Die Houten Klaas Nederlandsch-lndië en de Marine. K ïs s,"e h" w<it is cLLe rueuute H O NIG '5 KALFSSOEP Verdrijf dien Hoest /foest-Or/ep-Brondift/s-Asihma SeuilletoH De belangen die Nederland en Neder- landsch-lndië verbinden. het is de groote vraag wat de regeering op den duur met dit geld zal moeten aanvan- vangen, daar het zooals bekend niet mag worden aangewend voor gewone uitgaven. De positie van de suikermarkt is er den laatsten tyd niet op verbeterd. Na de jong ste verlagingen van de verkoopprijzen voor Javasuiker heeft de Nivas niet veel meer afgedaan en ok de afschepingen van Java suiker zijn betrekkelijk teleurstellend ge weest, waaruit mag worden afgeleid, dat de tweedehand zich van haar voorraden min der vlot heeft kunnen ontdoen dan zij ge hoopt had. Dit heeft natuurlijk onmiddellijk een terugslag op den afzet van de Nivas, die thans zelfs tegen de verlaagde markt echter gunstig beoordeelen, omdat er in ver band met de crisis een veel minder sterke stijging van het verbruik heeft plaats ge had dan onder normale omstandigheden het geval is. Indien de opvatting juist is, dat de conjunctuur zich thans weer blijvend in een stijgende lijn beweegt, dan zou de mogelijk heid bestaan, dat deze vertraging in den af zet in de komende jaren weer zal worden ingehaald. Intusschen is de vrije markt voor suiker zooals men weet door het protectie- systeem in de consumptielanden aanzienlijk ingekrompen, zoodat de toeneming van het verbruik waarschijnlijk minder snel haar invloed zal doen gevoelen dan het geval zou zijn, indien een veel grooter aantal lan den voor de dekking van hun behoefte op de wereldmarkt zou zijn aangewezen. H.V.A. gaf voorbijgaand een vrij scherp koersverlies te zien. Wij vestigen er intus schen de aandacht op, dat deze maatschap pij onder de huidige omstandigheden veel meer belang heeft bij de vezelmarkt dan bij de suikermarkt. Daarin kan in de toe komst natuurlijk verandering komen, maar voor het oogenblik is sisal en daarnaast palmolie wel een van de voornaamste pro ducten. De prijzen voor deze artikelen blij ven gunstig. Tabaksaandeelen hadden eveneens een flauw verloop, zulks temeer omdat de be langstelling voor deze fondsen toch reeds gering was, in verband met de verwachting dat de eerste Sumatra-inschrijving niet voor begin April zal plaats hebben. Industrieele waarden waren eveneens gedrukt, ook voor de minder courante soorten, zooals Werk spoor, Nederlandsche Scheepsbouw en ande re soorten, die tevoren gevraagd waren ge weest in verband met de verwachting, dat de spoorwegen binnenkort belangrijke be stellingen zullen plaatsen op nieuw mate riaal. Deze week is de vergadering gehouden van de obligatiehouders der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Mij., welke ver gadering was bijeengeroepen door de Ver. v. d. Effectenhandel en waarin een bespre king zou plaats vinden in verband met de mededeeling der directie, dat de aflossing en de rente op de obligaties niet meer zou worden betaald. In deze vergadering werd uiteengezet, dat afgezien van de BenassteÖn, de exploitatieresultaten zich de laatste ja ren zeer ongunstig hebben ontwikkeld en dat de ontvangsten 1935 vergeleken met 1929 met 53 pCt. waren gedaald. In het af- geloopen jaar werd met een verlies gewerkt van 251.55. De Benas heeft als eisch voor verderen steun in 1936 gesteld, dat ten eer ste de couponbetaling gestaakt wordt en de aflossingen niet worden hervat en ten twee de, dat een belangrijke afschrijving op het aandeelenakpitaal plaats vindt, terwijl er voorts een regeling met obligatiehouders dient te worden getroffen teneinde het be drijf van de vaste lasten der couponbeta ling te ontheffen. De afschrijving op de aan