FLITSEN VAN HET WITTE DOEK r: Epiek en film. Iets over de film „Rubber". Gustav Fröhlich, Ufa's meest gewaardeerde acteur. „Merijntje Gijzen's Jeugd" als film. Miniatuurfilmpjes. ONZE BIOSCOPEN. Zl ffEStM"r r Het vraagstuk epiek en film zal nog tot in lengte van jaren nauw keurig onder het oog dienen te worden gezien en wel uit den ge zichtshoek der estetische practijk. De behoefte aan geschikte stof na melijk, waaraan de toch nog jeugdige filmindustrie behoefte heeft, over treft verre de „productiecapaciteit" der schrijvers van origineele draai boeken. Men moet dus wel noodge dwongen van tijd tot tijd zijn toe vlucht nemen tot bewerking dat wil zeggen tot epiek en drama. Het eenvoudigst lijkt de zaak tech nisch gezien bij het tooneel. Ook daar treffen we actes, scènes en dialogen aan. Dat er echter in feite een vaak moeilijk te overbruggen klove bestaat tusschen tooneel en film heeft de practijk maar al te vaak uitgewezen. Wee den regisseur of bewerker, die daar al te gemakkelijk overheen stapt en die tè licht geneigd is, den tooneelvorm op het witte doek „over te planten". Steeds draaide het op een mislukking uit vooral het Nederlandsche publiek heeft een verfijnden smaak en laat zich maar niet alles voorzetten. De groote gevaren, die aan het verfil men van tooneelstukken nu eenmaal on herroepelijk verbonden zijn, drong de film meer en meer in de richting der epiek (leer van het heldendicht). Zeker, ook hierbij gaat het om bewerking van andere, vreemde, kunstuiting, doch daar bij kan men tenminste vrij beschikken over den film-dramatischen vorm, en het publiek is dan niet bij voorbaat beïn vloed door de handeling van het een of andere bekende tooneelstuk. Kenteeke- nend is, dat deskundig ingrijpen in een bestaande epische stof vrijwel steeds be loond werd met een goed resultaat, ter wijl slaafsche nabootsing schier immer op een mislukking is uitgeloopen. Zooiets als de vloek van het plagiaat schijnt er hoewel alles natuurlijk o. k. is op te rusten. Men kan den bewerkers gerust verschillende romans en novellen ter be werking voorleggen, maar dan komt het niet aan op het „wat" maar op het „hoe". Zoo bezien, mag het toegejuicht worden, dat dr. Forster en dr. Burri voor de nieu we Ufafilm „Boccaccio" niet de aan trekkelijke stof van dezen bekenden no vellist uitgezocht hebben, doch dat zij zich de moeite hebben gegeven slechts de idee, de quint-essence er uit te lichten. In ander opzicht is niet minder interes sant de nieuwe „filmische" gedaante van Paul Keilers „W a 1 d w i n t e r", met de opname van welke film men zeer onlangs gereed gekomen is. De tragische kon- ceptie van het boek wordt opgeofferd, een belangrijke figuur vervalt, een andere voegt in zoo kan men komen tot een draaiboek, dat zich tot verfilming leent. Beide bewerkingen zijn in de goede be- teekenis van het woord typische voor beelden voor het gebruik van epische stukken. Een der eerste eischen is, dat geest en karakter van de uitverkoren stof onaangetast blijven; haar bijzondere stemming, het eigenaardig aureool, dat om haar gestalte zweeft. Voelt de bewerker deze opdracht met kunstenaars-intuïtie aan en gaat hy met takt en smaak te werk, dan zal ieder ver standig publiek den oorspronkelijken schrijver er in erkennen, hetgeen de film diepere waarde geven zal. In tweede in stantie komt het dan op de handeling aan. Het is heusch geen heiligschennis als men de een of andere hoofdfiguur of een be paald onderdeel van den roman vervallen laat, om een bijfiguur of een motiveerende handeling er bij te halen. Dat zijn „filmi sche vryheden", die men zich veroorloven mag en als bij de bewerking van „Waldwinter" sneeuw, nevel en storm zich rond het Reuzengebergte vertoonen, dan begint het genie, dat film heet, zyn vleugels uit te slaan, daar waar de woordkunst in gebreke blijft. Het estetische probleem der verfilming wordt moeilijker