(slederlandsch-lndië en de marine.
StadenOmgeving.
ALKMAARSCHE COURANT van ZATERDAG 28 MAART 1936
De grondslagen voor de verdedigina van
Nederlandsch-lndië.
Begrafenis
wijlen Ds. Deetman.
De stad Alkmaar,
I
tm
'ï;j
Tn de in 1927 vastgestelde „Grondslagen
de verdediging van Nederlandsch-In-
werd door de regeering bepaald, dat
ut voornaamste doel, waarop de organisa-
der weermacht in Ned. Indië gericht zou
orden, voor wat betreft het optreden tegen
huitenlandsch geweld, de handhaving was
an een strikte neutraliteit bij conflicten
tusschen andere mogendheden.
Werd de organisatie van het Leger ook in
sterke mate beheerscht door den eisch, dat
het moet kunnen optreden tegen verstoring
van rust en orde binnen de grenzen, die van
de Marine wordt door dezen eisch nau-
weijjk beïnvloed; is zü in staat tegenover
het buitenland de neutraliteit te handhaven,
dan beschikt zij zeker over de middelen tot
de vervulling van haar zooveel kleineren
plicht van verzekering van het Nederland-
sche gezag tegenover ordeverstoring van
binnen uit.
Bij de verdere uitwerking der „Grond
slagen" werd dqe taak der neutraliteits-
handhaving op Java toegekend aan het
Leger met steun van de Vloot, waarbij
nader werd omschreven dat zij, voor zoover
het Leger aangaat, in hoofdzaak bestaat uit
de verdediging van Soerabaja, d.w.z. de
basis der Vloot, terwijl de neutraliteits-
handhaving in het geheele gebied buiten
Java werd opgedragen aan de Vloot, die
daarbij op bijzondere kwetsbare punten
door het Leger zou worden gesteund. Als
bijzonder kwetsbare punten werden dan
nog genoemd twee plaatsen van opslag en
verwerking van petroleum t.w. Tarakan en
Balikpapan op de Oostkust van Borneo.
Voor het handhaven der neutraliteit en
het optreden tegen buitenlandsch geweld in
het complex van eilanden, binnenzeeën en
zeestraten van den Archipel, moeten de
machtsmiddelen in hoofdzaak van maritie-
men aard zijn. Het valt van te voren niet te
zeggen, waar de neutraliteit of het grond
gebied bedreigd zullen worden en waar dus
de weermacht zal moeten optreden. Zonder
twijfel zullen de in de „Grondslagen" ge
noemde „kwetsbare punten" Tarakan en
Balikpapan met hun groote petroleumvoor-
raden de buitengewone belangstelling van
de oorlogvoerenden trekken, maar zij zijn
niet de eenige plaatsen in den Archipel van
waaruit die brandstof betrokken kan wor
den. En er zijn ook tal van andere punten,
die strategisch voor de groote zeemogend
heden van groot belang kunnen zijn.
Vandaar dat de weermacht overal in
Nederlandsch-lndië moet kunnen optreden
en in zich zelf de mogelijkheid moet hebben
om zich het gebruik van de verbindings
wegen tusschen de eilanden tegenover de
oorlogvoerenden te verzekeren. De Marine
met de daarbij behoorende luchtmacht kan
aan deze eischen voldoen, het Leger kan het
niet. Het Leger zou alleen dan over zee ver
voerd kunnen worden, wanneer een krach
tige marine voor de beveiliging van het
transport ter zee kon zorgen d.w.z. wilde
men voor 'de neutraliteitshandhaving de
voornaamste taak aan het Leger toekennen,
dan zou behalve het Leger toch ook een
sterke Vloot noodig zijn, terwijl bovendien
het troepentransport op kritieke oogenblik-
ken veel te veel tijd zou kosten en het
Leger de neutraliteitsschendingen te water
niet zou kunnen beletten.
