DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Ho. 115 Vrijdag 15 Mei 1936 138e Jaargang Onze Ambulance in Ethiopië De laatste rapporten, Italië en Abessinië. De Italiaansche Kamer bijeen. Dum-dum-kogels. LORD ALLENBY. f Veroveraar van Palestina. Hooge commissaris in Egypte 1919-1925. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden by vooruitbetaling voor Alkmaar f 2.— franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE AD VERTENTIEN t Van 15 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25, groota contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Het hoofdbestuur van het Roode Kruis heeft dezer dagen de dagrapporten ont vangen van dr. Winckel, den leider der Nederlandsche ambulance, over het tijd vak van Zondag 29 Maart, toen onze ambulance nog in Dessie was, tot en met Dinsdag 5 Mei, toen onze landgenooten zich veilig en wel aan boord van de „Aplembang" bevonden en in de Golf van Suez voeren. Tal van feiten, welke in deze rappor ten omstandig worden verhaald, zijn in middels reeds hier te lande bekend ge worden. Wij volstaan dan ook met enkele bij zondere voorvallen nog aan die rappor ten te ontleenen. Hoe uitstekend onze ambulance inge richt was blijkt uit de getuigenissen van enkele autoriteiten. Dr. Melly, de thans overleden leider der Britsche ambulance, gaf duidelijk uiting aan zy'n bewondering, toen hij na een bezoek aan het kamp op Zondag 29 Maart tegen dr. Winckel zeide: ik benijd U. Later, op 15 April, toen dr. Winckel reeds in Addis Abeba was aangekomen en aan het Ethiopische Roode Kruis mededeelde, dat de ambulance zich terug moest trekken uit Dessie, trachtte de vertegenwoordiger dezer organisatie hem daarvan af te brengen en zeide, dat de Nederlandsche ambulance de beste was, wel ke in Ethiopië was. Afgezien van deze vriendelijke opmerkin gen blijkt uit de rapporten van dr. Winckel wel duidelijk hoe weinig medewerking de Ethiopische autoriteiten eigenlijk verleen den. Donderdag 9 April besloot dr. Winckel, naar Addis Abeba te gaan om inlichtingen in te Winnen omtrent ir. de Vries en de beide vrachtauto's, van wie niets meer ver nomen werd. Het was weer de oude geschiedenis: uren wachten om toegelaten te worden bij den kroonprins of bij diens secretaris, allerlei toezeggingen vernemen omtrent paspoorten, welke niet nagekomen werden, om aan het eind van den dag te constateeren, dat men nog evenver was als bij het oegin. Dinsdag 14 April, even voor donker, is dr. Winckel in Addis Abeba aangekomen, waar hij eenige dagen gebleven is. Op Zaterdag 18 April is hij vei trokken naar Sholameda om de Nederlandsche ambulance op te ha len, welke na zijn vertrek overhaast Dessie moest verlaten. De laatste dagen der ambulance was de leiding by dr. Belmonte. Deze heeft over zijn vertrek een rapport geschreven, dat dr. Winckel in zijn rapport heeft gevoegd. Wij nemen het volgende er uit over: Maandag 13 April wordt de tolk naar den kroonprins gezonden met een brief. Hij blijft den heelen dag weg. Wij pak ken en zoeken de kostbare particuliere zaken, instrumenten en geneesmiddelen by'een. De muild'eien komen niet, pa tiënten vluchten weg en alleen met den revolver is de orde op zaal te herstellen. Ook verschijnen bombardeervliegtuigen. Door een en ander wordt de algemeene opwinding onhoudbaar. Ook enkelen on zer zijn nerveus, doch zij blijven aan het werk, verbinden alle patiënten, van wie enkele eischen, dat hun verband defini tief wordt verwijderd, terwijl vele nieu we verwonden polikliniekbehandeling krijgen en daarna overhaast weer ver dwijnen. De muildieren komen steeds maar