DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Koopen en verkoopen op afbetaling.
OP WEG NAAR ABESSINIE.
^Buitenland.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.-,
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE AD VERTE NT IEN:
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Ho. 286 n,t ngmmer bestaat uit twee bladen Directeur; C. KRAK. Woensdag 4 December 1935 Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
137e Jaargang
Tweede Kamer
Begrooting werkloosheidssubsidiefonds goed
gekeurd; een klemmende vraag onbeantwoord
gebleven.
VISSCHERIJBELANGEN.
Den Haag, 3 Dec. 1935.
De Kamer is den dag begonnen met het
afdoen van wat klein goed.
Hieronder was de begrooting van het
werkloosheidssubsidiefonds, op zichzelve wel
belangrijk, maar waarvan de hoofdzaken al
bij vorige begrootingsdebatten waren be
sproken.
De heeren Drees (s.d.) en IJsselmuiden
(r.k.) hebben hierbij de belangen der ge
meenten bepleit, o m. vragende, hoe het haar
mogelijk zal zijn, gezamenlijk voor zeven
millioen op de werkloosheidszorg te bezui
nigen, gelijk de regeering zich voorstelt, dat
geschieden zal. De besparing zal niet plaats
vinden op de steunnormen en ook niet op de
werkverschaffing. Hoe dan? Volgens minis
ter Oud zullen eenige millioenen door ver
scherping van de controle worden bezuinigd.
Voor het overige verwees Z.Exc. naar zijn
ambtgenoot van sociale zakendie bij
zijn eigen begrooting ook geen overtuigend
antwoord heeft weten te geven.
Bij een contingenteeringswetje betreffende
cement heeft de heer Lockefeer (r.k.), die
vroeger Kamerlid is geweest en het sedert
korten tijd weer is geworden, voor het eerst
na zijn herintree een speech gehouden, aan
dringende op prijsverlaging van cement. Mi
nister Gelissen is bezig, de fabrikanten ertoe
te bewegen.
Na een kort debat heeft de Kamer de wet
telijke regeling van de afbetalingsovereen
komst en eenige regelen aangaande het afbe-
talingsbedrijf aangenomen. Een ingewikkelde
materie. Dat de behandeling zoo weinig tijd
in beslag nam, was te danken aan den arbeid
der commissie van voorbereiding. Niet alleen
de schriftelijke gedachtenwisseling tusschen
Kamer en regeering verwerkt zoo'n commis
sie in haar verslag, maar ook het mondelin
ge overleg, dat zij met de regeering pleegt
te voeren, en de resultaten van dit overleg,
namelijk veranderingen, in het wetsontwerp
aangebracht. Een ideale voorbereidingsme-
thoae, welke de Kamer, zoo mogelijk, nog
vaker moet gaan volgen.
De nieuwe wet maakt geen einde aan het
afbetalingssysteem, ook niet voor consump
tieve doeleinden, maar weert er de misbrui
ken van. Zij brengt een nieuwe afdeeling in
het Burgerlijk Wetboek. Het meerendeel der
bepalingen is van dwingend recht. Een pa
ragraaf bevat voorschriften betreffende koop
en verkoop op afbetaling in het algemeen,
welke zoowel voor huurkoop als voor
den eenvoudigen koop en verkoop op
afbetalingen zullen gelaen. Bepalingen, uit
sluitend betrekking hebbende op huur
koop, zijn in de andere paragraaf ver
vat. De procesgang, die moet worden gevolgd
voor het geval, dat de kooper zijn verplich
tingen niet nakomt, wordt vereenvoudigd
Anderzijds wordt ertegen gewaakt, dat de
verkooper hem niet het vel over de ooren
kan halen. Minister van Séhaik legde er
nadruk op, dat de verkooper, als de kooper
nalatig is in het betalen van termijnen, het
verkochte alleen vervroegd kan opeischen,
als de achterstand ten aanzien van één ter
mijn tenminste een tiende, of ten aanzien van
meer termijnen gezamenlijk ten minste een
twintigste van den geheelen koopprijs be
draagt.
Mr Goseling (r.k.) uitte instemming met
„het pantoffelheldartikel", bepalende, dat
een man de medewerking van zijn vrouw
noodig heeft om zaken voor de huishouding
in huurkoop te kunnen koopen.
