r-•jssi
Pi
B
i
s
IS
H
M
K
Él
n
H
JÜ
UI
i
jj§
s
fÉP
H
i
H
B
H
IJ IS il Hl
U 'JJJ
Ui in II! IH
B
B B 11
Ui
in m mi
i®m
jjg
fjp
II
n
H
m
ÉI
PROFESSOR SLIM EN ZOON
JthaakcuMek
m
X4
ém
m
P
JhimtetuAciek
LEGKAART
TWEE VRIENDINNEN
ÉÜP
li
'WTM
ém,
ém
ém
ém.
"zéé
Wp-.
Wv>.
ÜP
Raadselhoekie
NET MUSSCHEN.
x
xxxxxxxxx
HET BLOEMENFEETJE.
was zwart aan zet en speelde 1318,
waarop wit 4338. Zw. 18 29. Als wit nu
3934 Zet, gaat zwart verder met 1116
(wit 34 23), 16—21 (wit 27 16), 17—22
(wit 28 17), 12 21 (wit 16 27), 15—20
(wit 25 1) en 10 50.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1443 van W. Lente.
Zw. 11 sch. op: 6, 7, 9, 10, 11, 13, 16, 17,
20, 30, 36.
W. 11 sch. op: 18, 22, 26, 27, 28, 29, 37,
39, 43, 46, 47.
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
Eindspel 998
M. Aiseistadt.
./.V
ÉS
ab cdeigh
Wit speelt; remise.
1. Kh2 h5 2. gh5 Kh5 (na gh5 3. g3f!
fg3f 4. Kg2 g4 5. f4 is zwart pat) 3. g4f!
(de eenige goede zet, na 3. Kh3 of 3. g3
volgt g4f!) 3fg3f 4. Kg3 g4! 5. f4
(niet 5. fgf? Kg5 6. Kf3 Kh4 7. Kf4 Kh3
8. Kg5 Kg3 en wint) 5Kh6 6. Kg4
Kh7! 7. f5 Kg7! 8. Kg5 gf remise.
Eindspel 999.
8
7
6
1IIP
5
4
3
2
1
ab cdetgh
H. Fahrni.
Wit speelt; remise.
1. Ke7 b4 2. d6 cd6 3. Kd6 b3 4. Kc6 Kb8
(gedwongen na 4b2 5. a7 blD 6.
a8Df 7. Da6j Kd8 8. Db7!' is voor wit
gewonnen) 5. Kb6 b2 6. a7f Ka8 7. Ka6
Ontstaat nu op bl een D. of T. dan is wit
pat .Met een looper kan zwart niet win
nen; de witte K. wandelt naar gl. Alzoo
blijft over 7blP. 8. Kb6 Pd2 9. Kc5
Pf3 10. Kd5 Fh2 11. Ke4 Zwart komt nu
niet meer tot Ph2-f3-g5 en 't spel blijft
remise.
11Pg4 12. Kf3 Ka7 13. Kg3 h2 14.
Kg2 of 11Pfl 12. Kf3 Ka7 13. Kf2
enz.
Eindspel 1000.
8
a bcdeigh
H. Rinck.
Wit speelt, remise.
1. Kb5 (niet 1. Ka5? Kc4 2. Kb5 Kf3 3.
Kc4 Ke2 4. Kc3 c4! enz.) 1Kd5 (of
Kd4 2. Ka4 c4 3. Kb4 Kd5 4. Kc3 Kc5
pat) 2. Ka4 c4 (Kc4 3. Ka3) 3. Kb4 (niet
3. Ka3? Kc5 4. Ka4 c4! enz.) 3. Kd4 4. Ka4
(niet 4. Kb5? c3! enz.) 4Kc5 5. Ka3
Kd5 6. Kb4 Kd4 7. Ka4 Ke4 8. Kb4 (niet
8. Ka3? Kf3 enz.) 8Kd5 9. Kc3
Kc5 pat.
Hier volgt Botwinnik's winstpartij tegen
Flohr uit 't Moscouer-tournooi. De popu
lariteit van Botwinnik in Rusland heeft
zijn wederga in die van Euwe na 't winnen
van 't wereldkampioenschap.