niet, zoodat wij zonder eenig vervoermiddel zijn. Oogenblikkelijk ter audiëntie naar den kroonprins. Ik word ontvangen door den secretaris, die mij eerst geen passen wil geven, omdat het alles maar loos alarm is. Op mijn aandringen wil hij ze tenslotte wel geven, doch talmt ermede, zoodat ik ze des avonds om 9 uur nog niet heb, en de tolk met hem mede moet gaan, omdat ze thuis geschreven zullen worden. Iemand uit de omgeving van den kroon prins vertelt me, dat de prins des nachts zal vluchten en in een kort onderhoud zon tolk verzoekt de prins mij, zoo spoedig mo gelijk te vertrekken. Ik ben er getuige van, hoe onder de grootste wanorde 4000 gew ren, patronen en geldsommen worden ui ge deeld. Vliegmachines verschijnen en in de P3/11® glip ik achter den secretaris in diens schuu- hol hier en daar hoor ik roepen: „a°o aa de vreemdelingen". Mij wordt echter geen haar gekrenkt. Addis Abeba verlaten. Op Vrijdag 24 April om 9 uur verlieten allen Addis Abeba per trein, uitgeleide ge daan door minder menschen dan verwach was, daar een uur tevoren een paar Ita- liaansche bombardementsvliegtuigen boven de stad verschenen waren. Bij het vertrek van den trein vloog er een boven het station en een boven den trein. Zondag 26 April arriveerden de Neder landers in Tjibouti. De stad was overvol van lieden, die uit Ethiopië kwamen en naar Europa wilden, zoodat de Nederlanders per slot van reke ning wel een onderkomen vonden in hotel Continental, doch met z'n zessen op een kamer met bij behoorende voorgalerij moes ten kampeeren. Vrijdag 1 Mei scheepten zij zich in op de „Palembang". De beide verplegers van der Honing en Hagestein, zijn daar ziek gewor den. Beide kregen een kininekuur van 7 dagen. De rapporten van enkele dagen vermeld den echter, dat zy weer beter waren en het bed konden verlaten. Aan boord houden zoo schrijft dr. Winckel de berichten uit Addis Abeba over het vertrek van den Negus, de plunde ringen, enz. ons bezig. Wij zijn zeer verontrust over het lot van de Zweedsche, Noorsche en Finsche ambu lances, welke nog aan het zuidfront stonden. De Italiaansche kamer is gister in buitengewone zitting bijeengekomen voor de ratificatie van de decreten be treffende de annexatie van Abessinië en de instelling van het keizerrijk. Alle afgevaardigden en het publiek qp de tribune hadden zich in zwarte hemden gekleed. Fascistische liederen werden gezongen, terwijl men op de aankomst van den duce wachtte. Op de tribune van het corps diplomatique hadden de ambassadeurs van Duitschland en Ja pan en de Oostenryksche gezant plaats genomen. De duce werd met luide toe juichingen ontvangen. Hij sprak de formule uit, waarmede het eerste decreet betreffende de instelling van het imperium werd ingediend. Vervolgens las de voorzitter der kamer de tekst van het decreet voor, waarna onmiddellijk een commissie werd benoemd om rapport uit te brengen. In afwachting van dit rapport werd de zitting geschorst. Na de hervatting zeide de rapporteur Delcroix, dat de defini tieve en plechtige daad, die het gevolg is van de overwinning, door geen enkel voor' behoud verzwakt kan worden. De duce diende daarop het tweede decreet, dat de benoeming van Badoglio tot onderkoning van Abessinië bevat, in. Een nieuwe schorsing volgde, waarna opnieuw door Delcroix een kort rapport werd uitgebracht. De voorzit ter stelde voor, in de zaal van de kamer een gedenkteeken aan te doen brengen met het inschrift „Op den 9den Mei van het jaar 1914 van het jaar 14 van het fascistische tijd perk stichtte Benito Mussolini het impe rium". Dit voorstel werd met stormachtig gejuich