DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Koopen en verkoopen op afbetaling. OP WEG NAAR ABESSINIE. ^Buitenland. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.-, franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE AD VERTE NT IEN: Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Ho. 286 n,t ngmmer bestaat uit twee bladen Directeur; C. KRAK. Woensdag 4 December 1935 Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. 137e Jaargang Tweede Kamer Begrooting werkloosheidssubsidiefonds goed gekeurd; een klemmende vraag onbeantwoord gebleven. VISSCHERIJBELANGEN. Den Haag, 3 Dec. 1935. De Kamer is den dag begonnen met het afdoen van wat klein goed. Hieronder was de begrooting van het werkloosheidssubsidiefonds, op zichzelve wel belangrijk, maar waarvan de hoofdzaken al bij vorige begrootingsdebatten waren be sproken. De heeren Drees (s.d.) en IJsselmuiden (r.k.) hebben hierbij de belangen der ge meenten bepleit, o m. vragende, hoe het haar mogelijk zal zijn, gezamenlijk voor zeven millioen op de werkloosheidszorg te bezui nigen, gelijk de regeering zich voorstelt, dat geschieden zal. De besparing zal niet plaats vinden op de steunnormen en ook niet op de werkverschaffing. Hoe dan? Volgens minis ter Oud zullen eenige millioenen door ver scherping van de controle worden bezuinigd. Voor het overige verwees Z.Exc. naar zijn ambtgenoot van sociale zakendie bij zijn eigen begrooting ook geen overtuigend antwoord heeft weten te geven. Bij een contingenteeringswetje betreffende cement heeft de heer Lockefeer (r.k.), die vroeger Kamerlid is geweest en het sedert korten tijd weer is geworden, voor het eerst na zijn herintree een speech gehouden, aan dringende op prijsverlaging van cement. Mi nister Gelissen is bezig, de fabrikanten ertoe te bewegen. Na een kort debat heeft de Kamer de wet telijke regeling van de afbetalingsovereen komst en eenige regelen aangaande het afbe- talingsbedrijf aangenomen. Een ingewikkelde materie. Dat de behandeling zoo weinig tijd in beslag nam, was te danken aan den arbeid der commissie van voorbereiding. Niet alleen de schriftelijke gedachtenwisseling tusschen Kamer en regeering verwerkt zoo'n commis sie in haar verslag, maar ook het mondelin ge overleg, dat zij met de regeering pleegt te voeren, en de resultaten van dit overleg, namelijk veranderingen, in het wetsontwerp aangebracht. Een ideale voorbereidingsme- thoae, welke de Kamer, zoo mogelijk, nog vaker moet gaan volgen. De nieuwe wet maakt geen einde aan het afbetalingssysteem, ook niet voor consump tieve doeleinden, maar weert er de misbrui ken van. Zij brengt een nieuwe afdeeling in het Burgerlijk Wetboek. Het meerendeel der bepalingen is van dwingend recht. Een pa ragraaf bevat voorschriften betreffende koop en verkoop op afbetaling in het algemeen, welke zoowel voor huurkoop als voor den eenvoudigen koop en verkoop op afbetalingen zullen gelaen. Bepalingen, uit sluitend betrekking hebbende op huur koop, zijn in de andere paragraaf ver vat. De procesgang, die moet worden gevolgd voor het geval, dat de kooper zijn verplich tingen niet nakomt, wordt vereenvoudigd Anderzijds wordt ertegen gewaakt, dat de verkooper hem niet het vel over de ooren kan halen. Minister van Séhaik legde er nadruk op, dat de verkooper, als de kooper nalatig is in het betalen van termijnen, het verkochte alleen vervroegd kan opeischen, als de achterstand ten aanzien van één ter mijn tenminste een tiende, of ten aanzien van meer termijnen gezamenlijk ten minste een twintigste van den geheelen koopprijs be draagt. Mr Goseling (r.k.) uitte instemming met „het pantoffelheldartikel", bepalende, dat een man de