deden zou 90 pCt. moeten bedragen. Ver der zouden aan de 4y2 en 5 pCt. obligaties 30 pCt. in contaten worden aangeboden be nevens een zeker bedrag aan nieuwe aan deden en winst- of amortisatiebewijzen. Over deze vraagstukken dient met de Be- nas nader overleg te worden gepleegd en met dit doel is er in de vergadering een co mité benoemd, waarin gekozen werden de heeren C. ter Poorten, directeur der K.P.M., de heer F. A. Dudok van Heel en jhr. L. A. van Lennep. Verder heeft het bestuur van de Vereeniging eenige heeren aangewezen, die eveneens tot het Comité zullen toetre den. Als voorzitter zal optreden mr. A. F. van Hall. Op de beleggingsmarkt was de stemming over het algemeen prijshoudend. De nog steeds voortdurende groote geldruimte oefent blijkbaar een gunstigen invloed op de markt uit. De regeering heeft een wetsontwerp aangekondigd, waarbij zij zal worden ge machtigd verdere leeningen aan te gaan tot consolidatie van vlottende schuld tot een bedrag van 300 mill. Het ligt echter niet in de bedoeling reeds aanstonds tot uit gifte van een staatsleening over te gaan. De pandbriefmarkt gaf niet veel beweging te zien. Het jaarverslag van de Friesch-Gro- ningsche Hypotheekbank maakte zooals men trouwens had mogen verwachten een gun stigen indruk. Aan de reserves werd een bedrag van 174.995 toegevoegd, terwijl er een dividend van 34, vorig jaar 40, per aandeel, waarop 20 pCt. is gestort kan wor den uitgekeerd. De nettowinst was grooter dan het vorige jaar, n.1. 470.180 tegen 431.244. De jongste samenwerking tusschen de di recteuren van hypotheekbanken had, zoo als men weet, geleid tot het besluit van de overgroote meerderheid dezer instellingen om over 1935 geen dividend uit te keeren. Ook het vraagstuk van de reserveeringen is in de betreffende vergaderingen ter sprake gekomen en inmiddels heeft men thans be sloten om door een commissie benoemd door het bestuur normen te doen vaststel len voor reserveering en afschrijvingen bij hypotheekbanken. De naleving van deze normen zal worden gecontroleerd door een orgaan samengesteld uit een voorzitter en een secretaris. In dezen maatregel heeft men blijkbaar een overgang te zien tot de oprichting van een soort hypotheekkamei naar het voorbeeld van het verzekeringsbe drijf. Hieronder volgt een koersoverzicht van de afgeloopen week: 3 pCt. Ned.-Indië 1935, 94^, 92 3/4, 93 3/4; 6 pCt. leening Rotterdam, 1924, 75, 75 7/8, 7374Hl Kol. Bank 54 1/4, 54 3/4, 51 1/8, 52 Philips 223 3/4, 213K, 2171/4; Unilever 110 3/4, 107, 109 1/4; Koninklijke 245 3/4, 234 3/4, 241; Amsterdam Rubber 130 1/4, 120>4, 125 5/8; Bandar Rubber 120^, 111, 114J4J Ned. Scheepvaart Unie 48J^, 45, 46 7/8; H.V.A. 241, 227, 237; Nisu 117, 111, 1141,4; Deli Batavia Mij. 190, 179, 183; Deli Mij., 210 3/4, 201, 205 1/4; Senembah 202 3/4, 190 198. De gemiddelde Nederlander geeft er zich niet dikwijls rekenschap van, dat hij deel uitmaakt van een rijk van ongeveer 70 mil- lioen inwoners. Wie niet rechtstreeks zijn persoonlijke of zakelijke belangen in Oost of West heeft, beperkt zijn belangstelling bij voorkeur tot 't geen zich binnen de stads- of landsgrenzen afspeelt. Ongetwijfeld, hij weet wel van hoe groote beteekenis de overzeesche gewesten voor het moederland en indirect ook voor hem zelf zijn, maar hij is er niet werkelijk van doordrongen; in zijn dagelijksche bestaan, zijn dagelijkschen ge- dachtengang vervult het zelden een rol van beteekenis. Bij deze geestesgesteldheid is ooi. de be langstelling niet groot voor de middelen, die noodig zijn om aan de hoe langer hoe meer voor Nederlandsch-lndië van buiten af opkomende gevaren het hoofd te kunnen bieden en waarvan een van de belangrijkste de marine is of althans dit