DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
OP WEG NAAR ABESSINIE.
Mo. 284 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK.
Uit Port-Said teruggebracht als gevangene
aan boord van een Italiaansch vrachtschip.
Maandag 2 December 1935
137e Jaargang
Zonder voedsel of bed.
In de cel.
Ik behoef u wel niet te zeggen, dat de sym
3$Mte*i£and
Geruchten in Duitschland.
Zuiveringsactie gaat steeds
voort.
Göbbels over de
„Duitsche Pers".
Waf vandaag de
aandacht trekt.,.
DE TOEPASSING DER SANCTIES.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon-
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.-,
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN:
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA,
(Van onzen eigen correspondent.)
In Port Said.
Thans i s men dan los gestormd. De resul
taten zijn verschillend. Hierop komen wij
nader terug. Ik neem den draad van mijn ver
haal weer op en ga u verder schetsen hoe het
mij in Afrika verging.
Onze boot komt aan in Port Said in het
holst van den nacht. Het was hier dat mijn
ellende een aanvang nam. Aan boord komen
eenige officieren van de havenpolitie. Visita
tie en controle van alle papieren. Altijd reeds
was men in Poit Said zeer streng, doch het
is niet te vergelijken met wat men thans
eischt. Ik lag rustig in mijn cabine, plotseling
komt de chief-steward mij wekken en de
boodschap brengen, dat ik onmiddellijk op
moest staan en verschijnen voor de heeren
officieren. Niets kwaads vermoedende, kleed
de ik mij ras en begaf men naar het midden
schip, waar de heeren onder het genot van
whiskey en sterke koffie hun plichten vol
brachten. Men sprak Engelsch. Hier gewerd
mij de mededeeling, dat ik niet verder kon
reizen omdat het visum voor Egypte ont
brak.
Ik begreep er niets van. De Egyptische
consul in Rome had mij nadrukkelijk verze
kerd, dat zulks onnoodig was en ik rustig
een week in Port Said kon blijven, indien ik
slechts de moeite nam de autoriteiten er van
in kennis te stellen en mede te deelen, dat ik
na dien tijd door zou reizen en mijn verblijf
in Egypte slechts zeer kort zou zijn. Ik bracht
dit alles ook zoo naar voren, doch hetgeen ik
toen reeds vermoedde, werd ook bewaarheid.
Ik moest het schip verlaten en werd in het
hoofdbureau van politie opgesloten, in af
wachting van wat de dag zou brengen en de
chief officer in dit geval zou besluiten. Daar
zat ik dan, slaperig, hongerig (ik was zee
ziek geweest) en op mijn verzoek om een glas
v ww -y v" J 1 v* *.vvn viai vvii ivi^
water werd norsch en afwijzend beschikt.
Het eenige wat men toestond was rooken,
met dien verstande, bij elke sigaret die ik op
stak, eischte meneer de bewaker tevens een
sigaret, die ik hem gewillig verstrekte. Over
macht, nietwaar?
Ik had bijna zeven uren in mijn cel door
gebracht toen het bevel kwam mij voor den
officier te voeren. Een correct mensch, vrien
delijk, de eerste die mij menschelijk behandel
de op Afrikaanschen bodem. Het speet hem
buitengewoon, doch een verblijf in Afrika
kon mij niet toegestaan worden. De consul in
Rome wist dat nog niet, doch de toestanden
waren zoodanig veranderd, dat er maatrege
len getroffen waren, waarvan ik een der eer
ste slachtoffers was. Na lang praten en deli-
bereeren kreeg ik het, tenslotte zoover, dat ik
mijn intrek mocht nemen in een hotel, onder
het beding dat de Hollandsche consul in
Port Said zich garant stelde voor mijn doen
en laten. Verder had ik er voor te zorgen,
dat binnen enkele dagen een belangrijk be
drag als cautie gestort zou worden, indien
ik door wilde reizen. De horizon klaarde
weer voor mij op en onmiddellijk werden de
noodige schreden gedaan om dit te bewerk
stelligen. Telegrammen werden verzonden en
ik ging in volle gemoedsrust naar The Sai-
lor's Society, het hotel waar ik mijn dagen
zou doorbrengen.
