DE INDISCHE BEGROOTING. De Wieringermeer wordt bevolkt. ALKMAAR8CHE COURANT van DONDERDAG 27 FEBRUAR11936 Tweede Kamer Dr. Colijn vervolgde zijn rede en be antwoordde vorige sprekers. Land- en Tuinbouw. Gunstige omstandigheden voor hen die zich daar gaan vestigen. Hulde aan den gouverneur-generaal. De begrooting van sociale zaken. Verschillende wenschen. OVER ONTGINNINGSMETHODEN. De minerale positie van Japan. Den Haag, 26 Februari. Minister Colijn heeft, zijn rede voortzet tende, openlijk erkend, dat men in Indië ontstemd is en in de meening verkeert, dat piederland Indië niet genoeg geldelijk steunt. Op verzoek van den bewindsman vliegt nu de heer Hart, directeur van Economische Zaken, naar Nederland. Hem hoopt Z.Exc. aan zijn zijde te krijgen. Moge de heer Hart daarna in Indië de stemming kunnen ver beteren. Intusschen bepleitte bij de replieken de heer Van Kempen (lib.) nog een recht- gtreekschen steun van Nederland aan Indië. En ir. Feber (r.k.) merkte op, dat, als een economische opleving uitblijft, krachtig tegen verderen schuldaanwas zal moeten worden opgetreden, waartoe desnoods en zoo mogelijk de Nederlandsche schatkist zal moeten bijdragen. De katholieke woord voerder drukte zich, zooals men bemerkt, heel wat plooibaarder uit dan de heer Van Kempen. Wel verklaarde ir. Feber, dat in uiterste noodzaak niets minder dan een ge dwongen conversie zou moeten plaats vinden ter verlichting van den schulden last, een verbreking van een rente-overeen komst, waarvan de minister niets moet hebben. Maar de katholiek, die in eerste in stantie zich zijn stem over de begrooting had voorbehouden en na wiens eerste rede ,4?e Maasbode" een alarmeerend Kamer overzicht bevatte, dat een crisis deed vree zen, toonde zich thans op verschillende pun ten bevredigd en verklaarde zelfs, tegen de uitgestippelde financieele politiek in begin sel geen bezwaar te gevoelen. Toch heeft de bewindsman, al bevatte zijn rede veel inte ressants, geen schokkende nieuwigheden medegedeeld. Z.Exc. heeft voorts een lange reeks lan den genoemd, bij de handelsonderhandelin gen waarmede Indië vele voordeelen voor zijn export heeft verkregen, met behulp van offers, door Nederland gebracht. Indië heeft zelfs volgens den minister meer voordeelen gehad dan Nederland. Wat moet er met onze suikerbieten ge beuren, als hier rietsuiker van Java in be- teekenende hoeveelheid zou worden ge bracht? Een commissie onderzoekt de moge lijkheid om van beetwortelen alcohol te maken, welke dan de benzine zou kunnen vervangen. Maar de aldus vervaardigde al cohol zou op het oogenblik 21 cents per liter kosten en deze prijs zou tot 14 cents moeten dalen, zou de alcohol tegen de ben zine kunnen concurreeren. Gezwegen van de benzinebelasting, welke de regeering zou derven. De regeering, kwamen wij voorts te weten, zal acht ton crediet vragen voor de be schikbaarstelling van Nederlandsche export goederen in Indië voor de inheemsche batiknijverheid. Met een hoogeren prijs van de grondstof der bankindustrie moet het voordeel van den Nederlandschen export worden betaald. Niet de inheemsche consu menten, maar de Nederlandsche belasting betalers zullen dit voordeel moeten be talen. Met den heer Hart zal de regeering over leg plegen over steun aan de koffiecultuur. Den internationalen toestand noemde Z.Exc. bewogen, verwijzende naar de juist heden gekomen berichten uit Japan. Doch hij waarschuwde tegen nervositeit waardoor het gevaar nog zou worden vergroot. De door de heeren Cramer en Joekes af gekeurde uitsluiting van sociaal-democraten en inheemsche vrijzinnigen uit den Volks raad veroordeelde de minister niet, omdat men, zeide hij, in Indië niet den Neder landschen maatstaf kan aanleggen. De N. S. B. achtte Z.Exc. in Indië, waar zij achter de regeering staat, anders van ka rakter dan hier, waar zij tegen de regeering vaak oppositie