zou moeten zijn. In dit en eenige volgende artikelen zal, na nog eens gewezen te hebben op de be langen, die Nederland en Nederlandsch- lndië verbinden, getracht worden 'n kort overzicht te geven van enkele van de ern stige gevaren, die zich in Oost-Azië ont wikkelen en in verband daarmee de eischen te noemen, waarvan de weermacht en meer in het bijzonder de marine, moet voldoen, om haar taak bij 't keeren van die ge varen te kunnen volvoeren en in hoever aan die eischen ook werkelijk wordt voldaan. De belangen, die Nederland en Neder landsch-lndië samenbinden zijn van velerlei aard, materieele en cultureele en het is niet mogelijk er in een courantenartikel uit voerig op in te gaan. Zij zijn trouwens bij het ontwikkelde deel van ons volk bekend genoeg; wanneer in het volgende dienaan gaande enkele feiten en cijfers genoemd worden, geschiedt dit alleen als middel om wat bij menigeen wellicht op den achter grond der gedachten was geraakt, thans weer op den voorgrond te brengen. Moesten de materieele belangen, die het Nederlandsche volk bij Nederlandsch-lndië heeft gemeten worden met de maat van het oogenblik, nu zoowel Nederland als Indië zich diep in de put der economische inzin king bevinden, dan zouden zij geen over weldigenden indruk maken. Maar het spreekt vanzelf, dat de maat van het on gunstige oogenblik van thans al even onzuiver zou zijn als die van den ab normaal gunstigen tijd kort na den oorlog van 1914'18 en dan men moet trachten te werken met een maat, die over langeren tijd gemiddeld aan redelijke eischen vol doet. Het is uiterst moeilijk zich een goed denk beeld te vormen van de grootte der kapi taalsbeleggingen in de verschillende cul tures en groote bedrijven in Nederlandsch- lndië. In 1926, een gunstig, maar geen bui tengewoon gunstig jaar, werden deze beleg gingen door het daartoe meest bevoegde orgaan geschat op een werkelijke waarde van meer dan 3 milliard gulden, d.w.z. be langrijk meer dan de geheele Nederlandsche staatsschuld van nu. Een andere becijfering geeft aan, dat het bedrag der werkelijk in die cultures en bedrijven belegde kapitalen 2,65 milliard gulden is. Van die bedragen is drie vierde gedeelte Nederlandsch kapitaal. Men kan hier dan nog bijvoegen, om na te gaan, hoe groot het geheele bedrag is, dat het Nederlandsche volk aan kapitaal in Ned. Indië gestoken heeft, de sommen, die het in de Ned. Indische staatsleningen heeft opgenomen en die minstens op drie vierde van anderhalf milliard geschat kunnen worden. Voor normale jaren kan aangenomen worden, dat door de in Ned. Indië werken de vennootschappen aan dividenden wordt uitgekeerd een bedrag van 250 millioen gulden per jaar; in de periode van 1918 1929 was het belangrijk meer. Daar komen dan nog bij circa 60 millioen aan staats schuldrente. Samen dus ruim 300 millioen, waarvan minstens drie vierde gedeelte in Nederland in circulatie komt en waarvan dus tenslotte het geheele Nederlandsche volk profiteert. De in Ned. Indië geïnvesteerde kapitalen hebben niet alleen in sterke mate bijge dragen tot de welvaart der Nederlanders, zij hebben evenzoo, direct en indirect, die van de inlandsche bevolking verhoogd. En Ait in niet geringe mate. Als afzetgebied der Nederlandsche in dustrie heeft Ned. Indië sinds langen tijd een belangrijke plaats ingenomen. In 1910 bedroeg de import uit Nederland bijna 31 van den totalen import van 315 millioen gulden. Dit percentage is evenwel geleidelijk gedaald en was in 1924 nog 19 1/2 van den totalen import van 678 mil lioen; in 1929 was het percentage even eens 19 1/2 maar van 1150 millioen. Daarna daalde het verder, tot het in 1934, midden in de economische put, op 13 van 300 milioen was gekomen. Gedurende