De neutraliteitshandhaving in den Archi
pel moet dus aan de zeemacht worden op
gedragen. Zy moet daarbij de zekerheid
hebben van den ruggesteun der Marine
basis, zonder welke zij hoogstens enkele
maanden in actie zou kunnen blijven. De
verdediging der Marinebasis is opgedragen
aan het Leger, dat hiermede de handen
meer dan vol zal hebben.
Men kan het met het doel van de weer-
wacht, zooals de regeering het in de
„Grondslagen" gesteld had, eens zijn of
niet, een ieder zal moeten toegeven, dat de
doelstelling de verdienste had, duidelijk te
zijn. Maar uit de formuleering van de pun
ten, waarin bepaald werd, hoe de weer
macht in hoofdzaak zou worden samenge
steld, bleek al even duidelijk, dat men zich
hierbij niet. zooals voor de hand zou liggen,
zou laten leiden door 't geen noodig was,
om dat doel te kunnen bereiken, doch wel
door een bepaald bedrag aan geld, dat niet,
althans niet belangrijk, zou mogen worden
overschreden en ook uit andere punten van
de „Grondslagen" klinkt een mat en weifel
moedig geluid. En dit bedrag was, hoewel
er van crisis of economische inzinking nog
geen sprake was, onder den invloed van
verschillende politieke partijen, wier blik
op internationaal-politieke verhoudingen
bedroevend weinig ver in de toekomst door
drong, en die tot steeds verder gaande be-
2u*nigingen op de weermacht aandrongen,
tot een tamelijk poover totaal terugge
bracht.
Wie zich voorneemt een doel te bereiken,
moet ook de middelen daarvoor toepassen.
Deze eenvoudige conclusie was niet in de
"Grondslagen" getrokken.
De zeemacht in Nederlandsch-lndië, zoo-
alg zU in de „Grondslagen" werd vastge
steld, was dan ook van zeer bescheiden
aard. Zij zou bestaan uit 2 kruisers, 8 torpe-
dobootjagers en 12 onderzeebooten, samen
vormend de zeegaande vloot; verder uit het
drijvend materieel voor locale verdediging
en versperring, benevens de maritieme
luchtmacht; d.w.z. de „Grondslagen" conso
lideerden het reeds bestaande. Reeds spoe
dig zag de regeering in, dat zelfs het in de
..Grondslagen" genoemde beperkte doel der
weermacht niet zou kunnen worden bereikt
met een zeegaande vloot, zooals die daarin
was vermeld en reeds in 1930 nam zij het
standpunt in, dat die zeegaande vloot me
kruiser, 4 jagers en 6 onderzeebooten
2°u moeten worden uitgebreid. Maar deze
stap tot verbetering van den onvoldoenden
toestand der weermacht stelde de. regeering
zich voor maar half te doen, doordat zij het
aan de zeemacht toe te voegen gedeelte als
een materieeleresrve beschouwde en er
daarom geen bemanning voor in de marine-
orï90i&sliie meepde te ntgeten opasinen.
Alsof niet alle marines, ook de Nederland
sche, het laatst nog in 1914, in critieke tijden
haar geheele vloot bemannen, geen schip
uitgezonderd, en gereed houden voor alle
gebeurlijkheden.
io?6 voornemens'. waaraan de regeering in
1930 uiting gaf, zijn in tusschen niet tot wer
kelijkheid geworden. Het aanbouwprogram-
ma voor de vloot werd tengevolge van de
economische inzinking, zoowel in Nederland
als m Nederlandsch-lndië, slechts voor een
klein gedeelte in uitvoering gebracht, de
verdediging van de marinebasis te Soera
baja verkeert nog in onvoldoenden toe
stand, het aantal noodig geoordeelde vlieg
tuigen is incompleet en er is nog achter
stand in de aanvulling van het personeel.
Hierin ligt opgesloten, dat de Marine
thans, ook in het oog der regeering, niet
berekend is voor de taak, zooals zy, de
regeering, die in 1930 zag. Sindsdien zijn de
ongunstiger, de gevaren grooter en dreigen
der geworden. De jongste gebeurtenissen in
Japan wy'zen er meer dan duidelijk op,
welke krachten en verlangens daar heer-
schen in militaire en ultra-nationalistische
kringen, hoezeer deze onder den invloed
van de tradities en de moraal der Samurai-
klasse naar de macht in den Staat grijpen
en ook overheersching van andere volken
wenschen tot meerderheid en grootere
glorie van het Japansche Rijk.
