JledÜ&iakm DE GEBROEDERS „GOCHEM" Alkmaarsche Politierechter Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Verduistering bij den Rijkswaterstaat, naar Laat 203. B. de Vreea* H.K., groen- tenhandelaar, van Amsterdam naar Boezem singel 6. E. Bremer, R.K., echtg. v. B. de Vreeze, van Amsterdam naar Boezemsingel 6 P. C. Veen, geen, kopergieter, en gezin, van Beverwijk naar Dijkgraafstraat 50. J. M Mulder, N.H., rijkstelefoniste, van Hilver sum naar Lyceumstraat 27. P. A. Beets, geen, keurmeester, en gezin, van Hoorn naar Brouwerstraat 1. L. de Vries, geen, ad junct-directeur overdekte zwembadinrich ting, en gezin, van Buurmalsen naar Bis schop Bottemannestraat 30. A. J. Jonk man, geen, chauffeur, en gezin, van Oudorp naar Omval 110. M. H. Holtslag, R.K., tee kenaar, van Epe naar Houtweg 7.— C. Peijs, N.H., z- en echtff> v»n Westzaan naar Kennemerstraatweg 154. A. G. van de Weg, E.L., tuinman-bloemist, van Hilversum naar Bleekerslaan 10. A. de Jong, N.II., dienstbode, van Weesperkarspel naar West- dijk F 13. G. M. Brenner, R.K., wed. v. P. J. Huijer, huishoudster, van Haarlemmer- meer naar Rochdalestraat 20. 20 boete of 10 dagen hechtenis. Uitspraak geheel naar den eisch. Valschheid in geschrifte. Jozephus v. Sch., 27 jaar, arbeider te Heerhugowaard, stond terecht omdat hy op 8 Februari de baggerbriefjes had vervalscht en bovendien had onderteekend met een gefingeerden naam, in dit geval den naam van zijn werkgever. De officier vond dit zeer ergerlijk en vroeg dan ook 2 maanden gevangenisstraf. Daar schrok de verdachte geweldig van en hij smeekte om genade. De politierechter be denkende dat de man nog nimmer was veroordeeld, veroordeelde hem tot 15 boete, bij niet voldoen te vervangen door 1 maand gevangenisstraf. Hoe krijg ik al- dat geld by elkaar Edelachtbare? Dat is niet mijn zaak, zei de president. Zuchtende over deze moeilijke opgave verdween de man Maandag 6 April. 'n Zeldzaam jubilé, Hendrik P., woonwagenbewoner, was van z'n vonnis van 9 Maart in verzet ge komen, omdat hy de straf 2 maanden ge vangenisstraf wel wat hoog vond. Die straf was hem opgelegd omdat hy rijksveld wachter C. ten Hoope te Beemster een slag op diens gelaat had toegediend. Verdachte ontkende den opzet van de mishandeling. Hij was driftig geworden toen de veldwachter zijn eenige overhemd zonder noodzaak had stuk getrokken. De officier wist wel beter, temeer daar dit de 25ste keer was, dat verd. terecht stond, een zeer merkwaardig jubilé. Eisch bekrachtiging van het vonnis. Uit spraak conform. Een dure vergissing. De 20-jarige tuinder Teunis de G. te Heer hugowaard was zoo brutaal geweest eeni ge hem niet toebehoorende eenden dood te schieten en te behouden. De gedupeerde eendenhouder nam hier natuurlijk geen genoegen mede. Verdachte trachtte de heeren achter de groene tafel wijs te maken, dat hy zich in de eenden had vergist en dat hy op z'n eigen eenden had geschoten. De officier keek den jongeman eens lachend aan en eischte 20 boete of 10 dagen, benevens vernietiging van het ge weer. .Uitspraak conform den eisch. Veel soessah voor niets! Willem S., 38 jaar, landbouwer te Schoorldam, was op 4 Maart zoo vrij ge weest een wagen zand weg te nemen toe behoorende aan de zandsteenfabrieken. Verdachte zei geheel te goeder trouw te zijn geweest. Rijksveldwachter Strooker als getuige gehoord in dit als droog zand aan elkaar hangende zaakje bevestigde de goe de trouw van verdachte, zoodat de officier dan ook maar vrijspraak vroeg en aange zien ook de