JledÜ&iakm
DE GEBROEDERS „GOCHEM"
Alkmaarsche Politierechter
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Verduistering bij den Rijkswaterstaat,
naar Laat 203. B. de Vreea* H.K., groen-
tenhandelaar, van Amsterdam naar Boezem
singel 6. E. Bremer, R.K., echtg. v. B. de
Vreeze, van Amsterdam naar Boezemsingel
6 P. C. Veen, geen, kopergieter, en gezin,
van Beverwijk naar Dijkgraafstraat 50. J.
M Mulder, N.H., rijkstelefoniste, van Hilver
sum naar Lyceumstraat 27. P. A. Beets,
geen, keurmeester, en gezin, van Hoorn naar
Brouwerstraat 1. L. de Vries, geen, ad
junct-directeur overdekte zwembadinrich
ting, en gezin, van Buurmalsen naar Bis
schop Bottemannestraat 30. A. J. Jonk
man, geen, chauffeur, en gezin, van Oudorp
naar Omval 110. M. H. Holtslag, R.K., tee
kenaar, van Epe naar Houtweg 7.— C. Peijs,
N.H., z- en echtff> v»n Westzaan naar
Kennemerstraatweg 154. A. G. van de
Weg, E.L., tuinman-bloemist, van Hilversum
naar Bleekerslaan 10. A. de Jong, N.II.,
dienstbode, van Weesperkarspel naar West-
dijk F 13. G. M. Brenner, R.K., wed. v. P.
J. Huijer, huishoudster, van Haarlemmer-
meer naar Rochdalestraat 20.
20 boete of 10 dagen hechtenis. Uitspraak
geheel naar den eisch.
Valschheid in geschrifte.
Jozephus v. Sch., 27 jaar, arbeider te
Heerhugowaard, stond terecht omdat hy op
8 Februari de baggerbriefjes had vervalscht
en bovendien had onderteekend met een
gefingeerden naam, in dit geval den naam
van zijn werkgever.
De officier vond dit zeer ergerlijk en
vroeg dan ook 2 maanden gevangenisstraf.
Daar schrok de verdachte geweldig van en
hij smeekte om genade. De politierechter be
denkende dat de man nog nimmer was
veroordeeld, veroordeelde hem tot 15
boete, bij niet voldoen te vervangen door
1 maand gevangenisstraf. Hoe krijg ik al-
dat geld by elkaar Edelachtbare? Dat is
niet mijn zaak, zei de president. Zuchtende
over deze moeilijke opgave verdween de
man
Maandag 6 April.
'n Zeldzaam jubilé,
Hendrik P., woonwagenbewoner, was
van z'n vonnis van 9 Maart in verzet ge
komen, omdat hy de straf 2 maanden ge
vangenisstraf wel wat hoog vond. Die straf
was hem opgelegd omdat hy rijksveld
wachter C. ten Hoope te Beemster een slag
op diens gelaat had toegediend.
Verdachte ontkende den opzet van de
mishandeling. Hij was driftig geworden
toen de veldwachter zijn eenige overhemd
zonder noodzaak had stuk getrokken. De
officier wist wel beter, temeer daar dit de
25ste keer was, dat verd. terecht stond, een
zeer merkwaardig jubilé.
Eisch bekrachtiging van het vonnis. Uit
spraak conform.
Een dure vergissing.
De 20-jarige tuinder Teunis de G. te Heer
hugowaard was zoo brutaal geweest eeni
ge hem niet toebehoorende eenden dood
te schieten en te behouden.
De gedupeerde eendenhouder nam hier
natuurlijk geen genoegen mede. Verdachte
trachtte de heeren achter de groene tafel
wijs te maken, dat hy zich in de eenden
had vergist en dat hy op z'n eigen eenden
had geschoten.
De officier keek den jongeman eens
lachend aan en eischte 20 boete of 10
dagen, benevens vernietiging van het ge
weer.
.Uitspraak conform den eisch.
Veel soessah voor niets!
Willem S., 38 jaar, landbouwer te
Schoorldam, was op 4 Maart zoo vrij ge
weest een wagen zand weg te nemen toe
behoorende aan de zandsteenfabrieken.
