D
UIT HET PARLEMENTAIRE LEVEN.
MallCreme'
Eau de
Cologne
E ONBUIGZAMEN
W-at is die rueiwXe HONIG'S KALFSSOEP
Vxauuidaal Hieuw*
JeuiiteicH
EEN BERUCHT DEBAT.
KOEDIJK e
ST. PANCRAS
en een tweede hypothecair verband op de
bezittingen van een bepaalde vennoot
schap) welker belangen niet geheel even
wijdig loopen, heeft tot minder prettige
ervaringen geleid.
De nieuwe voorwaarden der Ver. voor
den Effectenhandel voor de toelating tot de
officieele noteering van leeningen onder
trustverband behelzen verschillende nuttige
bepalingen. Zoo zal de trustee veel meer
den vroeger rekening en verantwoording
van de door hem aangenomen houding moe
ten afleggen; met eventueele reorganisatie
voorstellen zal niet alleen een advies van
den trustee, maar ook een uitvoerige moti
veering van zijn meening moeten worden
ingediend. Een her-taxatie van de tegen de
leening verpande activa zal op verzoek van
minstens 30 pCt. van het uitstaande bedrag
aan obligatiën moeten plaats vinden. Het
belangrijkste lijkt ons echter wel het voor
schrift, dat een debitrice geen stemrecht zal
mogen uitoefenen met obligaties, die zij in
eigendom heeft. Hierdoor immers wordt
voorkomen, dat de debitrice vóór de verga
dering, waarin over eorganisatie-voorstellen
moet worden beslist, zich in het bezit stelt
van een voldoende bedrag aan obligaties,
om in de vergadering meerderheid der stem
men te hebben, teneinde haar voorstellen
aangenomen te krijgen.
Vele van de nadeelen, die tot dusverre
het bezit van obligatiën onder trustverband
opleverde, zullen dank zij de bemoeiingen
van de Ver. v. d. Effectenhandel in de toe
komst verdwijnen, al zal ook thans nog
wel het een en ander aan de goede trouw
van de debitrice en den trustee moeten wor
den overgelaten. Geheel uit te schakelen is
deze al evenmin als in welke overeenkomst
dan ook.
De obligatiemarkt heeft in de afgeloopen
week in sterkere mate dan in de laatste
weken het geval was geweest onder den in
vloed verkeerd van de gebeurtenissen in
Frankrijk. Het aftreden van het ministerie-
Laval heeft de onrust over het lot van den
franc opnieuw doen oplaaien en ook in het
koersverloop van den gulden weerspiegelt
zich de bestaande bezorgdheid. Zoowel de
dollar als het Pond Sterling zijn weer ten
opzichte van den franc en den gulden ge
stegen; dat de koersstijging van het Pond
geen grooteren omvang heeft aangenomen,
moet worden toegeschreven aan interventies
van het Engelsche Valuta-egalisatiefonds,
hetwelk een voortdurende controle op de
markt heeft uitgeoefend. Over het toekom-
stige koersverloop van den franc valt r.og
weinig te voorspellen; de lange duur van
de regeeringscrisis, die men in Frankrijk
voorziet, kan onmogelijk «aan het vertrou
wen in de waardevastheid van den franc ten
goede komen; hiertegenover staat echter, dat
men herhaaldelijk in Frankrijk langdurige
periodes van politieke onzekerheid heeft
meegemaakt, waaruit de franc toch weer
heelhuids te voorschijn is gekomen. Mede
met het oog op de positie van den gulden
mag men slechts hopen, dat dit ook ditmaal
weder het geval zal zijn.
Het tijdstip van de inschrijving op de
nieuwe Nederlandsche staatsleening viel sa
men met de nieuwe onrust op de valuta
markt en dit is aan het resultaat van de uit
gifte natuurlijk niet ten goede gekomen.
Onder deze omstandigheden viel het nog
mee, dat een bedrag van ruim 59 millioen
door het publiek is ingeschreven; het restee-
rende bedrag der leening ad 45 millioen
wordt door de Rijksinstellingen overgeno
men, die naar men weet de plaatsing van
50 millioen hadden gegarandeerd. Na
tuurlijk zou het gunstiger voor de schatkist
zijn geweest, indien niet of slechts voor een
klein bedrag een beroep op de Rijksfondsen
had behoeven te worden gedaan. De bij
deze instellingen beschikbare middelen had
den dan voor een eventueele volgende uit
gifte kunnen worden gereserveerd, even
eens ter consolidatie van vlottende schuld.