Intusschen ging ik op onderzoekingstoch
ten uit, waarbij ik ervaren kon, dat, zooals
velen zullen weten, Port Said een stad is
waar het Oosten en Westen elkaar ontmoe
ten. Welk een tegenstellingen! Het wemelde
in de stad van Engelsche matrozen. In de ha
ven lagen enkele kruisers, die grimmig den
toegang tot het Suez-kanaal bewaakten. Aan
den anderen oever bezocht ik Port-Fuad,
waar de directie van de Suez Kanaal Maat
schappij gevestigd is. Hier kreeg ik te hooren
dat 180.000 Italiaansche soldaten het Suez-
kanaal gepasseerd weren en ettelijke schepen
met materiaal. Hoeveel soldaten terug kwa
men kon men mij niet met zekerheid zeggen,
doch zeker iedere aand 5000. Ziek geworden
in het tropenland. Er was toentertijd nog
geen oorlog uitgebroken. Verder doet het wat
komisch aan te weten, dat Engeland er niet
zoo spoedig toe over zal gaan het kanaal re
sluiten, omdat het grootste gedeelte van het
kapitaal van deze Fransche Maatschappij in
Engelsche handen is en de profijten yan het
drukke transport in Engelsche handen ko
men. Hier gaat niets op rekening, alles moet
vooruit betaald worden!
Er werd hier in Port Said druk gediscus
sieerd over het feit, of de oorlog zou uitbre
ken. Op alle hotel-terrassen zaten vele Ita
lianen, Engelschen en Egyptische „heeren
(doodgewone Egyptische stervelingen wagen
zich daar niet, want ze worden met den nek
aangezien, waardoor ze zich liever in hun
eigen stadsdeel ophouden) en zeer druk wer
den de kansen besproken van Italië en Abes-
sinië.
pathie onverdeeld-aan den kant van Abessi-
nie was voor zoover het de Egyptenaren be
trof; de Italianen daarentegen uitten zich
op de gebruikelijke wijze over de onoverwin
nelijke kracht van hun vaderland, dat spoedig
zou laten zien waartoe het in staat was.
Naar Italië teruggezonden.
Na verloop van 3 dagen werd ik nogmaals
ontboden op het politiebureau. De mededee
ling volgde, dat, indien ik niet binnen 3 da
gen de beschikking had over het benoodigde
bedrag, ik teruggezonden zou worden naar
Italië. De schrik sloeg mij om het hart. Niet
omdat ik Italië zoo schrikaanjagend vond
(toen nog niet), maar omdat hiermede al mijn
plannen in duigen zouden vallen. Nogmaals
zond ik een telegram weg, dringender ge
steld en ik wachtte in angstige spanning af.
Na 2 dagen werd ik des morgens vroeg in
het hotel gewekt door een barschen Egypte
naar in het sierlijke kleed der plaatselijke
politie, die mij mededeelde, dat ik me gereed
moest maken binnen enkele uren te vertrek
ken met een Italiaansche vrachtboot, die in
de haven lag. Ik begreep er niets van. Mijn
laatste telegram was twee dagen onderweg
en antwoord kon ik daarop nog niet hebben.
Ik begaf me met grooten spoed naar het bu
reau van politie en wendde me opnieuw tot
den chief-officer. Er was echter niets aan te
doen; men waarschuwde mij zelfs, niets te
ondernemen wat de plannen der politie zou
dwarsboomen, de gevolgen konden dan zeer
lastig voor mij worden.
Wat moest ik doen? Ook de Hollandsche
consul, een gemoedelijk Fransch heertje, die
geen woord Hollandsch verstond en ook de
Hollandsche begrippen niet kende, zette ms
in zijn vloeiend Fransch uiteen, dat hij er
niets aan kon doen. Hij had zich eenvoudig
te schikken naar de eischen der politie. Niet
tegenstaande dit alles peinsde ik op middelen
om te ontkomen.
Wat moest ik in Italië aanvangen? Dat
was de mijl-op-zeven, daar voelde ik geen
cent voor. Ik besloot ten langen leste me te
begeven in het Arabische stadsgedeelte en te
trachten onopgemerkt te blijven in het druk
ke gewoel van dit deel, totdat het schip ver
trokken was. Eén dag uitstel en ik was gered.
Helaas, de voorzienigheid was niet met mij.
Men had naar het hotel getelefoneerd, erva
ren dat ik verdwenen was en ging zoeken.
