'■3<f ÉL|
m
ju m. «L
.Si éié JÉ JÉ
r W'ï ff'
inrA 'b u
JÉ!
ii a
,lï m
WAAROM JANTJE TE' EFONEERDE
REBUS
fllN Buuirpirmjaie
PROFESSOR SLIM EN ZOON
'Damtukiek
i
W/ W3 W
1 m 'm *'m m
•Wm ./M&. Wm 'fWi
m ÉwTmHtü
V/.^iH
wW wjp
WM
Hoogmoed komt voor den vol.
Raadselhoekie
X
X
X
xxxxxxx
X
X
X
ONS TUINTJE.
16. Pd6 Ld 6:
VI. ed6: Lfl:
68. Tfl: De4:
29. Dc5: Tc4
Er dreigt Dc8f. Beter was Pc6.
30. Dc7 Tc2
Na Tc7: volgt dc7: en wit krijgt een
nieuwe dame.
31. Db8:t Kg7
32. Lf2 Td2
33. f6f Kh6
Kf6:. Le3f!
34. Df8f Kg5
35. Df7: Dd3
Te6:. De7!
36. De6: Opgegeven.
Na De6: kan Le3f en Dh3f mat.
Dr. P. FEENSTRA KUIPER.
Aan de Dammers!
In onze vorige rubriek gaven wij ter
oplossing probleem 1443.
Stand.
Zw. 11 sch. op: 6, 7, 9, 10, 11, 13, 16, 17,
20, 30, 36.
W. 11 sch. op: 18, 22, 26, 27, 28, 29, 37,
39, 43, 46, 47.
Oplossing.
1. 26—21 1. 17 26
2. 37—31 2. 26 37
3. 47—42 3. 37 :48
4. 46—41 4. 36 :47
5. 28—23 5. 47 24
6. 39—34 6. 48 17
7. 34: 3 7. 13 :31
8. 3:4!
Een bijzondere combinatie.
De volgende stand is van den heer J. H.
Brabers uit den Haag.
w/.
wSlw
il^ ,iit^
Si Éi
S m
44%
Zw. 15 sch. op: 1/5, 7/10, 14, 18, 19, 23,
28, 36.
W. 15 sch. op: 16, 21, 27, 30, 32, 34, 35,
37, 39, 42, 44, 45, 47, 48, 50.
Het verloop was als volgt:
1. 30—24 1. 19 30
2. 34:25 2. 10—15
3. 39—33 3. 28 39
4. 44:33 4. 7—11
5. 167 5. 1:12
6. 48—43 6. 5—10
7. 21—16 7. 12—17
8. 27—21 8. 1726
9. 16—11 9. 2— 7
10. 11 22 10. 23—29
11. 33 :24 11. 14—19
12. 24:13 12. 9.49
13. 37—31 13. 26 48
14. 47—41 14. 36 47
15. 50—44 15. 49 40
16. 45 34 16. 48 30
17. 35 24 17. 47 20
18. 255!
Zeer mooi!
De volgende dam-combinatie is van den
heer C. Th. Huizer te den Haag.
ÜH wÊ. Éil.... SI
Zw. 16 sou. j, 5/11, 13, 15, 16, 19,
20, 21, 24.
W. 16 sch. op: 27, 28, 31/34, 35, 38, 39,
40, 42, 43, 44, 48, 49, 50.
Zwart was hier aan zet en speelde 21
26? waarop wit:
1. 33—29 1. 24 22
2. 27 18 2. 26 28
3. 40—35 3. 13 22
4. 39—33 4. 28 30
5. 35 4!
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1444 van J. H. Brabers, den
Haag.
w 1'
4 - -- s'//.
Jmvv/. W/mm1. flmy/
4//M444 4%4%/s 444////,
Zw. 9 sch. op: 2, 4, 8, 9, 12, 14, 15, 16, 18
en twee dammen op 36 en 47.
W. 15 sch. op: 17, 20, 21, 23, 24, 25, 27,
29, 31, 33, 38, 39, 42, 44, 50.
Een zeer moeilijk probleem. Geen mooie
stand maar een prachtontleding.
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
Sprookje op rijm
door JO DAEMEN
Een theeroos, langs den muur geleid,
Vond wèl haar tuin heel uitgebreid,
Maar o! Wat zou 't haar prettig lijken,
Om ook eens op den weg te kijken!
