DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
DUITSCHLAND NA EENIGE JAREN
HITLER-DICTATUUR,
Spaansche burgeroorlog woedt voort.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
Iranco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIENi
Van 15 regels f 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Ho. 170
Hoofdredacteurs Tj. N. ADEMA.
138e Jaargang
Een autoritaire eenheidsstaat te smeden
zonder souvereine onverschilligheid is
nog nooit op aarde geschied.
DE KWESTIE DER LEVENSMIDDELEN
MET VERHOOR
VAN MAC MAHON.
De doelloosheid
van zijn daad.
Na dagen van strijd zijn de regeerings-
kansen iets verbeterd.
Sevilla en Barcelona onderworpen.
ALKMAARSCHE COURANT.
Ë-SI
tfe
Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeurs C. KRAK. Dinsdag 21 Juli 1936
(Van onzen Berlijnschen correspondent).
Berlijn, 19 Juli.
De buitenlandsche waarnemer in
het Derde Rijk staat in vele gevallen
voor een vrijwel hopelooze taak. Dit
Derde Rijk, waarvan wij op deze plaats
nimmer waar de eerlijkheid het
gebood de positieve kanten verzwe
gen hebben is nu eenmaal een
dictatoriaal geregeerd land. De
„Nazi's" houden niet van die uitdruk
king „dictatoriaal". Ze beschouwen
hun leider, den in hun oogen tot een
soort „Ueber-mensch" geworden
Adolf Hitier, niet als een dictator",
maar als een door God gezonden
„Führer", die door bijna het geheele
volk vrijwillig als zoodanig is aan
vaard en wiens blanco volmachten
eveneens vrijwillig en van ganscher
harte herhaaldelijk bevestigd zijn. In
dit verband noemen ze hun staat ook
gaarne een „democratie van hooger
orde", waarbij ze zich op het stand
punt stellen het recht te hebben op de
„zoogenaamde democratie'n" van an
dere staten neer te zien.
Niet voor reden vatbaar.
Nu, we willen daarover niet met hen
strijden. Al dadelijk niet, omdat het boter
aan de galg gesmeerd ware. „Echte Nazi's"
zijn menschen van een eigenaardig maak
sel, met hun positieve en negatieve zijden.
Maar één eigenschap hebben ze, als type,
gemeen: ze zijn verstokt, niet voor rede
vatbaar, en totaal ongeschikt voor een rus-
stige gedachtenwisseling. Men noemt dat
hier „stoer" (op z'n Hollandsch geschre
ven, maar in het Duitsch van geheel ande
re beteekenis nL koppig, onhandelbaar,
met het hoofd door de muur willend).
Daarom hebben we ook nooit getracht,
ar hen van te overtuigen, dat ze naar onze
begrippen wel degelijk onder dictatoriaal
bewind staan en dat hun „hoogere demo
cratie" naar nuchter-Hollandsch begrip
ten slotte hier op neerkomt, dat ze, als in
dividu, als staatsburger, geen sikkepit
meer te zeggen hebben.
Dat blijkt al dadelijk uit het feit, dat ze
met uitzondering van de kleine, regee-
rende kliek zelfs niet bij benadering
weten, hoe het er in hun nieuwen staat nu
eigenlijk uitziet. Ze krijgen niets anders te
zien dan uiterlijkheden, niets anders te
lezen en te hooren dan officieel materiaal.
In de eerste plaats weten ze niet, hoe ze,
als staat en gemeenschap, er financieel
vóór-staan. Ze weten flauwtjes, dat de
staat nieuw geld drukt in niet geringe
hoeveelheden, geweldige sommen bijeen
brengt voor bewapening en werkverschaf
fing, wereldbeschouwings- en partijpropa-
ganda, bewerking van de jeugd in natio-
naal-socialistischen zin, bestrijding van de
ondergrondsche oppositie, binnenlandsche
kolonisatie, aanleg van wegen, bouw van
regeeringspaleizen en sportforums, enz.
enz.
Van geestdriftig tot achterdochtig.
Men is, al naar gelang van den persoon
lijken kijk op al deze dingen erg trotsch
op deze prestaties, dan wel meer of min
der ongerust over de vraag, waar dit alles
financieel ten slotte op moet uitloopen.
Men weet hier meer daar minder positiefs
over de dessous. Men is hier meer daar
minder welwillend gezind, in alle over
gangen van geestdriftig en blind, tot ach
terdochtig en zelfs afkeurend.
Maar men schikt zich, noemt het „in het
gewenscht-noodzakelijke, voor den Dui -
schen mensch alleen-zaligmakende an
wel „onvermijdelijke, waartegen tot nader
order een georganiseerde oppositie toe
onmogelijk is".