naarmate het literaire voorbeeld op een hooger plan staat, naar mate het inniger en zuiverder samenge groeid is. Het begin, de keus, is moeilijk. In het algemeen kan men zeggen, dat de schrijver de bewerking het meest verge makkelijkt als hij, zooals Paul Keiler, het meest in het idyllische, het humoristi sche, de natuur en de volkszeden wortelt. Ganghofer, Warwick, Deeping en Agnes Günther behooren, zij het ook op andere gronden, tot deze categorie. Achter hen staat, zoowel in 't boek als in de bioscoop, d. elementaire smaak van het publiek: de spanning, wordt ook zij met takt opge offerd en heeft men een aantal vooraan staande artisten tot zijn beschikking, San kan de film echter toch een hoog niveau bereiken. De moeilijkheden stijgen naar de grootte van het gegeven proportioneel. Slechts de kongeniale „nieuwe schepper" zal een innerlijk contact kunnen tot stand brengen. Hij zal zijn .filmisch" doel daar bij des te zekerder bereiken, hoe vryer en zelfbewuster hij den epischen genius tegemoet treedt. De eerdaags in roulatie komende nieu we Ufafilms „Waldwinter" en „Boccaccio" zijn er om dit te bewijzen. De berichten, welke den laatsten tijd over de keuring van de film „Rubber" in omloop zijn, geven den indruk, alsof het noodzakelijk was gebleken in deze film belangrijke coupures aan te brengen om daardoor het schadelijke karakter van dit filmwerk te doen verdwijnen en de open bare vertooning ervan mogelijk te maken. De directie van de „Nederlandsche filmgemeenschap", welke deze film voor de „Tobis" vervaardigde, vestigt er ech ter de aandacht op, dat een dergelijke ingrijpende keuring voor de Rijksfilm keuring niet noodig is gebleken en dat slechts één coupure is aangebracht en wel in de scène van het zingen van het „Wil helmus" door de planters in de soos. Hoe wel de regisseur met deze scène geen en kele ironische of bespottende bedoeling heeft gehad en slechts een typisch Deli- aansche gewoonte is geteekend, die zy zelf eenige malen in dezelfde sfeer meege maakt hebben, meende de ryksfilmkeu- ring het noodzakelijk te vinden deze scène te doen schrappen, omdat zij vreesde dat aan deze scène aanstoot genomen zou kunnen worden, iets dat in deze overge voelige tijden natuurlijk zeer goed moge lijk is. Behalve deze scène is slechts een ruwe uitdrukking geschrapt geworden en een toevoeging aan de introductie ver- eischt. Aan al deze eischen is oogenblik- kelijk door de makers van de film gevolg gegeven. De heer Westerman, die voor eenigen tyd in de Tweede Kamer aandrong op een verbod van de film „Rubber", omdat de film ongunstige 'scènes voor de Neder landsche koloniale politiek zou vertoonen en een onjuist beeld van het leven in onze koloniën zou geven, heeft nadien de film persoonlijk gezien en moest na de vertoo ning erkennen, dat zyn vrees volkomen ongegrond bleek en dat de film zeer be langrijk was geworden. Uit een en ander blijkt volkomen, dat de producent van de film zich volkomen gehouden heeft aan zijn reeds voor het vertrek van de expeditie gedane belofte om van de film „Rubber" een, voor ons land en onze koloniën, cultureel belang rijke film te maken en dat de bezwaren, welke tegen het boek „Rubber" beston den, bij de verfilming zouden verdwijnen. Als de film „Rubber" binnen eenigen tijd iri het openbaar vertoond zal worden, zal zij loopen in denzelfden vorm als door den heer Gerard Rutten gemonteerd is en is zij noch verminkt door de keuring, noch door de „Tobis" die de artistieke visie van de makers volkomen onaangetast heeft gelaten. De plannen om A. M. de Jong's be roemde boek „Merijntje Gijzen's Jeugd" te verfilmen zijn niet nieuw. Reeds an derhalf jaar geleden zijn de filmrech ten van dezen populairen roman ge- n kocht en voor dien tyd af is de productie van de film steeds een punt van ern stige overweging geweest. Men zal ech ter begrijpen, dat het vervaardigen van