Voor zoover de regeering zich in den
allerlaatsten tijd over de defensie in Neder-
landsch-Indië heeft uitgesproken, acht zij
zelve verbetering in den zoo onbevredigen-
den toestand noodzakelijk en zijn daarover
binnenkort voorstellen harerzijds te wach
ten.
Het is de hoogste tijd. Reeds veel te lang
had het oog voor de snelle en onheilspellen
de veranderingen in Oost-Azië ontbroken
en is het „gouverner c'est prévoir" te dien
aanzien een doode letter gebleven.
Het is de allerhoogste tijd. Het inhalen
van den ontstanen achterstand zal jaren
tijd kosten; een marine met haar veelzijdig
personeel is een gecompliceerd organisme;
noch zy zelf, noch haar onderdeelen kun
nen uit den grond gestampt worden.
De Marine in Nederland, in West-
Indië en voor den buitenlandschen
dienst.
Ligt de voornaamste taak van de marine
onder de tegenwoordige omstandigheden in
Indië, die taak is niet de eenige.
De marine is ook betrokken bij de hand
having der neutraliteit van Nederland in
een Europeeschen oorlog en van de verde
diging van de Nederlandsche kust, maar de
rol, die zij daarbij te vervullen heeft, is,
vergeleken bij die van de Nederlandsche
Landmacht van ondergeschikten aard.
Het gevaar voor schending van de Neder
landsche neutraliteit dreigt voornamelijk
van de landzijde. Het kan ook van de zee
zijde komen in den vorm van een poging
tot in het bezit neming van uit zee door een
buitenlandsche mogendheid van één of
meer havens, hetzij om daar op een soort
gelijke wijze van gebruik te maken als de
Duitsche marine in den Wereldoorlog deed
van de havens aan de Belgische kust, hetzij
om in den rug te vallen van een vreemde
legermacht, die, al dan niet door Neder
land trekkend, oprukt vanuit Frankrijk
naar Duitschland of vanuit Duitschland
naar Frankrijk.
De geschiedenis van ons land bewijst ook,
dat landingen in grooten stijl op de Neder
landsche kust tot het gebied der mogelijk
heden behooren.
Hetgeen de marine hiertegen heeft te
doen, kan niet anders dan van beperkten
aard zijn. Zij zal, evenals in den Wereld
oorlog, kleine plaatselijke neutraliteits
schendingen moeten voorkomen, waaronder
die op de Westerschelde, den weg naar
Antwerpen, van overwegend belang zijn, en
onverwachte aanvallen van die zeezijde
lang genoeg moeten ophouden, om een deel
van het Leger tijd te geven zich naar de
zeezijde te richten. Zij zal niet meer behoe
ven te zijn dan een aanvulling van het
Leger.
Een derde taak van de Marine ligt in het
behartigen der Nederlandsche belangen in
den vreemde en in West-Indië.
Herhaaldelijk is, ook in de 20ste eeuw,
de aanwezigheid van Nederlandsche oor
logsschepen, ip het buitenland noodig ge
bleken. Het zenden van eenige schepen
naar Curagao in 1909 om een einde te ma
ken aan het agressieve optreden van Vene
zuela van Hr. Ms. Kortenaer in 1914 naar
Mexico, van Hr. Ms. Tromp in 192223
naar Smyrna, de herhaalde stationeerirgen
van Nederlandsche oorlogsschepen in Chi-
neesche havens, meer in t bijzonder te
Shanghai, de zendingen van detachementen
mariniers naar Peking en naar het Saarge-
bied zijn voorbeelden van het gebruik, dat
Nederland van de Marine moest maken ter-
wille van zijn prestige en zijn goeden naam
of van de belangen en de veiligheid van
onze landgenooten in den vreemde.