Al deze variaties en overgangen tezamen
vormen de „nieuwe volksgemeenschap
Wi bedoelen dit ernstig en niet spottend.
Een ander resultaat naar den geest van
deze dictatuur, die den „eenheidsstaat me
„eenheidsburgers" stellig met de beste be
doelingen en uit eerlijke overtuiging na
streeft, lijkt ons practisch ondenkbaar.
Zestig millioen, of ook maar zes millioen
denkende, beschaafde, hoog ontwikkelde
menschen tot „autoritairen eenheidsstaat
te smeeden, zonder met een souvereine on
verschilligheid ook een belangrijk percen
tage tegenspartelenden mee in de smelt
kroes te gooien, is waarschijnlijk nergens
op aarde mogelijk.
Hier bezit men in de regeerende groep
die souvereine onverschilligheid in hooge
mate. En het is een merkwaardig geval:
diezelfde „Rücksichtlosigkeit" jegens den
enkeling, diezelfde bijna wreeide voorop
stelling van het kille begrip „staat" tegen
over het ware, levende verschijnsel
„mensch", voert binnen zekere grenzen en
tot op zekere hoogte tot massale prestaties,
die een deel der staatsburgers voorloopig
ten goede komt of schijnt te komen, en ook
tot een begrensde tevredenheid geleid
heeft. (Waarbij we niet denken aan den
overdadigen welstand van een betrekke
lijk-kleine groep van „nieuwe bonzen", die
bij zulke revolutionnaire ontwikkelingen
steeds voor het front komen en die
steeds, ook weer in het Derde Rijk, in hun
doen en werken niet tot de meest sympa
thieke medemenschen behooren). We wil
len alleen maar constateeren, dat er groe
pen Duitschers zijn, die niet tot de van
staats -en partywege bijzonder bevoor
rechten behooren en die het toch „beter
gaat".
De arbeiders in Duitschland.
Behooren daartoe „de arbeiders"? In het
buitenland, vooral in bewust „anti-fascis
tische kringen zal men hierop bij voorbaat
antwoorden: neen! Maar zoo eenvoudig
mag men zich van deze dingen niet afma
ken. Het hangt er veel van af, door welke
bril men ze ziet. Zoo, als de „fanatieke
nazi's", die regeeren en hun beleid nu
eenmaal uitsluitend als voortreffelijk en
onfeilbaar zien, de situatie voorstellen, is
ze natuurlijk niet.
Men heeft hier „den arbeider" (met de
concessie: „met het hoofd en met de
vuist") van den beginne aan erg in 't zon
netje gezet, welbewust, om hem te sugge-
reeren, dat hy ook in den niet-marxisti-
schen staat middelpunt en voetstuk is, en
het is niet te loochenen, dat voorloopig het
Derde Rijk onder „de arbeiders" en „den
kleinen middenstand" zijn meest getrouwe
meeloopers vindt.
Dure levensmiddelen.
De methode, waardoor men dezen
Duitschen arbeider meegekregen heeft,
was handig en maakte het mogelijk, hem
practisch nog zwaarder te belasten dan in
de periode van Weimar, zonder ontevre
denheid uit te lokken. Dat dit lukte, is al
leen maar begrijpelijk voor wie de Duit-
sche mentaliteit kent, die ten slotte voor
vrijwel alle Duitschers geldt, niet voor „de
arbeiders' 'alleen.
Maar het is de vraag, of deze berusting,
vermengd met een dosis voldoening en ge
prikkeld eergevoel, met staatsonderschei
dingen, huldigingen van „den arbeid" en
veel ideologisch gedoe, een blyvend karak
ter heeft. Ook onder deze zonbeschenen
arbeiders is al veel gemopper om te lage
loonen en te hooge lasten, een gemopper,
dat wel tot niet lang meer uitstelbare al-
gemeene kleine loonsverhoogingen zal
moeten voeren. En ontegenzeggelijk: ook
de prijzen van noodzakelijke levensbehoef
ten zyn te hoog. Waarom onder de beamb
ten en den kleinen middenstand, bureau-
menschen e.d. haast nog meer gemopperd
wordt dan onder de „arbeiders".
Een stukje statistiek.
Hoe ziet het er nu in groote trekken uit?
Het inkomen van het Duitsche volk be
droeg in 1930: 70.22 milliard Mark, daalde
in 1932 tot op 45.26 en steeg sedert dien
weer tot op 56 milliard in 1935. Het inko
men uit loonen en salarissen beliep in
1930: 40.97 milliard, in 1932: 26 milliard
en in 1935: 31.77 milliard. Van 19321935
is het inkomen uit arbeid met 21 pet. ge
stegen, dat der werkgevers eveneens met
21 pet. en dat uit landbouw zelfs met 45
pet. Het arbeids- en 't sociale inkomen te
zamen maakten in 1913: 69 pet. van het
volksinkomen uit, in 1927: 77 pet. en in
1935: 81 pet.
