(slederlandsch-lndië en de marine. StadenOmgeving. ALKMAARSCHE COURANT van ZATERDAG 28 MAART 1936 De grondslagen voor de verdedigina van Nederlandsch-lndië. Begrafenis wijlen Ds. Deetman. De stad Alkmaar, I tm 'ï;j Tn de in 1927 vastgestelde „Grondslagen de verdediging van Nederlandsch-In- werd door de regeering bepaald, dat ut voornaamste doel, waarop de organisa- der weermacht in Ned. Indië gericht zou orden, voor wat betreft het optreden tegen huitenlandsch geweld, de handhaving was an een strikte neutraliteit bij conflicten tusschen andere mogendheden. Werd de organisatie van het Leger ook in sterke mate beheerscht door den eisch, dat het moet kunnen optreden tegen verstoring van rust en orde binnen de grenzen, die van de Marine wordt door dezen eisch nau- weijjk beïnvloed; is zü in staat tegenover het buitenland de neutraliteit te handhaven, dan beschikt zij zeker over de middelen tot de vervulling van haar zooveel kleineren plicht van verzekering van het Nederland- sche gezag tegenover ordeverstoring van binnen uit. Bij de verdere uitwerking der „Grond slagen" werd dqe taak der neutraliteits- handhaving op Java toegekend aan het Leger met steun van de Vloot, waarbij nader werd omschreven dat zij, voor zoover het Leger aangaat, in hoofdzaak bestaat uit de verdediging van Soerabaja, d.w.z. de basis der Vloot, terwijl de neutraliteits- handhaving in het geheele gebied buiten Java werd opgedragen aan de Vloot, die daarbij op bijzondere kwetsbare punten door het Leger zou worden gesteund. Als bijzonder kwetsbare punten werden dan nog genoemd twee plaatsen van opslag en verwerking van petroleum t.w. Tarakan en Balikpapan op de Oostkust van Borneo. Voor het handhaven der neutraliteit en het optreden tegen buitenlandsch geweld in het complex van eilanden, binnenzeeën en zeestraten van den Archipel, moeten de machtsmiddelen in hoofdzaak van maritie- men aard zijn. Het valt van te voren niet te zeggen, waar de neutraliteit of het grond gebied bedreigd zullen worden en waar dus de weermacht zal moeten optreden. Zonder twijfel zullen de in de „Grondslagen" ge noemde „kwetsbare punten" Tarakan en Balikpapan met hun groote petroleumvoor- raden de buitengewone belangstelling van de oorlogvoerenden trekken, maar zij zijn niet de eenige plaatsen in den Archipel van waaruit die brandstof betrokken kan wor den. En er zijn ook tal van andere punten, die strategisch voor de groote zeemogend heden van groot belang kunnen zijn. Vandaar dat de weermacht overal in Nederlandsch-lndië moet kunnen optreden en in zich zelf de mogelijkheid moet hebben om zich het gebruik van de verbindings wegen tusschen de eilanden tegenover de oorlogvoerenden te verzekeren. De Marine met de daarbij behoorende luchtmacht kan aan deze eischen voldoen, het Leger kan het niet. Het Leger zou alleen dan over zee ver voerd kunnen worden, wanneer een krach tige marine voor de beveiliging van het transport ter zee kon zorgen d.w.z. wilde men voor 'de neutraliteitshandhaving de voornaamste taak aan het Leger toekennen, dan zou behalve het Leger toch ook een sterke Vloot noodig zijn, terwijl bovendien het troepentransport op kritieke oogenblik- ken veel te veel tijd zou kosten en het Leger de neutraliteitsschendingen te water niet zou kunnen beletten. De neutraliteitshandhaving in den Archi pel moet dus aan de zeemacht worden op gedragen. Zy moet daarbij de zekerheid hebben van den ruggesteun der Marine basis, zonder welke zij hoogstens enkele maanden in actie zou kunnen blijven. De verdediging der Marinebasis is opgedragen aan het Leger, dat hiermede de handen meer dan vol zal hebben. Men kan het met het doel van de weer- wacht, zooals de regeering het in de „Grondslagen" gesteld had, eens zijn of niet, een ieder zal moeten toegeven, dat de doelstelling de verdienste had, duidelijk te zijn. Maar uit de formuleering van de pun ten, waarin bepaald werd, hoe de weer macht in hoofdzaak zou