voert van een bijna ordi naire soort. Verschillende afgevaardigden gaven bij hun replieken te kennen, het zach tere optreden tegen de N. S. B. in Indië niet goed te keuren, omdat zij den rassenhaat aankweekt. En mr. Joekes noemde 's minis ters uitlating bedenkelijk, omdat ir. Mussert in Indië gezegd heeft, dat de N. S. B. daar achter de regeering staat, juist omdat de regeering ginds fascistisch is. Ook de door mr. Joekes e.a. gegispte be perking van het recht van vereeniging en vergadering keurde Z.Exc. niet af, daar woorden, in besloten vergaderingen gespro ken, voor de verstoring van de orde even gevaarlijk kunnen zijn als het in een open bare bijeenkomst gezegde. De door mr. Westerman (n.h.) bepleite centralisatie van het bestuur bestreed de bewindsman, wijzende op het nut, dat elk deel van het gewest door de eigen bewoners kan worden bestuurd, en een Arabisch spreekwoord citeerende: „Soort over soort, dat is genade". Dat de heer Sneevliet (r.s.) zich van deze spreuk zou bedienen als een argument tegen het Nederlandsch bestuur over Indië, viel te voorzien en hij haastte zich dan ook in zijn repliek, dit te doen. Maar als wij er niet waren, zou een andere niet-Indische soort Indië gaan besturen en vermoedelijk een minder goede. Voor Indië kon het dan wel eens recht ongenadig wor den. De minister eindigde zijn rede, welke de rechterzijde der Kamer door applaus liet volgen, met woorden van lof voor den gouverneur-generaal, die het gezag met vaste hand gehandhaafd, de volksbeweging niet onnoodig gehinderd, een groote finan cieele versobering aangebracht en nieuwe lijnen voor de economische politiek getrok ken had. Bij de replieken greep jhr. De Geer (c.h.) in om te vragen, of minister Colijn geen nieuwe kapitaalsuitgaven in Indië meer ver wacht. Dat er geen nieuwe kapitaalsuitgaven zullen komen, is immers, zeide de leider der christelijk-historischen, de grondslag van het financieele saneeringsplan der regeering. De heeren Feber en Joekes vroegen, of de regeering desnoods wat kan en wil doen om de al te lage loonen in de cultures te ver- hoogen, als er dividend wordt uitgekeerd. In elk geval moet zij volgens mr. Joekes de af- braakprijzen tegengaan, waarvoor de in- heemschen land verhuren aan de cultuur ondernemingen. Deze afgevaardigde drong voorts, evenals de heer Van Poll (r.k.), op verlichting van de vaste lasten in Indië aan. En laatstgenoemde verdedigde nog eens krachtig zijn denkbeeld van imperiale zelf voorziening. Morgen dupliceert minister Colijn. Eerste Kamer. Den Haag, 26 Februari. Bij de behandeling der begrooting van Sociale Zaken heeft de heer Danz (s.d.) be toogd, dat de aanpassingspolitiek der regee ring de werkloosheid niet heeft kunnen ver minderen. Loonsverlaging achtte hij noodig in het belang van den export, maar even zeer een behoorlijke werkverruiming en steun verleening. Op een dergelijken toon sprak de katholiek De Bruin, die vreesde, dat zijn in minister Slingenberg gestelde vertrouwen niet gegrond zou blijken. Z.Exc. heeft destijds verklaard, dat vóór alles een beperking der werkloosheid noodig is en dat gestreefd moet worden naar een recht vaardiger verdeeling van lasten, maar, vroeg de heer De Bruin, waar blijven zijn daden? De heer Danz wenschte, dat de Hooge Raad van Arbeid zich met de jeugd werkloos- heidszorg zou bemoeien, en drong erop aan, dat de loonen dei werkverschaffing zullen worden losgemaakt van die in het vrije bedrijf, omdat zij anders te laag zullen worden. De katholiek Andriessen wenschte minimumloonen bij de werkverschaffing en bepleitte evenals de heer Danz een betere regeling en een krachtiger toepassing van de bedryfsradenwet. Verbindendverklaring van collectieve contracten vond voorts een krach tig voorstander in den heer Andriessen, alsmede instelling van een Rykskindertoe- slagfonds. Volgens dezen katholiek is