Verdachte zei geheel te goeder trouw te
zijn geweest. Rijksveldwachter Strooker als
getuige gehoord in dit als droog zand aan
elkaar hangende zaakje bevestigde de goe
de trouw van verdachte, zoodat de officier
dan ook maar vrijspraak vroeg en aange
zien ook de politierechter geen schuld vond
in dezen man, kon verdachte dus zonder
meer vertrekken.
Een teeken des tljds!
Joh. VI. timmerman te Castricum, in groote
armoede verkeerende, was zoo dom ge
weest eenige inkomsten te verzwijgen en
had op deze manier het Rijk benadeeld.
De officier wilde paal en perk stellen
aan dergelijke zaken, waardoor anderen
worden gedupeerd en eischte 1 maand ge
vangenisstraf.
Mr. Ledeboer ontfermde zich echter over
den armen man veroordeelde hem tot 1
maand voorwaardelijk met 2 proefjaren.
Verdachte dankte voor de betoonde cle
mentie en trok af.
Eisch één jaar gevangenisstraf.
Voor de Meervoudige Strafkamer van
de Arrondissementsrechtbank stond Dins
dag te Alkmaar terecht de 38-jarige
v. d. K., voorheen administratief
in
Een Urker opstandeling!
De niet verschenen Urker Jacob B. was
°P 1 Februari op het gemeentehuis aan het
praten over steun-uitkeeringen. Dergelijke
gesprekken loopen nog al eens veel op ru
zie en beleedigingen uit. Ook hier was
zulks het geval, zoodat hem het gat van
de deur werd gewezen, waaraan verd. niet
wenschte te voldoen. Toen de politie ver
scheen om hem er uit te zetten, verzette
hij zich bovendien nog. De officier gebruik
te dan ook geen consideratie en eischte 1
maand. De politierechter was het geheel
eens en veroordeelde conform.
Een broek gestolen.
De 23-jarige kellner Joh. C., meesten
tijds zonder betrekking, was op 20 Februari
aan de Sluisstraat te den Helder zoo in de
wolken geraakt over een aldaar geëtalleer-
de manchestersche broek, dat hij de sterke
verleiding niet kon weerstaan en het broek
je wegpikte. Natuurlijk liep hij tegen de
lamp en heden moest hij voor dit feit te
recht staan. Gelukkig voor den jongeman,
d'e nog een blanco strafregister had, wilde
de officier nu nog geen gevangenisstraf op-
eSgen; hy eischte daarom een geldboete
Van 15 te vervangen door 10 dagen brom-
men. Uitspraak conform.
Van dronkenschap komt baldadigheid.
Marinus M. (niet verschenen), wonende te
Medemblik, verkeerde op 24 Febr. aldaar in
kennelijken staat en toen hij een stilstaande
auto voorbij liep, steeg uit den wagen een
gelach op. Dit gelach was niet om hem maar,
zooals de getuige S. Kok opmerkte, men had
Plezier. Marinus echter maakte zich kwaad
en sloeg pardoes een ruitje in. De schade
was nu nog niet voldaan. Eisch 20 boete o?
10 dagen hechtenis. Uitspraak conform.
Beleedigingen.
Arnoldus H., veehouder te Oosthuizen,
had op 20 Febr. zijn dorpsgenoot Dirk de H.
beleedigd, door hem toe te voegen: „Jij bent
ook de braafste niet, al zit je met gevouwen
handen in de kerk, huichelaar". Dirk zij
niets terug maar diende een aanklacht in.
Arnoldus was ook heden niet best te spre
ken, zoodat de Politierechter hem zelfs een
echte eigenwijze boer noemde.
Verd. ontkende beslist het woord „huiche
laar" te hebben gebezigd, maar wel „leuge
naar". Dat klopt niet met 't andere zinsver
hand, zei de politierechter. Politiek gedoe
scheen aan dit zaakje niet vreemd. Eisch
ambtenaar bij den Rijkswaterstaat, belast
wegens verduistering van gelden in dienst
betrekking, gepleegd in 1934. In Januari
de malversaties ontdekt en
op 23 Maart d. a. v. werd v. d. K. aange
houden en naar het Huis van Bewaring
overgebracht. Hiertegen werd door Mr. de
Groot, namens verd., appèl aangeteekend
waarop verd. op 9 April weer op vrije
voeten werd gesteld.