Mr Donker (s.d.), die zijn maidenspeech
hield, keurde af, dat het voor den verkooper
mogelijk zal zijn, den vrijwanngsphcht uit
te sluiten d i de plicht tot bescherming van
den kooper tegen nadeelen van verborgen of
verzwegen gebreken. Maar minister van
Schaik merkte op, dat het vrijwaringsvraag-
ttuk een algemeen privaatrechtelijk vraag
stuk is, dat op allerlei gebied een rol spee.t
en waarover niet alleen ten aanzien van de
ze materie moet worden beslist.
Mr. Donker zeide, dat er zooveel minder
baardig goed wordt verkocht, maar Z.txc
stelde hiertegenover, dat de verkooper, als
hij den kooper niet behoeft te vrijwaren, den
Prijs eerder laag kan houden.
Mr. Donker had er voorts bezwaar tegen,
dat looncessie blijft toegestaan.
De bewindsman erkende de nadeelen, er
aan verbonden, maar noemde als voordeel,
dat zij den kleinen man eerder in staat stelt,
iets te koopen. Overigens kan looncessie
slechts gematigd worden toegepast, want zij
mag alleen gelden voor verstreken termijnen
en niet voor betaling van schadevergoeding
of boete.
Naast de privaatrechtelijke regeling van
de afbetalingsovereenkomst is een publiek
rechtelijke regeling voor het afbetalingsbe-
dnjf aangenomen. Kleinverkoopers op afbe
taling zullen, om hun bedrijf te mogen uit
oefenen, toestemming noodig hebben van de
kamer van koophandel, die B. en W. zullen
voorlichten. Iets dergelijks zal voor colpor
teurs gelden.
De Kamer heeft de begrooting van Land
bouw en Visscherij goedgekeurd, nadat ver
schillende afgevaardigden voor de belangen
der visscherij waren opgekomen.
Minister Deckers vertelde, dat een heffing
van snoek en zeelt in vergevorderden staat
van voorbereiding is.
Verscheidene leden hebben de overbevis-
sching van de Noordzee besproken. Men
wenschte een verbod van pufvangst, maar
opzettelijke pufvangst komt, naar Z.Exc. ver
klaarde, weinig voor en er is voor de eenden
houders puf noodig.
Of mr. Westerman (n.h.), die klaagde, dat
allerlei vischkwesties zoo lang aan de orde
blijven, hiermede tevreden is, betwijfelen wij.
Hij en de heer v. Zadelhoff (s.d.) wensch-
ten maatregelen tegen waterverontreiniging,
waarover minister Deckers met zijn collega
van sociale zaken overleg pleegt.
De heer Van de Bilt (r.k.) vroeg steun aan
een industrie van geconserveerde en gefileer
de visch en de bewindsman onderzoekt de
zaak wel, maar is bang, dat, als hier zulk
een fabriek wordt opgericht, zij niet tegen
de Portugeesche ondernemingen zal kunnen
concurreeren.
Velen namen het op voor het visscherij-
proefstationde minister zal nagaan, of het
in 1937 wat subsidie kan krijgen. Het neemt
op het oogenblik proeven voor de verdelging
van de wolhandkrab, die de netten der vis-
schers kapot maakt.
Dr. Vos (lib.), die wenschte, dat de vis
scherij meer bij de handelsonderhandelingen
met het buitenland zal worden gekend, kreeg
van den minister ten antwoord, dat voor
haar belangen al gewaakt wordt.
De heer Drop (s.d.) bepleitte 'n goed gere-
gelden haringafzet.
Verscheidene sprekers wenschten bevorde
ring van het vischverbruik hier te lande.
Men maakt propaganda, maar gemakkelijk
is het niet, vertelde Z.Exc.
Bij de behandeling van de Waterstaatsbe
grooting, welke vervolgens aan de orde is
gekomen, trad de heer Bakker (c.h.) weer eens
in het krijt voor verbindendverklaring van
collectieve arbeidsovereenkomsten in bestek
ken voor Waterstaatswerken.
Ir. van der Waerden (s.d.) maakte bezwaar
tegen opheffing van den geologischen dienst.
Ir. Bongaerts (r.k.) wenschte een wel-
vaartspolitiek voor Nöordbrabant en Zee
land, los van de kwestie van het Belgisch
verdrag.