het voor de noodzakelijke huurverlaging noodig, dat het verlies thans genomen wordt, dat op de volkshuisvesting is geleden door de in den duren tijd gebouwde woningen. Hij brak een lans voor opruiming van krotten. Ook de heer Rugge (s.d.) sprak over huurverlaging, waarschuwende, dat zij niet mag worden verkregen door aantasting van het woning- peil. Beval de heer De la Bella (s.d.) de veer tig uren-week aan als middel tot verruiming van werkgelegenheid, de heer De Bruin merkte op, dat de financieele gevolgen van werktijdverkorting grootendeels zouden kunnen worden ondervangen door de alsdan mogelijke besparing op de steungelden. De heer De la Bella wenschte verdere toe passing van de arbeidswet en de heer De Bruin vervanging van arbeidskrachten van zestig jaar en ouder door jongeren. Er zou dan een fonds moeten worden gevormd door een omslag van a'le loonen van personeel in cverheids- en particulieren dienst en door een extra-dividendbelasting. En uit dit fonds zouden de ontslagen oude menschen een uit- keering kunnen krijgen, aldus de heer De Bruin. De heer Ter Haar (c.h.) uitte zijn lieve- lingswensch: een versch kadetje des mor gens bij het ontbijt. Hij acht dit mogelijk, zonder dat het tot nachtarbeid komt. Maar de heer De la Bella was dit volstrekt niet met nem eens en zag in een vervroeging van het verkoopuur voor versch brood de eerste schrede op den weg terug naar nachtarbeid. Mr. Werker, de nieuwe vrijzinnig-demo cratische senator, debuteerde met den wensch, dat de bedrijfsvereenigingen geen beslissende bevoegdheid zullen krijgen in zake de uitvoering van de ongevallenver zekering, welke hij alleen bij de Rijksverze keringsbank en de raden van arbeid vol doende verzekerd acht. Mr. Van der Hoeven (c.h.) waarschuwde tegen ontwatering van de duinen en pleitte voor ontzilting van het IJselmeer. Graaf de Marchant et d'Ansembourg (N. S. B.) bleek van meening, dat het ge- heele stelsel van sociale voorzieningen, zóo- als wij dit kennen en dat hij liberalistisch noemde, niet deugt. Den voorsprong der ge- organiseerden bij ongeorganiseerden op het gebied van de werkloosheidszorg noemde hij een dwang tot toetreding tot de vakver- eenigingen, waarin hij slechts verlengstuk ken van de politieke partijen ziet. De heer De Bruin bestreed den heer de Marchant en verweet hem een louter negatief optreden ten aanzien van de sociale voorzieningen, hoewel, zeide de katholiek, de N. S. B. doet, alsof zij de oplossing van het werkloosheids probleem kant en klaar heeft. Deze senator verdedigde voorts de katholieke vakvereeni- gingen, herinnerende aan de waarschuwing van den bisschop van Roermond tegen de N. S. B. (Zooals men weet, is de heer de Marchant zelf katholiek). Mr. Van Vessem (N. S. B.) beklaagde zich over het antwoord, hem door minister Slin genberg gegeven op zijn schriftelijke vraag naar aanleiding van de bekende margarine advertentie. Z.Exc. had te kennen gegeven, dat deze vraag z.i. een insinueerende strek king had en mr. Van Vessem meende, dat uit zulk een antwoord het verval van het parlementaire stelsel bleek. Een 45-tal pachters uit verschillende deelen van het land zullen eerstdaags in de pas voltooide boerderijen in de Wieringermeer betrekken. Voor deze 45 pachtbedrijven zijn meer dan 300 gegadigden geweest en de desbetreffende dienst, wiens ambtena ren de candidaat-pachters persoonlijk bezoeken en zich op de hoogte stellen van al hun omstandigheden, kundighe den als landbouwer, financieele positie en zedelijk gedrag, konden dus bij het toewijzen der beschikbare pachthoeven een strenge selectie toepassen. Zooals de opzichter der domeinen, de heer de Jong, die o.a. met de voorbereidingen van landuitgifte belast is, ons mededeelde, is de aanvraag om vestiging in de Wierin germeer voortdurend zeer veel grooter dan het aantal beschikbare bedrijven, en dat ondanks het