een dergelijke film geen zaak was, die men zonder langdurige voorberei dingen ter hand kon nemen. Een literair werk als „Merijntje Gijzen's Jeugd" kan slechts verfilmd worden, wanneer men het met een be sef van ernstige verantwoordelijkheid tegemoet treedt en dat deze film aan de allerhoogste eischen zou moeten voldoen, was een punt, dat bij voorbaat vaststond. Het verkrijgen van een draaiboek, dat in overeenstemming zou zyn, met den geest cn de sfeer van het boek en dat toch ook in de eerste plaats „film" zou kunnen worden, werd derhalve een der belangrijkste onder deden der voorbereiding. In den loop der tijden zijn er op filmstad tallooze ontwerp - draaiboeken binnengekomen. Blijkbaar vonden velen de stof uitermate interessant. Helaas was er niet veel bruikbaars bij. Het ontbrak zeker niet aan goeden wil, doch de technische kennis, zoowel van draaiboek constructie als van optische en acoustische filmwetten, bleek niet voldoende. Het was dan ook zeker geen gemakkelijke taak om een boek, dat zijn populariteit voor cn groot deel ontleent aan sappige dialogen, subtiele verhoudingen en teere zielecon- flicten, geschikt te maken voor de film Aan den anderen kant biedt het ook weer zoo veel actie en gebeuren, ademt het zoo'n ge heel eigen sfeer, dat de opgave voor den filmen wel zeer verlokkend was. Het is echter tenslotte aan de letterkun dige afdeeling van filmstad gelukt een ont- werp-draaiboek te vervaardigen, dat de basis kon vormen voor verdere besprekin gen. Dit draaiboek was in de eerste plaats technisch, d.w.z. het bevatte het filmische geraamte met een voorloopigen dialoog. De heer A. M. de Jong kon zich hiermede vol komen vereenigen en hij nam de taak op zich om de dialogen en verschillende scènes verder uit te werken. Verscheidene malen werd inmiddels een commissie van „film kenners" (artisten, letterkundigen, journa listen etc.) geraadpleegt omtrent de groote lijn, de sfeer en het karakter van de film, die uit dit draaiboek zou kunnen ontstaan. Er is hierbij gestreefd naar eenvoud en schoonheid, naar een logische ontwikkeling der dramatische gebeurtenissen en een groote afwisseling in beeld en geluld. Nage noeg alle belangrijke momenten uit „Het Verraad" konden in filmvorm worden vast gelegd, terwijl ter versterking van de locale kleur en het dramatische contrast in de handeling enkele scènes uit „Fliere- fluiter's Oponthoud" mede werd opgeno men. Dezer dagen heeft de heer de Jong de laatste hand aan het draaiboek gelegd en men is thans met de voorbereiding zoo ver gevorderd, dat met den bouw van verschil lende groote décors onder leiding van ar chitect Wegeriff, kan worden begonnen. De regie van de film zal in handen zijn van Kurt Gerron, die vol geestdrift is om deze film, die in alle opzichten afwijkt van datgene, wat onze industrie tot heden voort bracht, te realiseeren. Gerron zal als advi seur voor de dialogen en de Brabantsche sfeer door den auteur van het boek worden bijgestaan. Omtrent de rolverdeeling zijn nog geen nadere bijzonderheden bekend. Met diverse artisten wordt onderhandeld en het staat vrijwel vast, dat een zeer geschikt jongetje voor den titelrol is gevonden. Zoodra de architect met zijn werk gereed is (vermoedelijk reeds tegen Pinksteren) zullen de opnamen beginnen. De beide groo te studio's op filmstad worden volgebouwd, terwijl ook in het prachtige park vele groote décors een plaats zullen krijgen. Men is nu reeds bezig met de voorbereidingen voor het optrekken van de dorpsstraat, waarin men het huis der familie Gijzen, de kerk, de school, de pastorie en tal van andere beken de punten uit het boek, zal zien. Vanzelfsprekend zullen ook een groot aantal opnamen in Brabant gemaakt wor den op plaatsen, die reeds zyn uitgekozen. DUITSCH FILMNIEUWS. Carl Froelich's film „Traumulus" bekroond. Ter gelegenheid van de uitreiking van den nationalen filmprijs voor de