Herhaaldelijk ook is het noodig geoor
deeld, de Nederlandsche vlag in het buiten
land 'aan boord van een of meer oorlogs
schepen te vertoonen als internationale
vorm van beleefdheid of om de aandacht
op ons land of onze scheepsbouwindustrie
te vestigen.
De niet lang na den oorlog chronisch op
de Marine toegepaste bezuinigingen hebben
tot 't resultaat geleid, dat zij deze, hier in
't kort aangeduide, taak niet meer op vol
doende wijze kan vervullen. Het aanbouw-
plan van 1930, dat de voorgenomen ver
nieuwing van de vloot in Ned. Indië aan
gaf, voorzag ook in den bedroevenden toe
stand van het materiaal voor den buiten
landschen dienst, maar het werd reeds
eerder opgemerkt het plan is slechts voor
een klein gedeelte tot uitvoering gekomen
en zoo laat de verbetering steeds op zich
wachten.
Ook de Marine in Wst-Indië werd aan de
bezuinigingen opgeofferd. De gevolgen
bleven niet uit, In Juni 1929 maakte de
Venezuelaansche revolutionnair Urbina zich
te Willemstad op Curagao meester van een
in de haven liggenden Amerikaanschen
koopvaarder, roofde uit het zoo goed als
ontwapende Waterfort geweren en munitie
van de te Curagao aanwezige militaire be
zetting, hield deze kleine, op niets verdacht
zy'nde bezetting in bedwang, nam den gou
verneur van het eiland en den militairen
commandant als gijzelaars mee aan boord,
ontscheepte de wapens en munitie op de
kust van Venezuela en zond schip en gijze
laars weer naar Curagao terug.
Hoewel het bekend was, hoe roerig het
soms in den Venezuelaanschen hoek kon
zijn en er vroeger dan ook altijd een kleine
maritieme macht in West-Indië aanwezig
was geweest, hadden de voortdurende op de
weermacht teogepaste bezuinigingen er toe
geleid, dat de op Curagao aanwezige troe
penmacht nabij het nulpunt was en Neder
landsche oorlogsschepen er slechts voor
korten tijd en met lange tusschenpoozen
verschenen. Waarschuwingen werden ter
zijde gelegd.
Het resultaat was pijnlijk en vernederend,
maar het was eigen schuld.
Om een luttele som gelds té besparen
het was nog vóór den crisistijd en voor alle
binnenlandsch-politieke verlangens was
geld in overvloed te vinden was 't aller-
noodigste om te voldoen aan de meest ele
mentaire van onze internationale ver
plichtingen niet uitgegeven.
De regeering greep ten spoedigste in en
nam afdoende maatregelen, o.a. de vaste
stationneering van een krachtig flottielje
vaartuig, om te voorkomen dat een derge
lijke bespotting van haar eigen gezag in
West-Indië niet meer kon plaats grijpen.
Maar de harde les is ten slotte toch slecht
begrepen.
Binnen de nauwe grenzen van ruimte en
ty'd, waarin het schandaal zich afspeelde,
kon het voor de waardigheid van het Ko
ninkrijk der Nederlanden moeilijk erger
geweest zijn. Het bleef evenwel een drama
van klein formaat en het was herstelbaar.
De in het Westen ontvangen les is niet
toegepast in het Oosten. Ook Nederlandsch-
lndië ligt in een deel der aarde, waar het
roerig is en nog roeriger zal worden; ook
daar is de weermacht onvoldoende, on
danks de toegenomen politieke spanning.
Ook voor het gevaar, dat Nederlandsch-
lndië dreigt, hebben de waarschuwingen
niet ontbroken. Maar het Curagaosche dra
ma is een luchtig kinderspelletje verge
leken bij dat, hetwelk Nederlandsch-lndië
wachten zal, wanneer wij niet ten spoedig
ste de maatregelen nemen om het af te
wenden en waarvoor eerst thans, na langen
ty'd van zorgenloos vertrouwen, de oogen
open gaan. En als het over ons komt, dan
zal het niet herstelbaar zijn.
In een slotartikel nog iets over de midde
len tot verbetering van de marine.