feit, dat de boer niet gemak kelijk zijn eigen grond en zijn geboorte streek verlaat. Er blijkt echter in Neder land nog steeds, en ondanks de landbouw crisis en de lage prijzen, die de agrarische producten als gevolg daarvan opbrengen, een zeer groote behoefte aan land te be staan. Het zyn vooral in Friesland en Gro ningen de boerenzoons, die geen plaats kun nen vinden in het bedrijf van hun vader omdat deze nog in de kracht van zijn leven is of niet over de middelen beschikt om zich uit het bedrijf terug te trekken, of om dat een oudere broer het bedrijf heeft ge- erfd, die zich door aankoop van nieuwen grond een eigen bedrijf willen stichten of zich als pachtboer willen vestigen. Daarbij komt, dat in dezen tijd, nu het devaluatie- spook steeds weer oprijst, velen die hun geld vroeger anders belegden, thans in aan koop van grond de veiligste belegging mee- nen te zien. Dientengevolge zijn bij verkoopingen de grondprijzen dikwijls veel hooger dan economisch verantwoord is en het zelfde geldt voor de pachtprijzen. Men kan dan ook zeggen, dat er op het oogenblik in Nederland een ware land- honger bestaat, en dat de drooglegging van den Noord-Oost-polder in een diep gevoelde behoefte zal voorzien. v/ij hebben in de Wieringermeer met ver schillende pachters gesproken. De grond wordt verpacht in kleinere en grootere per- ceelen, van omstreeks 10 tot boven de 70 hectaren. De oudste pachters zitten ruim een jaar in den polder en toonen zich in het alge meen zeer tevreden over de bereikte resul- In het werkje over de minerale sanktie van Sir Thomas H. Holland verschenen bij Van Loghum Slaterus Uitgevers-Maat schappij te Arnhem lezen wy het volgen de over de minerale positie van Japan, dat bij den huidigen stand van zaken zeker in teressant is. Natuurlijk wendt men zich met speciale belangstelling naar Japan, om na te gaan, hoe de minerale sanktie ten opzichte van dit land zou werken. Want Japan's houding tegenover de andere staten is niet lang ge leden duidelijk aan den dag getreden door een reeks incidenten, die allen zeer nauw met elkaar in verband staan; bovendien is de heele toestand, wat de minerale voorzie ning betreft, snel aan het veranderen. 1. Op 27 Maart 1933, onmiddellijk nadat de Volkenbondsvergadering zich met alge- meene stemmen tegen Japan's optreden in Mandsjoerije had verklaard, gaf de Japan- sche regeering met inachtneming van de voorgeschreven opzeggingstermijn van twee jaar, zijn voornemen te kennen, uit den Volkenbond te treden. 2. Op 17 April 1934 verklaarde een woord voerder van het Japansche ministerie van buitenlandsche zaken, dat Japan domi- neerende rechten had in het Verre Oosten; en ofschoon deze schijnbare onbezonnen heid later nader verklaard werd, bleef toch natuurlijk de indruk bestaan, dat Japan bezig was de andere groote staten voor te bereiden op de verkondiging van een oost- aziatische interpretatie van de Monroe-leer. 3. Eind December 1934 zegde Japan het Maritiem Verdrag van Washington van Februari 1922 op, welke opzegging eind 1936 in werking zal treden. Japan heeft hiermee te kennen gegeven, dat het door zijn positie en waardigheid aanspraak maakt op maritieme gelijkheid met de Ver- eenigde Staten en Groot-Britannië, in plaats van zich tevreden te stellen met de overeen gekomen verhouding van 5:5:3. 