worden samenge steld, bleek al even duidelijk, dat men zich hierbij niet. zooals voor de hand zou liggen, zou laten leiden door 't geen noodig was, om dat doel te kunnen bereiken, doch wel door een bepaald bedrag aan geld, dat niet, althans niet belangrijk, zou mogen worden overschreden en ook uit andere punten van de „Grondslagen" klinkt een mat en weifel moedig geluid. En dit bedrag was, hoewel er van crisis of economische inzinking nog geen sprake was, onder den invloed van verschillende politieke partijen, wier blik op internationaal-politieke verhoudingen bedroevend weinig ver in de toekomst door drong, en die tot steeds verder gaande be- 2u*nigingen op de weermacht aandrongen, tot een tamelijk poover totaal terugge bracht. Wie zich voorneemt een doel te bereiken, moet ook de middelen daarvoor toepassen. Deze eenvoudige conclusie was niet in de "Grondslagen" getrokken. De zeemacht in Nederlandsch-lndië, zoo- alg zU in de „Grondslagen" werd vastge steld, was dan ook van zeer bescheiden aard. Zij zou bestaan uit 2 kruisers, 8 torpe- dobootjagers en 12 onderzeebooten, samen vormend de zeegaande vloot; verder uit het drijvend materieel voor locale verdediging en versperring, benevens de maritieme luchtmacht; d.w.z. de „Grondslagen" conso lideerden het reeds bestaande. Reeds spoe dig zag de regeering in, dat zelfs het in de ..Grondslagen" genoemde beperkte doel der weermacht niet zou kunnen worden bereikt met een zeegaande vloot, zooals die daarin was vermeld en reeds in 1930 nam zij het standpunt in, dat die zeegaande vloot me kruiser, 4 jagers en 6 onderzeebooten 2°u moeten worden uitgebreid. Maar deze stap tot verbetering van den onvoldoenden toestand der weermacht stelde de. regeering zich voor maar half te doen, doordat zij het aan de zeemacht toe te voegen gedeelte als een materieeleresrve beschouwde en er daarom geen bemanning voor in de marine- orï90i&sliie meepde te ntgeten opasinen. Alsof niet alle marines, ook de Nederland sche, het laatst nog in 1914, in critieke tijden haar geheele vloot bemannen, geen schip uitgezonderd, en gereed houden voor alle gebeurlijkheden. io?6 voornemens'. waaraan de regeering in 1930 uiting gaf, zijn in tusschen niet tot wer kelijkheid geworden. Het aanbouwprogram- ma voor de vloot werd tengevolge van de economische inzinking, zoowel in Nederland als m Nederlandsch-lndië, slechts voor een klein gedeelte in uitvoering gebracht, de verdediging van de marinebasis te Soera baja verkeert nog in onvoldoenden toe stand, het aantal noodig geoordeelde vlieg tuigen is incompleet en er is nog achter stand in de aanvulling van het personeel. Hierin ligt opgesloten, dat de Marine thans, ook in het oog der regeering, niet berekend is voor de taak, zooals zy, de regeering, die in 1930 zag. Sindsdien zijn de ongunstiger, de gevaren grooter en dreigen der geworden. De jongste gebeurtenissen in Japan wy'zen er meer dan duidelijk op, welke krachten en verlangens daar heer- schen in militaire en ultra-nationalistische kringen, hoezeer deze onder den invloed van de tradities en de moraal der Samurai- klasse naar de macht in den Staat grijpen en ook overheersching van andere volken wenschen tot meerderheid en grootere glorie van het Japansche Rijk. Voor zoover de regeering zich in den allerlaatsten tijd over de defensie in Neder- landsch-Indië heeft uitgesproken, acht zij zelve verbetering in den zoo onbevredigen- den toestand noodzakelijk en zijn daarover binnenkort voorstellen harerzijds te wach ten. Het is de hoogste tijd. Reeds veel te lang had het oog voor de snelle en onheilspellen de veranderingen in Oost-Azië ontbroken en is het „gouverner c'est prévoir" te dien aanzien een doode letter gebleven. Het is de allerhoogste tijd. Het inhalen van den ontstanen achterstand zal jaren tijd kosten; een marine met haar veelzijdig personeel is een gecompliceerd organisme; noch zy zelf, noch haar onderdeelen kun nen uit den