De heer Ebels (v.d.) verdedigde een samen
werking van regeering met provinciën en ge
meenten tegen de lintbebouwing.
De heer Rutgers van Rozenburg (c.h.) nam
de Kamerfractie, die rapport had uitgebracht
over de Spoorhout-affaire en waarvan hij lid
is geweest, in bescherming tegen critiek,
door de Spoorwegen in een adres op haar ge
oefend.
In de avondvergadering heeft de Kamer
de Waterstaatsbegrooting voortgezet.
De heeren Van Poll (r.k.) en Amelink (a.r.)
drongen aan op het doen naleven van de col
iectieve arbeidsovereenkomsten bij de bestek
ken van Waterstaatswerken.
Minister van Lidth de Jeude verklaarde,
de sociale bepalingen der collectieve contrac
ten te zullen toepassen, maar niet de loonen
der overeenkomsten, omdat die zoo weinig
zekerheid geven. Zoo heeft b.v. maar 44 pCt.
der bouwarbeiders de loonen der collectieve
contracten.
Dr. Van den Tempel (s.d.) uitte ontevre
denheid over den weinigen invloed van het
werkfonds op den omvang der werkloosheid.
Men weet, dat de 60 millioen, die het fonds
nu bevat, geheel zijn toegewezen. De 20 mil
lioen, die nu zullen worden aangevraagd,
zijn naar de minister meedeelde, alleen voor
openbare werken bestemd. Wat zal worden
gedaan voor industrialisatie, komt tot uiting
ïn het wetsontwerp betreffende industrie
financiering.
De heer Van Poll critiseerde de machina
ties van Spoorhout als buitengewoon onge-
wenscht en drong op opheffing van de on
derneming aan.
De minister antwoordde, er nu weinig van
te kunnen zeggen, na de reeds overgelegde
StUI>eheer Krijger (c.h.) drong aan op meer
bezuiniging op personeelsuitgaven.
Z.Exc. vertelde, dat er in 1913 19 pCt. der
uitgaven voor werken aan eigen personeel
werd besteed en nu maar 12 pCt.
De minister zeide, dat een groot deel der
werkzaamheden van den geologischen dienst
kan blijven behouden, doordat er een stich
ting voor zal worden gemaakt.
Indien eenigszins mogelijk, zal de be
windsman de stichting doen voortbestaan,
nadat zij de geologische kaart van ons land
afgemaakt zal hebben.
Z.Exc. heeft een voorontwerp van een
nieuwe wet tegen lintbebouwing aan de col
leges van Ged. Staten gezonden. Zoodra hij
van alle de meening weet, zal hij met zoo
groot mogelijken spoed het wetsontwerp ver
der voorbereiden.
Bij de afdeeling. Waterstaat klaagden de
heeren Louwes (lib.) en Ebels (v.d.) over te
hooge waterschapslasten.
De bewindsman was bereid, met de provin
ciale besturen nogmaals van gedachten er
over te wisselen, maar hij waarschuwde er
tegen, dat men den gewoonlijken weg van
Rijkshulp zou opgaan.
De heeren Louwes, Bongaerts en Van der
Waerden uitten de vrees, dat de zeedijken op
den duur te laag zouden blijken, maar Z.Exc.
beriep zich op een desbetreffend rapport om
te betoogen, dat men zich niet ongerust be-
heeft te maken. De rijzing van den zeespiegel
ten opzichte van het land bedraagt vermoe
delijk niet meer dan 1 a 2 m.M. per jaar!
Een discussie over het mijnwezen vormde
het slot van het debat over minister Van
Lidth's begrooting.
VI.
Met zestien anderen in de gevangenis. De
stemming fel anti-fascistisch.
TENSLOTTE IN OOSTENRIJK.
Alweer in de gevangenis.
Het was een steenen hok, waarbij een
hondenhok een paleis genoemd kon worden.
Mijn hart draaide om in mijn lichaam bij het
aanschouwen van den drek, die hoog opge
stapeld lag in de verschillende hoeken. Ik
werd er eenvoudig ingesmeten, de deur ging
op slot en alweer was 'k alleen met vrij
wanhopige gedachten. Na verloop van en
kele uren kwam „signor capitano" in mijn
cel, schijnbaar om te zien of ik reeds wat
rustiger was geworden. Dit was inderdaad
het geval. Niet zoozeer omdat ik in gedach
ten me tevreden gesteld had met mijn lot,
als wel om het feit, dat het blijkbaar den
moriaan gewasschen ,was, deze lieden iets
aan het verstand te'brengen wat ieder wel
opgevoed mensch behoort te doen en te
weten.
