8 8 8 KaasgerechtenGezond - Gemakkelijk - Goedkoop De proeftocht van H.M. Kruiser „De Ruyter". n. DE VADER VAN DEN KRUISER. ALKMAARSCHE COURANT van MAANDAG 27 APRIL 1936 «oeoeee jT{adiopcoqtamma Meeo®! O NEERLANDS ZUIVEL VOEDT U GOEDI HeuilCetoH (Slot). Stil zat hu echter lang niet in de vredes jaren 1667 tot 1672. Onweer zat er genoeg in de lucht, er was heel wat te reorganiseeren aan 's Lands vloot en gemakkelijk ging dat niet; de politieke wind was binnenslands al even tegen als buitenlands. Te Amsterdam zag men hem niet anders dan als een hoogst eenvoudig man, te voet, nooit in een karos. jXij leefde als een eenvoudig zeekapitein, ,een spiegbel van allerley christelijke deug den". Zijn lectuur was de Bijbel; hij had in dat boek leeren lezen in menig uur van grooten nood en met zijn luide doch niet on aangename stem zong hij thuis de psalmen voor. Ook verleidde zijn aanmerkelijk for tuin hem niet tot verwelijkende luxe; moe der de vrouw schafte zeemans-kost op, niets anders. Toen ons land zijn vreeselijken kamp, rlo be or not to be", moest strijden in 1672 JJjet Engeland, Frankrijk, Munster en Keulen, heeft het lot van het vaderland in De Ruyter's handen gelegen. De admiraal was gereed, maar wegens de politieke verdeeldheid was de vloot onvol doende toegerust. Kans op vernietiging der door het wanbeheer van Karei II slecht ge organiseerde Engelsche zeemacht hadden wij dus niet, maar tegen de overmacht van Engelschen en Franschen tezamen toonde De Ruyter zich door geniaal beleid en in tuïtieve strategie volkomen opgewassen Den 7den Juni 1672 werd den vijand bij Solebay in een onbeslist gevecht verreweg de grootste schade toegebracht. Het was in dezen slag, dat De Ruyter, zijn trouwen stuurman op de Royal Prince wijzend, toeriep: „Stuurman Zeger, dat is onze man", en deze gemoedelijk antwoord de: „Mijnheer, dat zal je gebeuren!" De poppen gingen aan het dansen. Een Engel sche gevangene schreef daarover: „Is dat een admiraal? Dat is een admiraal, een ka> pitein, een stuurman, een matroos en een soldaat, alles tegelijk!" Strategisch hadden wij gewonnen, onze kust was vrij gemaakt, het volk ademde op. Het oprukken der Franschen echter maakte de regenten radeloos, het land red deloos en het volk redeloos! Groote beroe^ ringen traden op; De Wit viel, de Prins werd in zijn waardigheid hersteld en op de steeds Oranjegezinde vloot had de admiraal groote moeite den partijstrijd te weren. Ook dreig de verraad; de vijand heeft niet alleen den Prins, maar ook De Ruyter trachten los te maken van de heilige zaak des Vaderlands. Willem III's trotsche antwoord, dat hij den ondergang van zijn leven niet beleven zou, De Ruyter's rustige woorden: „Ik zou niet weten waarheen liever te zeilen, dan mijn vloot over te geven aan den Engelschen ko ning", bewijzen wel, dat het roer van staat en vloot in goede handen lag. De Ruyter's reputatie van staatsgezind te zijn, berokkende hem de antipathie van het plebs; den 6den September 1672 is zijn huis belegerd. Het bericht daarvan stemde hem droef. „Het is mij leedt", schreef hij, „dat daar valsche menschen in ons vaderlandt syn, dije sulcken quaden vertrouwen op mij hebben, daer ick het nochtans met goed ende bloet anders betoone". Ja, vond men, maar waarom ook zoo vriendelijk aan den in ongenade gevallen Cornelis de Wit geschreven? Wat antwoordde De Ruyter? „Indien het hier int vaderland zoo ge legen is, dat men de waarheid niet mag spreken, zoo ist er allendig gesteld, noch tans zal ik die spreken zoo