IBIS SHAG Dobbelmaitn lekker ..man! DE UTRECHTSCHE FEESTEN. D.A.W. verliest van Velsen. IN DE DOMKERK. Bij korte mouwen Het lustrumspel van gisteravond. Waterpolo. Een wedstrijd met een zéér onaan genaam karakter; scheidsrechter door talrijk publiek gehinderd in zijn taak. Over de belangrijke ontmoeting D.A.W. I- Velsen I kan helaas weinig goeds geschreven worden. Verschillende factoren hebben ertoe bijgedragen, dat de wedstrijd een zeer on- piettig verloop heeft gehad. Dat is jammer en zelfs te betreuren, doch het feit ligt er eenmaal en het lijkt ons niet ondienstig het geheel eens wat nader onder de loupe te nemen. Allereerst is er dan het groote be lang, dat zoowel Velsen als D.A.W. by de zen wedstrijd had. Immers, wie hier zou winnen, zou de beste papieren voor een kampioenschap naar de tweede klasse heb ben en practisch zou dus hier de zoo goed als zekere beslissing vallen. En zooals het met alle takken van sport gaat bij een der gelijk feit, er zou dus weinig goed spel te zien zijn, daarvoor stond de wedstrijd onder te hoogen druk. Daarentegen zou er de noo- dige spanning niet ontbreken, het lag dus reeds bij voorbaat voor de hand, dat de scheidsrechter een uiterst zware taak moest verhullen. Was het voor den heer G. Huig dus noo- dig zijn volle aandacht te hebben bij het spel, (het waterpolospel is al heel moeilijk te beoordeelen, omdat de hel(t onder water plaats heeft, waarop de scheidsrechter slechts een imaginairen kijk kan hebben), als het publiek hem daarbij nog hindert door luide en vaak volkomen ongemoti veerd zijn afkeuring te kennen te geven, dan kunnen wij ons begrijpen, dat de heer Huig geprikkeld als hij was het ver dere verloop niet meer kon beheerschen en derhalve het spelbeeld aanmerkelijk ruwer maakte. Men moet ons goed begrijpen, het is allerminst onze bedoeling den arbiter van gisteravond van schuld vrij te pleiten of te beweren, dat hij zoo goed de teugels in han den had, wij kennen het polospel nog wel zoo goed, dat ook wij erkennen, dat er her haaldelijk onjuiste beslissingen zijn geno men, welke grove fouten waren, doch dit neemt niet weg, dat èn spelers èn publiek zich daaraan onverbiddelijk (tijdens den wedstrijd!) hebben te onderwerpen, omdat anders het aanstellen van een scheidsrechter geen zin meer heeft en men net zoo goed aan den kant de zaak met de vuist kan gaan be slechten, hetgeen toch allerminst wensche- lyk is voor de propaganda van ons water polospel. Óok het feit, dat de spelers zich onderling niet kunnen beheerschen en door onsportief appelleeren het spel tot een persiflage ma ken, mag en moet niet kunnen voorkomen. In eerste instantie had de scheidsrechter hiertegen streng moeten optreden (desnoods den wedstrijd moeten staken). Dat de heer Huig in zulke gevallen zijn toevlucht zocht in het uit het water sturen van spelers, is zeker geen bewijs van zelfbewustheid en fiere leiding. Maar hoe dan ook, het geheel maakte geenszins een fraaien indruk en met kracht moet een herhaling worden voorko men. Over het verloop van den wedstrijd ten slotte nog het volgende: Eenigszins overrompeld door snel op- zwemmen van de geheele Velser-voorhoede, ontstaat er bij D.A.W. eenige verwarring en direct moet keeper Imhülsen daadwerkelijk handelen. De ondergaande zon brengt schittering op het water en dat is erg hinderlijk voor de spelers. Menige bal wordt dan ook verkeerd geplaatst en vooral de D.A.W.-ers worden hierdoor nerveus en gaan dan opzwemmen in snel tempo. Het spelbeeld wordt levendi ger en er is figuurlijk gesproken geen vuil tje aan de lucht.'Doch na goed combinatie spel dringt Velsen al meer en meer op en tenslotte ziet de D.A.W.