begroet. De stemming over de decreten had tot re sultaat, dat alle 308 afgevaardigden, zich voor goedkeuring uitspraken. Daarmede was de zitting geëindigd. Mysterieuze aangelegenheid der levering van dum-dum kogels. De Daily Herald vermeldt het verhaal van de wijze, waarop dr. Martin, de Abes- sinische gezant te Londen, door een zeke ren kolonel Gustave Mezler werd overge haald een machtiging te teekenen voor den koop van drie millioen patronen met weeke punt te Birmmingham. Dr. Martin, die ziek is, geeft volgens zijn secretaris toe een machtiging te hebben ge- teekend. Hij is niet deskundig. Hij wist niet, dat kogels met „weeke punt" dezelfde zijn als „dum-dum" kogels en verboden zijn. De kogels werden nimmer geleverd. Van het oogenblik af dat hij de machtiging tee- kende, heeft dr. Martin niets meer gezien of gehoord van kolonel Mezler, noch van de munitie. Fotografische afschriften van de brief wisseling tusschen den gezant en den kolo nel kwamen in het bezit van de Italiaansche regeering. Zij zijn een van de voornaamste bewijzen van de beweringen, dat Groot Brittannie dum-dum kogels aan Abessinië zou hebben geleverd. Voorts is er een foto van een „monster" kogel met weeke punt, welke de legatie werd geleverd door de firma George Bate Co. te Birmingham. George Bate en Co. zy'n geen munitie- fabrikanten. Zij hebben een zaak in sport en jachtgeweren en bijbehoorende munitie, zoomede visschery-artikelen. Niet lang geleden kwam een man de zaak binnen met de mededeeling, dat hij munitie van het nummer 303 wenschte te koopen voor de jacht op luipaarden in Afrika. Hij vroeg een monster van deze patronen, wel ke een weeke punt hebben. Aan 's mans verzoek werd voldaan. De firma hoorde sindsdien niets meer van hem, Wie is kolonel Mezler? De vraag is nu: wie is kolonel Mezler? Hij schreef in het begin naar de Abessi- nische legatie het adres van een variété- artist, die gisteravond vertelde eenige we ken geleden kennis met den kolonel te heb ben gemaakt. Bij hun gesprek bleek, dat zij beiden belangstelling hadden voor het mijn bedrijf. De kolonel vertelde pas van het vasteland te zijn gekomen en te Londen maar weinig menschen te kennen. De artist nam den kolonel mee naar huis, waar de kolonel eenige weken bleef logeeren. Drie weken geleden is hij plotseling vertrokken Hij liet een briefje achter, waarop stond dat hij naar het vasteland was ontboden en waarin hij de familie bedankte voor het ont haal. Hij gaf geen nieuw adres op en liet sinds' dien niets meer van zich hooren. De secre taris van de Abessinische legatie heeft den verslaggever van de Daily Herald de cor respondentie laten zien. De eerste brief is op 24 Maart 1936 gedateerd. Er stond in ver meld, dat de kolonel op voorwaarde na het eindigen der vijandelijkheden het recht, te verkrijgen tot de vestiging van factoryen in Abessinië op zich nam te leveren: 100 machinegeweren, 3 millioen bijpassende pa tronen met weeke punt, 5000 mills bommen, gevuld met toniet, twee bommenwerpers, uitgerust met machinegeweren en het draag vermogen van 5 bommen bij een snelheid van 200 mijl per uur. 600 brandbommen en bommen van Sterk explosief karakter. 