lang als mijn oogen open staan". Over de zwarte bladzijde in onze Historie, den moord op de De Witten, zullen wij zwijgen, ook over den schandelijken aan slag op De Ruyter's woning, ook over de bovenmenschelijke inspanning van den ad- van miraal om de kustverdediging en die de stelling Amsterdam te verzekeren. Prettig voor den admiraal was Tromp's herstel in diens ouden rang ook niet. Hij zag in hem een vaillant en braaf soldaat, maar niet „bequaem" om een vloot te comman- deeren of gecommandeerd te worden, „alsoo hij te furieus is". De verzoeningspogingen van den Prins richtten, n' en déplaise de schoolboekjes, niet veel uit; eerst in het volgend jaar, waarin De Ruyter twee trotsche konink rijken tot driemaal toe de trotsche vlag deed strijken, werden beide mannen vrienden. In 1673 trok De Ruyter met zijn „kleyn hoopkende vijanden tegemoet, emt de ver manende woorden aan het adres van weife lende kapiteins: „Voor lafaards zijn niets gevaarlijker dan de havens van den Staat". Op den 7den en 14den Juni, beide malen bij Schooneveld, kon De Ruyter uitroepen: „De vijand heeft nog ontzag voor De Zeven Provinciën", daarbij doelend zoowel op zijn schip als op den Staat en de vecht lustige Tromp haalde zijn hart weer eens op als een „Geuningh". Goede kameraden waren die twee nu. Toen De Ruyter op kwam dagen om Tromp te ontzetten, riep deze vlootvoogd zijn mannen toe: „Kinderen, daar is Bestevaer, die komt ons helpen. Ik zal hem ook niet verlaten, zoolang ik adem scheppen kan", Na den tweeden slag dreven de onzen den vijand tot Solebay terug, waardoor het dreigende gevaar van een landing op de kust was afgewend. Den 21sten Augustus 1673 trachtte een groote Engelsch-Fransche vloot ten derden male een landing te bewerkstelligen. In dezen slag bij Kijkduin heeft De Ruyter misschien wel het beste gegeven, wat in hem was; zijn overtuiging redde het land, In het bloedige gevecht verloor de Admi raal zijn voorzoon Jan van Gelder: „dat is het lot van den oorlogh", zei hij, „heden sijn en morgen onze beurt". Karei II had genoeg van den oorlog, hij sloot vrede in 1674 en voor ons bleef over, le Roi Soleil tot rede te brengen. Op zijn 67ste jaar is toen De Ruyter be last geworden met een expeditie naar Mar- tinique. Als adviseur had hij een Franschen edelman, die zich zeer gechoqueerd toonde over de burgerlijkheid van den grooten man. Stel U voor", schreef deze, „dat toen ik hem hoffelijk de hand wilde kussen, hij deze schielijk terug trok; ce rustre était tout fait insensible a la civilité comme si j' eusse été un ours qui avec sa patte lui out saisi la main pour la lui mordre". (Die vlegel is geheel ongevoelig voor goede manieren; alsof ik een beer ben, die met zijn klauw hand hand greep om er in te bijten). De expeditie naar de Fransche Antillen mislukte, de vijand had er bijtijds de lucht van gekregen Wij naderen nu het einddrama van De Ruyter's leven. De Spanjaarden riepen onze hulp in om Sicilië op Frankrijk te herove ren en De Ruyter werd aangewezen om met een veel te kleine macht den sneven- den, maar ter zee niets beteekenenden Span jool te steunen tegen de in dezen tijd uit stekend aangevoerde Franschen (Duquesne). De Ruyter voelde niets voor deze op dracht, hetgeen een stuurman aan den wal, vanuit zijn leuningstoel deel vragen, of de admiraal op zijn ouden dag bang werd. „Neen", antwoordde De Ruyter, „ik laat den moed niet vallen. Ik heb mijn leven veil voor den Staat, maar ik ben verwonderd en het is mij leed dat de heeren de vlag van