8
D
HET PLAN VAN DEN ARBEID EN
DE LANDBOUW.
8
Jladioncogcamma o
JmiUzton
E ONBUIGZAMEN
Land- en Tuinbouw.
Debat op de lezing van Ir. H. Vos
door Ir. Dijt.
In aansluiting aan het gister door ons
gepubliceerde verslag van Ir. H. Vos, den
samensteller van het Plan van den Arbeid
voor de Ver. der oud-leerlingen en van de
rijkslandbouwwinterschool te Schagen, la
ten wij hierop het debat volgen.
Zooals we mededeelden, bestond er voor
deze lezing een groote belangstelling, om
dat dit de eerste maal was, dat Ir. Vos dit
plan in een studie-vereeniging van den
landbou ontvouwde. Met het oog op den
tijd, de inleider had tot ruim half vijf het
woord gevoerd en met het oog op de velen,
die van elders waren gekomen moest de
vergadering om 5 uur worden gesloten
kon slechts weinig tijd voor debat worden
gegeven, waarom de voorzitter vragen
stellers verzocht kortheid te betrachten.
Ir. D ij t was van meening, dat inder
daad de tijd dringt, zoodat ook hij gevoel
de, dat hij kort moest zijn. Wanneer men,
zoo zeide hij, zelf van meening is, dat de
samenleving in haar tegenwoordigen vorm
tekort schiet om de toekomst op een hoo-
ger peil te brengen, dan spreekt het van
zelf, dat men tot'zekere hoogte sympathiek
staat tegenover een rede, als die van den
inleider. Spr. herinnerde aan zijn uiteen
zettingen over de ordening, zooals hij die
ziet en hij was dan ook van oordeel, dat
de samenleving alleen bindingen mag op
leggen, die de vrijheid in den landbouw
weer verwerkelijken.
Wij als boeren, zoo betoogde spr., weten,
dat de boer koning moet zijn op eigen be
drijf en zoo weinig mogelijk beïnvloed
moet worden.
Toen de inleider de crisis-politiek aan
critiek onderwierp, dacht spr. een oogen-
blik, dkt gaat de goede kant op. Veel is er
behandeld, wat met het schema van het
onderwerp niets te maken heeft, maar
omdat spr. kort moet zijn, zal hij daarop
niet ingaan. Spr. had echter van Ir. Vos
gehoord, wat er gebeuren moest en toen
gevoelde hij zich teleurgesteld, omdat hij
de meening beluisterde, dat men door be
studeering van de markt tot de kennis
moest komen van de afzetmogelijkheden,
om daarop een teeltplan in te richten. Het
merkwaardige nu is juist, dat in den land
bouw die zoogen. over-productie zoo ge
ring is geweest, dat men met welk schema
ook, nooit had kunnen voorzien, dat het
klein beetje teveel aan tarwe en suiker,
tot de catastrophe in den landbouw zou
leiden, die wij nu beleven.
Het teveel was hoogstens 2 en met de
bestudeering van den afzet valt dit niet te
regelen. Men moet niet vergeten, dat rub
ber en koffie 7 jaar noodig hebben om
van het product te kunnen profiteeren en
door een markt-analyse kan men niet
vinden, hoeveel men over 7 jaar noodig
heeft en dit te meer niet, omdat bij de
teelt der producten ook de natuur een
groote rol speelt. Bij de tuinbouwproduc
ten, de bloembollenteelt en de veeteelt is
een teeltplan al eenmin op zijn plaats.
Tusschen den inleider en spr. is er dan ook
een groot verschil in het uitgangspunt.
Spr.'s uitgangspunt is, dat de productie
mogelijkheden, die de wereld heeft, ge
bruikt moet worden van de bevrediging
van de behoefte der menschen en dat men
dus nooit afwijzend moet staan tegenover
den overvloed .De angst voor den over
vloed is de geestelijke ramp van onzen tijd.