1000 Lee Enfield-geweren van het kaliber 303.1 millioen patronen en drie volledige uitrus tingen voor het leggen van rookgordijnen. Dit materiaal zou volgens het voorstel on der leiding van de legatie te Londen naar Abessinië worden gezonden. In een toevoeging stond, dat een officiee- le door de legatie te verstrekken machti ging Gustae Mezler zou machtigen het bo vengenoemde materiaal te verkrijgen, op dat een vergunning zou worden verkregen, De gezant heeft kolonel Mezler op 31 Maart gesproken. De secretaris zeide, dat dr. Martin de machtiging teekende. Als plaats van leve ring stond vermeld de grens tusschen Britsch Somaliland en Abessinië. Er werd geen enkel document geteekend, waarbij concessies werden toegestaan welke de grondslag van de aanbieding waren. Niets ontvangen. Geen enkele soort munitie werd door ons ontvangen en ons zijn evenmin „monsters" toegezonden. Het was»de eerste en de laatste maal, dat wy kolonel Mezler hebben gezien, aldus be sloot de gezantschapssecretaris. DE TOESTAND IN OOSTENRIJK. Bondskanselier Schuschnigg leider der militie. In een persconferentie heeft de leider van het Oostenrijksche bondspersbureau minis ter Ludwig verklaard, dat, daar de militie een integreerend deel uitmaakt van het va- derlandsche front, bondskanselier Schusch nigg in zijn hoedanigheid van leider van dat front ook het bevel der militie op zich neemt. In antwoord op 'n vraag omtrent de mogelijkheid van ontwapening van de Heimwehren, zeide hij, dat men er op moest rekenen, dat deze formaties nog langen tijd zouden gehandhaafd blijven. De minister kondigde de aanstaande afkondiging aan van een constitutioneele wet tot hervorming van het vaderlandsche front. DE ONRUST IN PALESTINA. De joodsche bevolking vlucht uit oud-Jeruzalem. De vlucht van de joodsche bevolking uit Oud-Jeruzalem duurt voort. Onder be scherming van de politie verlaten de joden de Mohammedaansche wijk. Gisterochtend werd het lijk van een ver moorden Arabier gevonden, waardoor een nieuwe spanning ontstond, de onrust on der de Arabische bevolking stijgt. In een vechtpartij werd een jood gewond. Ook in de nieuwe wijken hebben verscheidene joodsche winkels gestolen. De orde wordt door een sterke troepen macht gehandhaafd. Pantserwagens patrouilleeren door de straten. De straat van beleg in de oude stad Jeruzalem en Jaffa duurt voort. Hoewel elders slechts kleinere ongere geldheden hebben plaats gehad, wordt ver wacht, dat in geheel Palestina de staat van geleg zal worden afgekondigd. Toestand blijft gespannen. De toestand in Palestina blijft gespan nen. De Britsche hooge commissaris heeft den oppersten Arabische raad bijeen geroe pen, wien hy een oplossing van de joodsche immigratie voorstelde, doch na een be raadslaging van 5 uur wezen de Arabische leiders deze voorstellen van de hand. JAPANSCH GARNIZOEN IN NOORD-CHINA VERSTERKT. De eerste Japansche versterking van het garnizoen in Noord-China is te Tientsin aangekomen. Via Tsjing Wang Tao trok ken 1700 man de stad binnen. Het grootste deel blijft te Tientsin gestationeerd, doch 'n deel gaat door naar Peiping. Het Japansche ministère van oorlog ver klaarde, dat besloten is de Japansche troe pen in Noord-China te versterken. Hieraan werd toegevoegd, dat de Japansche autori teiten sterk geinteresseerd blijven bij den toestand in Noord-China, vooral door de activiteit van de communistische troepen en de anti-Japansche organisaties in het gebied van Peiping en Tientsin. DE ZAAK-THAELMANN. De Daily Herald meldt, dat Ernst Inael- mann, de leider der communisten in Duitschland, die reeds 3 jaren lang door de nationaal socialisten wordt gevangen ge houden, pas zal terecht staan „wanneer de zaak voldoende zal zijn voorbereid". Men zegt, dat een nieuwe beschuldiging tegen Thealmann is ingediend, n.1. zijn „intellectueele verantwoordelijkheid voor den moord op 400 nationaal-socialisten". Het blad voegt hier aan toe, dat daarop de doodstraf staat, hetgeen de correspon dent in strijd noemt met de onlangs aan Britsche Lagerhuisleden bij hun bezoek aan Berlijn gegeven verzekering. DE „NORTH SEA" ZINKENDE. Het Marine-radiostation te Washington heeft een mededeeling van de „North Sea" opgevangen, waarin gezegd wordt, dat het schip zich bij Dixons entrance aan de kust van Aiaska in zinkenden tostand bevindt. Alle 180 opvarenden hebben het schip ver laten. De bemanning in de booten. 