den Staat zoo veil hebben en wagen. Al werd mij bevolen 's Lands vlag op één enkel schip te voeren, ik zou daarmede in zee gaan". De Ruyter's gezondheid was er ook niet beter op geworden; na een aanval van het graveel te hebben doorstaan, zei hij wel: „Ik zal dezen tocht doen, al zou men mij naar het schip moeten dragen, doch som bere voorgevoelens ontloken. Tegen een vriend verzuchtte hij: „Ik zeg U adieu, en niet alleen adieu, maar voor eeuwig, want ik denk niet meer te komen. Ik zal op dezen tocht blijven, ik voel het". De Ruyter heeft zijn laatste reis niet op zijn brave Zeven Provinciën gemaakt; dat schip was niet gereed voor den dienst, hi moest zich tevreden stellen met de half versleten Eendracht. Hij ging; den 8sten Januari 1675 had hi zijn eerste ontmoeting met Duquesne bi Stromboli. Het gevecht bleef onbeslist, maar de Franschen bewerkten de vereeniging van twee hunner eskaders. In Napels ververschend (Februari 1676) hopend teruggeroepen te worden, verloste hfj 23 Hongaarsche predikanten van de galeien; hij gaf den heeren de wijze les mee: „Weest één in den vervolge, dat zou mij de aangenaamste dank zijn", De Spaanscche koning overlaadde hem met eerbewijzen: een gouden keten, een met juweelen bezetten commandostaf, een eeredegen, een jaargeld uit het revenu der nog te veroveren landen op Sicilië... later zelfs den hertogstitel, doch De Ruyter heeft van deze onderscheiding geen kennis meer gekregen In April 1675 zeilde hij andermaal naar Palermo kort na zijn 69sten jaardag, die feestelijk was gevierd aan boord, op welken dag De Ruyter bad: „God, laat mij het zeventigste jaar beleven tot mijner ziele zaligheid". Hij schreef zijn zoon om toch voort te maken met trouwen» opdat hij nog „sijn saet mocht sien herleven". Op den 22sten April viel een 29 schepen tellende Fransche vloot zijn 17 bodems aan Een half uur na het eerste schot trof een kanonskogel den op het zonnedek (kam panje) in een stoel gezeten admiraal, ver brijzelde zijn linkervoet en de beide pijpen van het rechterbeen boven den enkel. Door den schok viel hij van zeven voet hoogte op het dek, maar liep daarbij slechts een lichte hoofdwonde op. Redelijk bij kennis blijvend, vuurde hij zijn volk nog aan: „Houdt moed, mijn kin deren; houdt moed, zoo moet men doen om de zege te verkrijgen!" De Ruyter had Duquesne wel een uur ver volgd, maar tactisch en strategisch bleef het voordeel aan den vijand. Onze vloot liep in Syracuse binnen en hoewel De Ruyter veel pijn leed, scheen zijn toestand in den aanvang hoopvol. Hij was een en al berusting. „Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uwe inzettingen leerde", sprak hij den psalmist na en hij bad: „Heer, spaar genadiglijk onze officieren, matrozen en soldaten, die voor een klein geld zooveel ongemak en gevaar uitstaan". Helaas, den 26sten trad wondkoorts op; den 29sten begon de doodstrijd, dapper ge dragen; dien dag is hij „seer sachtjens op 't bedde van eer ontslapen". Natuurlijk was het moreel op de vloot j volkomen geschokt De Haen heeft den 31sten Mei het onder spit gedolven tegen de Franschen en is zelf gesneuveld, maar Callenburgh wist de Een dracht met De Ruyter's gebalsemd lijk aan boord te behouden en heeft dat den 30sten Januari 1677 in het vaderland gebracht. Van Hellevoetsluis binnendoor is het den 5den Februari in Rotterdam aangebracht en eerst den 12den Februari in Amsterdam aan gekomen, waar de groote zeeheld den 18den Maart met groote praal in de Nieuwe Kerk is bijgezet. Eerst in 1681 is