Gep. vice-admiraal
G. L. SCHORER.
Onder zeer groote belangstelling heeft
gistermiddag de teraardebestelling plaats
gehad van het stoffelijk overschot van
wijlen ds. J. Deetman, die sinds 12 jaar
predikant was bij de herv. gemeente hier
ter stede. Bij de Groote Kerk, waar de
stoet op weg naar de algemeene begraaf
plaats het eerst zou passeeren, stond een
groote menigte belangstellenden, die, toen
onder voortdurend gebeier van de klok de
auto's naderden en dan even stil stonden
op het plein naast de kerk, een eerbiedige
stilte in acht namen. Men besefte, dat hier
iemand naar zijn laatste rustplaats werd
geleid, die nog heel veel voor zijn gemeen
te en zijn kerk in het algemeen had kun
nen zijn. Het plechtige orgelspel, dat uit
de geopende kerk naar buiten klonk, ver
hoogde den ernst van het oogenblik.
Bij de Kapelkerk, waarheen de stoet
zich vervolgens begaf, herhaalde zich een
zelfde plechtigheid.
Op de begraafplaats was de belangstel
ling overstelpend. Behalve de leden van
den kerkeraad, die bij de Groote Kerk
opgesteld hadden gestaan en zich daarna
naar den doodenakker hadden begeven,
merkten wij o.a. nog op bestuur en leden
van andere kerkelijke organisaties en
instellingen, den burgemeester jhr. van
Kinschot, den griffier van de rechtbank
jhr. van den Brandeler, de predikanten
Warners, Rappold, Kuiper, Von Meyen-
feldt en verschillende predikanten uit de
omgeving, o. w. ds. Bloemhoff uit Heiloo,
ds. Nobel uit Egmond aan den Hoef en
ds. Roobol uit Egmond aan Zee. Verder
waren er nog eenige honderden anderen,
die door hun aanwezigheid getuigden van
hun belangstelling.
Een schat van bloemen en kransen
dekte de baar, die er als het ware onder
werd bedolven, terwijl dan nog verschil
lende bloemstukken apart op een baar
naar het graf werden gedragen. We zagen
o. m. kransen van een vriendengroep, van
de ringbroeders, van de herv. meisjesver-
eeniging, van het zangkoor en het knapen
koor, van het prov. bestuur van de ver
een. v. vrijz. herv., van catechisanten en
van de onderwijzeres en leerlingen van de
Zondagsschool te Limmen.
Een woord van ds. van den
Kieboom namens den ring.
Aan de groeve werd allereerst het woord
gevoerd door ds. F. W. J. van den Kie
boom uit Bergen namens de ringpredi-
kanten. Hij sprak van de laatste vergade
ring, waar ds. Deetman niet aanwezig was
geweest en van de hoop die werd gekoes
terd, dat diens herstel spoedig zou volgen,
al ware het alleen maar dat hij behouden
bleef voor zijn gezin. Helaas heeft dit niet
zoo mogen zijn en spr. wilde getuigen dat
de ring in den overledene altijd heeft ge
zien iemand met een opgewekten geest,
ijverig en goed, een eerlijk en gaaf mensch
met een groot geloof, een man wien de
waarheid boven alles lief was, geen diplo
maat, maar iemand die zich voor zijn zaak
gaf met zijn heele persoon en dat onbe
vangen deed. Daarnaast hebben wy hem
leeren kennen als iemand met een gevoe
lig hart, erkentelijk voor een vriendelijk
heid en als iemand die onwaarachtigheid
niet kon uitstaan. Spr. was overtuigd dat
velen ds. Deetman erkentelijk zullen zijn
voor zijn dienstvaardigheid en hulpvaar
digheid en voor de bemoediging, welke hij
velen wist te geven.
Zwaar is het verlies, dat de gemeente
heeft geleden door dit heengaan, maar
bovenal zwaar voor zijn gezin, maar ds.
Deetman vreesde den dood niet, rustig en
stil kon hij over het naderend einde spre
ken in de vele maanden, dat hij zich niet
kon geven aan' zijn werk zooals hij dat zoo
gaarne zou hebben gedaan.