Men vond mij ookIk kon er niets aan
doen, slechts kalm optreden en zeer bedaard
blijven; ik zag wel in dat ik aan de situatie
niets veranderen kan. Een agent wijkt niet
van mijn zijde en binnen een half uur was ik
met de politie-barkas op weg naar het schip.
Daar gekomen zag ik een smerige oude
Italiaansche vrachtboot. De 1ste officier
„verwelkomde" mij met een vloed van eenige
Italiaansche volzinnen, begeleid met de on
vermijdelijke gebaren. Het eenige wat ik er
uit kon opmaken was, dat men op mijn aan
wezigheid niet gesteld was en ik werd inclu
sief politiedienaar teruggezonden naar het
hoofdbureau. De agent der scheepvaartmaat
schappij werd er bij gesleept, er ontspon zich
een geanimeerde discussie in Arabisch en
Italiaansch, waarvan ik geen woord verstaan
heb.
Ik had nog slechts één hoop. Namelijk, dat
die bevelvoerende scheepsofficier het inder
daad zoo ver zou brengen mij te weigeren,
hetgeen voor mij de redding beteekende. liet
lukte niet. Ik werd weer naar boord gesleept
en zelfs de officier moest toelaten, dat ik het
schip betrad.
Volgens de politie-autoriteiten zou ik naar
Napels teruggebracht worden, zoodat ik den
consul verzocht het noodige te doen, opdat
ik bij aankomst in Napels verdere stappen
kon ondernemen. Ik ging terug als tusschen-
dekspassagier, of wel als een soort landver
huizer. Hoewel dit voor 3 dagen ook geen
aardigheid is (men krijgt geen voedsel en
heeft geen bed, was ik ermede verzoend om
dat het moest.
Maar eerst naar Griekenland.
Nauwelijks afgevaren zijnde vernam ik
van één der matrozen, die goed Duitsch
sprak, dat men niet naar Italië, maar naar
Griekenland stoomde en eerst na 8 dagen in
Bari aankwam. De eerste Italiaansche haven
Vandaar vertrok men via Brindisi, Venetië en
Fiume naar Triest, waar het schip thuis be
hoorde en men zou beslist niet in Napels ko
men. De reis zou 2 weken duren.
Dat was me te veel! Op staanden voet
ging ik naar den kapitein en lsten officier en
ben tegen deze heeren te keer gegaan. Ze
lieten zich niet onbetuigd, maar hunne Ita
liaansche gevoelens voerden den boventoon.
Ik was niets, bleef niets, nog minder dan 'n
stuk vrachtgoed, wat men ten minste nog een
plaats geeft. Als uiterste gunst kon ik mee-
eten in de matrozen-menage als er iets over
W1<unt u zich begrijpen dat ik min of meer
riidig gestemd was? Het geval kwam de ma
trozen ter oore. Hulde aan deze zee-lieden!
Zij bleken over meer menschelijk gevoel te
beschikken dan hunne superieuren; zij ver
strekten mij een plaats in hun matrozen logies
en verschaften mij hunne ménage. En ze be
taalden ervoor.
Ik moet het helaas melden, het was het
eenige goede dat ik verder van de Italianen
beleefd heb. De reis was eentonig en verve
lend, ik zal u dus niet schilderen hoe ik mijn
dagen en nachten doorbracht, in gepeinzen
verzonken. Mijn hoop was gevestigd op Bari
(Zuid-Oost-Italië).
Eindelijk in Bari.
Na 8 dagen kwamen we hier dan aan. Ik
had me reeds gereed gemaakt „af te monste
ren". Nu komt de Pubblico Sicurezza. Een
fraaie instelling. De geheime politie, die er
voor te zorgen heeft, dat in het land alles
gaat zooals de autoriteiten dat wenschen.
Zonder uitzondering jonge kerels, hoogstens
20 en 21 jaar, het onvermijdelijke snorretje,
allen in civiel, met een revolver op hun buik.
Handboeien los in den zak. Het schip was
nog niet in de haven of ik werd alweer ge
roepen om te verschijnen voor de hooge en al
mogende heeren. Men deelde mij mede, dat
ik in Italië niet aan land mocht gaan in een
stad, waar geen consul was. Dat beteekende,
dat ik tot het bittere einde moest mee-varen,
n.1. Triest. Dat is de eenige stad waar een
consul is op deze route.