politierechter geen schuld vond in dezen man, kon verdachte dus zonder meer vertrekken. Een teeken des tljds! Joh. VI. timmerman te Castricum, in groote armoede verkeerende, was zoo dom ge weest eenige inkomsten te verzwijgen en had op deze manier het Rijk benadeeld. De officier wilde paal en perk stellen aan dergelijke zaken, waardoor anderen worden gedupeerd en eischte 1 maand ge vangenisstraf. Mr. Ledeboer ontfermde zich echter over den armen man veroordeelde hem tot 1 maand voorwaardelijk met 2 proefjaren. Verdachte dankte voor de betoonde cle mentie en trok af. Eisch één jaar gevangenisstraf. Voor de Meervoudige Strafkamer van de Arrondissementsrechtbank stond Dins dag te Alkmaar terecht de 38-jarige v. d. K., voorheen administratief in Een Urker opstandeling! De niet verschenen Urker Jacob B. was °P 1 Februari op het gemeentehuis aan het praten over steun-uitkeeringen. Dergelijke gesprekken loopen nog al eens veel op ru zie en beleedigingen uit. Ook hier was zulks het geval, zoodat hem het gat van de deur werd gewezen, waaraan verd. niet wenschte te voldoen. Toen de politie ver scheen om hem er uit te zetten, verzette hij zich bovendien nog. De officier gebruik te dan ook geen consideratie en eischte 1 maand. De politierechter was het geheel eens en veroordeelde conform. Een broek gestolen. De 23-jarige kellner Joh. C., meesten tijds zonder betrekking, was op 20 Februari aan de Sluisstraat te den Helder zoo in de wolken geraakt over een aldaar geëtalleer- de manchestersche broek, dat hij de sterke verleiding niet kon weerstaan en het broek je wegpikte. Natuurlijk liep hij tegen de lamp en heden moest hij voor dit feit te recht staan. Gelukkig voor den jongeman, d'e nog een blanco strafregister had, wilde de officier nu nog geen gevangenisstraf op- eSgen; hy eischte daarom een geldboete Van 15 te vervangen door 10 dagen brom- men. Uitspraak conform. Van dronkenschap komt baldadigheid. Marinus M. (niet verschenen), wonende te Medemblik, verkeerde op 24 Febr. aldaar in kennelijken staat en toen hij een stilstaande auto voorbij liep, steeg uit den wagen een gelach op. Dit gelach was niet om hem maar, zooals de getuige S. Kok opmerkte, men had Plezier. Marinus echter maakte zich kwaad en sloeg pardoes een ruitje in. De schade was nu nog niet voldaan. Eisch 20 boete o? 10 dagen hechtenis. Uitspraak conform. Beleedigingen. Arnoldus H., veehouder te Oosthuizen, had op 20 Febr. zijn dorpsgenoot Dirk de H. beleedigd, door hem toe te voegen: „Jij bent ook de braafste niet, al zit je met gevouwen handen in de kerk, huichelaar". Dirk zij niets terug maar diende een aanklacht in. Arnoldus was ook heden niet best te spre ken, zoodat de Politierechter hem zelfs een echte eigenwijze boer noemde. Verd. ontkende beslist het woord „huiche laar" te hebben gebezigd, maar wel „leuge naar". Dat klopt niet met 't andere zinsver hand, zei de politierechter. Politiek gedoe scheen aan dit zaakje niet vreemd. Eisch ambtenaar bij den Rijkswaterstaat, belast wegens verduistering van gelden in dienst betrekking, gepleegd in 1934. In Januari de malversaties ontdekt en op 23 Maart d. a. v. werd v. d. K. aange houden en naar het Huis van Bewaring overgebracht. Hiertegen werd door Mr. de Groot, namens verd., appèl aangeteekend waarop verd. op 9 April weer op vrije voeten werd gesteld. Thans werd hem ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks 1934 als administratief ambtenaar bij de Rijkswaterstaat, belast met beheer van gelden, opzettelijk