medewerking van zijn vrouw noodig heeft om zaken voor de huishouding in huurkoop te kunnen koopen. Mr Donker (s.d.), die zijn maidenspeech hield, keurde af, dat het voor den verkooper mogelijk zal zijn, den vrijwanngsphcht uit te sluiten d i de plicht tot bescherming van den kooper tegen nadeelen van verborgen of verzwegen gebreken. Maar minister van Schaik merkte op, dat het vrijwaringsvraag- ttuk een algemeen privaatrechtelijk vraag stuk is, dat op allerlei gebied een rol spee.t en waarover niet alleen ten aanzien van de ze materie moet worden beslist. Mr. Donker zeide, dat er zooveel minder baardig goed wordt verkocht, maar Z.txc stelde hiertegenover, dat de verkooper, als hij den kooper niet behoeft te vrijwaren, den Prijs eerder laag kan houden. Mr. Donker had er voorts bezwaar tegen, dat looncessie blijft toegestaan. De bewindsman erkende de nadeelen, er aan verbonden, maar noemde als voordeel, dat zij den kleinen man eerder in staat stelt, iets te koopen. Overigens kan looncessie slechts gematigd worden toegepast, want zij mag alleen gelden voor verstreken termijnen en niet voor betaling van schadevergoeding of boete. Naast de privaatrechtelijke regeling van de afbetalingsovereenkomst is een publiek rechtelijke regeling voor het afbetalingsbe- dnjf aangenomen. Kleinverkoopers op afbe taling zullen, om hun bedrijf te mogen uit oefenen, toestemming noodig hebben van de kamer van koophandel, die B. en W. zullen voorlichten. Iets dergelijks zal voor colpor teurs gelden. De Kamer heeft de begrooting van Land bouw en Visscherij goedgekeurd, nadat ver schillende afgevaardigden voor de belangen der visscherij waren opgekomen. Minister Deckers vertelde, dat een heffing van snoek en zeelt in vergevorderden staat van voorbereiding is. Verscheidene leden hebben de overbevis- sching van de Noordzee besproken. Men wenschte een verbod van pufvangst, maar opzettelijke pufvangst komt, naar Z.Exc. ver klaarde, weinig voor en er is voor de eenden houders puf noodig. Of mr. Westerman (n.h.), die klaagde, dat allerlei vischkwesties zoo lang aan de orde blijven, hiermede tevreden is, betwijfelen wij. Hij en de heer v. Zadelhoff (s.d.) wensch- ten maatregelen tegen waterverontreiniging, waarover minister Deckers met zijn collega van sociale zaken overleg pleegt. De heer Van de Bilt (r.k.) vroeg steun aan een industrie van geconserveerde en gefileer de visch en de bewindsman onderzoekt de zaak wel, maar is bang, dat, als hier zulk een fabriek wordt opgericht, zij niet tegen de Portugeesche ondernemingen zal kunnen concurreeren. Velen namen het op voor het visscherij- proefstationde minister zal nagaan, of het in 1937 wat subsidie kan krijgen. Het neemt op het oogenblik proeven voor de verdelging van de wolhandkrab, die de netten der vis- schers kapot maakt. Dr. Vos (lib.), die wenschte, dat de vis scherij meer bij de handelsonderhandelingen met het buitenland zal worden gekend, kreeg van den minister ten antwoord, dat voor haar belangen al gewaakt wordt. De heer Drop (s.d.) bepleitte 'n goed gere- gelden haringafzet. Verscheidene sprekers wenschten bevorde ring van het vischverbruik hier te lande. Men maakt propaganda, maar gemakkelijk is het niet, vertelde Z.Exc. Bij de behandeling van de Waterstaatsbe grooting, welke vervolgens aan de orde is gekomen, trad de heer Bakker (c.h.) weer eens in het krijt voor verbindendverklaring van collectieve arbeidsovereenkomsten in bestek ken voor Waterstaatswerken. Ir. van der Waerden (s.d.) maakte bezwaar tegen opheffing van den geologischen dienst. Ir. Bongaerts (r.k.) wenschte een wel- vaartspolitiek voor Nöordbrabant en Zee land, los van de kwestie van het