Hoewel de uitgifte der nieuwe leening
dus. ondanks de minder gunstige invloeden
van buitenaf geen mislukking is geworden,
is het resultaat toch niet zóó bemoedigend,
dat binnenkort van de zijde van den Staat
opnieuw een beroep op de markt zal wor
den gedaan. Ook de kans op een voortzet
ting der uitgiften van provinciale en ge-
meenteleeningen is veel geringer geworden.
De 4 pCt. leening Gelderland ad 4.38 mil
lioen kan trouwens reeds niet geheel wor
den geplaatst, mede doordien met den
emissie-koers van 99 3/4 pCt. de marktposi
tie wel wat was overschat
Met de aankondiging eener 4 pCt. con
versie-leening der gemeente Utrecht a 98X
pCt. heeft men eveneens niet in voldoende
mate rekening ermede gehouden, dat de ver
houdingen op de obligatiemarkt nog al te
zeer afhangen van den labielen toestand op
de valutamarkt. De noteeringen zoowel van
staats- als van provinciale en gemeentelee-
ningen zijn in de afgeloopen week vry
scherp teruggeloopen.
Op de aandeelenmarkt was de kooplust
in de eerste helft der week tot staan geko
men en leidden winstnemingen zelfs tot een
verlaging van het koerspeil. Later deed zich
echter de invloed gevoelen van de opleving
der vraag naar buitenlandsche aandeelen
van Fransche zijde, waarvan uitteraard
weer voornamelijk die Nederlandsche fond
sen profiteerden, die op de Parijsche beurs
officieel worden verhandeld. Behalve aan
deelen Koninklijke, Philips en Amsterdam-
Rubber behooren hiertoe thans ook aandee
len Handelsver. „Amsterdam", die onlangs
tot de officieele noteering te Parijs zijn toe
gelaten. De vraag naar H.V.A. werd nog
gestimuleerd door de berichten betreffende
verdere belangrijke afdoeningen door de ,N.
I.V.A.S. die in den loop van deze maand
meer dan 100.000 ton suiker heeft verkocht,
die aan de voorraden op Java konden wor
den onttrokken. Ook de rubbervoorraden bij
de producenten nemen gestadig af, dank zij
de gunstige ontwikkeling van de vraag van
de zijde der verbruikers, zoowel in Ameri
ka als in Europa. Verwacht wordt, dat het
rubberverbruik in Januari een recordhoog
te zal vertoonen. In verband hiermede is
de rubberprijs na een kortstondige inzin
king opnieuw opgeloopen en hierdoor is
de stemming voor rubberaandeelen gunstig
beïnvloed.
Tabaksaandeelen waren na eenige reactie
later eveneens in herstel; het contingent
voor tabaksinvoer in Duitschland is thans
weliswaar officieel vastgesteld op 20 mil
lioen mark, wat slechts een klein deel is
van het bedrag, dat in andere jaren aan
Ned.-Indische tabak in Duitschland wordt
geïmporteerd, maar het contingent is reeds
op grond van de plaatsing van de scheep-
bouworder in Duitschland door de Kon. Pa-
ketvaart Mij. met 5 millioen mark ver
hoogd en de mogelijkheid van verdere der-
gelijke compensatie-transacties is niet uit
gesloten.
Aandeelen Kon. Petroleum werden behal
ve door de Parijsche aankoopen ook gunstig
geïnfluenceerd door berichten over verdere
prijsverhoogingen van petroleum en benzi
ne in Amerika en een aanhoudende verbe
tering der statistische positie van deze pro
ducten. Industrieele aandeelen en scheep
vaartwaarden trokken minder belangstel
ling, doch ook hier trad in de tweede helft
der week eenig koersherstel in.
Hieronder volgt een overzicht van het
koersverloop:
4 pCt. Nederland 99 3/16, 97 3/4;
3)4 pCt. Nederland 95 X. 93X5
214 pCt. N.W.S. 76, 74 1/4;
4 pCt. Ned.-Indië 99 3/16, 96 1/8;
4 pCt. Amsterdam 94 7/8, 93 1/4;
314 pCt. Noord-Holland 93 3/4, 93;
Handelsver. „Amsterdam" 243, 240X,
247 X. 246;
Javasche Cultuur 141, 144, 139, 145, 143 X
Koloniale Bank 55 3/4, 60 3/8, 59 3/4;
Amsterdam-Rubber 120, 118X, 125 3/4;
Oost-Java Rubber 118, 116, 123X5
Deli Batavia Mij. 189, 187 1/4, 191;
Deli Mij. 206, 203, 207;
Kon. etroleum 230, 227X, 235 3/4;
Philips' 220/4, 218 X, 221;
Unilever 105 1/4, 104X. 106 5/8;
Aku 26 3/4, 28 3/4;
Ned. Scheepvaart Unie 53 1/4, 55, 53X.