Thans werd hem ten laste gelegd, dat hij
in of omstreeks 1934 als administratief
ambtenaar bij de Rijkswaterstaat, belast
met beheer van gelden, opzettelijk een
aantal geldsommen, toebehoorende aanden
Staat der Nederlanden, althans aan een
ander of anderen dan hem (verd.) en in to
taal bedragende 4.352.70, althans 4000
althans een belangrijk bedrag aan geld,
welke geldsommen hij in zijn bediening
als ambtenaar bij den Rijkswaterstaat on
der zich had, zich wederrechtelijk had toe
geëigend.
Als getuigen waren gedagvaard de get.
deskundige, de rijksaccountant A. G. C.
Engelgeer uit Haarlem, Ir. C. G. Krayen-
hoff van de Leur, Hoofdingenieur bij den
Rijkswaterstaat te Alkmaar, A. M. Ie Loux,
L. Lier, C. Adamse en A. Woelders.
Verd. deswege gehoord, verklaarde
schuldig te zijn aan verduistering van gel
den, doch geen flauw benul te hebben van
de hoe-grootheid van het bedrag.
De eerste getuige, Ir. Krayenhof v. d.
Leur, verklaarde, dat verd. een kas be
heerde, waar jaarlijks maximaal 'n 15000
doorgaat; hij verantwoordde de gesig
neerde loonstaten, welke ook door hem
werden onderteekend. Get. had van het
laatste kwartaal van 1934 die loonlysten
gecontroleerd, die niet klopten met het
werk, dat in die maanden was uitgevoerd;
get. had becijferd, dat er tot een bedrag
van ruim 1300 op de loonlysten gefin
geerd was geboekt. Ock heeft get. aan
verd. laten weten door een tusschenper-
soon, dat, wanneer dit bedrag werd aan
gezuiverd, dit verd.'s positie zou verbete
ren. hoewel niet gezegd kon worden
welke mate.
Verd. zeide, dat 12 Februari dr. Hoogen-
boom bij hem kwam met de mededeeling,
dat als er den volgend in morgen voor
kwart voor 8 1400 zou zijn, de kans,
dat de justitie er buiten zou blijven,
aanzienlijk zou worden vergroot.
De verdediger, mr. de Groot, vroeg aan
get., of het waar kon zijn, dat belangrijke
bedragen voor het z.g. greppelgraven zijn
uitgegeven, welke door verdachte niét als
zoodanig geboekt konden worden.
Doordat de president op een ander
thema overging, bleef een antwoord op
deze vraag uit.
Uit een aantal vragen van den president
bleek, dat verd. 174 salaris per maand
had, doch zijn privé-kas dooreen liet loo
pen met de bedrijfskas.
Gehoord werd hierna de get. desk. En
gelgeer, die aan de hand van een rapport
tot de conclusie kwam, dat er een teveel
aan uitgaven was geboekt in 1934 tot een
bedrag van 4.330.50, later, ia enkele op
merkingen van verdachte, gereduceerd tot
4000.
Op een vraag van den officier verklaar
de verd. hiermee niet accoord te kunnen
gaan; verd. gaf wel toe verduistering van
1400, althans eenige duizenden guldens.
In overleg met den verdediger en den
officier werd afgezien van het hooren der
andere getuigen.
Verdachte verdedigt zich.
Verdachte verklaarde, nadat de presi
dent hem gevraagd had, hoe hij tot zijn
daad gekomen was, dat hij er van het begin
af versteld over had gestaan, dat bij den
Rijkswaterstaat diverse posten onder een
ander hoofd werden gebracht, dan waar ze
thuis hoorden. Zoo gebeurde b.v. met reis
kosten, die niet in rekening konden ge
bracht worden en toch gemaakt waren;
met aanschaffing van kantoorinventaris,
schilderyen enz. Verd. had vaak ont-
vangstposten, waarvan hy niet wist onder
welk hoofd hij ze moest verantwoorden;
dan bewaarde hij ze maar in een aparte
enveloppe; een zoo'n enveloppe is terecht
gekomen, hij hoopte, dat ze allemaal te
recht zouden zijn gekomen, dan zou er
een ander licht op deze geschiedenis zijn
gevallen.