Hoog is de roos toen opgeschoten;
Ze maakte sterke, lange loten,
Totdat één knop (nieuwsgierig ding!)
Al schomm'lend over 't muurtje hing.
De bloemen bloeiend laDgs den weg,
In 't kreupelhout en bij de heg,
Die rekten hoog haar bloemenkopje
En tuurden naar het rozenknopje
Zóó mooi zag geen van haar er uit!
De hondsdraf, 't hooge fluitekruid,
De madeliefjes, koekoeksbloemen,
Zij deden niets dan 't roosje roemen!
De kleine bloemenkoningin
Keek gauw verwaand de wereld in,
Vond al die hulde heel gewoon
En praatte steeds op hoogen toon!
Eens zag ze, dat daar in het gras
Een kleine bloem ontloken was,
En het verwaande roosje zei:
„Alweer zoo'n boterbloem er bij!"
Het bloempje sprak op zachten toon:
„Mijn naam is, nichtje: „zilver
schoon"."
„Wat, nichtje riep het roosje boos.
„Je ként me niet! Ik ben een r o o s
De duinroos en de eglantier
Erken ik als familie hier,
Maar jij, geel onkruid van den grond,
Mal boterbloempje, hou je mond!"
Stil zweeg het kleine zilverschoon.
't Was diep beleedigd door dien hoon!
En zachtjes werden roosje's woorden
Gelaakt door allen, die ze hoorden!
Een nieuwe dag was aangebroken
Er had geen bloempje nog gesproken.
Daar zette plotseling een heer
In 't gras zich aan den wegkant neer.
Die heer zei tot zijn kleinen zoon:
„Kijk, Jan, daar groeit nu
„zilverschoon".
Haar blaadjes zijn, hoe vindt je dit?
Van boven groen, van onder wit!
Haar achternaam, (ze heeft er twee!!)
Onthou maar goed, is „Rosacee"."
De kleine theeroos dacht vol schrik:
„Wat? „Rosacee!" zoo heet ook i k!"
Papa zei verder: „Onze braam
Draagt ook dien zelfden achternaam."
Dat vond heel aardig kleine Jan,
Maar huiv'ren deed ons roosj' ervan!
Dat „kleine, gele onkruid" daar,
Was werkelijk een nicht van haar!
En dan die heel gewone braam
Droeg óók haar familienaam!
De woede deed haar blaadjes beven,
„Neen," dacht ze, ,,'k wil niet langer
leven!"
En met een heel zacht ruischgeluid
Viel stil de kleine theeroos uit.
De onderkant van de blaadjes lijkt op
zilver. Het bloempje is zachtgeel.
(Nadruk verboden).
Oplossing der raadsels uit het
yorige nummer.
Voor grooteren.
1. Z Zandvoort
aak
linde
aardbei
7sndvoort
c h o t e 1
brood
arm
t
2. Neem liever bruin behang; ik vind
rood ongeschikt. (Don).
In negen van de tien gevallen komt
hij te laat. (Inn).
Het is nu droog, maar Nol, het schijnt
geregend te hebben.
(Arno, Etsch en Regen).
Ik ben moe; is Arnhem nog ver? Hoe
veel Kilometer (Isar).
Zij gaat goed vooruit: gelukkig is
haar keel beter. (Elbe).
3. Duitschland. Schuit, tuit, schat, dal,
tand, tuin.
4. Kwikstaart, zeearend, secretaris.
Voor kleineren.
1. Een kachel.
2. Kei, pi.
3. Het gedeelte van de hand, dat muis
wordt genoemd.
4. Een blad.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Verborgen plaatsen in het buitenland.
Drie kwartier wacht ik op Jaap al! Er
moet een misverstand in het spel
zijn!
Ik geloof, dat Bob er genoeg van heeft,
anders had hij tegen U alle nadee-
len niet zoo breed uitgemeten. (2)
Door den regen kwam hij vroeg terug
en 't weer bleef somber na zijn
thuiskomst. (2)
Wij maakten een fietstocht met Victor,
An, Gerard en Mies. (2)
2. Welke dieren kun je maken van
Arles maand
h e i dag s
cel Han Taag
3. Mijn eerste wordt gegeten, mijn twee
de kun je soms aan het uitspansel
zien en mijn geheel is een viervoetig
dier.
4. Noem eens kammen,
Die wel groeien,
In het bosch staan,
Maar niet bloeien!
Voor kleineren.
1. Op de zigzag-kruisjeslijnen komt de
naam van een stad in Gelderland.
le rij een medeklinker.
