na dien tijd door zou reizen en mijn verblijf in Egypte slechts zeer kort zou zijn. Ik bracht dit alles ook zoo naar voren, doch hetgeen ik toen reeds vermoedde, werd ook bewaarheid. Ik moest het schip verlaten en werd in het hoofdbureau van politie opgesloten, in af wachting van wat de dag zou brengen en de chief officer in dit geval zou besluiten. Daar zat ik dan, slaperig, hongerig (ik was zee ziek geweest) en op mijn verzoek om een glas v ww -y v" J 1 v* *.vvn viai vvii ivi^ water werd norsch en afwijzend beschikt. Het eenige wat men toestond was rooken, met dien verstande, bij elke sigaret die ik op stak, eischte meneer de bewaker tevens een sigaret, die ik hem gewillig verstrekte. Over macht, nietwaar? Ik had bijna zeven uren in mijn cel door gebracht toen het bevel kwam mij voor den officier te voeren. Een correct mensch, vrien delijk, de eerste die mij menschelijk behandel de op Afrikaanschen bodem. Het speet hem buitengewoon, doch een verblijf in Afrika kon mij niet toegestaan worden. De consul in Rome wist dat nog niet, doch de toestanden waren zoodanig veranderd, dat er maatrege len getroffen waren, waarvan ik een der eer ste slachtoffers was. Na lang praten en deli- bereeren kreeg ik het, tenslotte zoover, dat ik mijn intrek mocht nemen in een hotel, onder het beding dat de Hollandsche consul in Port Said zich garant stelde voor mijn doen en laten. Verder had ik er voor te zorgen, dat binnen enkele dagen een belangrijk be drag als cautie gestort zou worden, indien ik door wilde reizen. De horizon klaarde weer voor mij op en onmiddellijk werden de noodige schreden gedaan om dit te bewerk stelligen. Telegrammen werden verzonden en ik ging in volle gemoedsrust naar The Sai- lor's Society, het hotel waar ik mijn dagen zou doorbrengen. Intusschen ging ik op onderzoekingstoch ten uit, waarbij ik ervaren kon, dat, zooals velen zullen weten, Port Said een stad is waar het Oosten en Westen elkaar ontmoe ten. Welk een tegenstellingen! Het wemelde in de stad van Engelsche matrozen. In de ha ven lagen enkele kruisers, die grimmig den toegang tot het Suez-kanaal bewaakten. Aan den anderen oever bezocht ik Port-Fuad, waar de directie van de Suez Kanaal Maat schappij gevestigd is. Hier kreeg ik te hooren dat 180.000 Italiaansche soldaten het Suez- kanaal gepasseerd weren en ettelijke schepen met materiaal. Hoeveel soldaten terug kwa men kon men mij niet met zekerheid zeggen, doch zeker iedere aand 5000. Ziek geworden in het tropenland. Er was toentertijd nog geen oorlog uitgebroken. Verder doet het wat komisch aan te weten, dat Engeland er niet zoo spoedig toe over zal gaan het kanaal re sluiten, omdat het grootste gedeelte van het kapitaal van deze Fransche Maatschappij in Engelsche handen is en de profijten yan het drukke transport in Engelsche handen ko men. Hier gaat niets op rekening, alles moet vooruit betaald worden! Er werd hier in Port Said druk gediscus sieerd over het feit, of de oorlog zou uitbre ken. Op alle hotel-terrassen zaten vele Ita lianen, Engelschen en Egyptische „heeren (doodgewone Egyptische stervelingen wagen zich daar niet, want ze worden met den nek aangezien, waardoor ze zich liever in hun eigen stadsdeel ophouden) en zeer druk wer den de kansen besproken van Italië en Abes- sinië. pathie onverdeeld-aan den kant van Abessi- nie was voor zoover het de Egyptenaren be trof; de Italianen daarentegen uitten zich op de gebruikelijke wijze over de onoverwin nelijke kracht van hun vaderland, dat spoedig zou laten zien waartoe het in staat was. Naar Italië teruggezonden. Na verloop van 3 dagen werd ik nogmaals ontboden op het politiebureau. De mededee ling volgde, dat, indien ik niet binnen 3 da gen de beschikking had over het benoodigde bedrag, ik teruggezonden zou worden naar Italië. De schrik sloeg mij om het hart. Niet omdat ik Italië zoo schrikaanjagend vond (toen nog niet), maar omdat hiermede al mijn plannen in duigen zouden vallen. Nogmaals zond ik een telegram weg, dringender ge steld en ik wachtte in angstige spanning af. Na 2 