Na erop te hebben gewezen, dat elk
graf predikt de veelzijdigheid van het
Woord Gods, herinnerde spr. aan Jezus'
woord: „Wie zijn leven zal willen behou
den, zal het verliezen, maar wie het zal
willen verliezen om Mijnentwil, die zal
het behouden". Moge de achtergebleven
familie dit bedenken.
Ds. Baar als spreker voor onder
scheidene vereenigingen en als
vriend.
Ds. Baar sprak allereerst als» voorzitter
van den kerkeraad der herv. gemeente,
voor wie hij het overlijden van ds. Deet
man een zwaar verlies noemde. Hij herin
nerde eraan, dat de overledene op 2 Maart
1.1. 12 jaar predikant te Alkmaar was en
een paar dagen daarna zijn zilveren
ambtsjubilé herdacht, helaas onder heel
andere omstandigheden dan zoo graag ge-
wenscht waren. Vele zijn de blijken van
belangstelling geweest, die ds. Deetman
toen heeft mogen ontvangen, zoowel uit
vorige standplaatsen als uit Alkmaar, en
hij was daar dankbaar voor.
Namens de kerkvoogden betuigde spr.
den overledene dank voor alles wat hij
ook voor dat college is geweest, en spre
kende voor den kerkeraad en de kerk
voogdij van Limmen, waar ds. Deetman
consulent was, getuigde hij van diens
sympathieke persoonlijkheid, die ook
daar op hoogen prijs werd gesteld, zoodat
het heengaan zeer werd betreurd.
Het classicaal bestuur had spr. ver
zocht dank te willen brengen voor wat ds.
Deetman in de classis was geweest.
Als woordvoerder voor het hoofdbe
stuur en voor het prov. bestuur der Ver
een. v. vrijz. hervormden, alsmede van de
Alkmaarsche afdeeling, getuigde spr., dat
de overledene was geweest een vurig
strijder voor de vrijheid en de rechten der
vrijzinnigen in de herv. kerk.
Het prov. comité voor openluchtmeetin-
gen in Noordholland noemde den heenge-
ganen prëdikant bij monde van spreker
„een vurig getuige van vrije vroomheid",
die als ijverig medewerker menigeen ge
sticht en aangegord heeft door zijn waar
achtig woord.
„Kerk en Vrede" had er behoefte aan
gevoeld om haar oud-voorzitter en oud
lid thans nog eens te danken voor wat hij
voor deze afdeeling had beteekend.
Ten slotte wenschte ds. Baar den over
leden collega te gedenken als vriend. Het
gaat niet in de eerste plaats om wat we
zijn geweest, zei hij, maar over de vraag
wie we waren, en dan wilde hij getui
gen, dat in den persoon van ds. Deetman
is heengegaan een man van hoog, edel
karakter, open en eerlijk, een man die
groot vertrouwen stelde in de menschen,
maar dikwijls droevig is beloond. Een
.groot deel van zijn geestelijk lijden vond
zijn oorzaak in het beschaamde vertrou
wen in de menschen. Spr. dacht hierbij
aan den Heere Jezus, dien het Hosanna
tegenklonk bij zijn intocht in Jeruzalem,
maar die daarna alleen gelaten werd. Ds.
Deetman leed daar ontzettend onder. Men
kan den geachten en edelen voorganger
en besten vriend het beste eeren door een
daad en weer goed te maken wat aan hem
is te kort gedaan. Persoonlijk zou spr.
hem dank willen zeggen voor wat hij ge
weest is in zijn (spr.'s) leven. In zijn na
bijheid had spr. nooit het gevoel van ver
eenzaming dat een predikant meermalen
heeft, altoos had spr. zijn warme vriend
schap en innige verbondenheid ondervon
den. Bij alle verschil in geloofsleven
voelde spr. zich als mensch en vriend aan
hem verbonden.