de periode van 1929 tot 1934 nam de invoer uit Japan toe van 10 1/2 tot 32 van de totale importbedragen van die jaren. Uit deze cijfers blijkt duidelijk in hoe sterke mate het zeer groote belang, dat de Nederlandsche industrie had op de Ned. Indische markt, geleden heeft onder de scherpe concurrentie van Japan, waar de levensstandaard zoo buitengewoon veel lager is dan die in Nederland. Een concur rentie, waar aan tegemoet te komen zal zijn door de noodzakelijke aanpassing van ons volk aan den gewijzigden econo- mischen toestand of door een sterke be voorrechting door Ned. Indië van de Neder landsche industrie, welke bevoorrechting, evenwel in de praktijk gevaarlijk en veelal onuitvoerbaar zou blijken te zijn. Als gevolg van een nog in wording zijnd stelsel van contingenteeringen is de Japan- sche invoer thans niet meer toenemende. De export van Ned. Indië naar Neder land is percentsgewijs eveneens in de latere jaren teruggeloopen. In 1910 ging van den totalen uitvoer van f 400 millioen 22.3 naar Nederland, in 1923 van 1368 millioen 15 in 1928 van f 1577 millioen 16 1/2 in 1934 van 490 millioen 21 De export naar Nederland is thans weer oploopend, ten voordeele van den Nederlandschen tusschen- handel. De Nederlandsche scheepvaart is voor een belangrijk deel op Ned. Indië georiënteeid. De stoomvaartmaatschappijen Nederland, de Rotterdamsche Lloyd, de Koninklijke Paket- vaartmaatschappij en de Java—China— Japan Lijn, alle met hun geheele vloot by de vaart in en op Ned. Indië betrokken, vor men samen bijna de helft der Nederland sche koopvaardijvloot; het in die onder nemingen belegde kapitaal is meer dan 100 millioen gulden, de boekwaarde hunner vloten circa f 170 millioen. Hier komt dan nog bij het Nederlandsche kapitaal, dat in de op Ned. Indië varende petroleumtank- schepen, gerekend kan worden gestoken te zijn. T Nauw verband hiermede houden de Ne derlandsche scheepswerven met al hun uit- gebreiden aanhang van onderaannemers en onderleveranciers, de haveninrichtingen, de veemen enz. enz. De belangen, die de Nederlanders in Ned. Indië hebben, kunnen ook van anderen kant bezien worden dan van dien van ge- investeerde kapitalen, dividenden en in- en uitvoer. Men kan de vraag stellen, hoeveel Nederlanders hun werkkring in Ned.-Indië vinden en welk soort werk zü daar ver richten. De statistieken geven aan, dat van het totaal van ruim 60 millioen inwoners 240.000 Europeanen zijn, waaronder ruim 190.000 Nederlanders met een relatief zeer groot aantal in leidende betrekkingen. Bijna 200.000 Nederlanders vinden in Ned. Indië hun bestaan, veelal een goed en gelukkig bestaan. Voegt men daarbij de velen, die by de op Indië georiënteerde Nederland sche bedrijven, banken, kantoren en scheep vaart betrokken zijn, voegt men daar bo vendien by de in Nederland wonende In dische gepensionneerden men wordt in Ind<ë -ekkelijk jeugdigen leeftijd - en hen, die na een werk- jultures of bedrijven vol- ,_al gevormd hebben om daar ,,.ua van te leven, dan komt men tot een respectabel aantal Nederlanders, wier bestaan en levensonderhoud rechtstreeks van Ned. Indië afhangen, om van hen, die er indirect van afhankelijk zijn, nog niet eens te spreken. In normale jaren kunnen jaarlijks 900 1000 Nederlandsche jongelieden, waarvan de minimumgrens van ontwikkeling wordt aangegeven door het eindexamen van H. B. S., naar Ned. Indië worden uitge zonden om daar hun carrière te maken. En zij behooren tegenwoordig tot het beste en energiekste deel onzer bevolking. Hun wacht in Ned. Indië doorgaans een ruimere taak, dan zy in het intellectueel overbevolkte moederland hadden kunnen vinden. Het zou kortzichtig zijn, het standpunt in te nemen, dat de genoemde