een aantal geldsommen, toebehoorende aanden Staat der Nederlanden, althans aan een ander of anderen dan hem (verd.) en in to taal bedragende 4.352.70, althans 4000 althans een belangrijk bedrag aan geld, welke geldsommen hij in zijn bediening als ambtenaar bij den Rijkswaterstaat on der zich had, zich wederrechtelijk had toe geëigend. Als getuigen waren gedagvaard de get. deskundige, de rijksaccountant A. G. C. Engelgeer uit Haarlem, Ir. C. G. Krayen- hoff van de Leur, Hoofdingenieur bij den Rijkswaterstaat te Alkmaar, A. M. Ie Loux, L. Lier, C. Adamse en A. Woelders. Verd. deswege gehoord, verklaarde schuldig te zijn aan verduistering van gel den, doch geen flauw benul te hebben van de hoe-grootheid van het bedrag. De eerste getuige, Ir. Krayenhof v. d. Leur, verklaarde, dat verd. een kas be heerde, waar jaarlijks maximaal 'n 15000 doorgaat; hij verantwoordde de gesig neerde loonstaten, welke ook door hem werden onderteekend. Get. had van het laatste kwartaal van 1934 die loonlysten gecontroleerd, die niet klopten met het werk, dat in die maanden was uitgevoerd; get. had becijferd, dat er tot een bedrag van ruim 1300 op de loonlysten gefin geerd was geboekt. Ock heeft get. aan verd. laten weten door een tusschenper- soon, dat, wanneer dit bedrag werd aan gezuiverd, dit verd.'s positie zou verbete ren. hoewel niet gezegd kon worden welke mate. Verd. zeide, dat 12 Februari dr. Hoogen- boom bij hem kwam met de mededeeling, dat als er den volgend in morgen voor kwart voor 8 1400 zou zijn, de kans, dat de justitie er buiten zou blijven, aanzienlijk zou worden vergroot. De verdediger, mr. de Groot, vroeg aan get., of het waar kon zijn, dat belangrijke bedragen voor het z.g. greppelgraven zijn uitgegeven, welke door verdachte niét als zoodanig geboekt konden worden. Doordat de president op een ander thema overging, bleef een antwoord op deze vraag uit. Uit een aantal vragen van den president bleek, dat verd. 174 salaris per maand had, doch zijn privé-kas dooreen liet loo pen met de bedrijfskas. Gehoord werd hierna de get. desk. En gelgeer, die aan de hand van een rapport tot de conclusie kwam, dat er een teveel aan uitgaven was geboekt in 1934 tot een bedrag van 4.330.50, later, ia enkele op merkingen van verdachte, gereduceerd tot 4000. Op een vraag van den officier verklaar de verd. hiermee niet accoord te kunnen gaan; verd. gaf wel toe verduistering van 1400, althans eenige duizenden guldens. In overleg met den verdediger en den officier werd afgezien van het hooren der andere getuigen. Verdachte verdedigt zich. Verdachte verklaarde, nadat de presi dent hem gevraagd had, hoe hij tot zijn daad gekomen was, dat hij er van het begin af versteld over had gestaan, dat bij den Rijkswaterstaat diverse posten onder een ander hoofd werden gebracht, dan waar ze thuis hoorden. Zoo gebeurde b.v. met reis kosten, die niet in rekening konden ge bracht worden en toch gemaakt waren; met aanschaffing van kantoorinventaris, schilderyen enz. Verd. had vaak ont- vangstposten, waarvan hy niet wist onder welk hoofd hij ze moest verantwoorden; dan bewaarde hij ze maar in een aparte enveloppe; een zoo'n enveloppe is terecht gekomen, hij hoopte, dat ze allemaal te recht zouden zijn gekomen, dan zou er een ander licht op deze geschiedenis zijn gevallen. Get. Krayenhof verklaarde, dat zich dergelijke omstandigheden niet voordeden bij de afdeeling van verd. En, waren ze voorgekomen, dan zouden die gevallen, wanneer verd. zich tot zijn chef om