dagen werd ik des morgens vroeg in het hotel gewekt door een barschen Egypte naar in het sierlijke kleed der plaatselijke politie, die mij mededeelde, dat ik me gereed moest maken binnen enkele uren te vertrek ken met een Italiaansche vrachtboot, die in de haven lag. Ik begreep er niets van. Mijn laatste telegram was twee dagen onderweg en antwoord kon ik daarop nog niet hebben. Ik begaf me met grooten spoed naar het bu reau van politie en wendde me opnieuw tot den chief-officer. Er was echter niets aan te doen; men waarschuwde mij zelfs, niets te ondernemen wat de plannen der politie zou dwarsboomen, de gevolgen konden dan zeer lastig voor mij worden. Wat moest ik doen? Ook de Hollandsche consul, een gemoedelijk Fransch heertje, die geen woord Hollandsch verstond en ook de Hollandsche begrippen niet kende, zette ms in zijn vloeiend Fransch uiteen, dat hij er niets aan kon doen. Hij had zich eenvoudig te schikken naar de eischen der politie. Niet tegenstaande dit alles peinsde ik op middelen om te ontkomen. Wat moest ik in Italië aanvangen? Dat was de mijl-op-zeven, daar voelde ik geen cent voor. Ik besloot ten langen leste me te begeven in het Arabische stadsgedeelte en te trachten onopgemerkt te blijven in het druk ke gewoel van dit deel, totdat het schip ver trokken was. Eén dag uitstel en ik was gered. Helaas, de voorzienigheid was niet met mij. Men had naar het hotel getelefoneerd, erva ren dat ik verdwenen was en ging zoeken. Men vond mij ookIk kon er niets aan doen, slechts kalm optreden en zeer bedaard blijven; ik zag wel in dat ik aan de situatie niets veranderen kan. Een agent wijkt niet van mijn zijde en binnen een half uur was ik met de politie-barkas op weg naar het schip. Daar gekomen zag ik een smerige oude Italiaansche vrachtboot. De 1ste officier „verwelkomde" mij met een vloed van eenige Italiaansche volzinnen, begeleid met de on vermijdelijke gebaren. Het eenige wat ik er uit kon opmaken was, dat men op mijn aan wezigheid niet gesteld was en ik werd inclu sief politiedienaar teruggezonden naar het hoofdbureau. De agent der scheepvaartmaat schappij werd er bij gesleept, er ontspon zich een geanimeerde discussie in Arabisch en Italiaansch, waarvan ik geen woord verstaan heb. Ik had nog slechts één hoop. Namelijk, dat die bevelvoerende scheepsofficier het inder daad zoo ver zou brengen mij te weigeren, hetgeen voor mij de redding beteekende. liet lukte niet. Ik werd weer naar boord gesleept en zelfs de officier moest toelaten, dat ik het schip betrad. Volgens de politie-autoriteiten zou ik naar Napels teruggebracht worden, zoodat ik den consul verzocht het noodige te doen, opdat ik bij aankomst in Napels verdere stappen kon ondernemen. Ik ging terug als tusschen- dekspassagier, of wel als een soort landver huizer. Hoewel dit voor 3 dagen ook geen aardigheid is (men krijgt geen voedsel en heeft geen bed, was ik ermede verzoend om dat het moest. Maar eerst naar Griekenland. Nauwelijks afgevaren zijnde vernam ik van één der matrozen, die goed Duitsch sprak, dat men niet naar Italië, maar naar Griekenland stoomde en eerst na 8 dagen in Bari aankwam. De eerste Italiaansche haven Vandaar vertrok men via Brindisi, Venetië en Fiume naar Triest, waar het schip thuis be hoorde en men zou beslist niet in Napels ko men. De reis zou 2 weken duren. Dat was me te veel! Op staanden voet ging ik naar den kapitein en lsten officier en ben tegen deze heeren te keer gegaan. Ze lieten zich niet onbetuigd, maar hunne Ita liaansche gevoelens voerden den boventoon. Ik was niets, bleef niets, nog minder dan 'n stuk vrachtgoed, wat men ten minste nog een plaats geeft. Als uiterste gunst kon ik mee- eten in de matrozen-menage als er iets over W1<unt u zich begrijpen dat ik min of meer riidig gestemd was? Het geval kwam de ma trozen ter oore. Hulde aan deze zee-lieden! Zij bleken over meer menschelijk gevoel te beschikken dan hunne superieuren; zij ver strekten mij een plaats in hun matrozen logies en verschaften mij hunne ménage. En ze be taalden ervoor. Ik moet het