Het resultaat was, dat ik mede moest met
mijn bewaker, die mij een matras en een
deken verschafte. We bestegen eenige trap
pen, er openden zich talrijke deuren en ten
slotte belandden wij in de afdeeling „preven
tieve hechtenis". De celdeur werd geopend en
toen ik binnenging in de donkere ruimte
werd ik ontvangen met een hoeraatje door
een talrijk publiek, dat zich in deze cel be
vond. De grootte dezer cel was ongeveer
30 vierkante meter; ik was het zeventiende
slachtoffer.
Mijn kameraden.
Onmiddellijk nadat de deur gesloten was,
vormde zich een kring om mij heen en tal-
looze vragen werden gesteld, die alle er op
ingesteld waren te weten te komen, wat ik
uitgevoerd had om opgesloten te worden.
Deze vragen, alle in dialect gesteld, waren
voor mij onverstaanbaar. Eindelijk verstond
ik iets. De heeren waren smokkelaars, poli-
tiek-onbetrouwbaren, kleine dieven en zakken
rollers. Zij schaamden zich voor hunne „be
roepen" in het geheel niet. Waarom ook?
Moraliteit was iets, wat deze lieden mis
schien eens in het leven gekend hadden;
thans bestond voor hen nog slechts één
ding, nl.: hoe blijf ik in het leven? Dat zij
daarbij met het wettig gezag in conflict
kwamen, laat zich denken, hetgeen zij ook
als zeer normaal beschouwden. Een mijner
celgenooten, een Rus, thans Statenloos, was
ook aan de grens opgepikt. Hij sprak goed
Duitsch, evenals iemand, die 40 jaren lang
in Duitschland gewoond had, thans naar
zijn „Vaderland" terug gereisd was en dit
diep betreurde. Hij was geboren Italiaan,
sprak echter geen woord Italiaansch, doch
slechts Duitsch.
Na veel moeite kwam ik met mijn matras
ergens op een plaatsje terecht, waar ik zou
kunnen slapen. Door den DuitschItaliaan
werd ik opmerkzaam gemaakt op het feit,
dat ik te rekenen had met visite van kleine
beestjes, die in grooten getale hier huisden.
Dit heb ik dan ook zeer spoedig aan den
lijve ondervonden. Hoewel water in Italië
een artikel is dat rijkelijk voorhanden is, in
de gevangenissen schijnt het een kostbaar
aritkel te zijn. Er werd namelijk slechts één
emmer verstrekt ais drinkwater. Voor wasch-
water werd in het geheel niet gezorgd Of
dit geschiedde onder den invloed van den
„Afrikaanschen" watersnood weet ik niet;
een feit is, dat ik me 6 dagen lang niet heb
kunnen wasschen en moest huizen tusschen
een zestiental menschen, die ieder reeds niet
bepaald zindelijk waren, toen zij deze ruimte
betreden moesten.
Mijn eenige troost was, dat twee mijner
lotgenooten in staat waren te converseeren
in een taal, die ik tevens verstond, waarvan
dan ook druk gebruik werd gemaakt. Zij ver
telden mij, dat ik me had voor te bereiden
op een verblijf van minstens 6 dagen, want
de molens der ambtenarij malen vooral in
Italië zeer langzaam. Hetgeen haarfijn klop
te. lederen dag reclameerde ik bij den bewa
ker, die met stereotiep gebaar mijn reclame
verwees naar „signor capitano". Hetgeen me
geen steek verder bracht, behalve dan dat ik
met verwoede blikken werd aangezien. U te
vertellen, dat de geest in onze cel niet be
paald pro fascistisch was, is waarschijnlijk
overbodig, integendeel, men was er waar
schijnlijk nog meer revolutionnair dan in
Rusland. Men liet dit dan ook heel gewoon
tjes toe, vertrouwende op het machtsapparaat
dat „Pubblica Sicurezza" heet, hetwelk bui
ten de gevangenis er wel voor zorgt dat
geen onvertogen woord tegen de regeering
geuit wordt.
Ik hond mij buiten de politiek.