het monument van Rom- bout Verhulst en de gebroeders De Keyser boven het graf geplaatst. Dit is de geschiedenis van den peetvader van onzen nieuwen kruiser en eer wij dezen op zijn proeftocht aan den tand gaan voelen, of hij zijn naam met eere draagt, willen wij zeer in het kort een schets geven van De Ruyter's beroemd admiraalschip De Zeven Provinciën; de vergelijking van beide schepen zal den lezer beter dan wat ook, het verschil tusschen een oorlogsschip uit den Gouden Eeuw en van den modernen tijd duidelijk maken. De Zeven Provinciën dan, is evenals onze gloednieuwe De Ruyter aan de Maze ge bouw door twee „bijzondere" scheepstim merlieden, de voorloopers dus van de twee- Dinsdag 28 April. HILVERSUM, 301 M. (AVRO-uitz.) 8.Gr.pl. 10.Morgenwijding en gr.pl. 10.30 Ensemble Jetty Cantor. 11.Knipcursus. 11.30 Ensemble Jetty Cantor. 12.30 De Minstreels. 2.Orgelconcert en Cello-recital. 3.Huish. wenken. 3.30 Gr.pl. 4. Piano-recital. 4.30 Kinderkoorzang. 5.Voor de kinderen. 5.30 De Octophonikers. 6.30 Gr.pl. 6.45 Voor de kinderen. 6.50 Dansmu ziek. 7.20 Zang en piano. 7.45 Dia loog. 8.Ber. 8.10 Omroeporkest. 8.55 Radio-tooneel. 9.30 Operette concert mmv. solisten, koor en orkest. 10.25 Schaakles. 11.Ber. 11-1012.Dansmuziek. HILVERSUM, 1875 M. (Alg. progr. KRO). 8.—9.15 en 10.— Gr.pl. 11.3012.Voor zieken en ouden van dagen. 12.15 Gr.pl. 12.30 KRO- orkest. 1.Gr.pl. 1.20 KRO-boys. 2.Gr.pl. 3.10 KRO-orkest, piano recital en gr.pl. 6.C5 Lezing. 6.25 KRO-boys. 7.Ber. 7.15 Lezing. 7.35 Gr.pl. 8.Ber. 8.10 Muzik. causerie. 8.25 KRO-Symph.-orkest. 9.30 Gr.pl. 9.45 KRO-Melodisten. 10.30 Ber. en gr.pl. 10.45 KRO- Melodisten. 11.1512.Gr.pL DROITWICH, 1500 M. 10.20—10.50 Orgelspel. 11.10 Het Fol-kwintet. 11.50 BBC-Northern-Oreland- orkest. 12.50—1.20 Gr.pl. 2.10—2.55 Het Stanley-Sextet. 3.20 Lezing. 3.40 Bariton en strijkkwartet. 4.35 De „Continentals". 5.20 Ber. 5.50 Koorconcert. 6.156.45 Fransche les. 6.50 Lezing. 7.20 Zang. 7.50 Gev. progr. 8.50 Ber. 9.20 Lezing. 9.40 BBC-orkest. 10.3511.20 Dans muziek. RADIO PARIS, 1648 M. 6.20 en 7.20 Gr.pl. 10.20 Orkestconcert. 1.50 Gr.pl. 3.20 Oratorium-uitz. 4.50 Orkestconcert. 7.50 Operette-uitz. 10.5011.35 Pascal-orkest. KEULEN, 456 M. 5.50—7.20 Popu lair concert. 11.20 Verzoekprogr. 12.35 Concert. 1.35 Orgelspel. 3.20 Solistenconcert. 4.05 Gevar. progr. 5.20 Blaasconcert. 6.50 Concert. 7.30 Kwintetconcert m. m. v. Balalaika. 8.209.20 Het Omroeporkest en solisten. BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.: 11.20 Gr.pl. 11.50 Klein-orkest. 12.50 1.20 Gr.pl. 4.20 Omroeporkest. 5.20 Dansmuziek. 6.20 Gr.pL 7.20 Klein-orkest. 7.50 Hoorspel. 8.50 Klein-orkest. 9.3010.20 Dansmu ziek. 484 M.: 11.20 Gr.pl. 11.50 Zi- geunermuziek. 12.501.20 Gr.pl. 4.20 Zigeunermuziek. 5.25 Cabaret. 6.05 Gr.pl. 7.20 Radiotooneel. 8.05 Omroeporkest, m. m. v. zangsoliste. 9.30—10.15 Gr.pL DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M. 7.30 Dansmuziek. 9.20 Ber. 9.50 Kwartetconcert. 10.05 Weerbericht. 10.20—11.20 Gr.pL GEMEENTELIJKE RADIO DISTRIBUTIE. Lijn 1: Hilversum. Lijn 2: Hilversum. Lijn 3: Brussel VI. 8.9.05, Keu len 9.059.50, D.sender 9.50—10.20 Parijs R. 10.20—11.20, Keulen 11.20 —12.20, Brussel VI. 12.20—14.05, Keulen 14.0514.20, Parijs Radio 14.20—16.20, Brussel (VI.) 16.20— 17.20, Keulen 17.20—17.50, Parijs Radio 17.5018.50, Keulen 18.50— 19.20, Berlijn 19.2021.20, Brussel VI. 21.20—21.30, Weenen 21.30 22.20, Berlijn 22.2023.20, Weenen 23.20—24.