Beperking is 'n strijd met wat de wereld
geschiedenis ons leert. Een groote fout
van het plan was, volgens spr., dat het
geen rekening houdt met de historie. Het
plan van den arbeid verklaart niet, waar
door de chaos ontstaan is en evenmin de
verschillende structuurveranderingen, die
we beleven. Het verklaart ook niet, waar
om wij een hooger welvaartspeil hebben
verkregen en evenmin, waartegen maat
regelen moeten worden genomen. Ir. Vos
zeide in het begin dat wij beter een samen
leving kunnen hebben met grooter zeker
heid en dan maar ook een lager levens
niveau, dan een samenleving, die het ri
sico geeft van tegenwoordig.
Maar, aldus spr., juist de verschillende
beschavingen zijn ten gronde gegaan, door
dezelfde mentaliteit van burgerlijke zeker
heid. Spr. meent dan ook in deze opvat
ting sterk te moeten verschillen met den
inleider. Voor 4 jaar geleden heeft spr.
aangegeven, hoe wij door een goederen-
voorraadpolitiek van agrarische grond
stoffen de samenleving meer zekerheid
kunnen verschaffen. Het verzet daartegen
kwam van de S. D. A. P., die betoogde, dat
de producenten staatsambtenaar moesten
worden. Nu komt diezelfde S. D. A. P. met
het plan van den arbeid, een plan, dat
alleen in de zoogenaamde goudlanden
sympathiek wordt ontvangen en in België
is ontstaan toen dit nog een goudland was.
In Zweden heeft men zeer zeker niet een
plan van den arbeid ontwikkeld, waarbij
de landbouw zóó aan banden wordt ge
legd als in dit plan wordt aangegeven. In
Denemarken verkreeg men betere toe
standen door meer overwicht te brengen
tusschen het invoeren uit rente en het in
komen uit arbeid. Spr. is ervan overtuigd,
dat wanneer in Nederland het evenwicht
zou worden verwerkelijkt dat alle staats
bemoeiing, waarbij iedere boer den poli-
tie-agent moet worden van zijn buurman
niet noodig zou zijn. De fout van onze sa
menleving is, dat het rente-inkomen, zoo
groot is, dat aan de rest van de bevolking
het bloed moet worden afgetapt. (Ap
plaus).
De heer J. Saai had in het plan een
meening gemist, over de machtspositie
van het grootkapitaal („Unilever"), waar
onder de boeren gebukt gaan.
In het plan staat: „de landbouwende
bevolking moge relatief in aantal achter
uit gaan, economisch zal de beteekenis
van den landbouw in ons land voor af-
zienbaren tijd nog zeer aanzienlijk zijn."
Gaarne vernam spr., wat „afzienbare
tijd" wil zeggen.
De beantwoording.
Ir. H. V o s wenschte Ir. Dijt, waar deze
zegt, alleen die bindingen te willen* die
de bedrijfsvrijheid weer mogelijk maakt,
volledig de hand te willen reiken.
Het geheele plan gaat juist daarvan uit.
Maar alleen de ongebondenheid van het
economische leven maakt de vrijheid van
beweging en de mogelijkheid om deel te
nemen aan het cultuurleven, voor groote
groepen onmogelijk.
In het geestelijk uitgangspunt, zoo zeide
spr., zijn wij dus geen tegenstanders, maar
waar het op aan komt, is de uitwerking.