raad had gewend, opgelost zijn geworden, zoo- dat de betrokken posten voor 100 op regelmatige wijze verantwoord zouI<m worden. De president vroeg verd. waar hij die D300 voor noodig had gehad, die hij van zijn familie had geleend. De presidpnt meende, dat verd.'s levensgedrag niet ge woon en oppervlakkig was, hij was te royaal, hetgeen verd. hierop toegaf, hij had inderdaad boven zijn stand geleefd. Bij het verder verhoor van verd. bleek nog, dat er reeds van 1928 af door hem Verduisteringen waren gepleegd. Requisitoir. De officier, mr. G. B. v. d. Feen de Lille, constateerde, dat verd. hier meer positief was dan bij den rechter-commissaris en toegaf te hebben verduisterd, al is er ver schil van meening over de hoegrootheid van het bedrag. Het toegeven met een zekere beperking door verd. stemt spr. onaangenaam, hij geeft valsche boekingen toe, doch verd. zeide, dat het niet veel ge weest kan zijn. In ieder geval was het meer dan 1400. De verdediging van verd. door te zeggen dat het moeilijk was be paalde uitgaven onder een bepaald hoofd onder te brengen, gaat niet op. Verd. is niet in staat te zeggen, vaar het verschil in zit en waar de gelden gebleven zijn. Die zijn niet voor Rijksdoeleinden, maar waar schijnlijk voor eigen gebruik besteed. Het gaat echter niet om de hoegrootheid van het bedrag, maar om het principe, het gaat niet over één jaar maar over de jaren van 1928 af, ofschoon spr. hem de jaren vóór 193 cadeau heeft gegeven en alleen de verduistering over '34 ten laste heeft gelegd. Verd. heeft boven zijn kracht ge leefd. Het bewijs achtte spr. wettig en overtuigend bewezen. Komende tot de strafmaat, hield spr. er rekening mede, dat het een ambtsmisdrijf is, gepleegd in een vertrouwenspositie; misbruik van vertrouwen door ambtenaren kan niet getolereerd worden. Men moet op zijn ambtenaren kunnen bouwen. Spr. kon niet anders dan gevangenisstraf vragen cn requireerde één jaar gevangenisstraf. Pleidooi. Mr. de Groot had verwacht, dat de per soon van verd. meer aandacht had gekre gen bij de behandeling. De omstandig heden op het kantoor leidden er gemakke lijk toe, dat verd. tot verduistering over ging. Het verduisterde bedrag achtte pleiter veel kleiner dan 4000. Verdachte is prima administratief onderlegd en heeft de verduistering onbewust gepleegd, in een roes van knoeierijen, waarvan de mo tieven aan hem voorbij gingen. Van de heele administratie op het kan toor deugt niets. Voor zijn slordig beheer heeft hij al zijn ontslag gekregen. Hij kan moeilijk doorgronden waar het geld is ge bleven. Pleiter betreurde het, dat de offi cier zijn overweging, om een voorlich tingsrapport te laten uitbrengen over verdachte, heeft afgewezen. Het is noodig dat de zaak van alle kan ten, ook wat den persoon van verd. betreft, wordt bekeken. Wat den ernst van het feit en de om standigheden betreft, wees pleiter op de slordige administratie, waarop men meer moet letten dan op de verduistering. Voorts wees pleiter op het ontslag, dat verdachte heeft gekregen, hetgeen voor hem, omdat zijn gezin er door getroffen wordte .alreeds een belanrijke straf is. Daarom is de door den officier geëischte straf te zwaar, reden, waarom pleiter aan drong op een straf meer evenredig aan het aandeel van verdachte. Pleiter hoopte dat de rechtbank niet r.lleen de verduistering in aanmerking neemt, maar ook de om standigheden die tot de verduistering heb ben geleid. De officier betoogde, dat er wel degelijk van opzet gesproken kan worden, waarop getuige