beste Duitsche film van 1935, welke uitreiking een dezer dagen te Berlijn plaats vond in het Deutsche Opernhaus, en waarbij de Leider persoonlijk, en voorts dr. Goeb- bels. generaal Göring en veldmaarschalk von Bloemberg tegenwoordig waren, heeft dr. Goebbels een redevoering gehouden, waarin hij over de Duitsche film-industrie o.a. zeide: „De Duitsche film is bezig de gedeelte lijk verloren markt in het buitenland te heroveren, en de hedendaagsche kunste naars zijn meer en meer tot het inzicht gekomen dat zij, om den geest en het rhythme van dezen tyd op het doek vast te leggen, niet noodzakelijk menschen en dingen van thans behoeven te verfilmen: in het rijke verleden van ons volk vindt men de figuren en gebeurtenissen waarop wij al wat wij thans voelen en ondervin den, kunnen overdragen. Dit beteekenf met dat wy ons tevreden moeten steil met de zoo gemakkelijke vlucht-naar hl? verleden, maar dat wij uit dezen tijd hot verleden kunnen leeren begrijpen en ?,n het verleden dezen tyd". De minister deelde daarna mede dat h filmprijs is toegewezen aan den regissen! Carl Froelich, voor «jn film „TraSS en ging voort: us „Een reeks films van de huidige Drn ductie kon aanspraak maken op bifcfJE re praedicaten, waarvan het hoo».?" („Staatspolitisch und künstlerisch ho.rl ders wertvoll), werd toegekend aan h~ films „Friesennot", „Der hohere Befehr- nn Tronmnlno» A1„ 1 en „Traumulus". Als „künstlerisch wart voll" hebben recht op onze belangstelling de films: „Fahrmann Maria", „Mazurka"? Pvffmalion". Viktnrin" nn nr_„ a Pygmalion", „Viktoria" er „Wenn Hahn krfiht". Wat de films vandennrik winnenden regisseur, Carl Froelich bT treft, zy hebben alle qualiteiten, aan hom danken wij „Madchen in Uniform" fende Jugend", „Krach urn Jolantho'' Ich für dich - du für mich", „Wenn der Hahn kraht' en ten slotte de prii.hn kroonde film „Traumulus". Dr. Goebbels roemde voorts Emll Jan nings als den genialen uitbeelder van zon vele menschelyke gestalten, en Carl Froe lich ontving den volgenden dag nog een telegram van Adolf Hitier persoonlijk luidende: „Voor de toekenning van den nationalen filmprijs breng ik u mijn har telijke gelukwenschen over". Paula Wcsscly bij Froehlich. De besprekingen tusschen Paula Wes- sely en Carl Froehlich in Weenen hebben tot resultaat gehad, dat Paula Wessely nog in den zomer van dit jaar, onder regie van Froehlich zal filmen. De inhoud van de film en de overige rollen worden nog na der bekend gemaakt. o Met de Moldavia-film Het steegje naar het paradijs is vorige week in de Barran- dow-studio's te Praag een aanvang ge maakt. In de hoofdrollen zullen spelen: Hans Moser, Peter Bosse, Zoe Valewska, Fritz Genschouw en Willy Schur. George O'Brien, Irene Bentley en George E. Stone In een scène uit de Fox-Film Schen ders der wet" HET GEHEIM VAN EVELYN PRENTICE. In het Victorla-theater. Er is in New York een aanrijding mot doodelijk gevolg voorgevallen en de be stuurster van de aanrijdende auto wordt vervolgd wegens moord. Haar doodvonnis schijnt reeds zeker, maar de scherpzinnige advocaat John Prentice weet haar vrij spraak te verkrijgen. In plaats van na de inspannende dagen den avond thuis te kun nen doorbrengen, roept het werk hem naar Boston en dan begint eigenlijk het romantisch-dramatische: de vrijgesproken mevr. Harrison wil hem haar dank betuigen en gaat daarvoor met denzelfden trein naar Boston. Zy schenkt hem een horloge met opdracht en dat wordt later in handen ge speeld van zijn vrouw, de mooie, jonge Evelyn, die zooveel van hem houdt, maar z??. w*'n'(E ®&n hem heeft, omdat hij haa3t altyd óf op zijn kantoor óf op reis is. In deze uren van alleen-zijn wordt zij gevolgd door Kennard, ee bandieti die ej. dulgtere prac. tijken van chantage enz. op nahoudt en zich charmant als een dichter weet voor te doon Men begrijpt, waar het heengaat: Evelyn bezwykt, ontmoet hem een paar maal