Belgisch verdrag. De heer Ebels (v.d.) verdedigde een samen werking van regeering met provinciën en ge meenten tegen de lintbebouwing. De heer Rutgers van Rozenburg (c.h.) nam de Kamerfractie, die rapport had uitgebracht over de Spoorhout-affaire en waarvan hij lid is geweest, in bescherming tegen critiek, door de Spoorwegen in een adres op haar ge oefend. In de avondvergadering heeft de Kamer de Waterstaatsbegrooting voortgezet. De heeren Van Poll (r.k.) en Amelink (a.r.) drongen aan op het doen naleven van de col iectieve arbeidsovereenkomsten bij de bestek ken van Waterstaatswerken. Minister van Lidth de Jeude verklaarde, de sociale bepalingen der collectieve contrac ten te zullen toepassen, maar niet de loonen der overeenkomsten, omdat die zoo weinig zekerheid geven. Zoo heeft b.v. maar 44 pCt. der bouwarbeiders de loonen der collectieve contracten. Dr. Van den Tempel (s.d.) uitte ontevre denheid over den weinigen invloed van het werkfonds op den omvang der werkloosheid. Men weet, dat de 60 millioen, die het fonds nu bevat, geheel zijn toegewezen. De 20 mil lioen, die nu zullen worden aangevraagd, zijn naar de minister meedeelde, alleen voor openbare werken bestemd. Wat zal worden gedaan voor industrialisatie, komt tot uiting ïn het wetsontwerp betreffende industrie financiering. De heer Van Poll critiseerde de machina ties van Spoorhout als buitengewoon onge- wenscht en drong op opheffing van de on derneming aan. De minister antwoordde, er nu weinig van te kunnen zeggen, na de reeds overgelegde StUI>eheer Krijger (c.h.) drong aan op meer bezuiniging op personeelsuitgaven. Z.Exc. vertelde, dat er in 1913 19 pCt. der uitgaven voor werken aan eigen personeel werd besteed en nu maar 12 pCt. De minister zeide, dat een groot deel der werkzaamheden van den geologischen dienst kan blijven behouden, doordat er een stich ting voor zal worden gemaakt. Indien eenigszins mogelijk, zal de be windsman de stichting doen voortbestaan, nadat zij de geologische kaart van ons land afgemaakt zal hebben. Z.Exc. heeft een voorontwerp van een nieuwe wet tegen lintbebouwing aan de col leges van Ged. Staten gezonden. Zoodra hij van alle de meening weet, zal hij met zoo groot mogelijken spoed het wetsontwerp ver der voorbereiden. Bij de afdeeling. Waterstaat klaagden de heeren Louwes (lib.) en Ebels (v.d.) over te hooge waterschapslasten. De bewindsman was bereid, met de provin ciale besturen nogmaals van gedachten er over te wisselen, maar hij waarschuwde er tegen, dat men den gewoonlijken weg van Rijkshulp zou opgaan. De heeren Louwes, Bongaerts en Van der Waerden uitten de vrees, dat de zeedijken op den duur te laag zouden blijken, maar Z.Exc. beriep zich op een desbetreffend rapport om te betoogen, dat men zich niet ongerust be- heeft te maken. De rijzing van den zeespiegel ten opzichte van het land bedraagt vermoe delijk niet meer dan 1 a 2 m.M. per jaar! Een discussie over het mijnwezen vormde het slot van het debat over minister Van Lidth's begrooting. VI. Met zestien anderen in de gevangenis. De stemming fel anti-fascistisch. TENSLOTTE IN OOSTENRIJK. Alweer in de gevangenis. Het was een steenen hok, waarbij een hondenhok een paleis genoemd kon worden. Mijn hart draaide om in mijn lichaam bij het aanschouwen van den drek, die hoog opge stapeld lag in de verschillende hoeken. Ik werd er eenvoudig ingesmeten, de deur ging op slot en alweer was 'k alleen met vrij wanhopige gedachten. Na verloop van en kele uren kwam „signor capitano" in mijn cel, schijnbaar om te zien of ik reeds wat rustiger was geworden. Dit was inderdaad het geval. Niet zoozeer omdat ik in gedach ten me tevreden gesteld had met