Engelgeer in aansluiting daarop verklaarde, dat uit de systematische val sche boekingen van de loonlijsten opzet blijkt en niet in de eerste plaats of uit sluitend slordig beheer. Ook ir. Krayenhof verklaarde te geloo- ven dat verdachte heel goed wist wat hij deed, juist omdat hij administratief zoo goed was onderlegd, hij ging zeer slim te werk. Wat het verduisterde bedrag in vorige jaren betreft, verklaarde ir. Krayenhof op een vraag van den president, dat dit van 1934 tot 1928 in sterk-dalende lijn zal zijn gegaan, het begon met kleine bedragen, die elk jaar grooter werden. De uitspraak werd hierop bepaald op 21 April. NOODLOTTIGE AANVARING OP DE WAAL. Schippersvrouw en haar dochtertje verdronken. In den avond van 23 Augustus j.1., om streeks half elf, heeft op de Waal, onder de gemeente Vuren, een aanvaring plaats ge had, die aan twee personen het leven kostte. De Belgische motorboot „Albula", gela den met olie, komende van Duitschland, kwam in aanvaring met het schip „Nooit Gedacht", geladen met zand, op weg naar Leiden. Deze botsing had tot gevolg, dat de zandschuit vrijwel onmiddellijk zonk. De zich aan boord bevindende vijf personen ge raakten allen te water. De schippersvrouw, mej. B. uit Woerden, en haar zevenjarig dochtertje verdronken. Op 20 Febr. j.1. stonden, wegens het ver oorzaken van dood door schuld voor de Haagsche rechtbank terecht de kapitein der „Albula" A. B., uit Burght (België) en de schippersknecht G. W., uit Hazerswoude. De dagvaarding legde hun ten laste, dat zij onvoorzichtig en onoordeelkundig hebben gevaren, en, wat de gebruikelijke voorge schreven signalen betreft, onachtzaam heb ben gemanoeuvreerd met hun schip, waar door de beide schepen met elkander in bot sing zijn gekomen met bovenvermeld ge volg. De behandeling dezer zaak werd destijds geschorst teneinde alsnog eenige getuigen te hooren, thans was alleen de verdachte G. W. verschenen. Volgens de verklaringen van den deskun dige op binnenscheepvaartgebied, de heer Klein uit Dordrecht, bezat de schipper van de „Nooit Gedacht" voldoende kennis van den plaatselijken toestand en, naar de mee ning van dezen getuige, had hy niet door mogen varen, doch behoorde hij voor anker te gaan. Een expert op binnenvaartgebied te Rot- terdag, gaf enkele inlichtingen omtrent de ligging van het gezonken schip. Beide deskundigen waren van meening, dat het niet noodig is, dat een schip, dat waarschuwingsseinen ontvangt, daarop door seinen antwoordt. De officier van justitie, mr. Rouffaer, stel de in het licht, dat de „Albula" wel seinen heeft gegeven, maar te laat en dat het schip daarop weer van koers veranderde, waar door de „Nooit Gedacht" den motor afzette en toen is gaan drijven, hetgeen invloed op de koersverandering heeft gehad. Tenslotte vroeg de officier vrijspraak voor den verdachte G. W. en requireerde hij ten aanzien van B., dat de rechtbank zich on bevoegd zou verklaren, daar deze verdach te buiten het arrondissement woonachtig is en het feit ook niet binnen het ressort van deze rechtbank is gepleegd. Uitspraak 21 April. BRUINE BOONEN INPLAATS BRILJANTEN. Voor het Haagsche gerechtshof zijn giste ren de pleidooien gehouden in een procedure die als oorzaak had de verwisseling van een partij briljanten in een verzegeld doosje door bruine boonen. Zekere Bouts, oud-geëmployeerde van de Koninklijke, bezat een blok huizen, dat hij gaarne van de hand wilde doen. Hij kwam toen in relatie met zekeren De Rooy, die de huizen wel wilde koopen, doch slechts