grond gestampt worden. De Marine in Nederland, in West- Indië en voor den buitenlandschen dienst. Ligt de voornaamste taak van de marine onder de tegenwoordige omstandigheden in Indië, die taak is niet de eenige. De marine is ook betrokken bij de hand having der neutraliteit van Nederland in een Europeeschen oorlog en van de verde diging van de Nederlandsche kust, maar de rol, die zij daarbij te vervullen heeft, is, vergeleken bij die van de Nederlandsche Landmacht van ondergeschikten aard. Het gevaar voor schending van de Neder landsche neutraliteit dreigt voornamelijk van de landzijde. Het kan ook van de zee zijde komen in den vorm van een poging tot in het bezit neming van uit zee door een buitenlandsche mogendheid van één of meer havens, hetzij om daar op een soort gelijke wijze van gebruik te maken als de Duitsche marine in den Wereldoorlog deed van de havens aan de Belgische kust, hetzij om in den rug te vallen van een vreemde legermacht, die, al dan niet door Neder land trekkend, oprukt vanuit Frankrijk naar Duitschland of vanuit Duitschland naar Frankrijk. De geschiedenis van ons land bewijst ook, dat landingen in grooten stijl op de Neder landsche kust tot het gebied der mogelijk heden behooren. Hetgeen de marine hiertegen heeft te doen, kan niet anders dan van beperkten aard zijn. Zij zal, evenals in den Wereld oorlog, kleine plaatselijke neutraliteits schendingen moeten voorkomen, waaronder die op de Westerschelde, den weg naar Antwerpen, van overwegend belang zijn, en onverwachte aanvallen van die zeezijde lang genoeg moeten ophouden, om een deel van het Leger tijd te geven zich naar de zeezijde te richten. Zij zal niet meer behoe ven te zijn dan een aanvulling van het Leger. Een derde taak van de Marine ligt in het behartigen der Nederlandsche belangen in den vreemde en in West-Indië. Herhaaldelijk is, ook in de 20ste eeuw, de aanwezigheid van Nederlandsche oor logsschepen, ip het buitenland noodig ge bleken. Het zenden van eenige schepen naar Curagao in 1909 om een einde te ma ken aan het agressieve optreden van Vene zuela van Hr. Ms. Kortenaer in 1914 naar Mexico, van Hr. Ms. Tromp in 192223 naar Smyrna, de herhaalde stationeerirgen van Nederlandsche oorlogsschepen in Chi- neesche havens, meer in t bijzonder te Shanghai, de zendingen van detachementen mariniers naar Peking en naar het Saarge- bied zijn voorbeelden van het gebruik, dat Nederland van de Marine moest maken ter- wille van zijn prestige en zijn goeden naam of van de belangen en de veiligheid van onze landgenooten in den vreemde. Herhaaldelijk ook is het noodig geoor deeld, de Nederlandsche vlag in het buiten land 'aan boord van een of meer oorlogs schepen te vertoonen als internationale vorm van beleefdheid of om de aandacht op ons land of onze scheepsbouwindustrie te vestigen. De niet lang na den oorlog chronisch op de Marine toegepaste bezuinigingen hebben tot 't resultaat geleid, dat zij deze, hier in 't kort aangeduide, taak niet meer op vol doende wijze kan vervullen. Het aanbouw- plan van 1930, dat de voorgenomen ver nieuwing van de vloot in Ned. Indië aan gaf, voorzag ook in den bedroevenden toe stand van het materiaal voor den buiten landschen dienst, maar het werd reeds eerder opgemerkt het plan is slechts voor een klein gedeelte tot uitvoering gekomen en zoo laat de verbetering steeds op zich wachten. Ook de Marine in Wst-Indië werd aan de bezuinigingen opgeofferd. De gevolgen bleven niet uit, In Juni 1929 maakte de Venezuelaansche revolutionnair Urbina zich te Willemstad op Curagao meester van een in de haven liggenden Amerikaanschen koopvaarder, roofde uit het zoo goed als ontwapende Waterfort geweren en munitie van de te Curagao aanwezige militaire be zetting, hield deze kleine, op niets verdacht zy'nde bezetting in bedwang, nam den gou verneur van het eiland en den militairen commandant als gijzelaars mee aan boord, ontscheepte de wapens en munitie