-keeper zich gepas seerd. En dan eerst begint de pret. D.A.W. voelt zich onzeker, Velsen krijgt eenige hoop en de scheidsrechter laat voorloopig ruw spel toe, naar wij meenen in partij digen zin voor V.Z.V. Dit i^ voor de Alkmaarders het sein „terug te hijten" en vooral als Soecker vrij liggend gelijk gemaakt heeft, wordt er tot half-time onder hoogdruk gewerkt. Na' de rust is het den Velsenaren aan te zien alles op alles te willen zetten en meer dere overtredingen laat de scheidsrechter oogluikend toe. Maakt evenwel Leenheer een overtreding, dan moet hij het water uit, waarvan de Velsenaren handig gebruik we ten te maken en de leiding nemen. Even la ter wordt ook van Wijk op onverklaarbare wy'ze het veld uitgestuurd, hetgeen D.A.W. het derde doelpunt kost en tot overmaat van ramp moet even later ook Caarls zich onder de toeschouwers scharen. Inmiddels raakt de weer in het water toe gelaten Leenheer met zijn partnèr in den knoop, hetgeen tot een grappige woorden wisseling leidt en ook thans stuurt de heer Huig dit duo aan den wandel, vermoedelijk denkende het spel beter te kunnen beheer schen, als de helft van de spelers langs den kant staat. Enfin, de overgeblevenen strijden moedig verder en als de scheidsrechter het einde fluit, is het water-drama voltrokken en heeft D.A.W. verloren met 41, waaraan wij na de uitvoerige voorbeschouwing niets hebben toe te voegen, Tennis. DE INTERNATIONALE KAMPIOEN SCHAPPEN VAN WIMBLEDON. Mej. Terwindt geslagen; mej. Rollin Couquerque wint. Voor de helft heeft ons land gisteren een gelukkigen dag gehad, voor de andere helft was het minder fortuinlijk. Om bij het da mes enkelspel te beginnen: mej. Terwindt verloor van de Engelsche mej. Southwell met 46, 61, 64, in een ontmoeting, waarin duidelijk bleek, dat het onze tweede Nederlandsche speelster ontbreekt aan inter nationale routine. Zij won den eersten set, doch bleek in den tweeden set de controle over haar slagen verloren te hebben. In den derden set kwam er even een opleving, VOORDE PIJP rookt Ibis en géén anpere shag doch de finishing touch ontbrak om de over winning uit het vuur te sleepen. Mej. Rollin Couquerque kwam ook al te gen een Engelsche uit. Zij won in twee sets vrij gemakkelijk, al moest zij in den twee den set nog vier games weggeven. Een verrassing in het damesenkelspel was de zege van mej. Hom (Duitschland) op me vrouw Fabyan (V.S.), een van de geplaatste speelsters uit dit tournooi. In twee fel be streden sets behaalde de Duitsche speelster de zege. In de tweede kwam zij met 41 achter te staan, doch het gelukte haar op 44 te komen en tenslotte den set met 75 te winnen. In het heerendubbelspel vielen geen bij zondere uitslagen te noteeren. Hughan en van Swol behaalden een zeer verdienstelij ke zege op het Amerikaansch-Tsjechische paar RobertsonSiba. Met 64, 61, 61 plaatsten zij zich zonder veel moeilijkheden op hun weg te hebben gevonden in de twee de ronde, waar zij de Amerikanen Grant en Stratford zullèn ontmoeten. Of het hier ook zoo gemakkelijk zal gaan? Na het spel van gister vertrouwen wij op een zoo goed mo gelijken tegenstand der beide Nederlanders tegen de Amerikanen. Timmer en Knottenbelt werd door de En- gelschen Billington en Meredith in straight sets geslagen. In elke set werd hard om de punten gestreden. De Nederlandsche com binatie was echter minder op elkaar inge speeld dan de Engelschen en dit heeft o.i, tenslotte den doorslag gegeven. Bovendien was Knottenbelt de minste van het viertal, zoodat Timmer ook niet alles kon goedma ken. De cijfers duidden aan, dat de wed strijd overigens door onze landgenooten niet cadeau is gegeven. De belangrijkste uitslagen luidden: dames enkelspel: mej. Yorke (Engeland) sl. mevr. van Rijn (V.S.) met 63, 64; mevr. Mathieu (Frankrijk) sl. mej. Harvey (Engeland) 6—0, 6—1; mej. Hom (Duitsch land) sL mevr. Fabyan (V.S.) 6—3, 7—5; mej. Southwell (Engeland) sl. mej. Ter- windt (Nederland) met 46, 61, 64; mej. Rollin Couquerque (Ned.) sl. mej. Beazley (Engeland) met 60, 