od zyn kamer en schrijft hem drie brieven van onschuldigen inhoud, maar die verkeerd kunnen worden uitgelegd. Deze brieven wenschte zij terug op een dag, dat zij tot in keer komt, maar hij wil ze slechts afstaan tegen een schandelijk hoogen prijs Een open la met een revolver een schot Evelyn snelt de kamer van den „dichter" uit, meenend hem gedood te heb ben. Judith Wilson, vriendin van Kennard, wordt voor de moordenaars gehouden. Op Evelyn's verzoek neemt John haar verdedi ging op zich; hij gelooft Judith's verhaal cn meent, dat er sprake is van een tweede vrouw in het drama, die dan den doodslag zou hebben bedreven. Als op de terechtzit ting de doodslag tegen Judith wordt ge- eischt, kan Evelyn zich niet meer bedwin gen en klaagt zich zelf als moordenares aan. Thans heeft John een dubbele taak. Het feit, dat er twee kogels zyn gevonden in Kennard's kamer en Evelyn slechts één schot heeft gelost, maakt hem duidelijk, dat Judith toch het doodelijk schot heeft gelost, maar op grond van noodzakelijke zelfver dediging weet hij haar vrijspraak te berei ken. Ziehier de korte inhoud van deze film, boeiend van inhoud en vol van verrassende wendingen en detective-vindingen van den bekwamen verdediger. Een film, die zeker velen zal kunnen boeien, ook om het mooi?, natuurlijke spel van de beide hoofdperso nen: William Powell als Prentice en Myrna Loy als Evelyn, zijn vrouw. Behalve veel geïllustreerd nieuws en dc éénacter „Gehypnotiseerd" brengt het voor programma nog een zeer interessante reis door Britsch Guyana vol schoone natuurop namen. SCHENDERS DER WET. Roxy-Théatcr. Een echt verhaal uit Arizona, de Staat uit het Verre Westen en als voornaamste acteur George O'Brien Deze blijft nog steeds een der meest populaire figuren in dit genre en de bezoekers van het Roxyij Théater zullen deze week kunnen genieten va" ,een.spannende sensatiefilm „to!?1Ci!aël,Wyatt wordt heeil toevallig tadssherif m het kleine plaatsje Tomb- als h« een gevaarlijk misdadiger ge- aar niet deugt en niemand mindpr burgemeester zelf is het hoofd vanWets overtreders Maar Michaël weet met behuln van Doe Warren, oen ontstuif echter vriendschap sluit met Michaël den burgemeester te ontmaskeren Deze is het n.1. geweest die indertijd zijn compagnon vermoordde en Mary, de dochter van dien compagnon heeft Michaël al spoedig onder har invloed gebracht. Zij is ook charmant, deze Mary, heel goed gespeeld door Irene Bentley. De eigenares van het cabaret van Pombstone voelt zich ook bijzonder tot Michaël aangetroken en offert.zelfs ten slotte haar leven om dat van Michaël te redden als de burgemeester in een laatste wanhoopspoging tracht Michaël te dooden. Voor Mary en den held volgt een „happy end." Alles wat men in een Wild West-film verwacht vindt men al in: Schenders der Wet. Geoige O'Brien :'s uitstekend op dreef en ook de andere medespelenden passen prachtig in dit milieu. Het vootprogramma brengt etn paar mooie jojrnaals FoxMovutone en Pro- filti. Het laatste o.v een speciale reportage van België—Holland (1—1). Verder een leuke comedie met de bui tengewonen danser Hal Le Royl in de hoofdrol, een opname van verschillende legers en een komische tweeacter van El Brendel die er met een reiswagen op uit trekt. Een programma vol afwisseling. „SAMSON". Harmonie. Hoewel de titel oude bijbelsche herinne ringen wakker roept, is de film Samson des ondanks van een hypermoderne strekking. De naam Samson is hier niet anders dan een vergelijking tusschen deze legendarisch geworden figuur en de rol door Harry Bauer uitgebeeld. Harry Bauer, de altijd weer imponeeren- de Fransche karakterspeler; waar men hem ook ziet en in wélke rol ook, altijd heeft een film, waarin de naam Bauer voorkomt, een eigen cachet, een cachet dat het sim- brnigt6" meest banale gegeven tot leven Ook hier is het thema zoo oud als de opgekomen man, die zich tot groote hoogte