LXXVI.
„Den 22en November 1864 scheen in de
vergaderzaal der Tweede Kamer een wed
strijd te zijn geopend, waarbij de prijs
zou worden uitgeloofd aan hem, die de
hatelijkste verdachtmaking of de scherpste
beschuldiging aan zijnen staatkundigen te
genstander wist toe te voegen".
Alzoo geeft Rengers (Pari. Geschiede
nis, I. bl. 288) zijn oordeel over het parle
mentaire debat van dat oogenblik.
En:
In dat debat zelf had de afgevaardigde
voor Winschoten, dr. Jonckbloet, reeds ge
tuigd: „Tenslotte moet ik bekennen dat de
toon, die in het debat heeft geheerscht, mij
onaangenaam heeft getroffen. Zoo voort
gaande, zullen de grenzen der betamelijke
welvoegelij kheid alligt kunnen worden
overschreden, indien zij al niet overschre
den zijn".
Waarom ik deze meeningen citeer? Eer
lijk gezegd: om onze Tweede Kamer een
riem onder het hart te steken. Er wordt
tegenwoordig over haar en over het par
lementaire debat vaak zoo ongunstig ge
schreven, (ik heb dat zelf ook wel een3
moeten doen), dat het niet anders dan bil
lijk is nu eens in het licht te stellen, dat
er ook in dit opzicht niets nieuws onder de
zon is.
Ja, dat staatsbegrootings-debat in het na
jaar van 1864 onder het tweede ministerie-
Thorbecke heeft een zekere beruchtheid
gekregen. Een wedstrijd zegt Rengers
in „hatelijke verdachtmakingen" en
„scherpe beschuldigingen". Inderdaad.
Maar niet alleen het nageslacht gewaagt
daarvan, neen, onmiddellijk na die debat
ten verscheen ons toenmaals deftigste en
invloedrijkste tijdschrift, „De Gids", met 'n
nummer (Januari 1865) dat niet naliet
aanzienlijke deining te verwekken.
Waardoor?
Het nummer opende met een dier ver
maarde en fraai-gestyleerde artikelen van
Buys, dat ditmaal den titel droeg van „De
donkere dagen voor Kerstmis". In deze be
schouwing beklaagde Buys zich bitter over
het gevoerde staatkundige debat. „Natuur
lijk bleef de begrooting zelve" zegt hij
„bijna geheel vreemd aan de gevoerde
discussie: een enkel lid, dat zich aan dit
onderwerp waagde, hield spoedig af, zoo
onordelijk scheen het, dat men bij uitzon
dering in de orde was".
En, ook dit: „Te ontkennen valt het niet,
dat het gezag van de Staten-Generaal in
de oogen van het publiek in den laatsten
tyd veel geleden heeft, en dat discussies
als die welke in de laatste weken voor
kwamen, tenslotte wel eens op het bederf
van onze constitutioneele instellingen kon
den uitloopen".
Was dit oordeel van den gezaghebben-
den en gematigden geleerde, geuit in een
zoo voornaam tijdschrift, voor de toenma
lige Kamer al uiterst onaangenaam, nog
veel grooter sensatie veroorzaakte het
Gidsnummer door de jublicatie van het
artikel: „De Tweede Kamer en de Staats-
begrooting voor 1865", waarvan de auteur
zich verschool achter de omschrijving:
„Een ge-abonneerde op het Bijblad", (de
Handelwijzer). Dat deze anonymus niet de
eerste de beste was, blijkt uit het artikel
zélf, blijkt niet minder uit het feit, dat de
redactie van het tijdschrift (Buys, Fruin,
Quack, Vissering, Veth, enz.) het heeft op
genomen. Heel deze beschouwing was een
vernietigende aanklacht en tegen den toon
der parlementaire welsprekendheid èn te
gen die welsprekendheid zelve. Enkele ci
taten worden mij veroorloofd.