64; mej. Helen Jacobs (V.S.) sl. mevr. Cable (Engeland) met 6—1, 6—0; mej. Saunders (Engeland) sl. mej. Scriven (Engeland) 64, 16, 64; mej. Hardwick (Engeland) sl. mej. Huntbach (Engeland) 61, 62; mej. Round (Engeland) sl. mej. Betty Nu thall (Engeland) 97, 63; mej. Lund (En geland) sl. mej. Owen (Engeland) 75, 8—6. heeren dubbelspel: Lund en Maier (Duitschland-Spanje) sl. Leader en Mc, Veagh (Engeland-Ierland) met 61, 63 46, 63; Kho Sin Khie en Lum (China) sl. Godsell en Purcell (Engeland-Ierland) met 63, 64, 60; Hughes en Tuckey (Engeland) sl. Haanes en Jensen (Noorwe gen) met 64, 62, 60; Hughan en van Swol (Nederland) sl. Robertson en Siba (Ver. Staten-Tsjechoslowakije) met 64, 61, 61; Billington en Meredith (En geland) sl. Timmer en Knottenbelt (Nederland) met 64, 86, 97; v. Cramm en Henkei (Duitschland) sl. Collins en An derson (Engeland) met 60, 64, 62; Le- sueür en Martin Legeay (Frankrijk) slaan Findley en Reddall (Engeland) met 79, 63, 61, 63; Budge en Mako (V.S.) sl, Boussus en Destremeau (Frankrijk) met 63, 1311, 64; Hare en Wilde (Enge land) sl. Attewell en Harrison (Engeland) met 75, 64, 63; Allison en van Rijn (V.S.) sl. Gabrowitz en Planner (Hongarije' Oostenrijk) met 62, 6—3, 62; Malfroy en Stedman (Nieuw-Zeeland) sl. Avory en Lee (Engeland) met 6—3, 75, 6—2; Craw ford en Quist (Australië) sl. Caska en Hecht (Tsjechoslowakije) met 63, 62, 75. Motoren. DE „GROOTE PRIJS VAN NEDERLAND" Nieuwe belangrijke inschrijvingen Wederom is een aantal belangrijke in schrijvingen op het secretariaat der K.N, M.V. binnengekomen voor de op 11 Juli a.s. te verrijden wedstrijden om den „Groo ten prijs van Nederland" (T.T.-races), w.o, zich niet minder dan James Gunthrie en Stanley Woods bevinden. Gunthrie, de snelste Nortonrijder van het oogenblik, en Stanley Woods, de bekende Velocette-coureur, zullen beiden den grooten strijd aanbinden tegen de concurrenten waaronder B.M.W. en F.N. wel tot de ge vaarlijkste gerekend mogen worden. Wie de B.M.W. zal berijden is op het oogenblik nog niet definitief vastgesteld maar de keuze zal vrij zeker gedaan wor den uit Gall en Ley. F.N. zal in de 500 c.c.-klasse drie harer snelste machines doen berijden door Mil houx, Charlier en Willy van Gent. Zoowel door deze sterke bezetting als door de uitmuntende conditie van het verbe terde circuit zullen de wedstrijden om den „Grooten prijs van Nederland der K.N.M.V. ditaal wel een bijzonder spannend verloop hebben. In de Domkerk. Nadat gistermiddag de koningin en de prinses haar plaatsen hadden ingenomen, opende dr, H, Th. 's Jacob, de president curator van de universiteit, de plechtige herdenking van het universiteitsfeest. Het was den 26sten Maart 300 jaar ge leden, aldus spr., dat de Utrechtsche vroed schap de leden van de statenvergadering van Utrecht, den president en de leden van het hof, de Utrechtsche predikanten be nevens een schaar van notabelen der stad hadden uitgenoodigd om met hen, de pro fessoren en studenten der Illustre school .n deze zelfde Domkerk samen te komen om getuige te zijn van de plechtige inwijding der bij besluit der staten van 17 Februari tot academie verheven illustre school. Wel waren meermalen pogingen tot stich ting eener universiteit te Utrecht aange wend, waarvan de eerste in 1470, en nog een maal in 1580 en 1582, maar de staatkundige en godsdienstige twisten bleken voortdu rend een sta in den weg om tot verder strekkende daden over te gaan. In Mei 1632 besloot de vroedschap op eigen kosten, d.w.z. met gebruikmaking van de door de vroedschap aan zich getrokken geestelijke goederenen statenvergadering wilde toen namelijk niet medewerken een illustre school op te richten. Het heeft tot Juni 1634 geduurd, eer de moeilijkheden overwonnen waren en de school in het Domkapittel, ons tegenwoor dig groot-auditorium, kon geopend worden. De tweede