over een partij briljanten beschikte. B. had na tuurlijk liever geld doch aangezien De Rooy dat niet bezat, werd overeengekomen, dat Bouts de briljanten acht dagen ter beschik king zou krijgen, om te trachten, deze te verkoopen. Lukte hem dit niet, dan zou de transactie niet doorgaan In de onderhavige procedure was verder gesteld, dat De Rooy voor de afgifte der briljanten een waarborgsom eischte van 10.000 en dat, waar Bouts zelf maar 1000 had, hy toen tot dat doel geld leende en wel 5000 van zekeren Van Lier en 4000 van zekeren Driedonks. De briljanten werden daarop in een verzegeld doosje in een safe van een bank gedeponeerd. Driedonks kwam vervolgens met een Ant- werpschen diamanthandelaar op de prop pen, die, na de briljanten te hebben gezien en nadat er één door een juwelier was ge taxeerd, de partij wilde koopen voor 74000. Het was toen Zaterdagmiddag en overeen gekomen werd, dat Maandag daarop zou worden betaald. Tot zoolang werd het doosje, nu door den Belg, verzegeld weer in de safe geborgen. Des Maandags werd het doosje door Bouts daar vandaan gehaald en men toog naar de bank, waar de Belg zou betalen. Deze ver scheen echter niet en evenmin den volgen den dag. Hierin zag Driedonks aanleiding om den Belg in Antwerpen op te zoeken en van dezen vernam hij, volgens de door hem af gelegde getuigenverklaringen, dat de Belg wel op de bank was geweest en aan Bouts zou hebben betaald. Driedonks en Van Lier zagen daarin een benadèeling van hun rechten en zij vroe gen Bouts dan ook om een verklaring. De ze ontkende echter die gang van zaken en toonde hun het doosje, zooals het door den Belg verzegeld was. De Belg was van dat oogenblik af echter niet meer te vinden en toen men ten slotte overging tot het openen van het doosje, bleek dit slechts bruine boonen te be vatten. Men stond toen voor een nieuw raadsel en tot dusver is nog niet kunnen worden vastgesteld, hoe de verwisseling heeft kunnen plaats hebben. Hoe dit ook zij, Van Lier wenschte zijn geld terug en stelde bij de rechtbank te Rotterdam een vordering in tegen Bouts. Deze ontkende echter, geld van Van Lier werd opgedragen, die leening te bewijzen. De rechtbank achtte hem, na getuigenver hoor, in dat bewys niet geslaagd en ont zegde de ingestelde vordering. Van dit vonnis kwam van Lier in hoo- ger beroep. Voor hem werd gister gepleit door mr. Lauwere uit Den Haag, terwijl voor Bouts optrad mr. Van der Meer uit Rotterdam. Het Hof zal op 15 Mei arrest wijzen. VOUW MET SCHEERMES IN HALS GESTOKEN. Twaalf jaar geëisclit. In een pand op den Schiedamschendijk is in den morgen van Zaterdag 11 Januari j.1. een stervende vrouw aangetroffen, die aan snijwonden in den hals is doodgebloed. In een andere kamer van dit pand lag een man, die hevig uit beide polsen bloedde. Deze man was de 35-jarige varensgezel J. B., die eind December 1935 zijn intrek had geno men bij de 36-jarige vrouw Emilie Gertruda Brakschoofde, in de buurt bekend als Miel. Vrijdagmiddag 10 Januari had Miel den varensgezel gezegd, dat hij moest verdwij nen en hij den volgenden dag zijn kleeren kon komen halen. Zaterdagmorgen onge veer elf uur kwam de zeeman terug. Bij de klaargelegde, gewasschen kleeren bevond zich ook een trommel, waarin een scheer mes lag. In een vlaag van jalouzie opende de man het mes en, op de vrouw toeloo pend, drukte hij haar op een stoel en drukte het mes in haar hals, daarna trachtte hij ook de hand aan zichzelf te slaan door de polsslagaders door te snijden. Gistermiddag heeft