Spr. deelde hierop mede, dat hij in
intiemen kring in het gezin reeds woor
den van troost had gesproken en die nu,
om in den geest van den overledene alle
uiterlijke vertoon te vermijden, niet zou
herhalen. Op verzoek van ds. Deetman
zouden er dan ook slechts drie sprekers
het woord voeren, maar de derde (ds. van
Mullens van Akersloot) was daartoe ver
hinderd geworden.
Spr. hoopte dat God het gezin in trouw
zal sterken de groeve is wel het einde
van het stoffelijk leven, maar niet van het
geestelijke. Hij dacht hierbij aan Gez. 174
(bij het passeeren van den stoet op het
orgel gespeeld) en dan aan het lievelings-
coupiet van ds. Deetman, het zesde:
Ziet g' een uit zwakheid vallen,
Reikt hem de broederhand!
Men help' en schraag' steeds allen!
Men snoer' den liefdeband!
Komt, sluit u vaster aan!
In eigen oog de kleinste,
Word' elk ook graag de reinste
Op d' af te leggen baan!
Zoo was het leven en sterven van ds.
Deetman. Moge klinken tot zijn ziel de
stem: Wel, gij goede en getrouwe dienst
knecht, ga in in de vreugde uws Heeren.
Ds. A. Verwaal,
vroeger te Alkmaar, thans te De Kaag in
Zuidholland, getuigde van zijn ontroering
op het ontvangen van het doodsbericht
van den collega, dien hij, ondanks alle
verschil in theologische opvattingen, had
leeren kennen als een eerlijk en rond
persoon, wiens vriendschap hij op hoogen
prijs stelde en dien hij telkens opzocht,
als hij na zijn vertrek uit Alkmaar nog
eens weer daar terug kwam. Tot mevr.
Deetman en den zoon richtte spr. hierop
eenige woorden van troost. Goed doe U ge-
looven, zei hij, dat Zijn daden wijs zijn en
goed, en Hij schenke U de kracht daar
„Amen" op te zeggen. Vader is heenge
gaan, maar d e Vader blijft.
Crisis-publicatie
PRIJZEN VERSCH RUGSPEK.
De Nederlandsche Veehouderijcentrale
maakt bekend, dat de prijzen welke voor
bij haar ingeleverd versch rugspek worden
betaald met ingang van Maandag 30 Maart
a.s. verhoogd zijn en zullen bedragen:
Per strook zonder wang:
A-spek boven 28 K.G. 0.52 p. K.G.
B-spek van 2427,9 K.G. 0.51
C-spek van 1823,9 K.G. 0.49
D-spek van 1317,9 K.G. 0.40
G-spek van 1012,9 K.G. 0.41
H-spek van 89,9 K.G. 0.38
I-spek van 67,9 K.G. 0.36
Deze zonder achterkinkel.
De overige voorwaarden zijn ongewii-
zigd gebleven.
SLUITINGSTERMIJN TEELTOVER.
DRACHTEN BLOEMBOLLEN.
De Nederlandsche Sierteeltcentrale
maakt bekend, dat in het Bloembollensa-
neeringsplan 1935 (Teeltoverdrachtsbe-
schikking) een zoodanige aanvulling zal
worden aangebracht, dat verzoeken tot
overdracht van teeltvergunningen, waar
mede bij de a.s. controle te velde der
bloembollenbedrijven nog rekening zou
kunnen worden gehouden, bij de Neder
landsche Sierteeltcentrale moeten zijn in
gediend vóór of op 10 April 1936.
Verzoeken, ingediend na dien datum,
worden eerst in behandeling genomen na
afloop der controle te velde bovenvermeld.
In dat geval heeft de inwilliging van
een verzoek tot teeltoverdracht geen te
rugwerkende kracht ten aanzien van de
verrichte opmeting.
Men zij dus gewaarschuwd, dat bij de
controle te velde een verzoek tot over
dracht staande de opmeting of oogenblik-
kelijk na het bezoek van de controleurs,
voorloopig niet in behandeling wordt ge
nomen, hetgeen dus beteekent, dat een
eventueel door de controleurs geconsta
teerd teveel geplant niet achteraf kan
worden weggewerkt.