stap om de illustre school tot academie te verheffen is spoediger in zijn werk gegaan. De voortvarende burgemeester van der Hoolck heeft den weg verkend en de gemoederen bij de staten gepolst. Toen hij dan ook in de vergadering der vroed schap van 1636 het voorstel deed tot de souvereine staten het verzoek te richten om aan de illustre school de rechten van een academie te geven, werd dit verzoek reeds des anderen daags in de vergadering der staten behandeld en werd met algemeene stemmen het besluit genomen hierboven reeds genoemd. De inrichting der universiteit is geduren de de eerste eeuwen vrijwel stabiel geble ven. Het aantal hoogleeraren breidde zich wel allengs uit, doch dit bracht geen ver andering van intrensieke beteekenis. Eerst de negentiende eeuw zou een groote ommekeer brengen in het intellectueele en het materieele leven der menschheid; de be oefening der natuurwetenschappen ontwik kelde zich dusdanig, dat de wereld een ge heel ander aspect gekregen heeft. Met ruime hand is in de laatste decennia in ons vaderland aan de eischen der weten schap voldaan, waarvan ook de Utrechtsche universiteit ruimschoots hééft genoten. Vergelijkt met den toestónd der academie tusschen nu en bijvoorbeeld slechts 50 jaren geleden, gaat men de ly'st der vakken, die gedoceerd werden en worden, na, aan schouwt men de tallooze aanzienlijke gebou wen en hulpmiddelen, die ten dienste der wetenschap zijn gesticht of bestemd, dan mag de Utrechtsche universiteit zeker met gepasten trots dit derde eeuwfeest vieren. Spr. begroette daarna de koningin en de prinses en dankte haar voor haar aan wezigheid. Ook begroette hij den voorzit ter van den ministerraad, dr. Colijn, de bui- tenlandsche gasten, den minister van O., K. en W., prof. dr. Slotemaker de Bruine. Herdenkingsrede van den rector magnificus. Na deze rede was het woord aan den rector-magnificus, prof. dr. C. W. Vollgraff voor het uitspreken van de herdenkings rede. Spr. richtte zyn aandacht op den tijd, waarin de stichting der hoogeschool werd voltrokken. Welken voedingsbodem vond de jonge hoogeschool en welke prikkels ontving zy uit de haar omringende samenleving? Zi, was opgericht in de ontluikende gouden eeuw der Nederlanden. Welke is de oorzaak geweest van dezen geestelijken en stoffelijken opbloei? Dat was de hervorming, wier zonen wij zijn, en onder wier hoede de universiteit is gegroeid In de achttiende eeuw daalde de hooge school met het geheele volksleven, dat haar droeg, tot zelfgenoegzaamheid en verslap ping aff. Ongeveer zestig jaar geleden geraakte de universiteit tot nieuw leven en tot een te voren ongekende ontwikkeling onder lei ding der natuurwetenschappen. Het getal der studenten werd in den loop der laatste periode bijkans vertiendubbeld. De twee voorloopers dezer grootsche opwaartsche beweging waren Donders en Buys Ballot Sedert dien wordt in ons midden groot en baanbrekend werk verricht. Deze wetenschappelijke opleving, die in Nederland algemeen geweest is, heeft wederom haar grond gehad in het geestes leven van ons volk, dat omtrent 1880 een verandering onderging zoo diep als sedert de Hervorming niet is voorgekomen. Ook de geesteswetenschappen ondervonden den zelfden heilzamen en vernieuwenden in vloed. In 1925 verrijkte een kloekmoedige daad onze universiteit in één slag met een vol ledige opleiding van Nederlandsche ambte naren in Nederlandsch-Indië. Het is helaas niet te loochenen, dat zich in de laatste vijf jaren de groei der universi teit is gestuit als gevolg der nationale in zinking. Zij heeft nu te strijden voor het be houd van hetgeen Zij voor staat en volk kan doen. Ondanks de ongunst der tijden en den daaruit voortvloeienden druk blijven hare dienaren getrouw aan het beginsel dat voor hun leven geldt: zy zijn van zins zich in het belang der wetenschap elke inspan ning