Aljechine-opening.
Wit: Botwinnik. Zw. Flohr.
1. e4 Pf6 2. e5 Pd5 3. d4 d6 4. Pf3 Lg4
5. Le2 c6 6. 00 de5 7. Pe5 Le2 8. De2. Pbd7
9. f4 e6 10. c4 P5b6 11. Le3 Le7 12. Pc3
00 13. Tf3 De8 14. Tdl Tad8 15. b3 15
('t Is tot nog toe een voorpostengevecht
geweest. Geen van beiden gaf zijn bedoe
lingen bloot. Ieder wachtte op den ander.
Nu doet Flohr een zet waardoor B. een
aanvalsobject krijgt (de zwakke e-pion).
Men zal zien hoe wit daarop losvliegt en
hoe zwart die met alle macht verdedigt)
16. Td3 Lf6 17. Lf2 Df7 18. Pel Tfe8 19.
Td3 Pf& 20. Pf3 Dc7 21. Pe5 (Men ziet hoe
wit manoeuvreert, maar zorgt geen zwak
ke plekjes te krijgen) 21Pbd7 22.
Dd2 Le7 23. Pf3 Pf6 24. Del Pe4. 25. Pe5
Pf2 26. Kf2 Pd7 27. De3 Pe5 28. fe5 Da5
29. a4 Td7. 30. g3 Dd8 31. Kg2 Lg5 32. Df3
De7 34. c4. (Ingesloten houden) 33
a5 34. Pel (Wit gaat zijn paard naar de
voorposten brengen) 34Df3 35. Pa3
Ld8. 36. Pc4 Lc7 37. Pd6 Tb8 38. Tbl Dd8.
39. b4 ab4 40. Tb4 Ld6 41. ed6 (Nu is weer
e6 zwak en blijvend zwak) 41Da5.
42. Tdb3 Te8 43. De2 Da8. 44. Te3, Kf7
45. Dc4 b5! 46. Dc2. (Zwart krijgt hier een
glimpje van aanval maar wit bewaart zijn
koelbloedigheid. (Afruilen op b5 gaat niet
wegens aftrekschaak en dame-verlies)
46Td6. 47. cd6 c5t 48. Kh3 cb4 49.
Dc7f Kg8. 50. d7 Tf8 51. Dd6! (Beter dan
51. Td6 want dan wordt de vrije b-pion
van zwart te gevaarlijk). 51h6 (Dit
is noodig want na 51Da4 volgt 52.
De6f Kh8 53. De8 en wint).
52. De6f Kh7 53a De8 b4. 54. Da8. Ta8.
55. ab5 Td8 56. Tb3 Td7. 57. b6! en zwart
geeft op. Zwart kan niet beide witte vrij
pionnen houden.
Onze Derde Juni-Opgave.
Welke Vermenigvuldiging?
Tal van goede oplossingen kwamen bin
nen en er waren ditmaal verschillende
getallen als vermenigvuldiger, die het ge-
wenschte resultaat gaven.
35984 X 777777 27987527568
35471 X 777777 27588527967
29684 X 777777 23087421368
36245 X 777777 28190527365
Alle oplossingen, die aan de gestelde
voorwaarden voldeden, verwierven 2 pun
ten.
Onze Nieuwe Opgave. (No. 4 der Juni-
serie).
Wat was de reden?
Een groote juweliersfirma te Londen
had een nachtwaker in dienst, die meer
malen blijk gaf goede voorgevoelens te
hebben. Op een avond kwam de hoofd
firmant om half negen aan de zaak en
vertelde, dat hij voor een belangrijke
transactie nog met den trein van 9.20 naar
Liverpool moest. „Och mijnheer", zei de
nachtwaker „doet U dat niet. Ik heb van
nacht gedroomd, dat er met den trein van
9.20 een groot ongeluk zal gebeuren." De
man sprak zoo overtuigend, dat de chef be
sloot een trein later te gaan. En zie spoedig
daarna verspreidde zich het bericht in
Londen, dat de trein van 9.20 naar Liver
pool was ontspoord en vele reizigers waren
gedood. De hoofdfirmant kwam den vol
genden avond aan de zaak en gaf zijn on
dergeschikte, die hem zoo'n dienst had
bewezen een flinke fcelooning. Doch hij liet
daarop volgen: Tot mijn spijt moet ik je
met ingang van de nieuwe maand ont
slaan!