Al dadelijk krijgt de president, mr. van
Reenen, er van langs. „De kunst van pre-
sideeren bestaat voor hem in Gods water
over Gods akker te laten kabbelen. Alleen
bij zeldzame uitzondering, plaatst hij een
wachter voor de lippen der sprekers, en
meestentijds vergenoegt hij zich met het
betrachten eener onpartijdigheid, die van
veel indolentie en weinig wilskracht ge
tuigd". Voor een president kan dit er mee
door!
Dan vermeldt de schrijver, dat een be
paalde minister (Cremers) zich gematigd,
keurig en gedistingeerd uitdrukte, en hy
vraagt: vanwaar dit feit? „Eerst over eeni-
gen tijd zal die vraag met zekerheid be
antwoord kunnen worden. Thans ligt het
vermoeden voor de hand, dat de minister
van Buitenlandsche Zaken zich ditmaal
alleen daarom onderscheiden heeft, omdat
de besmetting nog niet tot hem is kunnen
doordringen".
Daar was de heer van Zuylen. „Heeft
hij veel meer gedaan dan zichzelven op
den voorgrond plaatsen? dan belijdenis af
leggen van zijn innig geloof aan de be
langrijkheid van zijn eigen persoon? In elk
geval heeft de natie regt om te beweren,
dat omslachtige bekeerings-geschiedenis-
sen, in den vorm van persoonlijke levens-
berigten, beter op hare plaats zijn in bij
eenkomsten van de Vrienden Israëls dan
in de Tweede Kamer".
Toch was de heer van Nierop nog erger,
namelijk „erger in zoo-ver een stelselma
tige snaak achterstaat bij een toevalligen".
Deze afgevaardigde had gesproken over
verschillende soorten parlementaire wel
sprekendheid. Wat heeft de geabonneerde
op het Bijblad daaraan? vraagt de schrij
ver. „Hij verkeert in den toestand van den
gaarkeuken-bezoeker, wien men een bord
aangebrande soep voorzette, en die, toen
hij zich daarover beklaagde, van den be
diende tot antwoord bekwam: „Wij hebben
nog vier andere soorten van aangebrande
soep; mijnheer wordt verzocht daar een
keus uit te doen".
Hoe zijn al die parlementaire excessen
mogelijk? Zoo, dat de „geabonneerde" enz.
zich bij het lezen verbaasd afvraagt, of dit
inderdaad de verslagen van parlement-zit-
tingen zijn.
„Wij voor ons zien er een blijk in, dat
onze volksvertegenwoordiging zich onder
den gom-elastieken scepter van den voor
zitter niet minder op haar gemak gevoelt,
dat indien de Tweede Kamer, de koffie
kamer van een schouwburg ware".
De heeren Kien, destijds ook burgemees
ter van Utrecht, wordt als volgt getrac-
teerd: „Zijn taal is erbarmelijk, zijn kwink
slagen zijn onuitstaanbaar en h(j schijnt
niet te bevroeden, dat ook de parlementai
re diktie nog zoo'n studie a part is", zijn
talent is „ruw en verwaarloosd en vermoe
delijk onherstelbaar bedorven". En naar
aanleiding* van des heeren Kien's inder
daad eenigszins zonderlingen uitroep:
„Geen banden, geen sluiting of knelling,
nergens, maar vooral niet om het spreek
orgaan!", vraagt de schrijver: „Draagt de
heer Kien een losse das? De redevoering
van dien afgevaardigde is eigenlijk geen
redeneering, maar een bedsermoen".
In één woord „onze parlementaire
eloquentie verkeert misschien in een staat
van gisting".
Ja:
zelfs Thorbecke krijgt er van langs en
niet zuinig ook. „Uit het oogpunt van stijl
gezien is elke redevoering van den heer
Thorbecke, elk zijner memories van toelich
ting, overdreven gesproken een geniale ka-
kografie. Het knelt er van on-grammatikale
beknoptheden, van grooter en kleiner ge
weldenarijen, aan de taal gepleegd. De heer
Thorbecke is zóó bevreesd voor het euvel
der breedsprakigheid, dat hij er kortademig
van wordt. „In zijn redevoeringen worden
de gedachten, „door elkander geschud als
passagiers in een oud spoorweg-rijtuig van
de derde klasse: harde banken op een ver
sleten onderstel". Om zijn stijl te kunnen
genieten is „de maag van een struisvogel
noodig".