Opgesloten in de cabine.
Dat was echter nog niet alles. Ik werd,
zoolang het schip gemeerd lag, opgesloten
in een cabine, de eenige cabine die voor pas
sagiers bestemd was. Ik i n de cabine, de po
litie er v o o r. Men kwam om het uur kijken
of ik niets uitvoerde. Eten en zoo kreeg ik
in dien tijd niet. Zoo lagen wij bijna 30 uur
in Venetië en ia dien tusschentijd zag of
hoorde ik niets anders dan de politie. Weer
terug in het matrozenlogies bemerkte ik, dat
men mijn bagage omgewoeld had. Mijn
schetsen waren verdwenen, alsmede eenige
stuks copy. Op mijn vraag, wat dat nu
eigenlijk te beteekenen had, haalde men de
schouders op en kreeg ik te hooren: „Niente,
signor, niente!" Ik ging knap te keer tegen
de heeren, zonder eenig resultaat echter. De
matrozen waren de eenigen die me assisteer
den, voor zoover ze dit konden. Ik ging in de
volgende havens in hechtenis met mijn zak
ken vol met brood, fruit en kaas, plus siga
retten, om het uit te kunnen houden.
In Triest. Nog steeds bewaakt!
Eindelijk! Triest! Nu was dan toch aan
mijn lijden een einde gekomen. Hier was im
mers een Hollandsche consul. Die moest en
zou mij helpen. Den agent, die aan boord
kwam, stelde ik op de hoogte (ik had intus
schen vrij wat Italiaansch opgestoken van
mijne „collega's") en het antwoord was „af
wachten". Men doet geen stap zonder Rome.
De consul zou op de hoogte gesteld worden.
De kapitein vertelde met dat het schip 5 da
gen in Triest zou blijven liggen, ik behoefde
dus niet bevreesd te zijn. Hier zou alles be
slist in het reine komen.
Ik oefende geduld. Eerste dag. Tweede
dag. De agenten wisselden elkander af. Des
nachts sliepen ze in mijn cabine. De agent
in het bed, ik op den grond. Ik zat dus steeds
in de cabine en werd zelfs niet „gelucht". De
koks waren niet langer aan boord, eten was
er dus niet en indien de agenten mij niet van
tijd tot tijd wat brood hadden verstrekt, was
er heeleaal geen fourage geweest. Tenslotte
begon het mij te verdrieten. Ik trachtte den
agent te bewegen mij toe te staan aan land
te gaan, met hem naar den consul te gaan
om maatregelen te treffen opdat ik weg kon
komen. Ging niet. Ten einde raad nam ik een
matroos in den arm. Door het raampje van
de cabine overhandigde ik mijn vertrouwens
man een briefje, waarin ik den consul ver
zocht zich mijn lot aan te trekken. Ik kreeg
het antwoord dat zulks inderdaad geschied
de. Op den dag dat het schip zou vertrekken,
zou ik aan land gezet worden en zou de con
sul voor mij zorgen.
Hoewel het niet veel was, er was toch weer
eenige hoop! De vijfde dag kwam, het was
Zondag; het schip zou des middags weer
vertrekken op een reis naar de Zwarte Zee.
Het vertrekuur naderde. De politieman wist
van niets. Ik ook niet. E>och eindelijk gebeur
de er toch iets. Ik werd uit mijn cabine ge
laten en mocht aan dek komen. Bij de valreep
stonden 4 carabinieri om te zorgen dat ik
niet weg kon komen. Ook op den wal stonden
vele soldaten, (die heeft men daar toch in
overvloed). Aan wegkomen was niet te dien
ken. Ik ben te keer gegaan als een dolleman.
Toonde hun het antwoord van den consul;
men begreep het zeer goed, had echter geen
opdracht, ergo: ik moest aan boord blijven.
Het speet de heeren zeer, ze konden er echter
niets aan doen.
En daar gingen we weer.