Spr. wees er op, dat ook hij betoogd had,
dat de directe bemoeiingen met den' land
bouw geringer moeten worden. In het plan
staat uitdrukkelijk, dat 'n teeltp 1 a n geen
teeltd wang mag worden. Het plan wil 't
teeltplan juist over geven aan de collec
tiviteiten van den boer zelf. Het wil dus
steunen op den vrijen wil van de bevol
king van het platte land. Tot op zekere
hoogte moet spr. Ir. Dijt gelijk geven, dat er
geen sprake is van 'n teveel, maar toch is
er voor bepaalde producten sprake van
over-productie. Spr. verzoekt Ir. Dijt
daarvoor hoofdstuk III van het plan na te
lezen en ook in de inleiding wordt als
oorzaak van den chaos de vrijheid en de
overmacht van het bankcrediet ge
noemd. De overproductie van de kapi
taalgoederen heeft tot deze catastrophe
geleid. Wanneer men ziet, hoe de
Chinees moet leven en hoe in Ned.-
Indië ode loonen met 70 procent zijn ge
daald, dan weet ook spr. dat er streken
zijn, waar de bevolking nog veel te kort
komt en dat er dus geen sprake is van een
teveel voor den wereld als totaal. Men
moet echter rekening houden met het
evenwicht tusschen de consumptie-moge
lijkheid en de productie-mogelijkheid en
dat evenwicht is juist door de uitbreiding
van de productie verstoord en wel van
rubber en suiker zoodanig, dat men er op
moet toegeven. Het is de ongeordendheid
van de productie, die tot de ramp heeft
geleid. Tegen de stelling van ir. Dijt, dat
men geen teeltplan kan maken staat de
stelling dat men er zonder teeitplan zeker
niet komt. Spr. wijst op de bacon-curv ;n
jp de Engelsche markt, die leeren, dat men
met een teeltplan als ondergrond had
kunnen slagen.
Nationaal noch internationaal ziet spr.
geen kans om zonder een teeltplan uit te
komen en hy was van oordeel dat men
zonder teeltplan ook na herstel weer bin
nen eenigen tijd in de chaos terecht
komt.
Wanneer Ir. Dijt zegt wij moeten de
productie-mogelijkheden uitbouwen, dan
zegt spr., accoord. Het hangt er echter
vanaf, op welke wijze men dit moet doen
en het plan zegt, dat de productie gericht
moet worden op de volksbehoeften. Wan
neer spr. een zekere constantheid verkiest
boven een toestand met een zekere hoog
te met een noodwendige terugval, dan
heeft hij dit gezegd in verband met de
vrijheid van den staatsburgers, omdat die
vrijheid de crisis te voorschijn heeft ge
roepen.
Ook spr. wil geen banden, die ondrage
lijk worden, maar het is beter, eenige be
perking te stellen, dan een ieder maar te
laten huishouden naar zijn bedoeling. Dat
daardoor een ieder de politie-agent zal
worden van zijn buurman, betwist spr. Hij
wil de organisatorische weg, die de boeren
en de arbeiders reeds zijn gegaan. Wan
neer men alles aan banden legt zooals
in Duitschland dan maakt men den een
tot den politieagent van zijn buurman.
Het Plan van den Arbeid wil slechts
zooveel banden leggen, dat de normale
vrijheid volledig kan blijven bestaan. Spr.
ontkent, dat het plan alleen sympathiek
in de goudlanden wordt ontvangen.
Noorwegen en Tsjecho-Slowakije zijn geen
goudlanden. Ook Engeland kent het plan,
dat een internationaal West Europeesch
verschijnsel is. Het is ontstaan tegenover
de liberale staatsgedachte, die naar de
chaos van het oogenblik heeft geleid. Ook
in de zuivelfabriek ziet spr. de gedachte
van de planmatigheid.
De heer Saai wijst spr. op hetgeen er in
het plein van den arbeid staat over het
sociale credietwezen.
Wanneer wy vechten voor het plan, al
dus spr., dan vechten wy in de eerste
plaats tegen de macht van het groot
kapitaal. Daarom wil het plan socialisatie
van de monopolistische bedrijven en de
„Unilever" is wel in de eerste plaats een
monopolistisch bedrijf.
Wanneer de heer Saai bekend was met
de socialistische literatuur, dan wist
hy, dat in het socialisatie-rapport de
margarine-industrie ry'p geacht wordt
voor socialisatie. Als vervolg op het
plan hebben wij trouwens in studie
de vraagstukken van de olie- en
vettenvoorziening. Van een soc.-dem. re
geering behoeft men zeker niet te ver
wachten, dat zij de positie van het groot
kapitaal en die van de monopolisten on
aangetast zal laten.