„Het geheele volk staat achter mij". Deze
uitspraak van een Leider des Volks en dicta
tor van een Staat, die op weg is wereldge
schiedenis te maken, is uiterst belangrijk,
indien men deze uitlating toetst aan de ge
voelens der arbeidende bevolking, zooals die
leeft en strijdt in de stegen en de sloppen
der groote steden als Milaan, Rome en Na
pels. Er werd in onze cel druk gepolitiekt,
zeer druk zelfs, en de bolsjewistische revo
lutie was reeds in zicht.Ik heb me be
scheiden op den achtergrond gehouden, eer
stens wijl het woord „politiek" op zich zelf
reeds een gevaar inhoudt voor den buiten
lander in dit lanaptweedens wijl mijn belan
gen en die van de krant niet gediend waren
met het feit, dat ik me met politiek zou gaan
bemoeien in Italië. Integendeel.
Ik sleet zoo mijn dagen met mijne lotge
nooten. Het voedsel dat ons verstrekt werd
was zéér mager. Een waterig soepje, één
maal daags een stuk brood, dat was alles.
Koffie, thee of iets warms was geheel onbe
kend. Dat kon men bestellen, als men met
geld in de gevangenis geraakt was. De ge
noemde soep werd vaak niet gegeten, omdat
zij volmaakt ongenietbaar was. Het brood
was het eenige wat ons op de been hield
Nu naar Oostenrijk uitgeleid.
Den zesden dag werd ik tegen den avond
opgecommandeerd mijn spullen te pakken
en te verschijnen voor „signor capitano".
Men deelde mij mede, dat ik uitgeleid zou
worden naar Oostenrijk en wel naar Bren-
ner. Zuid Tirol dus. De noodige formalitei
ten werden vervuld en denzelfden avond
was ik alweer op weg, natuurlijk weer met
een agent, naar Brenner. Den volgenden
dag kwamen wij des avonds laat op het
station aan. Uit den trein gekomen werd ik
linea recta weer in een cel gebracht. Op
mijn vraag wat dit nu weer te beteekenen
had, vertelde men mij, dat men een gunsti
ge gelegenheid zou moeten afwachten om
mij over de grens te smokkelen.
Ik gaf op dat alles geen antwoord meer.
Het baatte toch niets. Zoo zat ik dus weer
in een cel. Koud. zonder eenig dek, geen
bed, niets van dat alles; voedsel was blijk
baar iets geheel overbodigs. Hier zat ik
17 uren. Des nachts werd ik door 4 cara
binieri over de grens geleid. Langs de
spoorbaan togen wij voorwaarts, Oosten
rijk tegemoet. Wachtwoorden werden gewis
seld tilsschen de douaneposten van Italië
en wij gingen de bergen in. Enkele uren
werd zwijgend doorgemarcheerd. In het
holst van den nacht werd halt gehouden en
wees één der mannen met zijn geweer naar
Oostenrijk. Dien kant moest ik op! Ik moesi
het niet wagen terug te komen, want
Het overige laat zich denken. Die heeren
verstaan geen scherts.
Zoo stond ik dan in het pikkedonker in de
bergen. Honger als een leeuw, moe als een
hond, het vroor dat het kraakte en ik wist
heg noch steg. Ik strompelde wat voor
waarts. kwam bij een berghut en hield halt.
Hier bleef ik eenige uren, ervoor zorgende
in beweging te blijven, teneinde niet te ver
stijven van koude. Bij het ochtendkrieken
ging ik op weg naar Innsbrück en na een
marsch van 37 K.M. door een prachtig
berglandschap kwam ik hier aan.
Ziedaar een nuchtere opsomming der fei
ten, zooals uw correspondent die mee moest
maken in een geciviliseerd land. Op eenige
honderden K.M. afstand ligt het centrum
van Europa, met het Volkenbondspaleis als
hoogste uiting van het ernstige en serieu-
Wat vandaag de
aandacht trekt...
Op weg naar Abessinië. (Dag.
Overzicht).
De zitting der Fransche Kamer
verdaagd. (Buitenland).
De eoc.-dem. kamerfractie en mr.
Duijs. (Binnenland).
Zware brand te Den Helder. (Bin
nenland).
Zweedsch 6Chip bij Den Helder
vastgeloopen; de 15 opvarenden ge
red. (Binnenland).
De Beul in den Amsterdamschen
raad besproken. (Binnenland.)