'Te Bremerton (Washington) werd een draadloos bericht ontvangen van de „North, Sea", luidend als volgt: „Wij zin ken". De 180 passagiers en bemanning van de „North Sea" gingen in de reddingbooten en bevinden zich op het oogenblik voor de wateren van Alaska. De „North Sea" was nabjj de kust van Alaska aan den grond geloopen, doch later weder vlot gekomen. Kotter neemt passagiers van de North Sea" over. Naar de kustwacht mededeelt, neemt een kotter de passagiers van de „North Sea" over. Enkele leden der bemanning zijn aan boord van het schip gebleven, dat snel water maakt en waarschijnlijk weder aan den grond zal worden gezet. VOEDSELVERGIFTIGING. Reeds vijftig dooden. Van de 1750 menschen, die bij een school feest te Hamamatsoe bij Nagoya (Japan) door rijstkoeken vergiftigd zijn, zijn er tot dusverre 50 overleden. Bovendien zijn 127 personen buitengewoon ernstig ziek. De directeur der school lijdt aan een ze nuwcrisis en heeft getracht, de hand aan zichzelf te slaan, hij is onder bewaking gesteld. Het schijnt hier een daad van wraak van een ontslagen bediende te zijn, deze man is reeds gearresteerd. ONTMOETING MET BUFFALO BILL. De herinneringen van een Zweedschen pionier in het wilde westen zijn onlangs ge publiceerd. Zij vermelden, dat in de jaren 1870 dui zenden families uit verschillende deelen van Zweden de lange en ongerieflijke reis over den Atlantischen Oceaan ondernamen, naar het beloofde land in het Westen. Tot hen behoorde een 11-jarig knaapje: Nils Fredrik Norlin. De vader van Nils liet zijn vrouwe lijke familieleden en kleine kinderen te Kansas City achter en begaf zich met Nils, twee grootere zoons en een paar landge nooten naar een streek, welke, volgens het zeggen „van Indianen gezuiverd" zou zijn. Daar bouwden zij een huisje en begonnen zij den grond te bebouwen. Op een goeden dag begaf de oude Norling zich met een zij ner landgenoten naar een gebied dat een 25 K.M. van hun huis verwijderd was. Nils en zijn broertjes bleven in de buurt van hun woning. Zij speelden „verstopper tje", dat wil dan zeggen, zij verborgen zich voor de Indianen, hoewel zij geen Indianen verwachtten. Plotseling hoorden zij een Indiaanschen strijdkreet en voor zy het goed begrepen was het huis omring. De knecht van hun vader werd voor hun oogen doodgeschoten. Een Indiaan werd op hen afgestuurd. Een van de jongens, die in het bezit was van een geweer, zag kans den Indiaan schrik in te boezemen, zoodat de man naar zyn stam- genooten terugkeerde om hulp te halen. In- tusschen konden de jongens zich verbergen voor de „echte" Indianen, die de hoeve in brand staken en den dooden Scandinaviër scalpeerden. Deze aanval en andere overval len werden aan de autoriteiten gemeld en korten tyd later kwam generaal Custer met een troep, waarbij zich Buffalo Bill bevond op de farm. De jongens werden onder vraagd. Zy moesten de oorlogskreten van de aanvallers nabootsen. Toen vertrokken de soldaten, die den Indianen opspoorden en gevoelig straften. Lord Allenby, een der leidende Britsche figuren uit den grooten oorlog, is gister middag te zijnen huize aan hartverlam ming overleden. Veldmaarschalk Lord Allenby, aldus Reuter aan het Hbld., zal bekend blijven als een van de mannen, die in de laatste jaren van