Het woord „afzienbare tijd" is gekozen
tegenover de menschen in onze eigen ge
lederen, die van oordeel waren, dat de
landbouwende bevolking steeds minder
een factor van beteekenis zal worden.
Wij zien ondanks het terugloopen
van het aantal in den landdbouw toch
in dien landbouw een toenemende econo
mische waarde voor de bevolking.
Het plan is niet opgezet voor 1, 2 a 3
jaar, maar toch is het geen bijbel, waaraan
niets veranderd kan worden. Wy zijn de
mocraten en wanneer over 20 jaar weer
een plan moet verschijnen, dan zullen wij
die woorden er misschien uitlaten.
Thans doen wij verstandig om de woor
den „afzienbare tijd" te handhaven. (Ap
plaus).
De voorzitter sprak hierop een
woord van hartelyken dank tot Ir. Vos
voor de wijze, waarop hij zijn moeilijk on
derwerp had behandeld. Hoewel dit de
lste vergadering was, waarin hij dit onder
werp voor een landbouwvereeniging had
behandeld, was spr. toch van oordeel dat
Ir. Vos hoewel hij slechts technisch ir.
was, toch niet aarzelend met dit onder
werp naar een tweede vergadering behoef
de te gaan.
Spr. eindigde met een opwekkend woord
tot de aanwezigen om hun zonen naar de
landbouwwinterschool fte zenden, waar
Ir. Lienesch al het mogelijke doet om hen
voor den strijd in den landbouw de on
misbare kennis bij te brengen. (Applaus).
Woensdag 22 Januari.
HILVERSUM, 1875 M. (VARA-
uitz.) 8.— Gr.pl. 9.30 Kookpraatje.
10.VPRO-morgenwyding. 10.15
Gevar. concert en lezing. 12.Gr.
pl. 12.15 Orgelspel en gr.pl. 1.15
I.45 Gr.pl. 2.Voor de vrouw. 2.15
Gr.pl. 3.— Voor de kinderen.
5.30 Gr.pl. 6.30 RVU. Bezing. 7.—
Sportuitz. 7.15 Pianorecital en
voordracht. 8.Ber. 8.15 Operette-
uitz. mmv. solisten, het VARA-
orkest en Operakoor. In de pauzo
ber. en toespraak. 10.25 Gr.pl.
11.Orgelspel J. Jong. 11.30—
12.Gr.pl.
HILVERSUM, 301 M. (NCRV-uitz.)
8.Schriftlezing. 8.159.30 Gr.pl.
10.30 Morgendienst. 11.12.en
12.15 Ensemble v. d. Horst. 1.15
Gr.pl. 2.Quatre-mains. 3.15 Chr.
Lectuur. 3.45 Gr.pi. 4.Sopraan
en piano. 5.— Kinderuurtje. 6.
Landbouwpr. 6.30 Afgestaan. 7.
Ber., reportage. 7.30 Causerie. 7.45
Gr.pl. 8.— Ber. 8.05 Sopraan en
orgel. 9.— Lezing. 9.30 Orgelspel.
10.Ber., causerie. 10.2011.30
Gr.pl.
DROITW1CH, 1500 M. 11.20—11.50
Gr.pl. 12.05 Orgelspel. 12.35 Popu
lair concert mmv. solist. 1.352.20
BBC-Schotsch orkest. 3.10 Piano
recital. 3.35 Sted. orkest Bourne-
mouth, mmv. solist. 5.05 Kwintet
concert. 5.35 De Karl Caylus Players
6.20 Ber. 6.50 Tenorzang. 7.10 Le
zingen. 7.50 Dansmuziek. 8.50
BBC-Symph.-orkest, mmv. solist.