De schrijver geeft een bloemlezing van
hatelijkheden en venijnigheden uit het
debat, èn van curieuze taalkundige en stylis-
tische fouten.
Ja:
dat het er in die dagen grijs is toegegaan,
bewijst dit artikel, bewijst het oordeel van
Buys en van Rengers, en bewijst ook het
feit, dat zelfs in de buitenlandsche pers
deze discussie de aandacht trok.
In deDailyNews van 14 December
1864 komt een scherp artikel voor, waarin
op den onwaardigen toon dier debatten de
aandacht wordt gevestigd.
„This, then, is the style of the parliamen-
tary warfare now carried on in het Legisla-
tive Assembly of the Netherlands. Persona-
lities most intolerable, allegations the vilest
and most unfounded, are concocted in this
„freg parliament of a free country", with
the shamelessness of men grown desperate
by defeat and the loss of character. And
these, too, are the men who are always
prating about freedom of debate, and extol-
ling the liberty which prevails in that model
legislature, the English House of Commons
while they themselves strangely confuse
liberty with liberties".
Inderdaad, alles wijst er op dat het een
zwart moment is geweest in onze parlemen
taire geschiedenis: die discussie in het na
jaar van 1864.
Het vlijm-scherpe G i d s-artikel, waarlijk
zelf ook niet van hatelijkheden gespeend, is
daarvan een karakteristiek blijk. Het poog
de weer te geven, waar de „geabonneerde op
het Bijblad", d.w.z. de Nederlander, die met
belangstelling van de Handelingen zijner
vertegenwoordiging kennis neemt, dacht bij
het lezen dier discussie.
Geeft Uw huid de zoo be
geerde zacht matte teint
en is de beste
onderlaag
voor
poeder.
Het universeele
Verfrisschlngsmiddcl in
beroep, bij sport, op reis.
En:
er moge dan nadien nog veel gebeurd
zijn zoo bont heeft de Kamer het mis
schien nooit meer gemaakt. Dit strekke haar
tot troost, wanneer tegenwoordig de moker
slagen der critiek haar treffen. En wil men
tenslotte weten, wie dat befaamde Gids
artikel geschreven had? Niemand minder
dan... Busken Huet.
D. HANS.
VarantiekoioBles.
Donderdagavond werd door de «fd.
Koedijk van het Centraal genootschap voor
Kinderherstellingsoorden en Vacantie-kolo-
nies een ledenvergadering gehouden in het
lokaal van den heer J. Nieuwland onder
leiding van den heer M. Mulder.
De rekening van den penningmeester
wees een saldo aan van 98.42.
De bestuursverkiezing gaf tot uitslag, dat
de aftredenden, de heer P. Mulder en mej.
MolOver, werden herkozen.
Het jaarverslag getuigde van een opge
wekt vereenigingsleven. Er waren 4 kin
deren in het voorjaar en 1 in het najaar
uitgezonden. Het ledental is 113. Den dok
ter werd dank gebracht voor zijn medewer
king en gehoopt werd op zijn verdere mede
werking.
Besloten werd om weer vier kinderen in
het voorjaar uit te zenden.
De heer C. Hartland bracht dank voor
het uitzenden van zijn kind. Hierna sluiting
met dank voor de gezellige samenwerking
en de hoop op een nuttige werkzaamheid
in 1936.
Zangfust.
De Gemengde Zangvereeniging „Zang-
lust" gaf onder leiding van den directeur,
den heer Zaal, een uitvoering in het café
van den heer Bouwstra met medewerking
van het kinderkoor.
De zaal was tot in de uiterste hoekjes
bezet.
Allereerst traden voor het voetlicht de
allerkleinsten, die een zangstukje met ge
baren ten beste gaven. Dit sloeg reeds ge
weldig in bij het publiek.
Door het kinderkoor werden behalve
eenige liederen, welke heel goed werden
gezongen, de vertolking gegeven van de
operette .Jantje in Modderstad".
Alleszins is door het publiek genoten van
deze zoo eenvoudige operette. Vooral de
solozang van het 5-jarige Leni Volger werd
met de grootste aandacht gevolgd. Vele aar
dige tafreeltjes kwamen voor, vooral om
den doofstommen zeepman is onbedaarlijk
gelachen.
De dansen, ingestudeerd onder leiding
van mevr. Zaal, werden stipt uitgevoerd.
Om de vele onderhandelingen op te noe
men, zou te veel plaatsruimte vergen.