te getroosten, in afwachting van den dag, waarop een nieuwe golf van enthou siasme de tijden zal veranderen en de uni versiteit mede opvoeren tot ongekenden bloei en kracht. Uitreiking der gulden eeremedaille aan de koningin. Na zijn rede te hebben beëindigd, daalde de rector-magnificus af van den kansel, plaatste zich voor den zetel van de koningin en bod H.M. uit naam van den senaat de gulden eeremedaille der universiteit aan, welke onlangs is ingesteld en thans voor de eerste maal werd uitgereikt. Tevens ovei- handigde hij haar de by de medaille behoo- rende bul. Het antwoord van de koningin De koningin aanvaardde de gulden medaille met bybehoorende bul met de vol gende woorden: De woorden door den pre sident-curator en u gewijd aan de ontwik keling en de lotgevallen dezer thans drie honderd jarige universiteit mogen tevens verklaren waarom ik er prijs op heb ge steld, heden persoonlijk aanwezig te zijn by de plechtige viering van dezen mijlpaal in haar bestaan. Want duidelijk bleek daaruit, welk een belangrijke plaats die universiteit reeds van ouds inneemt in het leven van ons volk, welks wel een wee zij deelde, en tevens hoe zeer zij zich bewust is geweest van haar hooge roeping, haar schoone maar zware taak vervullende op een wijze, die hare thans levende en werkende leden met trots en voldoening mag vervullen. Ook is in het verleden voor tegenspoed niet gespaard gebleven, maar het geloof in haar roeping heeft zij daaronder steeds be houden en ook hebben uwe voorgangers haar weten op te voeren tot een centrum van wetenschap, ver over onze grenzen be kend en geacht. Weer zijn de tijden donker, maar ook thans weer versaagt dat geloof niet. Naast uwe woorden is de nieuwe gouden medaille daarvan het bewijs. Hoogelijk waardeer ik het als eerste die uit uw handen te hebben ontvangen. Ik aanvaard haar als een hooge onderscheiding, maar behouden zal ik haar als het tastbare symbool van uw aller on wankelbaar vertrouwen in de toekomst der Utrechtsche universiteit, die ik daarom alleen reeds in uw handen veilig reken Na deze woorden van de koningin was het even stil, waarna het orgel de fantasie in g-moll van Johann Sebastiaan Bach speelde. Rede van den minister van onderwijs, kunsten en wetenschap. Als laatste spreker werd de kansel be treden door den minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen, prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruïne. Namens de regeering sprak hij een gelukwensch uit. Dat het hem ten deel viel, die met zooveel dank lier' dacht zyn studeeren, promoveeren, docee- ren aan deze hoogeschool; om in dit uur de tolk der regeering te wezen, vervulde hem met een levendige voldoening. Het tijdsgewricht, waarin deze herden king valt, is gekenmerkt door druk en ver warring allerwege, een tijd, waarin de uni versiteit wel zeer bijzonder haar taak vindt. Spr. weidde uit over de taak van een universiteit. Zij het aan deze universiteit gegeven om bij voortduring ons volk te dienen met klaar verstaan, met krachtig doen, met aanraken van de onzichtbare wereld in deze tijden van donkeren druk en in tijden van lichtend heil, die God na dezen gehengen moge. De slotplechtigheid. Toen de minister van den kansel was af gedaald, trad de secretaris van het college van curatoren, baron de Geer van Jutphaas, met het groot-vaandel der universiteit naar voren, waarna de president-curator een derde eeuwring, bestaande uit een vervulde slang, die zichzelf in de staart bijt, als het symbool der eeuwigheid aan de twee reeds dof geworden eeuwringen op het vaandel hechtte en vervolgens de zitting sloot. Terwyl allen zich opnieuw van hun zeteb verhieven en het orgel het Wilhelmus in zette, verlieten de koningin en de prinses met haar gevolg en vergezeld door de cura toren, den commissaris der koningin, den burgemeester van