mijn lot, als wel om het feit, dat het blijkbaar den moriaan gewasschen ,was, deze lieden iets aan het verstand te'brengen wat ieder wel opgevoed mensch behoort te doen en te weten. Het resultaat was, dat ik mede moest met mijn bewaker, die mij een matras en een deken verschafte. We bestegen eenige trap pen, er openden zich talrijke deuren en ten slotte belandden wij in de afdeeling „preven tieve hechtenis". De celdeur werd geopend en toen ik binnenging in de donkere ruimte werd ik ontvangen met een hoeraatje door een talrijk publiek, dat zich in deze cel be vond. De grootte dezer cel was ongeveer 30 vierkante meter; ik was het zeventiende slachtoffer. Mijn kameraden. Onmiddellijk nadat de deur gesloten was, vormde zich een kring om mij heen en tal- looze vragen werden gesteld, die alle er op ingesteld waren te weten te komen, wat ik uitgevoerd had om opgesloten te worden. Deze vragen, alle in dialect gesteld, waren voor mij onverstaanbaar. Eindelijk verstond ik iets. De heeren waren smokkelaars, poli- tiek-onbetrouwbaren, kleine dieven en zakken rollers. Zij schaamden zich voor hunne „be roepen" in het geheel niet. Waarom ook? Moraliteit was iets, wat deze lieden mis schien eens in het leven gekend hadden; thans bestond voor hen nog slechts één ding, nl.: hoe blijf ik in het leven? Dat zij daarbij met het wettig gezag in conflict kwamen, laat zich denken, hetgeen zij ook als zeer normaal beschouwden. Een mijner celgenooten, een Rus, thans Statenloos, was ook aan de grens opgepikt. Hij sprak goed Duitsch, evenals iemand, die 40 jaren lang in Duitschland gewoond had, thans naar zijn „Vaderland" terug gereisd was en dit diep betreurde. Hij was geboren Italiaan, sprak echter geen woord Italiaansch, doch slechts Duitsch. Na veel moeite kwam ik met mijn matras ergens op een plaatsje terecht, waar ik zou kunnen slapen. Door den DuitschItaliaan werd ik opmerkzaam gemaakt op het feit, dat ik te rekenen had met visite van kleine beestjes, die in grooten getale hier huisden. Dit heb ik dan ook zeer spoedig aan den lijve ondervonden. Hoewel water in Italië een artikel is dat rijkelijk voorhanden is, in de gevangenissen schijnt het een kostbaar aritkel te zijn. Er werd namelijk slechts één emmer verstrekt ais drinkwater. Voor wasch- water werd in het geheel niet gezorgd Of dit geschiedde onder den invloed van den „Afrikaanschen" watersnood weet ik niet; een feit is, dat ik me 6 dagen lang niet heb kunnen wasschen en moest huizen tusschen een zestiental menschen, die ieder reeds niet bepaald zindelijk waren, toen zij deze ruimte betreden moesten. Mijn eenige troost was, dat twee mijner lotgenooten in staat waren te converseeren in een taal, die ik tevens verstond, waarvan dan ook druk gebruik werd gemaakt. Zij ver telden mij, dat ik me had voor te bereiden op een verblijf van minstens 6 dagen, want de molens der ambtenarij malen vooral in Italië zeer langzaam. Hetgeen haarfijn klop te. lederen dag reclameerde ik bij den bewa ker, die met stereotiep gebaar mijn reclame verwees naar „signor capitano". Hetgeen me geen steek verder bracht, behalve dan dat ik met verwoede blikken werd aangezien. U te vertellen, dat de geest in onze cel niet be paald pro fascistisch was, is waarschijnlijk overbodig, integendeel, men was er waar schijnlijk nog meer revolutionnair dan in Rusland. Men liet dit dan ook heel gewoon tjes toe, vertrouwende op het machtsapparaat dat „Pubblica Sicurezza" heet, hetwelk bui ten de gevangenis er wel voor zorgt dat geen onvertogen woord tegen de regeering geuit wordt. Ik hond mij buiten de politiek. „Het geheele volk staat achter mij". Deze uitspraak van een Leider des Volks en dicta