Een stem uit Oudshoorn.
Een vertegenwoordiger van den kerke
raad van Oudshoorn, de voor-laatste
standplaats van ds. Deetman, vertolkte de
gevoelens van dankbaarheid van dat heele
college voor wat de overledene in die ge
meente heeft mogen verrichten. Innige
vriendschap is er ontstaan. Spr. roemde
het groote geloof van den trouwen vriend,
die met zooveel overtuiging kon spreken.
Een broeder van den overledene dankte
voor de hartelijke woorden en de onder
vonden belangstelling.
De droeve plechtigheid was hiermee be
ëindigd en diep onder den indruk verliet
men den doodenakker.
Lezing van prof. Hudig voor
Hendrick de Keyser Ie Amsterdam.
In Hotel American te Amsterdam hield
gisteravond prof. Hudig, hoogleeraar aan de
Universiteit te Amsterdam, voor de Vereeni-
ging „Hendrick de Keyser" een lezing over
de stad Alkmaar, welke lezing ook werd bij
gewoond door burgemeester van Kinschot,
den gemeente-secretaris en zijn echtgenoote
en den directeur van Bouw- en Woningtoe
zicht, den heer Vos, alsmede den gemeente
archivaris, den heer Dresch.
De voorzitter, de heer B o e 1 e, heette in
het bijzonder de aanwezige Alkmaarders
welkom en bracht prof. Hudig dank voor
zijn bereidwilligheid om zijn onderwerp te
behandelen.
Prof. Hudig, die zyn lezing met licht
beelden verduidelijkte, stelde voorop, dat
juridisch bezien, een stad een woonplaats is,
die door een handvest is bevestigd.
Economisch is een stad een middel
punt van handel en nijverheid, waar goe
deren worden verhandeld en vervaardigd,
die niet in de eerste plaats voor het ge
bruik van de bewoners bestemd zijn.
Sociaal bezien is een stad de plaats,
waarin de bewoners een aaneengesloten sa
menleving vormen en waarin de rechten
en plichten en vrijheden bepaald worden
door gemeenschappelijke belangen.
Strategisch is een stad een complex
van woningen, tezamen afsluitbaar en die,
verdedigbaar, een geheel vormen.
Beschouwt men Alkmaar van juridische
zijde, dan zal men geneigd zijn, de stad te
laten beginnen bij het handvest in 1254,
aan haar door den Roomsch koning Wil
lem II verleend. Dit is in ieder geval het
eerste handvest, waarvan -wij met zeker
heid iets weten. Alkmaar eindigde als stad
in de revolutie van 1795, toen de stads
rechten werden opgeheven.
De economische voorwaarden voor Alk
maar als stad dateeren ver vóór 1254, want
zy vangen aan vanaf het oogenblik dat er
een markt werd gehouden en deze markt
staat er thans nog goed voor.
In socialen zin is de afperking moeilijker,
omdat de sociale verhoudingen aanwezig
waren vóór men die in de wet heeft vast
gelegd.
Alkmaar is verscheidene malen vóór de
verleening van het handvest, geplundeerd
en verbrand, wat er op wijst, dat strate
gisch Alkmaar vóór 1254 geen stad was.
Spr. toonde hierop een kaart van Noord
holland uit 1300, waaruit blijkt, dat de bi-
zondere positie van Alkmaar in dien tijd
deze was, dat het den weg afsloot, die van
Kennemerland naar W. Friesland leidde.
De tweede weg werd beveiligd door het
Kasteel van Egmond en een andere weg
liep langs de meren van Egmond en Ber
gen.
Strategisch was Alkmaar een belangrijk
punt, waarvoor Willem II er de vesting
Toorenburg liet bouwen. Ook bouwde hij
er een steenen huis als stapelplaats voor
goederen.
Floris V voegde aan Toorenburg nog twee
kasteelen buiten de stad toe, om de West
Friezen tegen te houden. Na 1287, toen de
West Friezen van de overige Friezen af
gescheiden waren, bleek Floris V in staat,
de West Friezen te onderwerpen en Alk-