10.05 Ber. 10.20 Verv. concert.
II.Harpkwinte'ccncert. 11.35
12.20 Dansmuziek.
(In verband met het overlijden
van den Engelschen koning zal dit
programma waarschijnlijk wel ge
wijzigd worden).
RADIO PARIS, 1648 M. 7.20 en
8.35 Gr.pl. 11.20 Populair concert.
2.50 Orkestconcert. 4.20 Zang.
4.35 Gr.pL 5.50 Orkestconcert. 9.05
Opera-uitz., mmv. solisten, koor en
orkest. 11.05—12.35 Dansmuziek
en populair concert.
KEULEN, 456 M. 5.50 Populair
concert. 1120 Kamerorkest. 1.35—
2.20 Gevar. concert. 3.50 Voordr.
en concert. 5.20 Concert mmv. so
listen en orkest. 8.05 Omroepkleiy-
orkest. 9.50—11.20 Populair con
cert en dansmuziek.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 3j!2 M,:
12.20 Dansmuziek. 1.305j.20 Con-
stantin-orkest. 6.20 Gr.pl. 6.35 en
7.20 Vioolrecital. 8.20 Gr.pl. 8.50
Operette-uitz. 10.30—11.20 Gr.pl.
484 M.: 12.20 Constantin-orkest.
1.30—2.20 en 5.20 Dansmuziek.
6.20, 6.50 en 8.20 Gr.pl. 8.30 Radio-
tooneel. 10.55—11.20 Dansmuziek.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M.
8.05 Concert. 9.20 Ber. 9.50 Fluiten
piano. 10.05 Weerber. 10.20—11.20
Dansmuziek.
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Hilversum.
L(jn 3: Brussel VI. 8.9.20, Keu
len 9.20—11.20, Kalundborg 11.20—
12.20, Brussel VI. 12.20—14.20, Ka
lundborg 14.20—15.20, Lond. Reg.
15.2016.50, Parijs Radio 16.50—
17.20, Keulen 17.20—18.50, Parijs R.
lg.50_19.55, Rome 19.55—22.20,
Brussel VI. 22.20—22.55, Weenen
22.55—24.—.
Lijn 4: Parijs Radio 8.058.50.
Normandië 8.50—10.35, Lond. Reg.
10.35—12.05, Droitwich 12.05—14.20,
Lond. Reg. 14.20—15.10, Droitwich
15.10—18.20, Brussel VI. 18.20—
18.50, Droitwich 18.5019.10,
Lond. Reg. 19.10—19.50, Droit
wich 19.50—23.— en Lond. Reg.
23.-24.—.
Verandering in het programma
van lijn 4 van de radio
distributie.
Op verzoek van vele aangeslotenen
zal, in afwijking van het in de ver
schillende omroepbladen opgeno
men programma 4, des avonds te
10.20 uur gedurende de geheele
week op genoemde lijn worden
doorgegeven het ooggetuigeverslag
van de Zesdaagsche Wielerwed
strijden te Brussel.
DE LANGENDIJKER GROENTEN-
VEILINGEN.
Behalve andere omstandigheden werkte
ook deze week het weer niet mee, om een
opgewekte stemming op de beide Langen-
dyker groentenveilingen te doen heerschen.
Wind en regen, gepaard met een hooge tem
peratuur, zijn oorzaak van een vlug voort
schrijdend rottingsproces, vooral thans, nu
de kwaliteit van het product veel te wen-
schen overlaat en het weinig weerstands
vermogen bezit. Er werden aan beide vei
lingen nog winteraardappelen aangevoerd,
en ook buiten de veilingen verhandeld. De
vraag was over 't algemeen wat beter, doch
in de besteede prijzen was daarvan maar
weinig te bemerken. Voor blauwe Eigen
heimers werd 2.30 tot 2.60 besteed, by
groote uitzondering 3. Bevelanders wer
den zelfs voor 1.80 en 2.20 verkocht,
uiterst lage prijzen alzoo voor puike win
teraardappelen.