tor van een Staat, die op weg is wereldge schiedenis te maken, is uiterst belangrijk, indien men deze uitlating toetst aan de ge voelens der arbeidende bevolking, zooals die leeft en strijdt in de stegen en de sloppen der groote steden als Milaan, Rome en Na pels. Er werd in onze cel druk gepolitiekt, zeer druk zelfs, en de bolsjewistische revo lutie was reeds in zicht.Ik heb me be scheiden op den achtergrond gehouden, eer stens wijl het woord „politiek" op zich zelf reeds een gevaar inhoudt voor den buiten lander in dit lanaptweedens wijl mijn belan gen en die van de krant niet gediend waren met het feit, dat ik me met politiek zou gaan bemoeien in Italië. Integendeel. Ik sleet zoo mijn dagen met mijne lotge nooten. Het voedsel dat ons verstrekt werd was zéér mager. Een waterig soepje, één maal daags een stuk brood, dat was alles. Koffie, thee of iets warms was geheel onbe kend. Dat kon men bestellen, als men met geld in de gevangenis geraakt was. De ge noemde soep werd vaak niet gegeten, omdat zij volmaakt ongenietbaar was. Het brood was het eenige wat ons op de been hield Nu naar Oostenrijk uitgeleid. Den zesden dag werd ik tegen den avond opgecommandeerd mijn spullen te pakken en te verschijnen voor „signor capitano". Men deelde mij mede, dat ik uitgeleid zou worden naar Oostenrijk en wel naar Bren- ner. Zuid Tirol dus. De noodige formalitei ten werden vervuld en denzelfden avond was ik alweer op weg, natuurlijk weer met een agent, naar Brenner. Den volgenden dag kwamen wij des avonds laat op het station aan. Uit den trein gekomen werd ik linea recta weer in een cel gebracht. Op mijn vraag wat dit nu weer te beteekenen had, vertelde men mij, dat men een gunsti ge gelegenheid zou moeten afwachten om mij over de grens te smokkelen. Ik gaf op dat alles geen antwoord meer. Het baatte toch niets. Zoo zat ik dus weer in een cel. Koud. zonder eenig dek, geen bed, niets van dat alles; voedsel was blijk baar iets geheel overbodigs. Hier zat ik 17 uren. Des nachts werd ik door 4 cara binieri over de grens geleid. Langs de spoorbaan togen wij voorwaarts, Oosten rijk tegemoet. Wachtwoorden werden gewis seld tilsschen de douaneposten van Italië en wij gingen de bergen in. Enkele uren werd zwijgend doorgemarcheerd. In het holst van den nacht werd halt gehouden en wees één der mannen met zijn geweer naar Oostenrijk. Dien kant moest ik op! Ik moesi het niet wagen terug te komen, want Het overige laat zich denken. Die heeren verstaan geen scherts. Zoo stond ik dan in het pikkedonker in de bergen. Honger als een leeuw, moe als een hond, het vroor dat het kraakte en ik wist heg noch steg. Ik strompelde wat voor waarts. kwam bij een berghut en hield halt. Hier bleef ik eenige uren, ervoor zorgende in beweging te blijven, teneinde niet te ver stijven van koude. Bij het ochtendkrieken ging ik op weg naar Innsbrück en na een marsch van 37 K.M. door een prachtig berglandschap kwam ik hier aan. Ziedaar een nuchtere opsomming der fei ten, zooals uw correspondent die mee moest maken in een geciviliseerd land. Op eenige honderden K.M. afstand ligt het centrum van Europa, met het Volkenbondspaleis als hoogste uiting van het ernstige en serieu- Wat vandaag de aandacht trekt... Op weg naar Abessinië. (Dag. Overzicht). De zitting der Fransche Kamer verdaagd. (Buitenland). De eoc.