I
DE GEBROEDERS „GOCHEMw
DE VERGETEN MEIDOORN
7
HOE VADER LANGBEEN ER OVER DENKT
UIT SLOOTLAND
KLEURPLAATJE: ALS HET LENTE IS!
Raadselhoekie
Zoo had Pietje hetbegrepen.
Jongensruzie.
xxxxxxx
Zw. 9 sch. op: 1, 3, 9, 12, 13, 15, 17, 21,
86.
W. 9 sch. op: 28, 29, 30, 31, 34, 37, 39,
42 43.
Wit aan zet speelt:
l. 29—23 1. 13—18
8. 3429 2. 1822
8. 39—33 3. 21—27?
Hierop had wit gerekend. Hij vervolgde
piet:
4. 37—32 4. 26 39
5. 32 21 5. 17 26
6. 28 8 6. 39 19
7. 29—24 7. 3 :12
8. 244!
In de volgende positie
Zw. 18 sch. op: 1/6, 8/16, 19, 23, 26.
W. 18 sch. op: 27, 28, 30, 31, 32, 33,
86/40, 42, 43, 45/49.
kan zwart, die aan zet is, op aardige wijze
een schijf winnen. Wit heeft als.laatsten
jjet 3530? gespeeld.
35—30? 1. 23—29
S. 33:24 2. 16—21
8. 27 18 3. 13 35
4. 24 13 4. 35 24
en de schijf op 13 gaat verloren.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1436 van A. Roos te Alkmaar.
Zw. 10 sch. op: 10/14, 17, 20, 21, 26, 27.
W. 10 sch. op: 23, 25, 28, 29, 36, 37, 38,
89, 41, 48.
In onze volgende rubriek geven wij de
Oplossing.
Oplossing der raadsels uit het
vorige nummer.
Voor grooteren.
S, Meeuwen, want M (het Romeinsche
cijfer) beteekent 1000. Meeuwen
noemen dus 1000 eeuwen of 100.000
jaren.
8. M Muurbloem
put
bruin
N a a r d e n
M u ur b 1 o em
Zeeland
storm
lep
m
8. Paleis, klooster, ziekenhuis, gevange
nis.
4. Alles is klaar en dus kunnen wij het
bezoek ontvangen. (arend).
Maar Piet! door zoo'n enkele bui laten
wij ons toch niet van ons plan af
brengen! (uil).
Het ongeluk' was vrij ernstig: één rib
is gebroke n. (ibis).
Ik heb de geschiedenis goed bestu
deerd, Annie en dus ben ik niet
bang voor de repetitie. (eend).
Voor kleineren.
Hagelsteenen.
Mand
hark
berk
laag
hars
mier
ezel
O t t o
teen
Zaan
3. Kwik, staart; kwikstaart.
4. Bloemkool. Bol, meel, kelk, look.
Sprookje op Rijm door JO DAEMEN.
Wat is dat? De Mei aan 't schreien!
O, de Meimaand had zoo'n spijt:
Was, door al te kwistig strooien,
Al haar witte bloemblad kwijt!
En... de Meidoorn stond vergeten!
Och, het plan was toch zoo mooi:
Mei wou héél de wereld sieren
Met een blanken bloesemtooi!
't Weiland zóó vol madeliefjes,
Dat geen gras er tusschen zit;
Boomen, enkel bloesemkronen,
Struiken, enkel bloesem-wit!
Maar waar afgaat en niet bijkomt.,.
Amper bleef er nog genoeg,
Voor de Vogelmelk, die vroeger
Nimmer groene stree^es droeg!
Toen de Mei het laatste restje
Bloemblad wit gegeven had,
Zag zij, dat elk Vogelmelkje
Nog vol groene strepen zat!
Meimaand trachtte hen te troosten:
,,'t Staat wel fijn, we doen het meer".
Doch één plantje, dat zich schaamde,
Boog voortaan het kopje neer
Er zijn twee soorten vogelmelk. De
ééne is „knikkend".
Maar het ergste, o! het ergste,
Was het petekind van Mei:
Was de Meidoorn zonder bloesem!
Ja, daar huilde Meimaand bijl
Roode bloesemblaadjes had ze
Aan den Meidoorn geprobeerd.#,,
„Och, dat is toch niet je ware!
Och, dat staat toch zóó verkeerd!"
Wat de Meimaand moest beginnen?
Zie, ze sloeg met diepen zucht,
Droeve oogen naar den hemel
Maar wat dreef daar in de lucht?
Schapenwolkjes, zuiver witte!
Meimaand wenkte met haar staf,
En een goedig schapenwolkje.
Daalde naar de aarde af!
Zachtjes liet het schapenwolkje
Zich nu op den Meildoorn neer
Toen werd elke waterdroppel
Tot een bloembad, wit en teerl
Nu was alle leed vergeten,
Nu was ook de Meidoorn blij
En de menschen waren dankbaar
Voor de bloesempracht van Mei!
(Nadruk verboden).
1.
2.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
Mijn geheel wordt met 10 letters ge
schreven en noemt een stad in Rus
land.
5, 7, 2, 1, 6 noemt een plaats in de
prov. Utrecht.
10, 9, 2, 5 is een verkorte meisjesnaam.
Een 8, 10, 4, 5 ontstaat door een vloei
stof.
3, 4, 1 is een verkorte jongensnaam.
1, 6, 4, 4, 10 is een metaal.
Een 3, 2, 5 noemt een vruchtje.
Vul deze 16 vakjes met:
8 A 2 L 4 N 2 V
maar doet het zóó, dat je van links
naar rechts en van boven naar be
neden te lezen krijgt:
3.
4.
3.
Ie een persoon, ons uit de geschiedenis
bekend.