De aanvoer van roode kool was vrij onge
regeld, vooral aan de veiling van den Noor-
dermarktbond, zoodat zelfs de handelaars
over dezen toestand beginnen te klagen en
op een meer gelijkmatigen aanvoer aandrin
gen. Het grootste deel van wat deze week
werd aangevoerd, behoorde tot de tweede
kwaliteit De prijs was helaas weer iets la
ger. Voor eerste kwaliteit van de sorteering
van 2 tot 3 pond werd 6 tot 7 per 100
K.G. betaald; enkele partijtjes gingen daar
bij wijze van uitzondering boven uit en
brachten 7.40 tot 7.80 op. Ongeveer de
zelfde prijzen werden betaald voor de iets
zwaardere sorteering, terwijl de prijzen
voor kool boven de 4 pond tusschen de 6
en 7 lagen. De prijzen van de tweede
soort kool liepen vrij ver uiteen, zoodat
voor kool van 2 tot 4 pond van 3 tot 6
werd betaald, soms tot by de 7. De zwaar
dere van de tweede kwaliteit bracht het tot
46.50. Sterk afwijkende hoedanigheid
bracht 1 tot 1.50 minder op. Voor het
klein- of stortgoed werd 1 tot 2.50 be
taald.
Gering was ook de aanvoer van gele kool,
nog geringer, in verhouding van normale
jaren, dan roqde kooL Nochtans waren de
pryzen ervan lager dan de laatste weken.
Een prijs van 8 werd zelfs niet bereikt
voor de mooiste party en, terwijl de laatste
weken zelfs tot 9 werd betaald! Gele kool
van 2 tot 4 pond bracht 4 tot 7 op,
zwaardere van ruim 4 pond enz. werden
voor 6 tot ruim 1 7 verkocht. Voor twee
de kwaliteit werd voor de sorteering tot 4
pond 36 betaald, enkele partijen btach-
ten het tot 7. Voor kool boven de 4 pond
werd 6 of iets meer besteed. Het kleingoed
bracht pryzen op tusschen ƒ1 en ƒ3, al
naar kwaliteit
Deensche witte kool was ook iets lager
in prijs. Veel wordt door de zuurkoolfabrie
ken afgenomen. Daar de kwaliteit niet best
is, kan ze niet langer worden bewaard, zoo
dat de aanvoer wel iets te groot is. Eerste
soort van 2 pond brengt 3 tot 4 op; tot
bijna 4 pond 4 tot 5, soms iets meer en
grootere 4.50 tot ruim 5. De lichtste sor
teering tweede kwaliteit werd voor 0.70
tot 2.50 verkocht, van 3 tot 4 pond voor
4 tot 4.50, terwijl de zwaarste 4.50 tot
4.90 opbrachten. Stortgoed werd voor 70
cent tot 1 verkocht
Ondanks den vrij grooten export van uien
was de markt voor dit product weer ge
drukt Prachtige grove uien brachten niet
meer dan 2 tot 2.50 op, middelgroote wer
den voor 1.80 tot 2.20 verkocht Drielin
gen zakten in tot 60 70 cent en nep bracht
3 tot 3.60 op.
Het best gaat het nog met peen en bie
ten, die bevredigende prijzen opbrengen.
Groote peen werd voor 1.30 tot 1.50 ver
kocht, kleine voor 60 tot 80 cent De aan
voer van andijvie had niet veel te betceke-
nen. De minst gewilde werd voor 70 tot 90
cent verkocht, mooie voor 1.50 tot 1.90.
Verschillende partijen ruige gele kool wer
den verhandeld. De prijzen waren zeer af-
naar het Engelsch
van J. S. FL ETC HER
door mr.
H. J. H.
45
„Ik zal hem vindenals ik er opdracht
toe krijg", antwoordde hij.
Vader en zoon keken elkaar aan en Oli-
ver klopte den werkman op zijn schou
der.