den wereldoorlog de macht van Engeland hebben gevestigd in het Nabije Oosten. Na een zeer eervolle militaire loopbaan van meer dan dertig jaren werd de 55-jarige Edmund Allenby in 1917 benoemd tot opperbevelhebber van het expeditieleger in Egypte. Hij wist met zijn troepen in Palestina door te dringen, dat de Turken, ondanks den Duitschen steun, niet konden verdedigen en trok op 9 De cember 1917 Jeruzalem binnen. In de maanden die volgden dwong hy de Turken steeds verder terug te trekken, zoodat zijn leger, toen de centrale mogendheden hun tegenstand moesten opgeven, Palestina en een groot deel van Syrië veroverd had. Na den wereldoorlog in 1919 werd Allenby als opvolger van Sir Reginald Wingate benoemd tot Hoogen Commissa ris in Egypte, dat nog onder Britsch protectoraat stond. Hij was intusschen tot veldmaarschalk benoemd en in den adel stand verheven als Viscount Allenby of Megiddo and of Felixstowe. Het was in zijn ambtsperiode als Hooge Commissaris, dat na een tijd van onlusten en felle nationalistische propaganda het Britsche protectoraat over Egypte, dat 7 jaren geduurd had, werd opgeheven. In Maart 1922 werd de onafhankelijkheid van Egypte geproclameerd en werd Sultan Foead tot koning uitgeroepen. De door de eischen der nationalisten, die bij de eerste verkiezing de meerderheid verkregen, ver oorzaakte onrust, de moord op den Brit- schen gouverneur-generaal van den Soe dan door Egyptische nationalisten en de militaire maatregelen die daardoor nood zakelijk werden, maakten het werk van Lord Allenby zeer moeilijk en eischten van hem behalve de eigenschappen van een militair leider ook die van een subtiel staatsman. In 1925 verliet Allenby dezen post en keerde hij terug naar Londen waar hij zich weer kon wijden aan actueele problemen der weermacht, in welks dienst deze sol daat van het Britsche Rijk zijn geheele leven had gesteld. Reeds in 1884'85 nam de nauwelyks 23-jarige Allenby die de militaire school van Sandhurst verlaten had, deel aan de expeditie naar Betsjoeanaland als officier van de Tumskilling dragonders. In den Zoeloe-oorlog (1888) en in den Boeren oorlog onderscheidde hij zich. Van 1910 tot 1914 was hij inspecteur der Britsche cava lerie en in het begin van den wereldoorlog was hij bevelhebber van de cavalerie aan het front, later commandant van het 5de legercorps en vervolgens van het 3de leger in Frankrijk. Kort na Allenby's vertrek naar Egypte vond zijn eenige zoon den dood aan het front. Een tweetal jaren geleden bracht Lord Allenby een bezoek aan Nederlandsch- Indië, waarbij zich een incident voordeed, dat velen zich zullen herinneren: nadat de Britsche veldmaarschalk door den G.-G. in audiëntie was ontvangen, werd er plot seling niets meer omtrent zijn verdere reis vernomen. Hij zag af van het plan om zich naar Bali te begeven en vertrok naar later bleek in allerijl per vliegtuig naar Suma- tra, waar hy zich inscheepte naar Colom bo. De terugtocht was veroorzaakt door een bericht uit Washington aan de Indi sche recherche, waarin werd gemeld dat een aantal lieden van buitenlandsche na tionaliteit een aanslag hadden beraamd op het leven van Lord Allenby: Dat deze waarschuwing niet voorbarig was bleek uit het feit, dat in het hotel te Buitenzorg, waar Allenby en zijn gezelschap logeer den, drie buitenlanders van de door Washington opgegeven nationaliteit hun intrek hadden genomen. „Och, waren aha menschen wijs (Dat is hoelemaal niet noodig, als ze achter het stuur maar n klein beetje beter wMden opletten, dan konden wo al h*d tevreden zyO

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 1