4. Geheel in den trant van deze verklaring was het 'artikel van admiraal Kichisaboero Nomoera, dat in Januari 1935 gepubliceerd werd. Hierin werd op de noodzakelijkheid gewezen om eveneens het Verdrag van Lon den van 1930 inzake het veroorloofde aantal hulp-schepen te herzien. Admiraal Nomoera wees er op hoe onpopulair het Verdrag van Washington in Japan is, en gaf als voor beeld van deze stemming de gevoelens, die zich geopenbaard hadden in den moord op de twee staatslieden Hamagoechi en Inoekai. De Japansche vertegenwoordiger mr. Matsoeoka wees er tijdens de bespre kingen te Genève eveneens op, hoe krachtig en eenparig de stemming in Japan was ten gunste van een vooruitstrevende politiek in Mandsjoerije. Het scheen Japan van vitaal belang, om Mandsjoerije te reorganiseeren, daar het taten en hun bedryfsuitkomsten. De kwali teit van den grond bleek beter dan vele pachters aanvankelijk hadden geloofd. Algemeen waren de pachters, met wie wij gesproken hebben, van meening, dat zij een grooten voorsprong hadden op de boe ren, die tegen hooge pachtprijzen op grond in particulier eigendom zaten. De Wierin- germeer-directie kon rekening houden met de bijzondere omstandigheden, waaronder de pachters in de Wieringermeer, die ten slotte ook pionierswerk verrichten, moesten werken. In de eerste jaren had men b.v. een korting op de pacht toegestaan omdat de pachters in de Meer nog een aardappe len en enkele andere gewassen konden ver bouwen. Een groot voordeel is tevens, dat de grond niet, zooals op 't oude land, in vele vreemd soortig gevormde en ver uit elkaar gelegen perceelen verkaveld is, doch één aaneen gesloten perceel vormt met slechts weinige greppels, die, zoodra de ontwateringstoe stand van den bodem het toelaat, zelfs nog dichtgegooid worden en door drainage-bui zen worden vervangen. Dit maakt het mo gelijk, op groote schaal landbouwmachines te gebruiken, ook voor de kleinere bedrij ven, die, indien zy te klein zijn om zelf ma chines aan te schaffen, in onderlinge samen werking van machines gebruik kunnen ma ken. De ontginnings-maatschappij werkt even zoo en er kunnen jaarlijks opnieuw honder den hectaren in pacht worden uitgegeven. Vooral op de nog in handen van de ontgin ningsmaatschappij zijnde terreinen ziet men de groote landbouwmachines aan het werk, en het wekt herinneringen aan films en foto's uit Canada en Rusland als men, gaande langs de smalle polderwegen in het veld de tractoren langzaam op hun rupsban den ziet voortkruipen of mannen in leeren jekkers vanaf hun kleine platform de reus achtige combine ziet besturen. Het ligt in de bedoeling, dat een gedeelte van den pol der niet in pacht zal worden uitgegeven, doch staatslandbouwbedryf zal blijven. Het laboratorium bij Medemblik ontvangt voortdurend bodemmonsters uit alle kavels van den polder en controleert regelmatig het zoutgehalte. Bovendien kweekt men hier de bacterie-cultures, die aan het zaad voor de nieuwe gronden worden toege voegd, wat na eenigen tyd, als de grond zijn normale bacterie-leven heeft gekregen, overbodig wordt. Tenslotte worden in dit laboratorium alle andere onderzoekingen en proefnemingen ge daan, die kunnen leiden tot de beste ontgin- nings- en exploitatie-mogelijkheden van den bodem, en waarmee men antwoord tracht te geven op alle vragen der landbouwers uit de Wieringermeer, die maar al te gaarne gebruik maken van de wetenschappelijke voorlichting, welke door de directie wordt verstrekt. voor de ontwikkeling van zyn mechanische industrieën in sterke mate afhankelijk is van een grondstoffenvoorziening uit Noord- China. Daarom werd een nieuwe provincie gevormd, die als een onafhankelijk konink rijk onder de naam „Mansjoekwo" de Chi- neesche provincie Jehol met Mandsjoerije verbindt. Het gevolg van dit alles is, dat de andere groote staten, nu ze daartegen geen maatregelen hebben genomen, overeen komstig de beslissing van de Volkenbonds vergadering, voor een vaststaand feit zijn komen te staan, en zich in het moeilijke ge val bevinden te moeten besluiten, of Mansjoekwo al of niet als een onafhankelijk nationaal geheel erkend zal worden. Het is duidelijk, dat Japan door deze agressieve daad een diplomatiek voordeel heeft weten te behalen, want daar Mans joekwo een onafhankelijke staat is, kan Japan alle wettelijke aansprakelijkheid van zich afschuiven, wanneer de regeering van Mansjoekwo buiten Haar boekje gaat, b.v. door