2e iets wat door boomen begrensd
wordt.
3e een ander woord voor vaandel of
windwijzer.
4e een meisjesnaam.
Verborgen plaatsen in het buitenland.
Ik dacht, dat je Coba zelf gesproken
had verleden week.
Hoorde je ook, wat hun beter bevalt:
buiten wonen of in de stad?
Weet u, waarom ik lach? U raadt het
gemakkelijk!
Zij begreep niet, wat Jaap er mee te
maken had. (2)
Hoe heeten die bloemen, Tante Anna?
Mien sprak er wel over, maar wist
den naam er niet van.
Welke troep reizigers, worden samen
gesteld door een voertuig, een klin
ker en een vlaggetje?
Voor kleineren.
Welke rozen zijn eigenlijk onkruid?
'k Ben rond en hol,
Kan stevig staan,
Al wil ik soms
Eens rollen gaan.
Men schrijft mij met.##
Drie letters maar.
Je bent dus gauw
Met 't antwoord klaar!
Wacht even nog!
Noem mij er t w e e
Want anders ben
Ik niet tevree!
Op de beide kruisjeslijnen komt de
naam van een voorjaarsbloempje.
t
Oom Jan kwam eens logeeren.
Dat was me een plezier!
Veel hielden van hun Oompje
De kind'ren alle vier.
En op een keer aan tafel
Voert Oom maar steeds het woord.
De jeugd begrijpt niet alles,
Maar heeft toch wat gehoord.
Oom Jan is aan 't vertellen
Van reizen, die hij deed
Hij zegt: Wat 'k n u gezien heb,
Geloof 'k niet, dat 'k vergeet
Ja, ja zegt Moeder lachend,
'n Stokpaardje van je is 'tt
't Vertellen van je reizen!
Dacht jij, dat ik 't niet wist?
Een dagje later komen
De „grooten" pit de stad
Heel veel vertellen beiden
Om beurten, Riet en At.
Op eens zegt kleine Pietje*
Heel ernstig en bedaard:
Die Riet kan veel vertellen.
Ze zit op 't hobbelpaard!
CARLO HOOG.
Jan en Pietje hebben ruzie,
Maar.. 'k moet je vertellen nog:
Jantje's Vader is professor,
Pietje's Vader bakker toch.
Plots'ling zegt Piet tegen Jantje*
'n Boekenworm, dat is je Pa!
Janneman blijft even zwijgen
En denkt daarbij ernstig na.
Dan roept hij: Je hebt gelijk, maar
Jouw Pa is een mee 1 w o r m en
'k Kan niet helpen, dat ik later
'n B o e k e nworm toch liever
ben!
CARLA HOOG.
X
X
X. i
X a
X
X
le ry een medeklinker.
2e een lichaamsdeel.
3e een insect, dat je allemaal kent.
4e 't gevraagde woord
5e een lichaamsdeel van 'n olifant.
6e een getal.
7 e een klinker.
4. Welke visch wordt, als Je hem een an
deren staart geeft, een voorwerp,
waarmee je aan het strand prettig
bezig kunt zijn?
door C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Vader Langbeen doet verhalen
Üit het verre, warme land,
Waar hij 's winters met Moes heen gaat.
Eén der jongen, bijdehand,
Vraagt: Is het daar altijd zomer?
Mogen wy daar ook naar toe?
Als je heel, heel goed kunt vliegen;
Nu wordt je nog te gauw moe!
Antwoordt Vader
Wat een leven
Is er plots'ling in de lucht!
Moeder Langbeen kleppert angstig
En zij slaakt een diepen zucht.
Wat een reuzenvogel, Vader!
D i e is zeker niet gauw moe!
Zegt een jonkje. En gaat hij soms
Naar het warme land al toe?
Vader knikt, zegt* 11s de rfcWïng,
Vliegen kan die vogel goed!
In Schiphol zag 'ker verscheiden
Waar ook i ij n nest wezen moe*.
Maarniet bi de hoogte ligt hei
Stel je voor! 't Staat op den grondl
Moes en mij zou 't niet bevallen,
Want (ik keek eens heel goed rond^
Tc Zag geen ei en ook geen Jonkfo
Saai en leeg wat 't groote nest!
Een gewone ooievaar zijn,
Dat bevalt ons toch het
best!
(Nadruk verboden).
IV.
267. „Laat den moed toch niet zakken jó", zei Pit, die
echter zelf moeite moest doen om zich goed te houden,
„laten we eens probeeren of we kunnen ontvluchten".
„Ben je dan niet bang dat we zullen verdwalen", ant
woordde Pat. „Die kans loopen we natuurlijk", zei Pit
i le.i'g, maar laten we in ieder geval probeeren",
268. Ze gingen dus op stap en ze dwaalden door talrii
ke donkere gangen, tot ze eindelijk aan heS„^
een langen gang het daglicht ontwaarden. Ze renden er
heen, niettegenstaande ze nog aan elkaar geklonken wa
ren door boeien en bereikten een open plek, door een
rotsachtigen rand omgeven.
Carnaval.
Drie kikkertjes, drie makkertjes,
Die hebben dolle pret
En 't is toch kikker-carnaval!
Een puntmuts opgezet.
Daarbij een masker voorgedaan.
Leuk zien die drie er uit!
Wie 'tzijn? Wel, Rond-Oog, vriendje
Groen
En Spring-in-'t Veld, die guit!
Ze dansen en ze zingen steeds.
Hoe vroolijk klinkt hun lied.
Van Kwak-Kwaak! Kwak-Kwaak.
Je kent het, is het niet?
Drie kikkertjes, drie makkertjes,
Die dansen poot aan poot,
Want kikkerfeest is 't overal:
In 't weiland en de sloot!
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
(Nadruk verboden).
4