-dem. kamerfractie en mr. Duijs. (Binnenland). Zware brand te Den Helder. (Bin nenland). Zweedsch 6Chip bij Den Helder vastgeloopen; de 15 opvarenden ge red. (Binnenland). De Beul in den Amsterdamschen raad besproken. (Binnenland.) De 26ste partij AljechinEuwe af gebroken. Euwe staat beter. (Sport). ze streven der menschheid naar een hooge- re en betere rechtsorde. Het heeft mij moei te gekost de objectiviteit te bewaren in mijn verslag, hetgeen u wel duidelijk zal zijn. Laat ik er aan toevoegen dat de ondergane behandelingen te diepe wonden geslagen hebben om sympathiek te denken over het fascistische regiem. Ook ik ben van mee ning, dat geen enkele staat ter wereld iets zal kunnen bereiken, indien orde en recht niet de basis vormen der uitvoerende machten; ik stel dat zelfs op den voorgrond, maar indien dit gepaard moet gaan met het „per forza" dan is dit voor mij als vrije- en democratisch voelende Hollander, iets on denkbaars. En het is juist dit „per forza" dat in gansch Italië den boventoon voert. De diepere gronden daarvan zijn vrij een voudig en dienen hier niet rtader uiteenge zet te worden, of ze houdbaar zijn in de toe komst is een ander chapiter, dat zeker een overpeinzing waard is. In Innsbrnck. En zoo zit ik nu in Innsbrück. Rondom mij een schitterend berglandschap. De win ter is hier reeds ingetreden, de eerste sneeuwstormen hebben reeds gewoed en de toppen der bergen dragen reeds lang witte mutsen. De rust, die van deze bergen uit gaat, helpt mij over de doorstane vermoeie nissen heen en geeft mij ruimschoots stof tot denken. Laat ik trachten aan het slot van deze correspondentie u een duidelijk overzicht te geven van den toestand zooals die in Italië en Afrika is. Ik baseer deze indrukken op het door mij geziene in beide landen. Dat ik daarbij verschillende malen in conflict zal komen, met reeds verschenen berichten en verhalen over deze stof is zeer goed mo gelijk. Laat ik dan als verontschuldiging mogen aanvoeren, dat ik er van overtuigd ben, dat er zeer weinig berichtgevers in Italië zijn, die dit land bereisden als ik en zoo nauw in contact kwamen met de mas sa der bevolking. Die massa, die tenslotte het materiaal moet opleveren dat bijdraagt tot het slagen der op touw gezette onderne ming. DE KWESTIE DER FRANSCHE STRIJDBONDEN. Debat in de kamer begonnen. Gistermorgen is in de Fransche Kamer het debat over de strijdhonden, de „ligues", be gonnen. De regeering was vertegenwoordigd door den minister van binnenlandsche zaken. Op de agenda stonden een tiental interpellaties over de actie der strijdhonden en de werk zaamheid van het Volksfront, ingediend door links en rechts. Verder bevatte de agenda twee wetsontwerpen: het wetsontwerp-Chau- vin, waarin regels worden gegeven voor de openbare demonstraties, en een ontwerp be treffende invoer, vervaardiging en in bezit hebben van wapens. De communistische afgevaardigde Ramette had zich voorzien van verschillende docu menten en krantenknipsels, aan de hand waarvan hij betoogde, dat de Croix de Feu en de andere Strijdhonden gevaarlijk zijn en dat de regeering te toegeefelijk is. In de eerste plaats, aldus zeide hij, moet worden opgetre den tegen kolonel de la Rocque. Ramette verweet de regeering, dat zij ge- meene zaak maakt met de fascistische weer- erganisaties. Hij toonde zich gereserveerd ten aanzien van het ontwerp-Chauvin, daar hij de vrees koestert, dat de bepalingen niet alleen tegen de rechtsche maar ook tegen de linksche organisaties kunnen worden toege past. Hij zeide verder, dat de meerderheid van het Fransche volk achter het Volksfront staat, en sprak zich openlijk uit voor het doen verdwijnen van de regeering-Laval. De radicaal-socialist Guernaut deed even eens felle aanvallen op de rechtsche weer- organisaties. Vervolgens werd de zitting tot den middag verdaagd. Na de hervatting sprak de radicaal-socia- alkmaarsche courant Avondvergadering. (Zie verder eventueel laatste berichten.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 1