Wat het koor betreft, dit was ook goed
op dreef. Het eene nummer werd natuur
lijk beter weergegeven dan het andere, om
ze alle te beoordeelen zou voor ons gevaar
lijk terrein worden, doch wij kunnen niet
anders opmerken, dan dat goed is gezongen.
Uitspraak en klankvolume waren volkomen
in orde. De directeur beheerscht zijn koor
volkomen; trouwens, dit zijn wij van den
heer Zaal reeds gewoon.
Na afloop werd tot stijving der kas nog
een verloting georganiseerd.
49)
naar het Engelsch
van J. S. FLETCHER
HOOFDSTUK XXI.
De heide bij dag.
door mr.
H. J. H.
Op hetzelfde oogenblik dat Miriam Scar-
pe haar licht uitdraaide, veranderde Nay-
lor Bew van plan. Hij was eerst voorne
mens geweest de hoeve den geheelen nacht
door te bewaken, omdat hij er voor zich
zelf overtuigd van was, dat Hoyland in de
nabijheid moest zijn en waarschijnlijk op de
eenzame hoeve onderdak zou komen zoe
ken; hij was er zelfs niet zeker van, dat de
mari, met wien hij Miriam in het dennen-
boschje had zien wegsluipen, Abe Hoy
land niet was.
Maar de verdere omstandigheden dier
ontmoeting, het weggaan van den man, de
terugkeer van de vrouwdat alles bracht
hem tot de overtuiging, dat er dien nacht
op de hoeve toch niets te doen zou zijn. Hij
meende, dat de beide samenzweerders, als
ze dat ten minste werkelijk waren, door de
aanwezigheid van de wachten van Oliver
hun plannen in de wat gestuurd zagen en
dus voorloopig van elkaar weg waren ge
gaan.
Na eenige oogenblikken van nadenken
besloot hij dan ook over de heide naar het
dorp te gaan en daar eenige uren onder
dak te vragen bij zijn zwager Ben Ravidge,
die boschwachter was op 't landgoed, waar
van Bickerdyke kort geleden eigenaar was
geworden. Maar hij had een bijbedoeling.
Ravidge, die dag en rmcht over de hei en
door de bosschen rondzwierf, had een
scherp oog en een groot opmerkingsvermo
gen en hü zou misschien in staat zijn hem
belangrijke en waardevolle inlichtingen te
verschaffen.
De dorpsklok sloeg twaalf uur, toen Bew
het tuinhekje van zijn zwager openduwde
en zijn aanwezigheid kenbaar maakte door
met kiezelsteentjes tegen de ramen van een
der bovenkamers te gooien. Na een poosje
kwam er licht op die kamer, het raam
werd geopend en een stem vroeg, wie er
was.
„In orde, Ben, ik ben het!" zei Bew.
„Laat me er maar gauw in... ik heb wat
met je te praten. Zeg maar tegen de
vrouw, dat er geen gevaar by is".
Binnen enkele oogenblikken was de
boschwachter beneden en Bew lachte ge
ruststellend tegen hem, terwijl hy hem
naar de huiskamer volgde.
„Ik zou graag een beetje slapen voor het
verdere deel van den nacht, Ben", zei hij,
zijn overjas uitgooiend. „Ik heb een zaakje
aan de hand gehad, hier dezen kant uit en
ik had gedacht, dat de heele nacht er mee
gemoeid zou zyn... maar dat is blijkbaar
zoo niet. Maak maar geen drukte voor me
ik blijf hier wel liggen, net zooals ik
ben en slaap tot morgenochtend".
„Ben je lang op pad geweest?" vroeg
Ben. „Dan zul je toch wel naar een stukje
eten verlangen, wat?"
„Neen, dank je", antwoordde Bew. „Maar
wat drinken zou me wel goed doenhet
was toch nog al guur buiten".
Ben liep zonder iets te zeggen naar een
kast toe en haalde er een flesch whisky
met een paar glazen en een karaf w«ter
uit te voorschijn.
„Ja, het vuur is uitgegaan", zei hy, naar
den geaoofden naard kijkend „Za! ik het
even aansteken, of ben je tevreden met
koud water".
„Koud smaakt me net zoo goed", zei
Bew, zich inschenkend. „Een flink sterk
glaasje zal me goed doen en dan een pijp
Je zult wel benieuwd zijn te hooren,
wat me hierheen gevoerd heeft, niet?"...