Get. Krayenhof verklaarde, dat zich
dergelijke omstandigheden niet voordeden
bij de afdeeling van verd. En, waren ze
voorgekomen, dan zouden die gevallen,
wanneer verd. zich tot zijn chef om raad
had gewend, opgelost zijn geworden, zoo-
dat de betrokken posten voor 100 op
regelmatige wijze verantwoord zouI<m
worden.
De president vroeg verd. waar hij die
D300 voor noodig had gehad, die hij van
zijn familie had geleend. De presidpnt
meende, dat verd.'s levensgedrag niet ge
woon en oppervlakkig was, hij was te
royaal, hetgeen verd. hierop toegaf, hij
had inderdaad boven zijn stand geleefd.
Bij het verder verhoor van verd. bleek
nog, dat er reeds van 1928 af door hem
Verduisteringen waren gepleegd.
Requisitoir.
De officier, mr. G. B. v. d. Feen de Lille,
constateerde, dat verd. hier meer positief
was dan bij den rechter-commissaris en
toegaf te hebben verduisterd, al is er ver
schil van meening over de hoegrootheid
van het bedrag. Het toegeven met een
zekere beperking door verd. stemt spr.
onaangenaam, hij geeft valsche boekingen
toe, doch verd. zeide, dat het niet veel ge
weest kan zijn. In ieder geval was het
meer dan 1400. De verdediging van verd.
door te zeggen dat het moeilijk was be
paalde uitgaven onder een bepaald hoofd
onder te brengen, gaat niet op. Verd. is
niet in staat te zeggen, vaar het verschil
in zit en waar de gelden gebleven zijn. Die
zijn niet voor Rijksdoeleinden, maar waar
schijnlijk voor eigen gebruik besteed.
Het gaat echter niet om de hoegrootheid
van het bedrag, maar om het principe, het
gaat niet over één jaar maar over de jaren
van 1928 af, ofschoon spr. hem de jaren
vóór 193 cadeau heeft gegeven en alleen
de verduistering over '34 ten laste heeft
gelegd. Verd. heeft boven zijn kracht ge
leefd. Het bewijs achtte spr. wettig en
overtuigend bewezen.
Komende tot de strafmaat, hield spr. er
rekening mede, dat het een ambtsmisdrijf
is, gepleegd in een vertrouwenspositie;
misbruik van vertrouwen door ambtenaren
kan niet getolereerd worden. Men moet op
zijn ambtenaren kunnen bouwen. Spr. kon
niet anders dan gevangenisstraf vragen cn
requireerde één jaar gevangenisstraf.
Pleidooi.
Mr. de Groot had verwacht, dat de per
soon van verd. meer aandacht had gekre
gen bij de behandeling. De omstandig
heden op het kantoor leidden er gemakke
lijk toe, dat verd. tot verduistering over
ging. Het verduisterde bedrag achtte
pleiter veel kleiner dan 4000. Verdachte
is prima administratief onderlegd en heeft
de verduistering onbewust gepleegd, in
een roes van knoeierijen, waarvan de mo
tieven aan hem voorbij gingen.
Van de heele administratie op het kan
toor deugt niets. Voor zijn slordig beheer
heeft hij al zijn ontslag gekregen. Hij kan
moeilijk doorgronden waar het geld is ge
bleven. Pleiter betreurde het, dat de offi
cier zijn overweging, om een voorlich
tingsrapport te laten uitbrengen over
verdachte, heeft afgewezen.
Het is noodig dat de zaak van alle kan
ten, ook wat den persoon van verd. betreft,
wordt bekeken.
Wat den ernst van het feit en de om
standigheden betreft, wees pleiter op de
slordige administratie, waarop men meer
moet letten dan op de verduistering.
Voorts wees pleiter op het ontslag, dat
verdachte heeft gekregen, hetgeen voor
hem, omdat zijn gezin er door getroffen
wordte .alreeds een belanrijke straf is.
Daarom is de door den officier geëischte
straf te zwaar, reden, waarom pleiter aan
drong op een straf meer evenredig aan het
aandeel van verdachte. Pleiter hoopte dat
de rechtbank niet r.lleen de verduistering
in aanmerking neemt, maar ook de om
standigheden die tot de verduistering heb
ben geleid.