Er zijn in den laatsten tijd te Berlijn tal
rijke geruchten omtrent personen in omloop,
waarmee men zeer voorzichtig moet zijn. Wie
in verband daarmee gaat spreken van een
„zuiveringsactie", zegt iets wat op elk wille
keurig oogenblik altijd tot zekere grens waar
is, in zoover de N.S.D.A.P. reeds voordat zij
aan.de macht kwam voortdurend in een soort
zuiveringsproces heeft verkeert, dat er steeds
is gereorganiseerd, dat er steeds „Auslehse"
heeft plaats gehad, dat er ook steeds werd
gecontroleerd en gerevideerd en daarbij
slachtoffers zijn gevallen. Men denke aan de
gebroeders Strasser en vele anderen. Nadat
de partij de staatsmacht in handen heeft ge
kregen, is dit procédé verder gegaan en er
heeft vorig jaar een „zuivering" plaats ge
had, welke zoo radicaal was, dat zij als een
wereldsensatie kon worden beschouwd. Het
gevaar, dat in het gebruik van het woord
„zuiveringsactie" op dit oogenblik is gele
gen, is dit, dat het de associatie aan weer
iets'zeer radicaals kan wekken, terwijl er in
werkelijkheid geen teekenen zijn, welke zoo
iets met grond doen verwachten. E>it neemt
niet weg, dat alle overheidsinstanties en se-
mi-officieele instanties, alle instanties ook
van de partij en haar nevenorganisaties door
loopend of met intervallen worden gecontro
leerd ten opzichte van het gebruik der hun
toegestane gelden. Zij moeten op gezette tij
den, of wellicht op onregelmatige tijden, re
kening en verantwoording afleggen. Zijn wij
goed ingelicht, dan is op het oogenblik zulk
een onderzoek aan den gang, en dat zulks in
een bepaald geval tot een arrestatie wegens
verduistering heeft geleid, is reeds gemeld,
althans in de buitenlandsche pers.
Ook de financieele gestie van de
Rijksradio Maatschappij is onder
zocht en men vertelt, dat in ver
band daarmee eenige persoonlijkhe
den zouden zijn gecompromitteerd
van wie men met zekerheid voors
hands alleen kan opmerken, dat zij
tot dusver nog op hun post zijn ge
bleven.
Zoolang verder vaststaat, dat de eerste
adjudant van den leider, Brückner, ziek is,
kan het niet als iets bijzonders worden be
schouwd, dat de tweede adjudant, S.S.-briga-
decommandant Schaub, hem vervangt. Dit
zou eerst opmerkelijk kunnen worden als
Brückner ten volle zou zijn hersteld, hetgeen,
gelijk gezegd, nog niet het geval is.
Betrekkelijk reeds oud zijn de geruchten
volgens welke ook al in verband met kwes
ties omtrent financieel beheer, de heer Kube,
de gouwleider van Brandenburg, in zijn po
sitie zou zijn bedreigd. Wij hebben daarvan
geen melding gemaakt en thans mag op
grond van verschillende feiten wel als vast
staand worden aangenomen, dat deze ge
ruchten van grond ontbloot zijn geweest.
Men weet, dat dr. Rust, de rijksminister
van opvoeding en onderwijs, tweemaal door
dr. Sauerbruch is geopereerd. Zijn lange af
wezigheid heeft in sommige kringen aanlei
ding gegeven tot overwegingen over een
eventueele vervanging, maar deze overwegin
gen schijnen, zoolang de officieele berichten
zijn spoedige genezing voorspellen, voorba
rig-
Critiek of geen critiek?
Rijksminister dr. Göbbels heeft op het
Rijksperscongres te Keulen een rede gehou
den over de Duitsche pers.
Hij zeide, dat men, nu de overgangs moei
lijkheden zijn overwonnen, in het algemeen
kan zeggen, dat de Duitsche pers een Duit
sch uiterlijk heeft. Het is gebleken, dat da
pers opgewassen is tegen de taken, die haar
in het afgeloopen jaar werden gesteld. Dr.
Göbbels bracht daarvoor openlijk dank
over aan rijkskanselier Hitier en de rijksre-
geering.
Hij zeide verder, dat ook de laatste res
ten van de belangenpolitiek in de pers wa
ren verdwenen. De journalistiek is een deel
van den nationaal-socialistischen staat en
moet zich niet richten naar de burocratie
van den ouden staat, maar naar de vitali
teit van den nieuwen. Dan heeft Duitsch
land inderdaad de modernste pers ter we
reld en dan kan men met voldoening en
trots zeggen, dat ten aanzien van de pers
het nationaal-socialistische partijpogram
verwezenlijkt is.
Ook in het buitenland, aldus Göbbels,
begint men langzamerhand in te zien, dat
men zich de weelde van onbeperkte mee-
ningsvrijheid niet meer kan permitteeren.