cijfers hun waarde gehad mogen hebben, maar dat de normale tijden van vroeger nooit meer zul len terugkeeren en wij voor de toekomst alleen rekening te houden hebben met de cijfers, zooals zij gelden voor den ongun- stigen toestand van het heden. De economische en financieele ondergang na den langen bloeitijd van de Oost-Indische Compagnie, de jaren van den Napoleonti- schen tijd en de moeilijke jaren daarna, maar ook de economische ontplooiing van Ned. Indië in de laatste vijftig jaar en voor al in de periode van 19051929, de inzin king van thans, zij zijn alle de bewijzen, dat, over langere periodes gerekend, voorspoed en tegenspoed niet van onbeperkten duur zyn, maar elkaar afwisselen als zomer en winter. Men zie voor- en tegenspoed samen; dan kan het niet anders of men moet tot de overtuiging komen, dat de banden met Ned. Indië voor ons volk in het verleden van onberekenbaar groot nut en voordeel zijn geweest en tot het vertrouwen, dat de toekomst niet bjj dat verleden ten achter zal staan. Om met het woord van Coen te spreken, nog altijd is er in Indië „iets groots" te doen. Stop vlug dien a kol i gen hoest, neem Akker's Abdijsiroop. Op slag zult Gij ondervinden, datGijhiereenhulp hebt nrM AAM maa*t uiAawMM»»! I om den meest weersponnigen hoest te verdrijven. Vanaf den eersten lepel openbaart zich haar kalmeeronde verzachtende, slijmoplossende wer king. Da vastzittende slijm komt los en Gij zult weer gemakkelijk kunnen ademhalen. Abdi|$iroop verschaft U reeds vannacht een rustigen slaap en binnen 24 uurzi jt Gij dan dien benauw den hoest finaal vergeten. Neem bij AKW In de toekomst meer nog dan in het ver leden. Niet alleen omdat er nog uitgestrek te gebieden over blijven, die nog weinig of niet in ontginning gebracht zijn en nog lang niet het peil van ontwikkeling bereikt hebben, tot hetwelk het eiland Java, ten deele ook Sumatra en verschillende andere hebben, onder Nederlandsch bestuur en Nederlandsche leiding thans gekomen zijn. Was vroeger het belang van het Neder landsche volk bij Ned. Indië zuiver com mercieel en bekommerde het zich overigens weinig om de belangen der inlandsche be volking, thans is dit al sinds langen tijd anders geworden. Die belangen, de bestuurstaak, de cul tureele en materieele verheffing van de inlandsche bevolking zelf zijn mede geheel op den voorgrond gekomen. Nederland kan ook ten dien opzichte een vergelijking met andere koloniseerende mogendheden rus tig doorstaan, maar juist daarom zal het zich tot het uiterste moeten inspannen om op den thans ingeslagen weg de taak, die het op zich heeft genomen, te blijven ver vullen, zoo te blijven vervullen, als een goed voogd verplicht is te doen in het be lang van hen, die aan zijn zorgen zyn toe vertrouwd. Het verzaken van de plichten en het toelaten van de rechten ons door de his torie gegeven, het in den steek laten van al die volken, welke hun opgang vonden onder Nederlandsch bestuur, het gebrek aan durf om nieuw kapitaal te wagen en de inspanning te verdubbelen ten einde het groote, rijke land verder tot ontgin ning en ontwikkeling te brengen, het ont breken van moed en zelfstandigheid om met woord en daad te toonen, dat het ons diepe ernst is met de verheven gedachte „ik zal handhaven", dit alles zou ons stem pelen tot onwaardige opvolgers van de ge slachten die ons voorgingen. En niet meer waard om de leiding te hebben over het prachtige land, waar de Nederlandsche energie zoo langen tyd een uitweg kon vinden, zouden wij terugge drongen worden binnen de grenzen van het kleine Nederland zelf, waar wy vermoede lijk vergeefs zouden zoeken naar andere bronnen van welvaart en af zouden zakken naar het peil van een nation éteinte. Het is niet