—. Lijn 4: Normandië 8.9.35, Lond. Reg. 9.3511.50, Droitwich 11.50 13.25, Lond. Reg. 13.25—16.35, Droitwich 16.3517.20, Brussel VI. 17.20—17.50, Lond. Reg. 17.50— 18.50, Boedapest 18.5019.20, Droit wich 19.2020.50, Lond. Reg. 20.50 21.40, Droitwich 21.4022.50, Ka- lundborg 22.5024. eenheid WiltonFeyenoord. Het schip was ongeveer 55 Meter lang, 14 Meter breed, 5 Meter hol en viel „treffelijk van maaksel en uitermate wel bezeild" uit; het zal met harden wind misschien wel 9 knoopen hebben geloopen. Het was bemand met 475 koppen en met 80 bronzen kanonnen bewapend. Het borg 44000 Amsterdamsche ponden buskruit, zijn zware 36 ponders verschoten 15 pond kruit per schot. In den zomer van 1666 kreeg het schip met De Ruyter aan boord zijn vuurdoop in den Vierdaagschen Zeeslag. In den ongelukkigen tweedaagschen slag verloor het al zijn zeilen en masten, maar het droeg De Ruyter de Medway binnen in het volgend jaar. Het werd zwaar lek geschoten en deerlijk gehavend bij Solebay in 1672 en na den slag bij Kijkduin viel het de Maze binnen, versierd met zijden vlaggen en wimpels, wapperend van top. In 1683, het heeft zijn Meester lang ovtr- leefd, toonde het teekenen van ouderdom, de bewapening werd verminderd en het werd tot gewoon oorlogsschip gedegradeerd. Wij Hollanders waren blijkbaar te nuchter om het evenals Nelson's Victory voor den nazaat te behouden. De Zeven Provinciën heeft zijn laatsten strijd gestreden bij Kaap La Hogue (1694), aan het hoofd van de Linie; na de over winning is het vrijwel ontredderd Ports- mouth binnengesleept en na gerepareerd te zijn in Holland teruggekomen en toen.,, voor „sleet" verkocht. Hoe anders dan dit slagschip der 17e eeuw ziet er onze kleine kruiser uit. Deze is 170.8 M. lang, meer dan 3 maal zoo lang als de Zeven Provinciën, maar on geveer even breed (16-6 M.) en steekt even diep (4.9 M.). Maar de De Ruyter wint het met de vaart, die 32 knoopen worden moet. Hij zal bemand worden met 432 koppen en zijn 7 kanonnen van 15 c.M. zouden de 80 van de Zeven Provinciën binnen de minuut het zwijgen kunnen opleggen, om maar te zwijgen van zijn 10 mitrailleurs van 40 m.M. en 8 mitrailleurs van 12.7 m.M., waartegen onze met entelbylen en corteelassen gewa pende voorvaderen, die zoo op enteren be lust waren, geen „slag aan den bak" zouden krijgen. Aan munitie draagt de De Ruyter rond 130.000 K.G. mede, enfin tusschen snelvuur patronen en kogels en kruit gaat de verge lijking heelemaal niet op. En dan... alles op de Zeven Provinciën, behalve de mannen, was van hout, alles op de De Ruyter is van staal en ander hard metaal. Nu ja, de De Ruyter is een weerloze baby tegen de vechtmonsters der groote mogend heden, maar als zijn mannetjes bekeerd zijn tot het ijzer hunner voorvaderen en zijn commandant en officieren inspiratie putten uit de prachtige kopergravure van den Zee held in de kajuit, het werk van twee oud zeeofficieren, dan kan het Ruytertje ten minste een insect met een scherpen angel worden, die als hij maar genoeg broertjes krijgt, den bullebak, die onze mierenhoop wil verstoren, pijnlijke builen kan bezorgen. Volledigheidshalve vermelden wij nog even de andere naamgenooten-voorgangers van onzen nieuwen kruiser. Bekend zijn een „Daarover wilde ik juist met U komen praten", zei hij onhandig, „U moet we ten „Maar waarom heb je daar tot nu toe mee gewacht?" Deze vraag deed Erik ver stijven. „Als je er maanden geleden met mij over gesproken had, dan zouden wij 't nooit tot een verloving hebben laten ko men". De handpalmen van Erik werden beur telings koud en