op de kust van Venezuela en zond schip en gijze laars weer naar Curagao terug. Hoewel het bekend was, hoe roerig het soms in den Venezuelaanschen hoek kon zijn en er vroeger dan ook altijd een kleine maritieme macht in West-Indië aanwezig was geweest, hadden de voortdurende op de weermacht teogepaste bezuinigingen er toe geleid, dat de op Curagao aanwezige troe penmacht nabij het nulpunt was en Neder landsche oorlogsschepen er slechts voor korten tijd en met lange tusschenpoozen verschenen. Waarschuwingen werden ter zijde gelegd. Het resultaat was pijnlijk en vernederend, maar het was eigen schuld. Om een luttele som gelds té besparen het was nog vóór den crisistijd en voor alle binnenlandsch-politieke verlangens was geld in overvloed te vinden was 't aller- noodigste om te voldoen aan de meest ele mentaire van onze internationale ver plichtingen niet uitgegeven. De regeering greep ten spoedigste in en nam afdoende maatregelen, o.a. de vaste stationneering van een krachtig flottielje vaartuig, om te voorkomen dat een derge lijke bespotting van haar eigen gezag in West-Indië niet meer kon plaats grijpen. Maar de harde les is ten slotte toch slecht begrepen. Binnen de nauwe grenzen van ruimte en ty'd, waarin het schandaal zich afspeelde, kon het voor de waardigheid van het Ko ninkrijk der Nederlanden moeilijk erger geweest zijn. Het bleef evenwel een drama van klein formaat en het was herstelbaar. De in het Westen ontvangen les is niet toegepast in het Oosten. Ook Nederlandsch- lndië ligt in een deel der aarde, waar het roerig is en nog roeriger zal worden; ook daar is de weermacht onvoldoende, on danks de toegenomen politieke spanning. Ook voor het gevaar, dat Nederlandsch- lndië dreigt, hebben de waarschuwingen niet ontbroken. Maar het Curagaosche dra ma is een luchtig kinderspelletje verge leken bij dat, hetwelk Nederlandsch-lndië wachten zal, wanneer wij niet ten spoedig ste de maatregelen nemen om het af te wenden en waarvoor eerst thans, na langen ty'd van zorgenloos vertrouwen, de oogen open gaan. En als het over ons komt, dan zal het niet herstelbaar zijn. In een slotartikel nog iets over de midde len tot verbetering van de marine. Gep. vice-admiraal G. L. SCHORER. Onder zeer groote belangstelling heeft gistermiddag de teraardebestelling plaats gehad van het stoffelijk overschot van wijlen ds. J. Deetman, die sinds 12 jaar predikant was bij de herv. gemeente hier ter stede. Bij de Groote Kerk, waar de stoet op weg naar de algemeene begraaf plaats het eerst zou passeeren, stond een groote menigte belangstellenden, die, toen onder voortdurend gebeier van de klok de auto's naderden en dan even stil stonden op het plein naast de kerk, een eerbiedige stilte in acht namen. Men besefte, dat hier iemand naar zijn laatste rustplaats werd geleid, die nog heel veel voor zijn gemeen te en zijn kerk in het algemeen had kun nen zijn. Het plechtige orgelspel, dat uit de geopende kerk naar buiten klonk, ver hoogde den ernst van het oogenblik. Bij de Kapelkerk, waarheen de stoet zich vervolgens begaf, herhaalde zich een zelfde plechtigheid. Op de begraafplaats was de belangstel ling overstelpend. Behalve de leden van den kerkeraad, die bij de Groote Kerk opgesteld hadden gestaan en zich daarna naar den doodenakker hadden begeven, merkten wij o.a. nog op bestuur en leden van andere kerkelijke organisaties en instellingen, den burgemeester jhr. van Kinschot, den griffier van de rechtbank jhr. van den Brandeler, de predikanten Warners, Rappold, Kuiper, Von Meyen- feldt en verschillende predikanten uit de omgeving, o. w. ds. Bloemhoff uit Heiloo, ds. Nobel uit Egmond aan den Hoef en ds. Roobol uit Egmond aan Zee. Verder waren er nog eenige honderden anderen, die door hun aanwezigheid getuigden van hun belangstelling. Een schat van bloemen en kransen dekte de baar, die er als het ware onder werd bedolven, terwijl dan nog verschil lende bloemstukken