De officier betoogde, dat er wel degelijk
van opzet gesproken kan worden, waarop
getuige Engelgeer in aansluiting daarop
verklaarde, dat uit de systematische val
sche boekingen van de loonlijsten opzet
blijkt en niet in de eerste plaats of uit
sluitend slordig beheer.
Ook ir. Krayenhof verklaarde te geloo-
ven dat verdachte heel goed wist wat hij
deed, juist omdat hij administratief zoo
goed was onderlegd, hij ging zeer slim te
werk.
Wat het verduisterde bedrag in vorige
jaren betreft, verklaarde ir. Krayenhof op
een vraag van den president, dat dit van
1934 tot 1928 in sterk-dalende lijn zal zijn
gegaan, het begon met kleine bedragen,
die elk jaar grooter werden.
De uitspraak werd hierop bepaald op
21 April.
NOODLOTTIGE AANVARING OP
DE WAAL.
Schippersvrouw en haar dochtertje
verdronken.
In den avond van 23 Augustus j.1., om
streeks half elf, heeft op de Waal, onder de
gemeente Vuren, een aanvaring plaats ge
had, die aan twee personen het leven kostte.
De Belgische motorboot „Albula", gela
den met olie, komende van Duitschland,
kwam in aanvaring met het schip „Nooit
Gedacht", geladen met zand, op weg naar
Leiden. Deze botsing had tot gevolg, dat de
zandschuit vrijwel onmiddellijk zonk. De
zich aan boord bevindende vijf personen ge
raakten allen te water. De schippersvrouw,
mej. B. uit Woerden, en haar zevenjarig
dochtertje verdronken.
Op 20 Febr. j.1. stonden, wegens het ver
oorzaken van dood door schuld voor de
Haagsche rechtbank terecht de kapitein der
„Albula" A. B., uit Burght (België) en de
schippersknecht G. W., uit Hazerswoude.
De dagvaarding legde hun ten laste, dat
zij onvoorzichtig en onoordeelkundig hebben
gevaren, en, wat de gebruikelijke voorge
schreven signalen betreft, onachtzaam heb
ben gemanoeuvreerd met hun schip, waar
door de beide schepen met elkander in bot
sing zijn gekomen met bovenvermeld ge
volg.
De behandeling dezer zaak werd destijds
geschorst teneinde alsnog eenige getuigen
te hooren, thans was alleen de verdachte G.
W. verschenen.
Volgens de verklaringen van den deskun
dige op binnenscheepvaartgebied, de heer
Klein uit Dordrecht, bezat de schipper van
de „Nooit Gedacht" voldoende kennis van
den plaatselijken toestand en, naar de mee
ning van dezen getuige, had hy niet door
mogen varen, doch behoorde hij voor anker
te gaan.
Een expert op binnenvaartgebied te Rot-
terdag, gaf enkele inlichtingen omtrent de
ligging van het gezonken schip.
Beide deskundigen waren van meening,
dat het niet noodig is, dat een schip, dat
waarschuwingsseinen ontvangt, daarop
door seinen antwoordt.
De officier van justitie, mr. Rouffaer, stel
de in het licht, dat de „Albula" wel seinen
heeft gegeven, maar te laat en dat het schip
daarop weer van koers veranderde, waar
door de „Nooit Gedacht" den motor afzette
en toen is gaan drijven, hetgeen invloed op
de koersverandering heeft gehad.
Tenslotte vroeg de officier vrijspraak voor
den verdachte G. W. en requireerde hij ten
aanzien van B., dat de rechtbank zich on
bevoegd zou verklaren, daar deze verdach
te buiten het arrondissement woonachtig is
en het feit ook niet binnen het ressort van
deze rechtbank is gepleegd.
Uitspraak 21 April.
BRUINE BOONEN INPLAATS
BRILJANTEN.
Voor het Haagsche gerechtshof zijn giste
ren de pleidooien gehouden in een procedure
die als oorzaak had de verwisseling van een
partij briljanten in een verzegeld doosje
door bruine boonen.