warm. Met een zenuwach tige beweging streek hij met zijn vinger langs den binnenkant van zijn boord. Als hij tegenover het noodlot had kunnen staan, dan zou hij tenminste het hebben kunnen uitvechten, maar nu was hij mach teloos. „Graaf Thomson, ik had geen idee van mijn toestand", zei hij somber. „Ik ben juist een uur geleden uit de stad terug gekomen. Nu weet ik dat ik niet meer ben dan een bedelaar, maar ik kon niet eer der bij U komen, omdat ik niet wist hoe het met de zaken van mijn vader stond. De ad vocaten konden mij vanmorgen daarom trent pas de juiste gegevens verstrekken". „Dan is het toch.eigenlijk niet heelemaal h1 orde, dat je, zonder begrip te hebben van je eigen financieelen toestand, de hand van Suzy hebt gevraagd, vindt je wel?" Graaf Thomson gaf hem geen centimeter toe. „Je kon toch wel begrijpen dat de zaken- toestand van je vader niet alleen tot het familiebezit beperkt kon blijven, vooral waar je toch wel geweten zult hebben, dat je vader de laatste vijf jaren groote klap pen heeft gehad". „Ja, dat wist ik wel, maar ik stond al dien tijd buiten de zaken. Ik heb gestu deerd en ben toen een half jaar in Austra lië geweest, zooals U weet. Suzy en ik had den toen reeds beloofd elkaar te zullen trouwen. Wij kennen elkaar toch al langer dan vijf jaar en wij houden toch ook eigen lijk van elkaar. Daarbij kwam dat ik in de overtuiging verkeerde, dat de financieele toestand van mijn vader zoo sterk was, dat hij niet met gemak de groote deblacles kon weerstaan. Als ik van den werkelijken toe stand op de hoogte was geweest, zou ik het natuurlijk niet hebben gewaagd haar met een enkel woord over mijn liefde te spreken. „En", zoo ging hij verbitterd voort, „als dit er niet tusschen was geko men, zouden wij ons vanavond hebben ver loofd". Graaf Thomson keek hem onderzoekend aan. Er waren bittere lijnen om den jongen mond en zijn oogen hadden een tragische uitdrukking .Thomson zag dit en begreep het. „Ik zou graag met Suzy de zaak bepra ten en probeeren haar uit te leggen, dat er van een verloving niets kan komen. Het spijt mij heel erg, dat ik U mijn woord te rug moet vragen". Graaf Thomson zweeg een oogenblik en vroeg toen: „En wat ben je van plan te gaan doen?" „Als ik met Suzy gesproken heb, ga ik naar de stad terug en dan ga ik weer wer ken". „Het spijt me, dat je dit slechte nieuws tot het laatste oogenblik hebt moeten be waren", zei de Graaf. „Staan de zaken er werkelijk zoo slecht voor?" Er klonk iets van deelneming in zijn stem. Erik keek hem recht in de oogen. „Ik vrees van ja", zei hij rustig. „Ik ben nog armer dan een bedelaar, want deze bezit niets, maar hij heeft tenminste geen groote drukkende schulden en die heb ik wel. Staat U mij een uur toe, voor een onder houd met Suzy?" De witte lippen van Erik Hansley had den een pijnlijke trek, toen hij dit vroeg. De graaf knikte toestemmend. „Natuur lijk", zei hij. „Het zal niet gemakkelijk voor jullie zijn, en het spijt me oprecht, dat het zoo geloopen is. Ik zal er wel met mijn vrouw over spreken, want er zal natuurlijk veel te regelen zijn, nu de verloving niet door gaat". Hij stak Erik zijn hand toe, die hem ste vig drukte en met een diepe rimpel tus schen zijn oogen de kamer verliet. Graaf Thomson, die beter op de hoogte was van de familieomstandigheden dan Erik zelf, aanvaardde den toestand met stoicijnsche kalmte. Hij had het allang zien aankomen. Met een paar woorden stelde hij zijn vrouw op de hoogte. Een oogenblik leek het of zij haar zelfbeheersching zou