apart op een baar naar het graf werden gedragen. We zagen o. m. kransen van een vriendengroep, van de ringbroeders, van de herv. meisjesver- eeniging, van het zangkoor en het knapen koor, van het prov. bestuur van de ver een. v. vrijz. herv., van catechisanten en van de onderwijzeres en leerlingen van de Zondagsschool te Limmen. Een woord van ds. van den Kieboom namens den ring. Aan de groeve werd allereerst het woord gevoerd door ds. F. W. J. van den Kie boom uit Bergen namens de ringpredi- kanten. Hij sprak van de laatste vergade ring, waar ds. Deetman niet aanwezig was geweest en van de hoop die werd gekoes terd, dat diens herstel spoedig zou volgen, al ware het alleen maar dat hij behouden bleef voor zijn gezin. Helaas heeft dit niet zoo mogen zijn en spr. wilde getuigen dat de ring in den overledene altijd heeft ge zien iemand met een opgewekten geest, ijverig en goed, een eerlijk en gaaf mensch met een groot geloof, een man wien de waarheid boven alles lief was, geen diplo maat, maar iemand die zich voor zijn zaak gaf met zijn heele persoon en dat onbe vangen deed. Daarnaast hebben wy hem leeren kennen als iemand met een gevoe lig hart, erkentelijk voor een vriendelijk heid en als iemand die onwaarachtigheid niet kon uitstaan. Spr. was overtuigd dat velen ds. Deetman erkentelijk zullen zijn voor zijn dienstvaardigheid en hulpvaar digheid en voor de bemoediging, welke hij velen wist te geven. Zwaar is het verlies, dat de gemeente heeft geleden door dit heengaan, maar bovenal zwaar voor zijn gezin, maar ds. Deetman vreesde den dood niet, rustig en stil kon hij over het naderend einde spre ken in de vele maanden, dat hij zich niet kon geven aan' zijn werk zooals hij dat zoo gaarne zou hebben gedaan. Na erop te hebben gewezen, dat elk graf predikt de veelzijdigheid van het Woord Gods, herinnerde spr. aan Jezus' woord: „Wie zijn leven zal willen behou den, zal het verliezen, maar wie het zal willen verliezen om Mijnentwil, die zal het behouden". Moge de achtergebleven familie dit bedenken. Ds. Baar als spreker voor onder scheidene vereenigingen en als vriend. Ds. Baar sprak allereerst als» voorzitter van den kerkeraad der herv. gemeente, voor wie hij het overlijden van ds. Deet man een zwaar verlies noemde. Hij herin nerde eraan, dat de overledene op 2 Maart 1.1. 12 jaar predikant te Alkmaar was en een paar dagen daarna zijn zilveren ambtsjubilé herdacht, helaas onder heel andere omstandigheden dan zoo graag ge- wenscht waren. Vele zijn de blijken van belangstelling geweest, die ds. Deetman toen heeft mogen ontvangen, zoowel uit vorige standplaatsen als uit Alkmaar, en hij was daar dankbaar voor. Namens de kerkvoogden betuigde spr. den overledene dank voor alles wat hij ook voor dat college is geweest, en spre kende voor den kerkeraad en de kerk voogdij van Limmen, waar ds. Deetman consulent was, getuigde hij van diens sympathieke persoonlijkheid, die ook daar op hoogen prijs werd gesteld, zoodat het heengaan zeer werd betreurd. Het classicaal bestuur had spr. ver zocht dank te willen brengen voor wat ds. Deetman in de classis was geweest. Als woordvoerder voor het hoofdbe stuur en voor het prov. bestuur der Ver een. v. vrijz. hervormden, alsmede van de Alkmaarsche afdeeling, getuigde spr., dat de overledene was geweest een vurig strijder voor de vrijheid en de rechten der vrijzinnigen in de herv. kerk. Het prov. comité voor openluchtmeetin- gen in Noordholland noemde den heenge- ganen prëdikant bij monde van spreker „een vurig getuige van vrije vroomheid", die als ijverig medewerker menigeen ge sticht en aangegord heeft door zijn waar achtig woord. „Kerk en Vrede" had er behoefte aan gevoeld om haar oud-voorzitter en oud lid thans nog eens te danken voor wat hij voor deze afdeeling had beteekend. Ten slotte wenschte ds. Baar den over leden collega te gedenken als vriend. Het gaat niet in de eerste plaats om wat we zijn geweest, zei hij, maar