Utrecht, de ministers en verschillende andere autoriteiten, het kerk gebouw om zich door de Kloostergang naar het groot-auditorium te begeven, waar de hooge bezoeksters met belangstelling de daar opgestelde geschenken in oogen- schouw namen. Te ongeveer half vijf be gaven koningin en prinses zich naar de senaatszaal, waar de rector en de ab-acties van het U.S.C. H.M. de gouden medaille van het studentencorps aanboden. Nadat in de senaatszaal de thee was ge bruikt begaven koningin en prinses zich op nieuw naar het groot-auditorium, waar ver schillende buitenlandsche hoogleeraren en binnenlandsche vertegenwoordigers aan de beide vorstinnen werden voorgesteld. Terwijl buiten de laatste tonen van het beiaardsconcert, dat de heer J. W. Wagenaar na afloop van de plechtigheid op het caril Ion van den Domtoren had gegeven, ver klonken, keerden koningin en prinses naar Paushuize terug, toegejuicht door een groote meigte, die op het Domplein, dank zij een krachtige luidsprekerinstallatie de geheele plechtigheid in de Domkerk h; kunen volgen en daarna was blijven wach ten op den terugkeer van de koningin. Te ruim half zes keerde de koningin naar het Loo terug, terwijl de prinses in Utrecht bleef met enkele leden van haar gevolg, om gisteravond de eerste opvoering van het openluchtspel der studenten „De groote geus" bij te wonen. en lage halsbehoort een mooie bruine huid, want een blanke huid verbrandt door de zon. Uw gelaat, hals en armen worden snel natuurlijk bruin, indien U deze bij fiets tochten en bij verblijf in de zon inwrijft met AMILDA-zonnebruincrême. Flacon 90 ct. Tube 60 ct. Doos 50 en 25 ct. (Van onzen R.-correspondent.) Een grootsche daad heeft het Utrechtsch studentencorps verricht met de opvoerina van het lustrumspel De Groote Geus in het kader van de viering van het derde eeuw feest der universiteit. Een spel met een die" pen zin, een spel dat tot de harten spreekt en dan ook gisteravond een eerste opvoe ring heeft genoten, die door haar kleurige en bewegelijke uitbeelding een boeiende vertooning is geworden, deze première van een openluchtspel, dat gebaseerd is op den strijd van de Nederlanden voor vrijheid en recht tegen hebzucht en dwingelandij, heeft daarbij nog een bijzondere beteekenis ge kregen door de aanwezigheid van Prinses Juliana, den jongsten telg uit het huis van Oranje, waarvan de hechte band met ons volk in den hier verzinnebeelden strijd voor altyd werd gelegd. Prins Willem moge dan niet de hoofdje,, soon zijn van het spel, zooals hij het is vaa* de maskerade, die zich by het spel aanslüh hy is toch de leidende figuur, wiens h*! roïsche gestalte boven het opstandige g*. beuren zweeft en die de hier geboren krachten voor het volk heeft samengebon den tot een machtige eenheid en daaraan de juiste richting heeft weten te geven. Zoo groeit uit dit spel van een hoofdzakelijk nog negatieven opstand (met op enkele punten slechts een preludeeren op het grooter ge meenschappelijk ideaal) vanzelf de verheer lijking van den persoon, die aan dit ideaal vorm en inhoud zou geven en er een posi tieven waarde aan zou schenken: den groo ten Willem van Oranje, wiens intocht in de stad Utrecht door de maskerade wordt uit gebeeld. In dit spel, dat den opstand beziet van den kant van het onderdrukte volk, is Tijl Uilenspiegel de hoofdpersoon, de be lichaming van den Nederlandschen volki- aard, zooals Charles de Coster dezen pot senmaker reeds een heldengestalte heeft gegeven. De ontwerper van lustrumspel en maske rade is een schilder. Mr. J. Sjollema, oud lid van het U.S.C., heeft zich na de beëindi ging van zijn studie zoo goed als geheel aan de schilderkunst gewyd, al dateert van den laatsten tyd ook een boekje van zyn hand, waarin hij aan zyn gedachten een literairen vorm heeft gegeven. Ook daarin blijft hy echer de schilder, zooals hy by het