'n Beetje buitengewoon is het wel, hè?"
Ravidge schonk zichzelf ook een glas in
om zijn gast gezelschap te houden en nam
zijn eigen pijp van den schoorsteen.
„Och!" zei hij bedaard. „Er zijn tegen
woordig nog al eens buitengewone dingen
aan de hand. vind ik zoo. Het heeft toch
niets te maken met dat geval van die ont
ploffing?"
„Ja, zooiets is het toch wel", zei Bew.
„"Wat weet jij er op dit oogenblik van?"
„Niet heel veel", antwoordde Ravidge.
„Niet meer dan uitgelekt is. Maar ik ben
vanavond dien kant uit geweest, bij Crab-
tree in de buurt, en daar hoorde ik, dat de
oude heer Carsdale zoo van streek is, dat
hy op zijn eigen kosten wachten op den
dam heeft uitgezet. Ze oefenen daar een
geregelde bewaking uit".
„Janatuurlijkdat is hard noo
dig ook", zei Bew.
„Was het dan werkelijk een ohtplof-
fing?" vroeg Ravidge.
„Een echte ontploffing ook!" zei Bew.
„Daar valt niet aan te twijfelen!"
De boschwachter rookte een poosje in
stilte door en scheen in gedachten verzon
ken.
„Nou", zei hij eindelijk. „Dat zou er ook
leelijk uitgezien hebben voor iedereen en
alles, wat in het benedendal van de vallei
woont, Naylor, als die aanslag gelukt
was! Dat mooie nieuwe huis van Carsdale
was er als 'n kaartenhuisje angegaan!"
„Zeker en vast!" stemde Bew in. „Daar
heb je volkomen gelijk in, Ben!"
„Wie zou het gedaan kunnen hebben?"
vroeg Ravidge. „Het is een duivelsch ge-
meene streek! Heel de benedenstad van
Halfirth was er ook aangegaan",
Bew boog zich wat voorover' en klopte
den boschwachter op zijn knie.
„Je hebt toch vroeger ook wel eens het
een en ander gehoord?" zei hy op gedemp-
ten toon. „Je weet toch ook, hoe het met
de Scarpes en de Hoylands gegaan is?
Carsdale... Oliver dan altyd... heeft
Matthew overgehaald om zyn land tegen
van zijn moeder te verkoopen en
Hoyland de huur opgezegd. Denk je
nu, dat de oude Miriam en Abe Hoyland
menschen zyn, die weten, wat vergeven en
vergeten is? Mis hoor! De een of de andere
of misschien samen, hebben ze de
hand gehad in den aanslag op dien dam.
Luister eens goed, dan zal ik je alles ver-
tellen, wat ik er van weet".
De boschwachter zat met open mond te
luisteren onder het verhaal van Bew e»
toen deze klaar was, sloeg hy zich op zijn
knie.
„Nou maar... dan kan ik je ook nog
wat vertellen!" zei hij. „Ik heb Abe Hoy
land gezien en nog niet zoo lang geleden.
En hy ging werkelijk in de richting van de
hoeve van de oude Miriam. Ik heb er niets
bijzonders in gezien, omdat Ik weet, dat ze
nog familie van elkaar zyn. Maar nu dat je
het zegt,..."
„Wanneer is dat geweest?" vroeg Bew
vol spanning.
„Nou, zoowat drie weken geleden", ant
woordde Ravidge. „Het was toen volle
maan. Ik was op een avond laat op de he'
daar by de ReuzepijlenIk dwaal
de daar, het zal om een uur of tien zUn Ze'.
weest, zoo wat rond, toen ik over de hei
een man uit de richting van Saddlefh'th
zag aankomen. Ik hield me stil en hij
kwam me vlak voorbij. En het was Abc
Hoyland! Ik zag zijn gezicht net zoo dui
delijk als ik nu het jouwe zie. Hij droeg
een kistje of zooiets onder zijn arm en lieP
heel haastig in de richting van de oude
hoeve. Ik dacht niet anders, of hij 8ing
daarheen".
„Ah zoo... nou, dan heb je goed £e"
dacht! Hij is natuurlijk met den laatsten
trein in Saddlefirth aangekomen en hee
toen den weg over de hei genomen. No
het is een raar geval, Ben, en ik za
Morgenavond die hoeve weer bewaken.
beter gezegd, vanavond, want het is
over twaalven. Want daar moet het geheim
zitten!"
(Wordt vervolgd).
m