over de vraag wie we waren, en dan wilde hij getui gen, dat in den persoon van ds. Deetman is heengegaan een man van hoog, edel karakter, open en eerlijk, een man die groot vertrouwen stelde in de menschen, maar dikwijls droevig is beloond. Een .groot deel van zijn geestelijk lijden vond zijn oorzaak in het beschaamde vertrou wen in de menschen. Spr. dacht hierbij aan den Heere Jezus, dien het Hosanna tegenklonk bij zijn intocht in Jeruzalem, maar die daarna alleen gelaten werd. Ds. Deetman leed daar ontzettend onder. Men kan den geachten en edelen voorganger en besten vriend het beste eeren door een daad en weer goed te maken wat aan hem is te kort gedaan. Persoonlijk zou spr. hem dank willen zeggen voor wat hij ge weest is in zijn (spr.'s) leven. In zijn na bijheid had spr. nooit het gevoel van ver eenzaming dat een predikant meermalen heeft, altoos had spr. zijn warme vriend schap en innige verbondenheid ondervon den. Bij alle verschil in geloofsleven voelde spr. zich als mensch en vriend aan hem verbonden. Spr. deelde hierop mede, dat hij in intiemen kring in het gezin reeds woor den van troost had gesproken en die nu, om in den geest van den overledene alle uiterlijke vertoon te vermijden, niet zou herhalen. Op verzoek van ds. Deetman zouden er dan ook slechts drie sprekers het woord voeren, maar de derde (ds. van Mullens van Akersloot) was daartoe ver hinderd geworden. Spr. hoopte dat God het gezin in trouw zal sterken de groeve is wel het einde van het stoffelijk leven, maar niet van het geestelijke. Hij dacht hierbij aan Gez. 174 (bij het passeeren van den stoet op het orgel gespeeld) en dan aan het lievelings- coupiet van ds. Deetman, het zesde: Ziet g' een uit zwakheid vallen, Reikt hem de broederhand! Men help' en schraag' steeds allen! Men snoer' den liefdeband! Komt, sluit u vaster aan! In eigen oog de kleinste, Word' elk ook graag de reinste Op d' af te leggen baan! Zoo was het leven en sterven van ds. Deetman. Moge klinken tot zijn ziel de stem: Wel, gij goede en getrouwe dienst knecht, ga in in de vreugde uws Heeren. Ds. A. Verwaal, vroeger te Alkmaar, thans te De Kaag in Zuidholland, getuigde van zijn ontroering op het ontvangen van het doodsbericht van den collega, dien hij, ondanks alle verschil in theologische opvattingen, had leeren kennen als een eerlijk en rond persoon, wiens vriendschap hij op hoogen prijs stelde en dien hij telkens opzocht, als hij na zijn vertrek uit Alkmaar nog eens weer daar terug kwam. Tot mevr. Deetman en den zoon richtte spr. hierop eenige woorden van troost. Goed doe U ge- looven, zei hij, dat Zijn daden wijs zijn en goed, en Hij schenke U de kracht daar „Amen" op te zeggen. Vader is heenge gaan, maar d e Vader blijft. Crisis-publicatie PRIJZEN VERSCH RUGSPEK. De Nederlandsche Veehouderijcentrale maakt bekend, dat de prijzen welke voor bij haar ingeleverd versch rugspek worden betaald met ingang van Maandag 30 Maart a.s. verhoogd zijn en zullen bedragen: Per strook zonder wang: A-spek boven 28 K.G. 0.52 p. K.G. B-spek van 2427,9 K.G. 0.51 C-spek van 1823,9 K.G. 0.49 D-spek van 1317,9 K.G. 0.40 G-spek van 1012,9 K.G. 0.41 H-spek van 89,9 K.G. 0.38 I-spek van 67,9 K.G. 0.36 Deze zonder achterkinkel. De overige voorwaarden zijn ongewii- zigd gebleven. SLUITINGSTERMIJN TEELTOVER. DRACHTEN BLOEMBOLLEN. De Nederlandsche Sierteeltcentrale maakt bekend, dat in het Bloembollensa- neeringsplan 1935 (Teeltoverdrachtsbe- schikking) een zoodanige aanvulling zal worden aangebracht, dat verzoeken tot overdracht van teeltvergunningen, waar mede bij de a.s. controle te velde der bloembollenbedrijven nog rekening zou kunnen worden gehouden, bij de Neder landsche Sierteeltcentrale moeten zijn in gediend vóór of op 10 April 1936. Verzoeken, ingediend na dien datum, worden eerst in behandeling genomen na afloop der controle te velde bovenvermeld. In dat geval heeft de inwilliging van een verzoek tot