de varensgezel, die na uit het ziekenhuis te zijn ontslagen, naar het huis van bewaring is overgebracht, zich voor de rechtbank te Rotterdam wegens doodslag te verantwoorden gehad. Uit het verhoor van den lijkschouwer bleek, dat drie halsaders waren aangesne den aan de voor- en rechterzijde en boven dien sneden aan kin en borsten van de vrouw waren toegebracht. Naar de werkman M. H. Mengelkamp, be kend als lange Tinus, mededeelde, had deze al sinds 1929 relaties met Miel onderhouden en was met verdachte daarover twist ont slaan. Verdachte antwoordde op vragen van den president, mr. J. G. Huyser, dat hij er van overtuigd was, dat als Miel hechte vriendschap met lange Tinus zou sluiten, zij voor dezen de kost zou moeten verdienen. Dit vond verdachte zoo troosteloos, dat hij meende, dat de vrouw beter dood kon zijn, dan op zoo'n manier verder te moeten le ven. Omdat het leven voor hem ook geen waarde meer had, had hij zich in de polsen gesneden. Verdachte zei, dat hij voor hij het mis drijf beging, niets had gedronken. Het O.M., mr. Meischke, was van oordeel, dat de Fransche en de Engelsche jury dezen verdachte ter dood zouden veroordeelen. Het ten laste gelegde is zeer ernstig en spr. beschouwde verdachte als een gevaar lijk mensch. De eisch luidde twaalf jaar gevangenis straf wegens doodslag. De verdediger, mr. H. de Bie Jr., pleitte clementie. Uitspraak 21 April. DIENSTWEIGERING. Tien beklaagden stonden terecht. Voor den krijgsraad te 's-Hertogenbosch stonden tien beklaagden terecht, die zich allen hadden te verantwoorden wegens dienstweigering om godsdienstige of poli tieke redenen. Daar het ongewoon groote aantal het vermoeden wekte dat men met opruiing te doen had, ontkende ze allen overleg te heb ben gepleegd. Ze werden ieder tot 10 maanden ge vangenisstraf veroordeeld met aftrek van voorarrest en ontslag uit den militairen dienst zonder ontzetting uit de bevoegdheid bij de gewapende macht te dienen. REDACTEUR VAN „ZWART FRONT" IN HOOGER BEROEP. De oud-redacteur van „Zwart front", die eenigen tijd geleden wegens beleediging van den voorzitter van den bond van mobilisatie slachtoffers, den heer de Boer te Drachten, is veroordeeld tot 100 boete, heeft van dit vonnis hooger beroep aangeteekend. Als verdediger zal wederom optreden mr. A. D. van Assendelft de Coningh. VERDUISTERING AAN DE MIDDELBAAR TECHNISCHE SCHOOL TE HEERLEN. De rechtbank te Maastricht deed gister middag uitspraak in de zaak tegen J. H. G. administrateur aan de Middelbaar Techni sche School en de Ambachtsschool te Heer len, thans gedetineerd, terzake van ver duisteringen tot een bedrag van pl.m. 16.000, gedurende de jaren 1928 tot en met 1935. G. werd veroordeeld tot een ge vangenisstraf van één jaar met aftrek van te hebben geleend, waarop aan Van Lier 1 het voorarrest. De eisch was 2 1/2 jaar. 217. Nogover al zijn leden bevend trok Pit, die het eerste opstond de kist met toebehooren naar hun hoek. Op het blad lag het een en ander om te eten. Niettegen staande hun angst voor den aap verorberden ze toch alles wai eetbaar was en na afloop stak Pit den vork in zijn zak. Je kon nooit weten. 218. Tegen den nacht kwam een matroos wat bedde- goed brengen en spreidde dat op den grond uit, waarop hij hen beduidde dat zij konden gaan slapen. Hij liet een briefje op de kist achter, nam het blad mee en ver trok. Nauwelijks was de deur achter hem gesloten of beiden pakten het briefje op en lazen het gretig. i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 11