helaas melden, het was het eenige goede dat ik verder van de Italianen beleefd heb. De reis was eentonig en verve lend, ik zal u dus niet schilderen hoe ik mijn dagen en nachten doorbracht, in gepeinzen verzonken. Mijn hoop was gevestigd op Bari (Zuid-Oost-Italië). Eindelijk in Bari. Na 8 dagen kwamen we hier dan aan. Ik had me reeds gereed gemaakt „af te monste ren". Nu komt de Pubblico Sicurezza. Een fraaie instelling. De geheime politie, die er voor te zorgen heeft, dat in het land alles gaat zooals de autoriteiten dat wenschen. Zonder uitzondering jonge kerels, hoogstens 20 en 21 jaar, het onvermijdelijke snorretje, allen in civiel, met een revolver op hun buik. Handboeien los in den zak. Het schip was nog niet in de haven of ik werd alweer ge roepen om te verschijnen voor de hooge en al mogende heeren. Men deelde mij mede, dat ik in Italië niet aan land mocht gaan in een stad, waar geen consul was. Dat beteekende, dat ik tot het bittere einde moest mee-varen, n.1. Triest. Dat is de eenige stad waar een consul is op deze route. Opgesloten in de cabine. Dat was echter nog niet alles. Ik werd, zoolang het schip gemeerd lag, opgesloten in een cabine, de eenige cabine die voor pas sagiers bestemd was. Ik i n de cabine, de po litie er v o o r. Men kwam om het uur kijken of ik niets uitvoerde. Eten en zoo kreeg ik in dien tijd niet. Zoo lagen wij bijna 30 uur in Venetië en ia dien tusschentijd zag of hoorde ik niets anders dan de politie. Weer terug in het matrozenlogies bemerkte ik, dat men mijn bagage omgewoeld had. Mijn schetsen waren verdwenen, alsmede eenige stuks copy. Op mijn vraag, wat dat nu eigenlijk te beteekenen had, haalde men de schouders op en kreeg ik te hooren: „Niente, signor, niente!" Ik ging knap te keer tegen de heeren, zonder eenig resultaat echter. De matrozen waren de eenigen die me assisteer den, voor zoover ze dit konden. Ik ging in de volgende havens in hechtenis met mijn zak ken vol met brood, fruit en kaas, plus siga retten, om het uit te kunnen houden. In Triest. Nog steeds bewaakt! Eindelijk! Triest! Nu was dan toch aan mijn lijden een einde gekomen. Hier was im mers een Hollandsche consul. Die moest en zou mij helpen. Den agent, die aan boord kwam, stelde ik op de hoogte (ik had intus schen vrij wat Italiaansch opgestoken van mijne „collega's") en het antwoord was „af wachten". Men doet geen stap zonder Rome. De consul zou op de hoogte gesteld worden. De kapitein vertelde met dat het schip 5 da gen in Triest zou blijven liggen, ik behoefde dus niet bevreesd te zijn. Hier zou alles be slist in het reine komen. Ik oefende geduld. Eerste dag. Tweede dag. De agenten wisselden elkander af. Des nachts sliepen ze in mijn cabine. De agent in het bed, ik op den grond. Ik zat dus steeds in de cabine en werd zelfs niet „gelucht". De koks waren niet langer aan boord, eten was er dus niet en indien de agenten mij niet van tijd tot tijd wat brood hadden verstrekt, was er heeleaal geen fourage geweest. Tenslotte begon het mij te verdrieten. Ik trachtte den agent te bewegen mij toe te staan aan land te gaan, met hem naar den consul te gaan om maatregelen te treffen opdat ik weg kon komen. Ging niet. Ten einde raad nam ik een matroos in den arm. Door het raampje van de cabine overhandigde ik mijn vertrouwens man een briefje, waarin ik den consul ver zocht zich mijn lot aan te trekken. Ik kreeg het antwoord dat zulks inderdaad geschied de. Op den dag dat het schip zou vertrekken, zou ik aan land gezet worden en zou de con sul voor mij zorgen. Hoewel het niet veel was, er was toch weer eenige hoop! De vijfde dag kwam, het was Zondag; het schip zou des middags weer vertrekken op een reis naar de Zwarte Zee. Het vertrekuur naderde. De politieman wist van niets. Ik ook niet. E>och eindelijk gebeur de er toch iets. Ik werd uit mijn cabine ge laten en mocht aan dek komen. Bij de valreep stonden 4 carabinieri om te zorgen dat ik niet weg kon komen. Ook op den wal stonden vele soldaten, (die heeft men daar toch in overvloed). Aan wegkomen was niet te