lang geleden, dat de politieke en militaire atmosfeer rondom Ned. Indië rustig en onveranderlijk was. Binnenland- sche woelingen waren geen uitzondering geweest; de Atjeh-oorlog had leger en marine meer dan 25 jaar lang volop werk gegeven, maar vanuit de buitenweld dreig den onrust noch gevaar. Die tijd is voor bij. De opkomst van Japan vanaf het einde der 19e eeuw de geweldige uitbreiding van zijn economische, staatkundige en mi litaire macht en de groote toename van de bevolking van het land van de Rijzende Zond hebben rust en evenwicht in Oost- Azië verstoord en Ned. Indië is hier nauw by betrokken. Doch hierover in een volgend artikel Gep. vice-admiraal G. L. SCHORER. Naar het Engelsch vau, Ldoor J. L en CHARLOTTE M. YONGE E. A. H. 21) Rose Rollstone was thuis met een dag vacantie; zij was namelijk begonnen te werken op een atelier, dat kunst-handwer ken leverde ook voor kerkversieringen, en het was een waar genot voor haar en Con- stance, om elkaar de wederzij dsche erva ringen te kunnen meedeelen. Rose had al tijd een goede opvoeding gehad van haar vader en de dame, die aan het hoofd stond van het atlier, bekwaamde haar niet alleen in het vak, maar had ook op zich genomen de ontwikkeling van den godsdienstzin bij het jonge meisje. Constance had haar veel te vertellen van de wijze, waarop haar beider opvoeding zou voltooid worden. Ida was te zwak, om de school te bezoeken,, had Ma gezegd, en zou enkel muzieklessen hebben in Brighton of in Londen, als ze 't huis, waarin ze op het oogenblik verble ven, kwyt waren. Herbert was al met den gouverneur aan het werk voor cadet bij 't landleger en Constance zelve zou naar een school voor uitgebreid onderwijs in Col- beam gaan en zou haar Zondagen op North- moor doorbrengen, waar ze een eigen, keu rig gemeubileerde kamer had. Zij beschreef die met een geestdrift, dat Rose zich al on gerust begon te maken: „Je zult daar net zoo'n leven leiden als de lords en ladies, waar Papa altijd van vertelt en dan zal je ook even wereldschgezind worden!" „O, neen!" riep Constance. „Vast niet!" Maar Rose scheen daar in het geheel niet zoo zeker van te zijn en ging voort: „De graaf, bij wien papa was, dobbelde en wedde en kwam 's avonds vreeselijk laat thuis en mylady en haar dochters ook; de arme kamenier moest soms tot vier uur in den nacht blijven opzitten. En dan die rekeningen, die er kwamen! Ze hebben het nooit aan zyn lordschap verteld, maar ze verkochten haar diamanten en droegen valsche. Zijn lordschap wist het niet, maar haar kamenier wel en die heeft 't weer aan papa verteld". Constance keek verbaasd en verklaarde zoaudenmteFbuntk 60 tant° Mary zich no°" zouden te buiten gaan aan dercel iikp Hir» gen. Ze vertelde ook, dat lady Sla a£ de armen ging bezoeken en dat miss Mor ton in het geheel niet trotsch waT; dat °2y in Londen ging wonen, waar ze een Zon dagsschoolklasse wilde houden voor de ar me fabrieksjongens. „Ze zijn heusch niet zoo wereldschgezind, als Ida dat denkt!" „Herinner je je nog wel die preek, waar in gezegd werd, dat wereldschgezindheid niet afhangt van hetgeen men heeft, maar van het hetgeen men is?" „Dat praat me daar van preeken!" zei Herbert, naderbij komend. „Heb je dat van oom geleerd, Con? Ik geloof, dat hij nooit anders dan over preeken denkt!" „Maar hij preekt zelf toch niet?" riep Constance. „Neen, hij zorgt wel, dat hij geen woord meer zegt, dan hoognoodig is!" „Hoe weet je het dan?" „Je ziet het al aan zijn gezicht. Hy zou geweldig zwaar op de hand zyn, als hy de gave van het woord had!" „En jij bent geweldig ondankbaar!" zei Rose. „Want hy is toch maar verbazend goed voor je!" „Zeker. Ik zou dan ook niks op hem te zeggen hebben, als er maar wat meer lé