Zekere Bouts, oud-geëmployeerde van de
Koninklijke, bezat een blok huizen, dat hij
gaarne van de hand wilde doen. Hij kwam
toen in relatie met zekeren De Rooy, die de
huizen wel wilde koopen, doch slechts over
een partij briljanten beschikte. B. had na
tuurlijk liever geld doch aangezien De Rooy
dat niet bezat, werd overeengekomen, dat
Bouts de briljanten acht dagen ter beschik
king zou krijgen, om te trachten, deze te
verkoopen. Lukte hem dit niet, dan zou de
transactie niet doorgaan
In de onderhavige procedure was verder
gesteld, dat De Rooy voor de afgifte der
briljanten een waarborgsom eischte van
10.000 en dat, waar Bouts zelf maar 1000
had, hy toen tot dat doel geld leende en wel
5000 van zekeren Van Lier en 4000 van
zekeren Driedonks. De briljanten werden
daarop in een verzegeld doosje in een safe
van een bank gedeponeerd.
Driedonks kwam vervolgens met een Ant-
werpschen diamanthandelaar op de prop
pen, die, na de briljanten te hebben gezien
en nadat er één door een juwelier was ge
taxeerd, de partij wilde koopen voor 74000.
Het was toen Zaterdagmiddag en overeen
gekomen werd, dat Maandag daarop zou
worden betaald.
Tot zoolang werd het doosje, nu door den
Belg, verzegeld weer in de safe geborgen.
Des Maandags werd het doosje door Bouts
daar vandaan gehaald en men toog naar de
bank, waar de Belg zou betalen. Deze ver
scheen echter niet en evenmin den volgen
den dag. Hierin zag Driedonks aanleiding om
den Belg in Antwerpen op te zoeken en van
dezen vernam hij, volgens de door hem af
gelegde getuigenverklaringen, dat de Belg
wel op de bank was geweest en aan Bouts
zou hebben betaald.
Driedonks en Van Lier zagen daarin een
benadèeling van hun rechten en zij vroe
gen Bouts dan ook om een verklaring. De
ze ontkende echter die gang van zaken en
toonde hun het doosje, zooals het door den
Belg verzegeld was.
De Belg was van dat oogenblik af echter
niet meer te vinden en toen men ten slotte
overging tot het openen van het doosje,
bleek dit slechts bruine boonen te be
vatten. Men stond toen voor een nieuw
raadsel en tot dusver is nog niet kunnen
worden vastgesteld, hoe de verwisseling
heeft kunnen plaats hebben.
Hoe dit ook zij, Van Lier wenschte zijn
geld terug en stelde bij de rechtbank te
Rotterdam een vordering in tegen Bouts.
Deze ontkende echter, geld van Van Lier
werd opgedragen, die leening te bewijzen.
De rechtbank achtte hem, na getuigenver
hoor, in dat bewys niet geslaagd en ont
zegde de ingestelde vordering.
Van dit vonnis kwam van Lier in hoo-
ger beroep.
Voor hem werd gister gepleit door mr.
Lauwere uit Den Haag, terwijl voor Bouts
optrad mr. Van der Meer uit Rotterdam.
Het Hof zal op 15 Mei arrest wijzen.
VOUW MET SCHEERMES IN
HALS GESTOKEN.
Twaalf jaar geëisclit.
In een pand op den Schiedamschendijk is
in den morgen van Zaterdag 11 Januari j.1.
een stervende vrouw aangetroffen, die aan
snijwonden in den hals is doodgebloed. In
een andere kamer van dit pand lag een man,
die hevig uit beide polsen bloedde. Deze
man was de 35-jarige varensgezel J. B., die
eind December 1935 zijn intrek had geno
men bij de 36-jarige vrouw Emilie Gertruda
Brakschoofde, in de buurt bekend als Miel.
Vrijdagmiddag 10 Januari had Miel den
varensgezel gezegd, dat hij moest verdwij
nen en hij den volgenden dag zijn kleeren
kon komen halen. Zaterdagmorgen onge
veer elf uur kwam de zeeman terug. Bij de
klaargelegde, gewasschen kleeren bevond
zich ook een trommel, waarin een scheer
mes lag. In een vlaag van jalouzie opende
de man het mes en, op de vrouw toeloo
pend, drukte hij haar op een stoel en drukte
het mes in haar hals, daarna trachtte hij
ook de hand aan zichzelf te slaan door de
polsslagaders door te snijden.