Een volk kan slechts werken, indien het ver
vuld is van een innerlijk geloof. Het is een
misdaad jegens het volk, wanneer men dit
geloof verwoest. Wat beteekent dan vrij
heid der meening en vrijheid van den geest?
Wanneer en waar heeft vroeger het recht
van vrije meeningsuitng bestaan? De re
dacteur zag zich altijd in dienst van een
bepaalde politieke groep of van een groep
van bankiers of ondernemers. Wat is nu
voor een redacteur fatsoenlijker en gemak
kelijker: zijn meening te uiten in dienst van
een bepaalde groep belanghebbenden of in
dienst van de geheele natie en het geheele
yolk?
Göbbels over de Duitsche pers.
(Buitenland).
Spionnage voor Estland? (Buiten
land).
Geruchten over een zuiveringsac
tie in Duitschland. (Buitenland).
Tumult in den Stadsschouwburg
in Amsterdam tijdens de orvoering
van „De Beul". (Binnenland).
15.000 gestolen in het stations
gebouw te Leeuwarden. (Binnen
land).
Hedennacht i6 een auto met 4 in
zittenden in de Zuid-\^illemsvaart
geredenalle passagiers verdronken.
(Binnenland).
De 25e partij EuweAljechin af
gebroken in een voor Aljechin ho-
peloozen toestand. (Sport).
Wederom een schip gestrand bij
Egmond; de opvarenden gered.
(Stad en Omgeving).
De doelverdediger van Alcmaria,
Joh. Rampeft, is gistermiddag bij een
botsing tijdens den wedstrijd Alc
maria—Vriendenschaar ernstig ge
wond. (Stad).
(Zie verder eventueel laatste
berichten.)
Göbbels.
Sprekende over de kunstkritiek zeide de
minister, dat deze haar eigenlijke taak nog
niet voldoende heeft begrepen. Ook voor de
kunstkritiek moeten er bepaalde wetten zijn
Zij heeft niet het recht, een artistieke pres
tatie, die niet in haar smaak valt, te doo-
den. Zij mag haar taak niet zien in de syste
matische ontmoediging van het jonge talent
doch veeleer moet zij dat talent bemoedigen.
Göbbels zeide verder, dat men niet meer
moet praten over de uniformiteit der Duit
sche pers, want de Duitsche pers is niet
eentonig.
De minister keerde zich vervolgens tegen
de bewering, als zou de Duitsche pers in 't
buitenland raadgevingen verstrekken. „Wij
willen geen advies geven aldus de minis
ter maar evenzeer zullen wij ons er te
gen verzetten, dat men ons onder voogdij
wil stellen. Wij willen ten aanzien van het
buitenland de grootst mogelijke reserve in-
achtnemen en wij willen de buitenlandsche
aangelegenheden ook niet uit het oogpunt
der verhoudigen in het Derde Rijk. Het bui
tenland is niet nationaal-socialistisch. Het
is geen fraze, wanneer wij zeggen dat het
natonaal-socialisme geen exportartikel is.
Indien het aan ons lag, zou er patent op
worden verleend.
Moeilijkheden in Marokko.
De economische en financiëele experts der
sanctieconferentie hebben kennis genomen
van de mededeelingen, door verschillende
regeeringen gedaan over de toepassing der
sanctiemaatregelen. Ook was een nota der
Zwitsersche regeering binnengekomen, waar
in de door Zwitserland getroffen maatrege
len worden uiteengezet.
De experts hebben vastgesteld, dat de
sancties in bijna alle koloniën, protectoraten
en mandaatgebieden der leden van den Vol
kenbond in practijk worden gebracht. Be
paalde moeilijkheden bestaan nog slechts ten
aanzien van Marokko, dat verdeeld is in
een Fransche, een Spaansche en een inter
nationale zone.
De experts hebben er zich voorts voor uit
gesproken, dat de president der conferentie
zich zal wenden tot bepaalde niet leden van
den Volkenbond, die tot dusverre niet of
ficiéél zijn ingelicht. Daarbij is in het bij
zonder aan de Philippijnen gedacht.
De deskundigen zullen op 10 December
weer bijeenkomen om hun rapport uit te
werken voor de op 12 December beginnend''
zitting der commissie van achttien.