commerciëele maatregelen te nemen ten nadeele van andere staten. De oprich ting in 1934 van een petroleum-monopolie in Mansjoekwo is hier een voorbeeld van. Anderszins zou Japan echter tusschenbeide komen, indien een andere groote staat pres sie zou uitoefenen op Mansjoekwo dat daar zal iedereen het wel over eens zijn niet meer dan een vazal-staat is. Indien de Volkenbondsleden en de Ver- eenigde Staten in plaats van subcommissies te vormen om de zaak'nader te bespreken, op 24 Februari 1933 verklaard hadden, dat Japan niet verder van mineralen, die het speciaal noodig had, voorzien zou worden, dan zouden de sinds kort opgerichte alumi- niumsmelterijen het zonder bauxiet hebben moeten stellen! Voorts zou het geen lood meer hebben gekregen, noch mangaan-erts, mica, nikkel, petroleum, platina, kwikzilver of tin. Als verder de andere staten zich be reid hadden verklaard, dit embargo door te zetten, zouden de nieuwe Japansche in dustrieën met verlamming bedreigd zijn. De verstandiger groepen der bevolking zou den in staat zijn geweest, het onbekookt enthousiasme der militaristen in bedwang te houden, die Japan nu naar een wisse on dergang drijven. Japan kan momenteel uit binnenlandsche bron slechts een miniem deel opbrengen van wat het alleen al in vredestijd aan deze mineralen noodig heeft. Het feit dat het gelijkheid op maritiem gebied met de Vereenigde Staten verlangt, heeft een zeer speciale beteekenis. Want het is duidelijk, dat Japan niet het minste gevaar loopt door een groote zeemacht aan gevallen te worden, zoolang het zijn aan spraken niet uitbreidt buiten het gebied, dat nu onder zijn politieke invloed staat. Dat Japan zijn heerschappij met geweld in Mandsjoerije gevestigd heeft, is klaarblijke lijk een daad van strategische waarde, daar het hierdoor zoo noodig toegang krijgt tot: a. het Amoer-gebied in Siberië, waardoor de oostelyke Russische provincies, met Wladiwostok als uiterste punt, een vooruit stekend en blootgesteld gebied zijn gewor den; b. tot de gebieden in Sjansi en Sjensi, waarvan bekend is, dat ze petroleum be vatten. De heele geographische situatie in Noord- Oost-Azië is hierdoor sinds 1932 uit strate gisch oogpunt veranderd, en natuurlijk zul len de andere staten zich afvragen wat dit alles beteeken t. Heele gebieden in de wereld zijn voor Japansche emigranten gesloten. Toch ver- toonen deze geen sterke neiging om zich in Mandsjoerye, of zelfs de Korea te vestigen. Voor de snel toenemende bevolking in het land zelf, schijnt de ontwikkeling der mechanische industrieën in Japan de eenige merkbare vorm van verlichting te zijn. Het is daarom voor Japan van het grootste be lang, dat het minerale grondstoffen uit het nabije Chineesche gebied krijgt, en tevens dat het zeker kan zijn van een behoorlijk afzetgebied voor zijn gefabriceerde goede, ren. Want de eerste stap in deze richting, het te langzame tempo der vredelievende penetratie in Noord-China, is nu plotseling met geweld opgedreven. Het artikel geeft van de verschillende soorten en de hoeveel heden mineralen, die binnen het bereik van Japan zijn. De minerale rijkdom in het land zelf is geheel onvoldoende, om in Japan's industrieele behoeften te voorzien, of om de klaarblijkelijke militaire ambities te kunnen bevredigen. De eenige mineralen, die in Japan in voldoende mate voor ir.