Wat was hiervan de reden?
Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtij
dig mogelijk doch uiterlijk tot Vrijdag 3
Juli 12 uur aan den Puzzle Redacteur van
de Alkmaarsche Courant.
Oplossing der raadsels
uit 't vorige nummer.
Voor grooteren.
1. Weet je, dat Bernard en Bob leien
gekocht hebben? (blei).
Hou Caro goed vast! Anders gaat hij
er vandoor. (rog).
Ik vind, dat je wel wat ongeduldig
bent, Hermance. (tong).
Het was juist half elf, toen de trein
binnen kwam. (elft).
Wat een verrassing, dat U zoo onver
wacht kwam en wat zal Moeder
blij zijn! (zalm).
Deze legkaart stelt voor: Bloemen plukken.
(Nadruk verboden)'.
Ze kibbelden om 't zelfde boek;
En toen de klas mocht spelen,
Deed Jo niet mee, deed Jet niet mee
Dat ging de Juf vervelen!
Zij sloop het pruilend tweetal na,
Nam allebei gevangen!
Nu had die Juf aan eiken arm
Zoo'n knorrig meiske hangen!
Zij danste heel de speelplaats rond,
Hup, hup! met vroolijk zwenken!
En keek het brommig stel eens aan
Maar lachen? Kun je denken!
Nog altoos kwaad om 't zelfde boek?
Zien jullie daar die musschen?
Twee zitten woedend bij elkaar.
Eer. stukje brood er tusschen!
Die dommerds! 't Ligt met korstjes vol,
Ze willen net dat ééne!"
Toen schoot het span toch in den lach
En was de bui verdwenen!
JO DAEMEN.
(Nadruk verboden).
door C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Juffrouw Gak ging op visite
Bij Mie Snater, haar vriendin,
Met het heerlijk zomerweertje
Had ze in de wand'ling zin.
En ze droeg haar beste spullen:
'n Groote hoed met lange veer,
'n Mantelpakje met een bloesje,
Net geschikt voor 't mooie weer.
Door het weiland en langs slooten,
Door een boschje, langs een heg,
Liep ze in zichzelf te snaat'ren
Juffrouw Gak wist goed den weg.
Eind'lijk, ja! daar woonde Mietje.
Snater stond op 't houten hek
Van de wei en juffrouw Gakje
Dacht: k heb in drinken trek!
Mietje Snater was verrast en
Vlug omhelsde ze 'r vriendin,
Vroeg gastvrij: Je hebt toch zeker
In wat ganzenwijn wel zin?
Nou en of! Dolgraag! zei Gakje
En ze kreeg een reuzeglas,
Waarbij Gakje's eigen snavel
't Zelfde als een „rietje" was.
(Nadruk verboden).
O, de twee vriedinnen hadden
Veel te praten. Honderd uit!
Plots'ling riep toen juffrouw Gakje
Met een stem, verschrikt en luid:
Wat? Vijf uur?! Ik moet naar huis toe!
O f de tijd hier ook gauw gaat.
Als ik niet heel stevig aanstap,
Ben ik stellig nog te laat!
Mietje Snater bracht haar 'n eindje
Midden de groene wei
Namen z' af:f:heid. Lang nog keken
Ze eens om en wuifden blij.
Want ze hadden afgesproken:
Voortaan zouden z'elke week,
Als het weer 't maar even toeliet,
Samenkomen bij de beek.
Boterhammen in een taschje
'n Handwerk hoorde er ook bij!
Zouden ze was dat niet eenig?
Picnicken dan in de weL
En de ganzenwijn? Die haalden
Z'uit het beekje of de sloot.
Zou die a 11 ij d zijn te krijgen?
'k Denk: vooreerst is er geen nood!
2. Algiers. Reis, gier, slag, gil, laag.
3. Albatros.
4. Was, pik; Waspik.
Voor kleineren.