„Als je het doet, dan zal dat geen ver
loren dag voor je zijn, beste jongen", riep
hy uit. „Hij is de man, dien we hebben
moeten.
„Maar er komt nog iets bij", bemerkte
Louis. „Denkelijk zijn er nog anderen bij
betrokken".
„Ja... best mogelijk", zei Oliver. „Maar
zeg eensBewwat denk jij dan te
gaan doen?"
„Ik zal hem opsporen, als u het tenmin
ste aan mij wilt overlaten", zei Bew, met
een blik op Louis. „We hebben het nu toch
niet zoo bijzonder druk, meneer. Als u me
een week zoudt kunne missen
Louis knikte toestemmend en wenkte zijn
vader terzijde.
„Als Bew zegt, dat hij Hoyland vinden
zal, dan doet hij het ook", zei hij. „Ik heb
het niet druk... hij kan zooveel vrij krij
gen als hij maar wil. Dat regel ik wel met
hem. Maar... ik heb nog eens nagedacht
over de zaken, zooals ze nu staan. U
hebt heel wat op het spel staan, dat weet
u zelf ook wel. U zoudt beter doen met u-
zelf ook wat te beschermen".
„Ik ben bijna den heelen nacht wakker
geweest", zei Oliver. „Ik heb heusch mijn
tijd niet verteut. Ik ben van plan het zaak
je zelf ter hand te nemen, jongen! Ik laat
niets aan Washington of Crabtree of een
van die lui overalhoewel ik er eerst
met hen over spreken zal. Maarhet
voornaamste is Hoyland te vindenen
die is gevaarlijk! Is die jongen van jou in
staat om te doen, wat hij zegt?"
„Als die zegt, dat hij Abe Hoyland zal
opsporen, dan doet hij het ook!" zei Louis.
„Laat dat maar aan mij over. Zorgt u nu
maar voor wat u zelf van plan bent!"
Oliver stak zijn hand in zijn zak en keer
de zich tot den werkman.
„Als je soms wat geld noodig heb", zei
hij. „Je zult toch wel onkosten moeten
maken, is het zoo niet?"
„Neen, mijnheer", zei Bew. „Ik zal u wel
laten weten als ik geld noodig heb. Ik heb
er zoo mijn eigen idee over... ik ga van
avond aan het werk".
„Nougoed dandat is afgespro
ken!" zei Oliver en wenkte Louis mee naar
buiten te gaan. „Het is toch wel prettig als
je aan iemand van zijn slag een werkje
kunt opdragen!" zei hij. „Hij heeft het
noodige zelfvertrouwen!"
„Met recht", stemde Louis hem toe. „Hij
schijnt wel ergens lucht van gekregen te
hebben. Maar intusschen moest u zorgen,
dat er onafgebroken en streng gewaakt
wordt".
„Daar zal ik voor zorgen", zei Oliver.
„Ik heb mijn plannen al klaar... ik rust
niet, voordat we dien Abe Hoyland te pak
ken hebben".
Hy wandelde naar zijn auto toe, die hij
aan den ingang van het zijstraatje had
laten wachten en had inwendig het gevoel,
dat hij wel in staat zou zijn de dreigende
gevaren het hoofd te bieden. Den vorigen
nacht was hij onverhoeds overvallen
maar 's nachts is ook een kwade tijd, dacht
hy bij zich zelfmaar nu het weer mor
gen was en hij tenminste eenig idee had,
wie zijn vijand kon zijn, nu voelde hij
zich weer tegen alles opgewassen. Hy had
Hoyland twee jaar geleden geen kwaad
willen doen, hij voelde over zijn handel
wijze niet de minste gewetenswroeging...
maar nu zou hij op Hoyland jacht maken,
zooals eeuwen geleden het heide volk jacht
had gemaakt op de laatste wolven, die hun
streek onveilig maakten.