dien ken. Ik ben te keer gegaan als een dolleman. Toonde hun het antwoord van den consul; men begreep het zeer goed, had echter geen opdracht, ergo: ik moest aan boord blijven. Het speet de heeren zeer, ze konden er echter niets aan doen. En daar gingen we weer. Er zijn in den laatsten tijd te Berlijn tal rijke geruchten omtrent personen in omloop, waarmee men zeer voorzichtig moet zijn. Wie in verband daarmee gaat spreken van een „zuiveringsactie", zegt iets wat op elk wille keurig oogenblik altijd tot zekere grens waar is, in zoover de N.S.D.A.P. reeds voordat zij aan.de macht kwam voortdurend in een soort zuiveringsproces heeft verkeert, dat er steeds is gereorganiseerd, dat er steeds „Auslehse" heeft plaats gehad, dat er ook steeds werd gecontroleerd en gerevideerd en daarbij slachtoffers zijn gevallen. Men denke aan de gebroeders Strasser en vele anderen. Nadat de partij de staatsmacht in handen heeft ge kregen, is dit procédé verder gegaan en er heeft vorig jaar een „zuivering" plaats ge had, welke zoo radicaal was, dat zij als een wereldsensatie kon worden beschouwd. Het gevaar, dat in het gebruik van het woord „zuiveringsactie" op dit oogenblik is gele gen, is dit, dat het de associatie aan weer iets'zeer radicaals kan wekken, terwijl er in werkelijkheid geen teekenen zijn, welke zoo iets met grond doen verwachten. E>it neemt niet weg, dat alle overheidsinstanties en se- mi-officieele instanties, alle instanties ook van de partij en haar nevenorganisaties door loopend of met intervallen worden gecontro leerd ten opzichte van het gebruik der hun toegestane gelden. Zij moeten op gezette tij den, of wellicht op onregelmatige tijden, re kening en verantwoording afleggen. Zijn wij goed ingelicht, dan is op het oogenblik zulk een onderzoek aan den gang, en dat zulks in een bepaald geval tot een arrestatie wegens verduistering heeft geleid, is reeds gemeld, althans in de buitenlandsche pers. Ook de financieele gestie van de Rijksradio Maatschappij is onder zocht en men vertelt, dat in ver band daarmee eenige persoonlijkhe den zouden zijn gecompromitteerd van wie men met zekerheid voors hands alleen kan opmerken, dat zij tot dusver nog op hun post zijn ge bleven. Zoolang verder vaststaat, dat de eerste adjudant van den leider, Brückner, ziek is, kan het niet als iets bijzonders worden be schouwd, dat de tweede adjudant, S.S.-briga- decommandant Schaub, hem vervangt. Dit zou eerst opmerkelijk kunnen worden als Brückner ten volle zou zijn hersteld, hetgeen, gelijk gezegd, nog niet het geval is. Betrekkelijk reeds oud zijn de geruchten volgens welke ook al in verband met kwes ties omtrent financieel beheer, de heer Kube, de gouwleider van Brandenburg, in zijn po sitie zou zijn bedreigd. Wij hebben daarvan geen melding gemaakt en thans mag op grond van verschillende feiten wel als vast staand worden aangenomen, dat deze ge ruchten van grond ontbloot zijn geweest. Men weet, dat dr. Rust, de rijksminister van opvoeding en onderwijs, tweemaal door dr. Sauerbruch is geopereerd. Zijn lange af wezigheid heeft in sommige kringen aanlei ding gegeven tot overwegingen over een eventueele vervanging, maar deze overwegin gen schijnen, zoolang de officieele berichten zijn spoedige genezing voorspellen, voorba rig- Critiek of geen critiek? Rijksminister dr. Göbbels heeft op het Rijksperscongres te Keulen een rede gehou den over de Duitsche pers. Hij zeide, dat men, nu de overgangs moei lijkheden zijn overwonnen, in het algemeen kan zeggen, dat de Duitsche pers een Duit sch uiterlijk heeft. Het is gebleken, dat da pers opgewassen is tegen de taken, die haar in het afgeloopen jaar werden gesteld. Dr. Göbbels bracht daarvoor openlijk dank over aan rijkskanselier Hitier en de rijksre- geering. Hij zeide verder, dat ook de laatste res ten van de belangenpolitiek in de pers wa ren verdwenen. De journalistiek is een deel van den nationaal-socialistischen staat en moet zich niet richten naar de burocratie van den ouden staat, maar naar de vitali teit van den nieuwen. Dan heeft