ven in hem zat". „Hy heeft je toch mee uit jagen geno men op dien dag, dat wij ook op de plaats van samenkmost zyn geweest. En hij is over alle slooten heengesprongen, terwijl jÜ „Ja, wat kan ik dat nu helpen, als ik nooit heb leeren paard rijden? Den volgen den winter zal je eens zien!" „Heb je je pijn gedaan?" vroeg Rose on deugend. Maar Herbert hield zich, of hij dit niet hoorde en ging uitweiden over het wild op Northmoor, tot hy even later weer een Ida8^6 ging maken bij Sibyl Grover en veïblhf"nndv ™<uS de voornaamheid van 't P uNorthmo°r duur genoeg ge- van Herber" d^t'zyn bre^zou s°u£n van zoo wee van!" a er „Het moet ook een wee gezicht zijn!" „Ik deed het maar, omdat lady Adela en miss Bertha en al de anderen het ook de den en op my letten. Maar ik wist van te voren, dat ik er wee van zou worden", zei Ida, met haar hoofdje coquet opzij. „Och, waren ze dan zoo godsdienstig? Heeft dat alle genot voor je bedorven?" „O, we hebben mooie dingen van den Kerstboom gehad en we hadden echt het leven van groote dames, gingen uit rijden in open rijtuig, als het tenminste niet te koud was, en anders natuurlijk in een ge sloten". „Zyn er geen rijtuigen of bals geweest? Of waren ze daar soms te godsdienstig voor?" „Ma zegt, dat het gierigheid is, maar tante, lady Northmoor, zei, dat 't volgend jaar misschien wat levendiger zou zyn en dan zullen wij ook dansles hebben gehad. Ik zei toen, dat ik al goed genoeg kon dan sen, maar zij vond, dat het niet passend zou zijn tegenover lady Adela en miss Mor ton". „Wonen die daar dan?" „Niet in het huis. Lady Adela heeft een eigen woning en miss Morton logeert bij haar. Lady Adela is zoo uit de hoogte en zoo styf als een standbeeld". „Is ze zoo uit de hoogte?" herhaalde Si- byl. „En de andere dame?" „O, die is veel goedhartiger. Wij noemen haar Bertha; tenminste, ze zei, dat wij haar alles mochten noemen behalve dan dat verschrikkelijke: „nicht Bertha!" Maar ze is oud; al zes-en-dertig en ze zegt zulke dwaze dingen! Je weet eenvoudig niet, wat 3*'*op jawoorden moet. Ze dacht, dat ik striii-p^" 'n buis; dat kon wasschen en ke bèinoa-2^1 Ida' de grootst mogelij ke beleedigmg was, waarmee Sibyl het vol komen eens scheen te zijn. „En zij dacht, dat ik alle fabrieksmeisjes en arbeiders zou kennen. Verbeeld je zoo iets!Maar Ma zegt, dat een smaak voor dergelijke laag-bij-de-grondsche dingen in de familie zit; dat zij in Londen gaat wo nen en dat ze dan 's avonds bij de fabrieks meisjes gaat zitten. Toch mag ik haar beter lijden dan lady Adela, die zoo In zichzelf gekeerd is. Ma zegt, dat het haar trots is en haar nijd, dat haar leelijk, ziekelijk dochtertje nu niet „mylady" wordt!" „Spreekt ze dan in het geheel niet met de anderen?" „O, ja, ze komt op bezoek en geeft je gewoon de hand en zoo, maar ze blijft al tijd evenzeer op een afstand; je komt nooit iets nader tot haar. Emily Trotman, de dochter van den dokter o, zoo'n aardig meisje!. heeft me toch een geschiedenis verteld zóó interessant!" „Hè, toe, vertel ze mij ook eens, led!" „Ze zegt, dat ze allemaal vreeselijk ver* kwistend waren: de oude lord en mr. Mor ton, de echtgenoot van lady Adela, weet je. en miss Bertha; dat ze altijd aan het racen en jagen en dobbelen waren en daardoor ook altijd in de schuld staken. Toen ver scheen er een zekere kapitein Alder, die smoor-verliefd was op miss Bertha, ni8al_ diep in de schuld stond by haar broer. HU moet van een bijzonder vurig karakter zyn geweest en nam mr. Morton mee in z,Jn dogcart met zoo'n wild paard, dat dit °P hol sloeg, Morton er uit geworpen werd en wel met doodelijken afloop". „P, led! Had die kapitein dat expres ge daan?" (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 10