Hij ging naar zijn spinnerijen, deed daar
in een flink half uur zijn zaken af, stapte
weer in zijn auto en liet zijn chauffeur
naar het reservoir rijden. Voor de deur
van Crabtree's huis uitstappend, zag hij
een groepje mannen op de plek der ont
ploffing heen en weer loopen en hij ging
er dadelijk regelrecht naar toe.
Washington zag hem aankomen en ging
hem terstond tegemoet.
„Ze zijn vroeger gekomen, dan ik hen
verwachtte, zei hij, wijzend op de beide
ingenieurs, die indertijd het reservoir ge
bouwd hadden. „Ze hebben reeds een on
derzoek op de plaats van de ramp inge
steld, maar ze komen tot de bevinding, dat
het erg goed is afgeloopen. De schade is
alleen maar oppervlakkig geweest".
Alvorens eenige antwoord te geven op
dat verblijdende bericht, keek Oliver langs
Washington heen naar de groep mannen.
En hij herkende verscheidene leden van 't
bestuur onder degenen, die om de beide
deskundigen heenstonden.
„Zoo? Mooi zoo!Enzyn ze
daar zeker van?" vroeg hij.
„Volkomen zeker", antwoordde Washing
ton. „Het staat vast, dat de bedoeling is
geweest den dam te beschadigen, maar 't
is erg onhandig gedaan. En dat maakt me
natuurlijk des te zekerder, dat Crabtree
het gisterenavond bij het goede einde had,
dat het 't werk van dien Barstow is ge
weest. Bovendien heeft Crabtree vanmor
gen inlichtingen over hem ingewonnen. Hij
is Zaterdag bij Dibbs weggegaan... ont
slag gekregen... en niemand heeft hem
daarna nog meer gezien. U kunt er van op
aan, mijnheer Carsdale, dat het zyn werk
ispüur uit nijdigheid".
Oliver sprak hem niet tegen. Hy liep
door tot by de ingenieurs en onderhield
zich geruimen tijd met hen, buiten de an
deren om. En toen het gesprek geëindigd
was, voegde hij zich weer by Washington
en de overige bestuursleden van het wa
terwerk.
„Jabegon hij, hen wenkend, buiten
het gehoor van de werklieden te komen.
„Ik zou de heeren over deze zaak wel eens
even willen spreken. We moesten het
maar dadelijk hier doen".
De bestuursleden kenden Oliver. Velen
hunner hadden hem als burgemeester bo
ven zich gehad. Ze wisten wel hoe hoog
hartig en bevelend zyn manier van doen
kon zijn. En iets van zyn vroege heer-
schersmanieren toonde zich nu ook in de
wijze, waarop hy Washington en zyn col
lega's aansprak. Maar Oliver was nu g«n
magistraat meer, zelfs geen lid meer van
den gemeenteraad, en er waren enkele
nieuwe leden bij, waaronder ook Wash
ington, die niet gediend waren van Oli-
ver's inmenging in wat zy hun zaak meen
den. Ze keken elkaar eens aan en een hun
ner, een man uit de werkende klasse, nam
het woord.
„Ik weet niet, hoe mijnheer Carsdale
zich zyn positie in dit geval denkt", zei hij
met een ironisch knipoogje naar zyn me
deleden. „Dit is dus een onvormelijke be
stuursvergadering.of een buitengewone.
Wat wenscht u naar voren te brengen,
mijnheer Carsdale?"
Oliver wees met zijn arm over de borst
wering heen naar de vallei, waar zijn
nieuwe huis stond, glanzend in het zon
licht.
„Ik heb dit te zeggen", zei hij met een
vernietigenden blik op den spreker.
ziet dat huis daar? Ik heb daaraan meer
geld besteed, dan de meesten zich kunnen
voorstellenhoeveel precies komt er niet
op aan, maar het loopt in de honderddui
zenden. Dat is in gevaar geweestde-
verkeert nog in gevaar.... en ik
graag weten, wat het bestuur van Halfirth
van plan is te doen met betrekking tot d*
huis en omgeving".
(Wordt vervolgd
4