2e een drank.
3e timmergereedschap.
4e *t gevraagde woord.
5e een landbouwproduct.
6e een schrijfgereedschap.
7e een medeklinker.
2. Wat staat hier;
3.
4.
Zet in de plaats van elk streepje een
dierengeluid, zoodat je een goeden
zin krijgt.
De begonin dit k is mooi:
geteekend.
Vul deze 9 vakjes in met:
5 E 1D 2 M IS
maar doe het zóó, dat je van links naar
rechts en van boven naar beneden
leest:
le een riviertje.
2e een plaats in Gelderland.
3e een gewoonlijk scherp voorwerp.
(Nadruk verboden.)
We kregen elk een tuintje.
Daar zaaiden we toen in,
Eerst viel er niets te zien nog,
Maar dat was het begin!
Toen ging de grond plots barsten:
Er kwamen puntjes uit,
We keken alle dagen
Steeds kwam een nieuwe spruit!
Het werden groene blaadjes.
We goten 't tuintje trouw.
En o! je moet eens zien, hoe
Het tuintj' er uitziet nou!
Er groeien mooie bloemen.
Het zijn er toch zooveel!
Meest blauwe, rose, witte
En ook een enk'le geel.
Zal 'k j' een geheim vertellen?
Verklap je ons heusch niet?
Ons Moesje is gauw jarig
En krijgt van Mies en Piet
En mij natuurlijk ook nog
Een heel, heel groot bouquet.
Dat hebben w 'aan 't ontbijt dan
Al bij Moes' bord gezet.
Je snapt: het zijn de bloemen
In d' eigen tuin gekweekt,
Er is van al die soorten
Niet eentje, die ontbreekt!
Wat zal ons Moesje blij zijn!
Zeg zelf: Is het geen bof,
Dat Moeder in den zomer
Juist jarig is? En óf!
Annie O.
(Nadruk verboden).
door C. E. DE LlLLE HOGERWAARD.
Jantje zal met Vader fietsen
(*t Ventje is heel bijdehand.)
En vraagt: Vader, zeg m' eens, wat is
't Weerbericht toch uit de krant?
Lachend antwoordt Vader: Jantje,
Wat de Bilt zegt? Mooi weer, zon!
Ik geloof, dat om te fietsen,
Het niet beter treffen kon!
Maar de zon blijft steeds verscholen
Achter 't grijze wolkgordijn,
Angstig vraagt Jan: zou de zon soms
In de Bilt gebleven zijn?
Dan gaat 't ventje „teelfoneeren"
En hij toetert in zijn hand:
Hallo, Jantje van der Maassen,
Ja, uit Broek in Waterland.
'k Zou met Vader straks gaan fietsen;
U beloofde immers zon!
Wilt U die voor twaalven sturen?
Denkt u wel, dat het nog kon?
Niemand hoort het antwoord, maar als
't Zonnetj' even later straalt,
Juicht ons Jantje: 'k Heb zooeven
't Zonnetj' uit de Bilt gehaald!
(Nadruk verboden).
Kabouter Langhaard maakt een praatje
Met Puntmuts, 'n vriendje uit de buurt,
Die woont in Paddenstoel, zijn villa,
Kijk even, wie naar 't tweetal gluurt!
't Is kleine Flapoor, een konijntje, u
't Nieuwsgierigst dier uit 't heele boscö»
De twee kaboutervrienden babb'len
En lachen er geducht op lo6.
Konijntje Flapoor, wees voorzichtig!
Als één kabouter je straks ziet,
Dan trekt hij stellig je aan d' ooren,
Dus wacht zóólang maar liever niet!
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
(Nadruk verboden).
57. Nadat Pietje beloofd had dat hij nooit weer van de
wilde bessen zou snoepen, ging het tweetal er weer op
uit. Dezen keer zouden ze eens in een korenveld gaan
zien of er wat bijzonders te ontdekken viel. De profes
sor was een erg geleerd man en het as ook geen kunst
voor hem om zichzelf en Pietje heel klein te maken.
58. Zoo konden ze met zijn twee'tjes over de hal^
klauteren. Opeens zag de professor een draadje dat
spin tusschen twee halmen gespannen had. Om te P
boeren of het enz sterk was. staDte hu erop a s
koorddanser.
boeren of het erg sterk was, stapte hij erop a
koorddanser. Het draadje was erg taai en ook lang-