heeft weten op te werken en in het finE cieele leven een belangrijke plaats is gaan innemen. Al zyn rijkdom kan hem evenwel geen toegang tot de meer aristocratische kringen verschaffen. Toch slaagt hij hierin door een huwelijk met een meisje uit de betere kringen (Gaby Morlay). Het huwe lijk is geen succes en als blijkt dat de jonge echtgenoote haar wedernelft bedriegt, drukt Simson figuurlijk gesproken da pilaren van den tempel omver, hiermee zichzelf en z(jn vijanden verpletterende; in werkelijkheid sleept hij zich zelf en zijn vijand in een dolzinnige beursspeculatie naar den afgrond, om dén te vinden wat al z(in geld hem niet kon geven. Het voorprogramma geeft naast het jour naal een drietal aardige voorfilmpjes en een screensong met de bekende Betty Boop. VROUWENBAD. City Theater. Heil in Frauensee heeft Vicky Baum haar roman genoemd, maar de film draagt hier een minder romantischen naam en heet Vrouwenbad. Met dat „bad" wordt hier de badplaats aangeduid waar Tiroler muzikanten het ge zelschap opvroolijken, dat op een raderboot over het uitgestrekte meer vaart en waar in de herbergen Tiroler dansen in nationaal costuum worden uitgevoerd. Als de zon schijnt is het in dat bad plaatsje erg gezellig en verdringen oud en jong, maar vooral jong van het vrouwelijk geslacht, zich aan de steigers en pieren waar de springplanken voor de zwemmers zijn en waar de badmeester Eric Heller de jonge dames aan den hengel de eerste lessen in het zwemmen geeft. Wie is die Eric Heller? Op de film is hij een vrij slap Jongmensch met blonde krul len, een type, dat graag flirt en verscheidene vrouwen het hoofd op hol kan brengen. Het eenige moment waarop hij werkelijk laat zien. dat hy iets presteert is als hij over het meer zwemt en 200 Meter van den kant door een bootje zal opgenomen worden, omdat hij door slecht weer den anderen over niet goed kan bereiken. Dan zet hij door cn zwemt naast de boot waarna hij uitgeput door Puck (Simone Simon) in haar hut aan zee wordt opgenomen cn ver zorgd. Hy sluit vriendschap met dit kleine, exentrieke baronesje en haar grooten hond en komt haar vele malen bezoeken, wa intusschen niet belet dat hij hopeloos ver liefd wordt op de dochter van een schat rijken viveur, die evenwel van een jong mensch met een vaag verleden en een nog vagere toekomst niets hebben moet cn zijn dochter eiken omgang met dezen badmees ter verbiedt. Zelfs het feit, dat Eric een onbrandbare film heeft uitgevonden en een kennis van hem daarmee in Amerika expe rimenteert is niet in staat om den ouden heer te vermurwen. Wie den roman van Vicky Baum heeft gelezen zal deze film beter kunnen begrijpen. Wie is de „graaf en zyn echtgenoote, die Eric kennen cn in deze film maar zoo kort op den voorgron treden? Wie is Eric's moeder, die zijn fie uit den lommerd laat halen, wat is Eric's a- komst en wat komt er ten slotte van de onbrandbare film terecht? Het zijn alle vragen, waarop de film geen antwoor geeft. Interessanter dan alle vrouwen die dezen altyd armen en hongerigen ba meester omzwerven is Puck, een alleraar digste naïve verschijning, die zich door zyn te ver gaande flirt een oogenblik uit h veld laat slaan maar dadelijk daarop bly geeft een waardig dochter van haar vader c zijn. Haar optreden brengt in deze f' charme en leven en vaagt de onvoldaanhei weg over een badleven, wayin de hoo persoon zoo weinig karakter toont en e vrouwen, die hem omringen, zoo onbetee kenend zyn. Er zyn nog eenige aardige figuren in deze film, b.v. het kellnerinnetje uit de herberg en de kleine jongen, die a s Eric's knechtje fungeert. Wie er meer van wil weten ga dit alles zelf maar eens bekijken. Er is nog een ui - gebreid voorprogramma met binnen- cn buitenlandsch nieuws, een vroolijke éen- acter, benevens een film die zeer interes sante natuuropnamen geeft.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 14