De 26ste partij AljechinEuwe af
gebroken. Euwe staat beter. (Sport).
ze streven der menschheid naar een hooge-
re en betere rechtsorde. Het heeft mij moei
te gekost de objectiviteit te bewaren in mijn
verslag, hetgeen u wel duidelijk zal zijn.
Laat ik er aan toevoegen dat de ondergane
behandelingen te diepe wonden geslagen
hebben om sympathiek te denken over het
fascistische regiem. Ook ik ben van mee
ning, dat geen enkele staat ter wereld iets
zal kunnen bereiken, indien orde en recht niet
de basis vormen der uitvoerende machten;
ik stel dat zelfs op den voorgrond, maar
indien dit gepaard moet gaan met het
„per forza" dan is dit voor mij als vrije- en
democratisch voelende Hollander, iets on
denkbaars. En het is juist dit „per forza"
dat in gansch Italië den boventoon voert.
De diepere gronden daarvan zijn vrij een
voudig en dienen hier niet rtader uiteenge
zet te worden, of ze houdbaar zijn in de toe
komst is een ander chapiter, dat zeker een
overpeinzing waard is.
In Innsbrnck.
En zoo zit ik nu in Innsbrück. Rondom
mij een schitterend berglandschap. De win
ter is hier reeds ingetreden, de eerste
sneeuwstormen hebben reeds gewoed en de
toppen der bergen dragen reeds lang witte
mutsen. De rust, die van deze bergen uit
gaat, helpt mij over de doorstane vermoeie
nissen heen en geeft mij ruimschoots stof
tot denken.
Laat ik trachten aan het slot van deze
correspondentie u een duidelijk overzicht te
geven van den toestand zooals die in Italië
en Afrika is. Ik baseer deze indrukken op
het door mij geziene in beide landen. Dat
ik daarbij verschillende malen in conflict
zal komen, met reeds verschenen berichten
en verhalen over deze stof is zeer goed mo
gelijk. Laat ik dan als verontschuldiging
mogen aanvoeren, dat ik er van overtuigd
ben, dat er zeer weinig berichtgevers in
Italië zijn, die dit land bereisden als ik en
zoo nauw in contact kwamen met de mas
sa der bevolking. Die massa, die tenslotte
het materiaal moet opleveren dat bijdraagt
tot het slagen der op touw gezette onderne
ming.
DE KWESTIE DER FRANSCHE
STRIJDBONDEN.
Debat in de kamer begonnen.
Gistermorgen is in de Fransche Kamer het
debat over de strijdhonden, de „ligues", be
gonnen.
De regeering was vertegenwoordigd door
den minister van binnenlandsche zaken. Op
de agenda stonden een tiental interpellaties
over de actie der strijdhonden en de werk
zaamheid van het Volksfront, ingediend door
links en rechts. Verder bevatte de agenda
twee wetsontwerpen: het wetsontwerp-Chau-
vin, waarin regels worden gegeven voor de
openbare demonstraties, en een ontwerp be
treffende invoer, vervaardiging en in bezit
hebben van wapens.
De communistische afgevaardigde Ramette
had zich voorzien van verschillende docu
menten en krantenknipsels, aan de hand
waarvan hij betoogde, dat de Croix de Feu
en de andere Strijdhonden gevaarlijk zijn en
dat de regeering te toegeefelijk is. In de eerste
plaats, aldus zeide hij, moet worden opgetre
den tegen kolonel de la Rocque.
Ramette verweet de regeering, dat zij ge-
meene zaak maakt met de fascistische weer-
erganisaties. Hij toonde zich gereserveerd
ten aanzien van het ontwerp-Chauvin, daar
hij de vrees koestert, dat de bepalingen niet
alleen tegen de rechtsche maar ook tegen de
linksche organisaties kunnen worden toege
past. Hij zeide verder, dat de meerderheid
van het Fransche volk achter het Volksfront
staat, en sprak zich openlijk uit voor het
doen verdwijnen van de regeering-Laval.
De radicaal-socialist Guernaut deed even
eens felle aanvallen op de rechtsche weer-
organisaties. Vervolgens werd de zitting tot
den middag verdaagd.
Na de hervatting sprak de radicaal-socia-
alkmaarsche courant
Avondvergadering.
(Zie verder eventueel laatste
berichten.)