Gistermiddag heeft de varensgezel, die na
uit het ziekenhuis te zijn ontslagen, naar het
huis van bewaring is overgebracht, zich
voor de rechtbank te Rotterdam wegens
doodslag te verantwoorden gehad.
Uit het verhoor van den lijkschouwer
bleek, dat drie halsaders waren aangesne
den aan de voor- en rechterzijde en boven
dien sneden aan kin en borsten van de
vrouw waren toegebracht.
Naar de werkman M. H. Mengelkamp, be
kend als lange Tinus, mededeelde, had deze
al sinds 1929 relaties met Miel onderhouden
en was met verdachte daarover twist ont
slaan.
Verdachte antwoordde op vragen van
den president, mr. J. G. Huyser, dat hij er
van overtuigd was, dat als Miel hechte
vriendschap met lange Tinus zou sluiten, zij
voor dezen de kost zou moeten verdienen.
Dit vond verdachte zoo troosteloos, dat hij
meende, dat de vrouw beter dood kon zijn,
dan op zoo'n manier verder te moeten le
ven.
Omdat het leven voor hem ook geen
waarde meer had, had hij zich in de polsen
gesneden.
Verdachte zei, dat hij voor hij het mis
drijf beging, niets had gedronken.
Het O.M., mr. Meischke, was van oordeel,
dat de Fransche en de Engelsche jury dezen
verdachte ter dood zouden veroordeelen.
Het ten laste gelegde is zeer ernstig en
spr. beschouwde verdachte als een gevaar
lijk mensch.
De eisch luidde twaalf jaar gevangenis
straf wegens doodslag.
De verdediger, mr. H. de Bie Jr., pleitte
clementie.
Uitspraak 21 April.
DIENSTWEIGERING.
Tien beklaagden stonden terecht.
Voor den krijgsraad te 's-Hertogenbosch
stonden tien beklaagden terecht, die zich
allen hadden te verantwoorden wegens
dienstweigering om godsdienstige of poli
tieke redenen.
Daar het ongewoon groote aantal het
vermoeden wekte dat men met opruiing te
doen had, ontkende ze allen overleg te heb
ben gepleegd.
Ze werden ieder tot 10 maanden ge
vangenisstraf veroordeeld met aftrek van
voorarrest en ontslag uit den militairen
dienst zonder ontzetting uit de bevoegdheid
bij de gewapende macht te dienen.
REDACTEUR VAN „ZWART FRONT" IN
HOOGER BEROEP.
De oud-redacteur van „Zwart front", die
eenigen tijd geleden wegens beleediging van
den voorzitter van den bond van mobilisatie
slachtoffers, den heer de Boer te Drachten,
is veroordeeld tot 100 boete, heeft van dit
vonnis hooger beroep aangeteekend.
Als verdediger zal wederom optreden mr.
A. D. van Assendelft de Coningh.
VERDUISTERING AAN DE MIDDELBAAR
TECHNISCHE SCHOOL TE HEERLEN.
De rechtbank te Maastricht deed gister
middag uitspraak in de zaak tegen J. H. G.
administrateur aan de Middelbaar Techni
sche School en de Ambachtsschool te Heer
len, thans gedetineerd, terzake van ver
duisteringen tot een bedrag van pl.m.
16.000, gedurende de jaren 1928 tot en
met 1935. G. werd veroordeeld tot een ge
vangenisstraf van één jaar met aftrek van
te hebben geleend, waarop aan Van Lier 1 het voorarrest. De eisch was 2 1/2 jaar.
217. Nogover al zijn leden bevend trok Pit, die het
eerste opstond de kist met toebehooren naar hun hoek.
Op het blad lag het een en ander om te eten. Niettegen
staande hun angst voor den aap verorberden ze toch
alles wai eetbaar was en na afloop stak Pit den vork in
zijn zak. Je kon nooit weten.
218. Tegen den nacht kwam een matroos wat bedde-
goed brengen en spreidde dat op den grond uit, waarop
hij hen beduidde dat zij konden gaan slapen. Hij liet
een briefje op de kist achter, nam het blad mee en ver
trok. Nauwelijks was de deur achter hem gesloten of
beiden pakten het briefje op en lazen het gretig.
i