ontwer pen van dit spel in een voorname plaats aan picturale vormen heeft gedacht Aan het volksleven is in den aanvang een groote plaats ingeruimd, waardoor, dadelijk een boeienden en vooral kleurigen inzet is ver kregen, die nog versterkt wordt door de costuums naar Sjollema's ontwerp. Hy denkt in vlakken en beelden, die eveneens sperken door hun contrasteerende kleuren: aan den eenen kant een bonte bedrijvigheid en de kleeding der burgers, waartegenover het zwart en grijs der Spaansche soldaten. Daar speelt hy mee, zooals met de verven op zijn palet, en op de wijde vlakte voor het machtige decor van het kasteel Vreden- burgh laat hij de kundige regie van Albert van Dalsum deze groepen heen en weer be wegen in een telkens zich herhalend motief Door die bewegelijkheid, welke zich in talrijke korte scènes door het gansche spel voortzet, is De Groote Geus een openlucht spel geworden met een opmerkelijke dyna mische handeling, in tegenstelling met vroe gere lustrumspelen, door Albert van Dal sum in zyn inleiding terecht meer statisch genoemd. Het is ook van een bijzondere be teekenis, doordat de intrige zich door middel van een spel in het spel voltrekt, naar het voorbeeld van Marieken van Nimwegen en zooveel andere stukken. Dit spel schijnt in de eerste plaats bedoeld om de bevolking en de Spaansche bezetting verstrooiing te geven, doch het blijkt tenslotte de aanspo ring te zyn tot een opheffing uit de verdoo- ving der schijnbare machteloosheid, tot handelen in plaats van berusten. De aanvang van het spel laat ons het moment zien, waarop de Spaansche onder drukking haar hoogtepunt heeft bereikt. Doordat het volk weigert den tienden pen ning op te brengen, worden op last van den koning de charters het symbool der moeizaam veroverde volksvrijheden in getrokken en de magistraat wordt gevan gen genomen. Dan verschijnt daar plotse ling Tyl Uilenspiegel met zijn trawanten. Het volk wijst zyn spotternijen aanvanke lijk af en trekt stadwaarts in moedelooze stemming, hem aan zyn lot overlatend. Maar hy keert terug en wanneer des nachts in de stad het oproer broeit, weet hij door zijn handig optreden de Spaansche bezet ting schaakmat te zetten en hij wijst het kunstje al heel-spoedig met succes aan het volk: leert buigen; een volk dat buigt is door geen macht te breken. Zoo heeft Tijl tenslotte beide partijen op zijn hand en van een schijnbare verzoening weet hy gebruik te maken, door van de slotvoogd gedaan te krijgen, dat hij ter be zegeling daarvan een spel mag opvoeren, en daarvoor kiest hij het bekende thema: „ezeltje strek je, ezeltje dek je, knuppel uit den zak". Maar in dit uiterlijk geheel clownesk gehouden spel steekt een dieperen zin, want Tijl weet van de knuppel ten slotte bitteren ernst te maken. Allengs be ginnen de beide partijen onder de toeschou wers zoo te leven met het spel. Doch juist op het moment, dat zij zich het masker der verzoening afrukken staat Tijl op de poort van het slot met de charters, die hy uit het kasteel gestolen heeft, toen aller aandacht op het spel was geconcentreerd. Hij ver brandt de charters, liever dan ze in de han den der Spanjaarden terugkeeren. De wacht van het kasteel achtervolgt hem over de muren en vat hem. Hij wordt naar beneden gevoerd, een brandstapel wordt opgericht en Tijl zal verbrand worden. Alles schijnt verloren, maar het eerst weer gebroken verze' neemt aan kracht toe. Een hooge vlam als van een bliksemschicht slaat uit den brandstapel omhoog en op het bovenste bastion van het kasteel staat Tyl Uilenspiegel, onsterfelijk. Hij werpt zijn fakkel omlaag naar het volk en dit vangt de boodschap op. Uilenspiegels fakkel schijnt zich ontelbare malen vermenigvul digd te hebben. Het volk dringt op, loopt de bezetting omver en overal verschijnen fek"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 6