verliezen, maar met inspanning van al haar krachten beheerschte zij zich en keek haar man koud aan. „Richard", sprak ze, „wij moeten er van avond tegen de gasten niet over spreken. Je zei toch, dat Erik straks nog vertrekt?" „Zoo gauw hij met Suzy gesproken heeft, vrouwtje. Het eenige wat wij te doen heb ben is ons te houden, alsof er niets aan de hand is". „Zal ik vanavond nu toch de robijnen dragen, wat denk je er van?" „Natuurlijk. Je draagt ze toch omdat Suzy vandaag een en twintig wordt en niet omdat zij zich tegelijkertijd had wil len verloven?" „Wil je ze dan even uit de safe halen? James moet ze schoonmaken en wij heb ben niet zooveel tijd meer". Graaf Thomson drukte op de schel. De butler kwam binnen en samen met hem ging Graaf Thomson naar de safe, waaruit hij de étui's te voorschijn haalde en bracht ze samen met James naar het boudoir. De Gravin stond er reeds te wachten, nam de juweelen in ontvangst en zei tegen James, dat hij het blad met poetsgerei moest gaan halen om de juweelen schoon te maken. James, die reeds tientallen jaren in dienst van de familie Thomson was, had het ab solute vertrouwen van de familie. Graaf Thomson opende de étui's en legde de stee- nen op de waschtafel.. Daar lagen ze, de heele collectie, flonkkerend en glinsterend in het zonlicht. De Graaf verliet nu het boudoir om zich te gaan verkleeden, terwijl de gravin al leen achterbleef' met de beroemde collec tie, terwijl zij op James wachtte. Het boudoir lag op de derde étage, hee lemaal aan het eind van de breede gang. Het was 'n kamer, waar zij zelden, behalve dan bü gelegenheden als deze kwam, zü profereerde haar andere boudoir, dat in haar eigen slaapkamer uitkwam. Maar nu het kasteel vol gasten was, waren alle bruikbare kamers voorzien van tijdelijke logeergelegenheden en Gravin Thomson had geen keuze, want zy had zelfs twee van haar eigen vertrekken moeten afstaan. In het boudoir waren twee vensters met aan de buitenzijde een smalle vensterbank. Onder deze vensterbanken tot beneden in den tuin was niets anders dan een kale muur. Alleen op den beganen grond was nog een venster, dat echter meer opzij lag en vlak daarboven was een ventilator. Dat was alles. Op dat punt was er van buiten af dus niets te vreezen, geen enkele inbre ker zou kans zien om langs den rechten muur naar boven te klimmen, dat zou hoogstens een vlieg kunnen, maar een vlieg wandelt meestal niet naar beneden met zware juweelen in zijn mond. Daarenboven hadden de vensters aan de binnenzijde een dubbele sluiting, dat was al jaren lang zoo. En deze vensters werden alleen gebruikt om er licht door te laten vallen. Frissche lucht kwam er voldoende binnen door de kleine ventilator, die hoo- ger in den muur was aangebracht en vijf en twintig centimeter in diameter was. De kamer was tamelijk druk gemeubi leerd. Er stond een toilettafel met aan weerszijden een spiegel, verder nog twee stoelen, een divan en een Queen-Anne waschtafel. Rondom waren hooge sniegels aangebracht, zoodat men den indruk^ in een reusachtige zaal te zijn beland, vin Thomson kon in het midden van mer staande, zichzelf van alle kanten goed zien, en ieder onderdeel van haar toilet vanuit verschillende gezichtshoeken opne men. Daarom gebruikte zij bij het passen van haar kleeren steeds deze kamer, maar voor een inbreker was deze kamer volko men onbereikbaar. Zelfs een kat zou onopgemerkt door de kamer hebben nen loopen, laat staan een mensch. niet kun- (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 9