Duitsch land inderdaad de modernste pers ter we reld en dan kan men met voldoening en trots zeggen, dat ten aanzien van de pers het nationaal-socialistische partijpogram verwezenlijkt is. Ook in het buitenland, aldus Göbbels, begint men langzamerhand in te zien, dat men zich de weelde van onbeperkte mee- ningsvrijheid niet meer kan permitteeren. Een volk kan slechts werken, indien het ver vuld is van een innerlijk geloof. Het is een misdaad jegens het volk, wanneer men dit geloof verwoest. Wat beteekent dan vrij heid der meening en vrijheid van den geest? Wanneer en waar heeft vroeger het recht van vrije meeningsuitng bestaan? De re dacteur zag zich altijd in dienst van een bepaalde politieke groep of van een groep van bankiers of ondernemers. Wat is nu voor een redacteur fatsoenlijker en gemak kelijker: zijn meening te uiten in dienst van een bepaalde groep belanghebbenden of in dienst van de geheele natie en het geheele yolk? Göbbels over de Duitsche pers. (Buitenland). Spionnage voor Estland? (Buiten land). Geruchten over een zuiveringsac tie in Duitschland. (Buitenland). Tumult in den Stadsschouwburg in Amsterdam tijdens de orvoering van „De Beul". (Binnenland). 15.000 gestolen in het stations gebouw te Leeuwarden. (Binnen land). Hedennacht i6 een auto met 4 in zittenden in de Zuid-\^illemsvaart geredenalle passagiers verdronken. (Binnenland). De 25e partij EuweAljechin af gebroken in een voor Aljechin ho- peloozen toestand. (Sport). Wederom een schip gestrand bij Egmond; de opvarenden gered. (Stad en Omgeving). De doelverdediger van Alcmaria, Joh. Rampeft, is gistermiddag bij een botsing tijdens den wedstrijd Alc maria—Vriendenschaar ernstig ge wond. (Stad). (Zie verder eventueel laatste berichten.) Göbbels. Sprekende over de kunstkritiek zeide de minister, dat deze haar eigenlijke taak nog niet voldoende heeft begrepen. Ook voor de kunstkritiek moeten er bepaalde wetten zijn Zij heeft niet het recht, een artistieke pres tatie, die niet in haar smaak valt, te doo- den. Zij mag haar taak niet zien in de syste matische ontmoediging van het jonge talent doch veeleer moet zij dat talent bemoedigen. Göbbels zeide verder, dat men niet meer moet praten over de uniformiteit der Duit sche pers, want de Duitsche pers is niet eentonig. De minister keerde zich vervolgens tegen de bewering, als zou de Duitsche pers in 't buitenland raadgevingen verstrekken. „Wij willen geen advies geven aldus de minis ter maar evenzeer zullen wij ons er te gen verzetten, dat men ons onder voogdij wil stellen. Wij willen ten aanzien van het buitenland de grootst mogelijke reserve in- achtnemen en wij willen de buitenlandsche aangelegenheden ook niet uit het oogpunt der verhoudigen in het Derde Rijk. Het bui tenland is niet nationaal-socialistisch. Het is geen fraze, wanneer wij zeggen dat het natonaal-socialisme geen exportartikel is. Indien het aan ons lag, zou er patent op worden verleend. Moeilijkheden in Marokko. De economische en financiëele experts der sanctieconferentie hebben kennis genomen van de mededeelingen, door verschillende regeeringen gedaan over de toepassing der sanctiemaatregelen. Ook was een nota der Zwitsersche regeering binnengekomen, waar in de door Zwitserland getroffen maatrege len worden uiteengezet. De experts hebben vastgesteld, dat de sancties in bijna alle koloniën, protectoraten en mandaatgebieden der leden van den Vol kenbond in practijk worden gebracht. Be paalde moeilijkheden bestaan nog slechts ten aanzien van Marokko, dat verdeeld is in een Fransche, een Spaansche en een inter nationale zone. De experts hebben er zich voorts voor uit gesproken, dat de president der conferentie zich zal wenden tot bepaalde niet leden van den Volkenbond, die tot dusverre niet of ficiéél zijn ingelicht. Daarbij is in het bij zonder aan de Philippijnen gedacht. De deskundigen zullen op 10 December weer bijeenkomen om hun rapport uit te werken voor de op 12 December beginnend'' zitting der commissie van achttien.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 1