teeltoverdracht geen te rugwerkende kracht ten aanzien van de verrichte opmeting. Men zij dus gewaarschuwd, dat bij de controle te velde een verzoek tot over dracht staande de opmeting of oogenblik- kelijk na het bezoek van de controleurs, voorloopig niet in behandeling wordt ge nomen, hetgeen dus beteekent, dat een eventueel door de controleurs geconsta teerd teveel geplant niet achteraf kan worden weggewerkt. Een stem uit Oudshoorn. Een vertegenwoordiger van den kerke raad van Oudshoorn, de voor-laatste standplaats van ds. Deetman, vertolkte de gevoelens van dankbaarheid van dat heele college voor wat de overledene in die ge meente heeft mogen verrichten. Innige vriendschap is er ontstaan. Spr. roemde het groote geloof van den trouwen vriend, die met zooveel overtuiging kon spreken. Een broeder van den overledene dankte voor de hartelijke woorden en de onder vonden belangstelling. De droeve plechtigheid was hiermee be ëindigd en diep onder den indruk verliet men den doodenakker. Lezing van prof. Hudig voor Hendrick de Keyser Ie Amsterdam. In Hotel American te Amsterdam hield gisteravond prof. Hudig, hoogleeraar aan de Universiteit te Amsterdam, voor de Vereeni- ging „Hendrick de Keyser" een lezing over de stad Alkmaar, welke lezing ook werd bij gewoond door burgemeester van Kinschot, den gemeente-secretaris en zijn echtgenoote en den directeur van Bouw- en Woningtoe zicht, den heer Vos, alsmede den gemeente archivaris, den heer Dresch. De voorzitter, de heer B o e 1 e, heette in het bijzonder de aanwezige Alkmaarders welkom en bracht prof. Hudig dank voor zijn bereidwilligheid om zijn onderwerp te behandelen. Prof. Hudig, die zyn lezing met licht beelden verduidelijkte, stelde voorop, dat juridisch bezien, een stad een woonplaats is, die door een handvest is bevestigd. Economisch is een stad een middel punt van handel en nijverheid, waar goe deren worden verhandeld en vervaardigd, die niet in de eerste plaats voor het ge bruik van de bewoners bestemd zijn. Sociaal bezien is een stad de plaats, waarin de bewoners een aaneengesloten sa menleving vormen en waarin de rechten en plichten en vrijheden bepaald worden door gemeenschappelijke belangen. Strategisch is een stad een complex van woningen, tezamen afsluitbaar en die, verdedigbaar, een geheel vormen. Beschouwt men Alkmaar van juridische zijde, dan zal men geneigd zijn, de stad te laten beginnen bij het handvest in 1254, aan haar door den Roomsch koning Wil lem II verleend. Dit is in ieder geval het eerste handvest, waarvan -wij met zeker heid iets weten. Alkmaar eindigde als stad in de revolutie van 1795, toen de stads rechten werden opgeheven. De economische voorwaarden voor Alk maar als stad dateeren ver vóór 1254, want zy vangen aan vanaf het oogenblik dat er een markt werd gehouden en deze markt staat er thans nog goed voor. In socialen zin is de afperking moeilijker, omdat de sociale verhoudingen aanwezig waren vóór men die in de wet heeft vast gelegd. Alkmaar is verscheidene malen vóór de verleening van het handvest, geplundeerd en verbrand, wat er op wijst, dat strate gisch Alkmaar vóór 1254 geen stad was. Spr. toonde hierop een kaart van Noord holland uit 1300, waaruit blijkt, dat de bi- zondere positie van Alkmaar in dien tijd deze was, dat het den weg afsloot, die van Kennemerland naar W. Friesland leidde. De tweede weg werd beveiligd door het Kasteel van Egmond en een andere weg liep langs de meren van Egmond en Ber gen. Strategisch was Alkmaar een belangrijk punt, waarvoor Willem II er de vesting Toorenburg liet bouwen. Ook bouwde hij er een steenen huis als stapelplaats voor goederen. Floris V voegde aan Toorenburg nog twee kasteelen buiten de stad toe, om de West Friezen tegen te houden. Na 1287, toen de West Friezen van de overige Friezen af gescheiden waren, bleek Floris V in staat, de West Friezen te onderwerpen en Alk-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 9