- dustriëele doeleinden in vredestijd geprodu ceerd kunen worden, zyn: chroom, steen kool, koper, grafiet, zwavel en misschien tin. De andere mineralen worden er slechts in hoeveelheden geproduceerd, die gezien de huidige staat van industriëele ontwikke ling, veel te gering zijn. Men moet echter de minerale rijkdom van Korea, en nu ook die van Mansjoekwo, tot die van Japan rekenen. Deze twee gebieden kunnen eenige belangrijke bijdragen leveren wat betreft ijzer, verder magnesiet en zink. Er zijn dus nog groote hiaten in de reeks mineralen die onmisbaar zijn, en enkele hiervan kunnen gedeeltelijk aangevuld worden van uit Zuid Centraal China, b.v. antimoon, mangaan, kwikzilver en wolfram. Van de geheele wereld levert Zuid-Centraal China op het oogenblik het meeste antimoon, en andere landen zouden in moeilijkheden geraken, wanneer dit gebied voor hen werd afge sloten. De wolfram-lagen in China zijn ook zeer belangrijk; Zuid-Birma kan echter meer dan voldoende opleveren om de heele wereld te voorzien, en verder zijn er in andere landen nog enkele kleine erts- lagen. De import en productie, en hierdoor ook de consumptie van de meeste mineralen is, ondanks de algemeene financieele depressie, de laatste jaren toegenomen in Japan. Ook heeft Japan in Europa verschillende afge dankte koopvaardijschepen opgekocht, ge deeltelijk om staal-afval te krijgen. In oorlogstijd zou Japan veel grootere hoeveelheden noodig hebben dan door de cijfers van import plus binnenlandsche pro ductie wordt aangegeven, terwijl verschil lende van deze mineralen slechts verkregen kunnen worden in streken, die ver van het Chineesche gebied verwijderd zijn, zooals b.v. bauxiet voor het verkrijgen van alumi nium, lood, mangaan-erts, mica, nikkel, pla tina en kwikzilver. Ongetwijfeld zou een daadwerkelijke toepassing van de minerale sanktie op Japan met inbegrip van Mans joekwo en Korea (zelfs indien de toegang tot Zuid-China vrij zou blijven) al gauw een bedreiging vormen voor Japan's mili tair optreden zoowel te land als ter zee, welke voorzorgsmaatregelen het ook geno men zou mogen hebben voor het opslaan van voorraden. Het s niet mogelijk een juist idee te krij gen van de geheele minerale situatie van Japan. Van de mineralen, die onontbeerlijk zijn voor de ontwikkeling van het Japansche transportwezen, is petroleum wel het meest onmisbaar. Wanneer Japan met Rusland niet tot een overeenkomst kan komen, en er ook niet in slaagt er met geweld zijn heer schappij te vestigen, kan het niet vertrou wen op de olievelden van Noord-Sachalin, die bovendien in geen geval ooit voldoende zouden kunep leveren. Er wordt een zekere hoeveelheid olie gewonnen uit de bitumen van Mandsjoerije, maar dit zal nooit ge noeg kunnen zijn voor de vloot. Amerika heeft nog geen afstand gedaan van zijn rechten op de Philippijnen, maar de (Hare- Hawes-Cutting) Akte van Maart 1934 wyst er op, dat het toch die richting uitgaat, en de bewoners van deze eilanden hebben een oprecht vertrouwen in den Volkenbond voor de handhaving van hun neutralitiet. Er is echter wel veel ophef gemaakt van een eventueele petroleum-exploitatie in de Philippijnen, maar toe nu toe zyn er niet veel produktieve bronnen aan het licht ge komen. Voorts ziet het er voorloo- pig nog niet naar uit, dat Ne derlands Oost-I n d i door Ja pan in bezit genomen zal worden. Er blijft dus alleen Noord-China over. Hieruit moet o.a. Japan's doordringen in Mandsjoerye in de richting van Mongolië verklaard worden, want de meest belovende olievelden bevinden zich te Sjensi aan de zuidgrens van Mongolië, en de westgrens van Sjansi. Deze streek biedt zeer gunstige vooruitzichten voor het verkrijgen van pro ductieve petroleumbronnen. Het is duidelijk, dat de politiek van Japan in sterke mate bepaald wordt door de nood zaak om voldoende minerale producten te verkrijgen. Door een toepassing van de Minerale Sanktie in 1933 had men Japan's ambties krachtig aan banden kunnen leg gen, en nog steeds zou de Minerale Sanktie een daadwerkelijke bedreiging zyn. Wanneer echter de andere groote staten in hun weifelende houding blij ven volharden, zal de militaire partij in Japan steeds brutaler gaan optreden, en zal Jajan zyn positie, die nu nog altijr bedreigd wordt door een tekort aan mineralen, binnen een paar jaar aanmerkelijk hebben verbeterd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 9