1. Een vogelverschriker.
2. Boter, bloem; boterbloem.
3. Hoe laat denk je, dat het is?
Het is precies drie uur.
Dat is nog niet laat.
We zijn met alles klaar.
Daar ligt iets, het lijkt wel goud.
Wat zou het zijn?
Ik kijk er ook al naar.
Wat blinkt het mooi!
Het is niet alles goud, wat er blinkt.
4. Kat, tak.
OM OP TE LOSSEN.
Voor kleineren.
1. Wij hebben een zwart vriendje,
Hij eet, nee maar, geducht!
45. Pietje plukte er gauw een paar van af en holde
naar zijn vader toe. „Kijk eens pa, wat een fijne bessen,
daar ga ik er gauw een paar van opeten". „Ben je gek
geworden", schreeuwde de professor angstig, „gooi
gauw weg".
46. „Die plant is erg vergiftig", schreeuwde hij, „als
je van de vruchten eet zal je dood gaan". Toen Pietje
de bessen niet gauw genoeg wegsmeet, sloeg de profes
sor ze hem uit de hand.
2.
En woont in onze kamer,
Niet in de buitenlucht.
Hij mag ook nooit gaan loopen
En gaat hij tóch eens uit,
Terwijl het buiten koud is,
Dan mopperen we luid.
Ons vriendje is gezellig.
Wij missen hem niet graag.
Wie 't is? Zes letters geven
Het antwoord op die vraag!
Op den grond lag een groote steen.
Moeder sloeg den kop er af en gaf
mij, wat overbleef om op te eten.
Hoe kan dat?
Welke muis heb je altijd bij de hand?
Ik ben in een boek
En ook aan een plant,
Terwijl men mij dikwijls
Ook houdt in de hand.
Soms ben ik ik heel groot,
Maar soms ook heel klein.
Vier letters, die zeggen,
Wel woord het moet zijn.
Voor grooteren.
Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt de
naam van een badplaats in ons land
X
X
X k
X v
X
X
X
le rij een medeklinker
2e
3e
4e
5e
6e
7e iets, wat we dagelijksheden,
een lichaamsdeel.
een medeklinker.
Verborgen rivieren in het buitenland
Neem liever bruin behang; ik vind
rood ongeschikt.
In negen van de tien gevallen komt hii
te laat.
een rivierschip,
een boom.
een vruchtje.
't gevraagde woord,
een ander woord voor eetschaal.
8e
9e
In het rijk der bloemen heerscht nu
Groote vreugde, 't Is er feest!
Heel den zomer zijn er bloemen,
Maar in Juni toch het meest!
Weet je, hoe het is gekomen,
Dat er dan zoo heel veel zijn
En in Juni-maand verschijnen
Al die bloemen, groot en klein,
In hun allermooiste jurkje:
Rose, rood, wit, geel en blauw?
Om 't verjaardagsfeest te vieren
VanKom, ik vertel 't je gauw!
Jarig is dan 't Bloemenfeetje
En zij geeft steeds een partij.
Je begrijpt toch wel: elk bloempje
Is natuurlijk daar graag bij!
Of de bloemen kunnen spreken?
Zingen een verjaardagslied?
Wie zal 't zeggen? Maar... 't Is
jammer! -
Menschenkind'ren hooren 't niet.
C. E. DF LILLE HOGERWAARD.
(Nadruk verboden).
Het is nu droog, maar, Nol, het schijnt
geregend te hebben. (3)
Ik ben moe; is Arnhem nog ver? Hoe
veel kilometer?
Zij gaat goed vooruit: gelukkig i*
haar keel beter.
3. Mijn geheel wordt met 11 letters ge
schreven en noemt een deel van
Europa.
Een 5, 6, 7, 2, 3, 4 is een vaartuig.
Aan een trekpot bindt men een 4, 2:
3, 4.
Een 5, 6, 7, 9, 4 heeft altijd waarde.
Een 1, 9, 8 ligt tusschen bergen.
Een 4, 9, 10, 11 maakt deel uit van
een gebit.
Bij menig huis is een 4, 2, 3, 10.
4. Maak vogels van:
kwart ik sta
Deen ze ar
ei ra rest c s
(Nadruk verboden).