Deze getallen zijn geen absolute waar
den. Ze geven geen volkomen juist beeld
van de toenemende crisis eenige jaren ge
leden, en de (gezonde dan wel geforceer
de) conjunctuur van de laatste jaren on
der het autoritair bewind. Het Bureau
voor de Statistiek vermeldt, dat de index
van den groothandel van sedert 1933 van
91.1 op 102.8 gestegen is, en die van het
levensniveau van 116.6 op 123 in het jaar
1935. Deze officieele getallen zyn echter
slechts het resultaat van eveneens officieel
meegedeelde prijzen.
Sedert 1933 is in werkelijkheid menige
prijs in den groothandel onder het motto
der Kartellen „Schaft de rabatten af!" niet
onbelangrijk gestegen. En evenmin schijnt
ons de betrekkelijk geringe stijging van
den index van het levensniveau juist. Men
vindt in deze nuchtere getallen niet, dat
de slagers nog slechts „qualiteit A" in
voorraad hebben (althans wat de prijs
aangaat), dat de dure boter in de huis
houding een stijgend percentage van het
vetverbruik uitmaakt, dat de prijzen der
textielwaren niet alleen gestegen is, maar
de qualiteit is achteruitgegaan, wat aan de
duurzaamheid en de voor dit detail op te
brengen gelden van niet geringen invloed
is.
Nog twee andere posten moeten van de
11 milliard mark afgetrokken worden,
waarmee het Duitsche volksinkomen se
dert 1932 volgens officieele cijfers
gestegen is: de inkomsten uit de rijksbe
lastingen zijn in dezelfde periode met 2.5
milliard toegenomen; en de koopkracht der
massa's moet verminderd worden met de
enorme bedragen, die opgebracht moeten
worden voor de partij,, haar onderdeelen,
het Arbeidsfront en de organisaties van
landbouw en industrie; voor zoover ze
hooger zijn dan de sommen, die daarvoor
vóór 1933 moesten worden afgestaan. En
dat verschil is inderdaad niet gering!
Van ondergang gered.
Maar inderdaad: er zyn bevolkingsgroe
pen, die vooralsnog geen reden tot klagen
hebben. Noemen we in de eerste plaats de
boeren en de grootgrondbezitters, een
groep, die in 1932 algemeen als „bijna te
gronde gericht" werd beschouwd. De ver
laagde belastingen en de verhoogde prijzen
hunner producten ten koste van de massa
bevolkingen der steden hebben het gevolg
gehad, dat hun inkomen in ruim drie jaren
met 45 gestegen is.
Het heet, dat het inkomen van den zelf
standigen werkgever, den hoogeren amb
tenaar met „slechts" 21 toegenomen is.
In werkelijkheid hebben ze het nauwelijks
minder goed dan „de boerenstand". Men
merkt het o.a. aan den afzet van auto's en
aan den bouw van meer of minder kost
bare villa's in alle deelen van het Rijk.
De handwerker en de detailhandelaar
verdienen eveneens veel meer dan vóór de
omwenteling, al beleven ze niet zulk een
conjunctuur al de hierboven genoemde
groepen.
Wat nu de groote massa's der arbeiders,
beambten en in bureaux werkzame men
schen betreft: hun winst bestaat in hoofd
zaak uit de inderdaad indrukwekkende
vermindering van de werkloosheid, die dus
plaats gemaakt heeft voor een leger van
millioenen, die thans een inkomen hebben
(zy het ook vaak gering!), terwijl echter
aan den anderen kant millioenen, die vóór
1933 nog vol verdienden, een deel van hun
inkomen ter wille van deze werkverschaf
fing in rook zagen opgaan.
Een deel der arbeiders, in het bijzonder
de vakarbeiders in de metaalindustrie,
heeft van de geforceerde staatsconjunctuur
wél zichtbaar geprofiteerd, evenals het in
deze industrie werkzame bureaupersoneel,
zij het ook bij verlengden werktijd. Het
doorsnee-loon is sedert 1933 van 21.88mk.
op 23.80 in 1935, het gemiddelde trakte
ment voor het bureaupersoneel van 174.19
op 184.24 mk. gestegen. De „vaste lasten"
echter zyn zoozeer toegenomen, dat het
practisch, in verband met de stijging van
den index, op een vermindering van loon
en traktement neerkomt.
En het is nu maar de vraag, hoelang de
verlokkingen die in hoofdzaak op uiter
lijke, ideeele dingen neerkomen, sterk ge
noeg zullen blijken om het materieele op
den achtergrond te dringen.
(Van onzen Londenschen correspondent.)
Londen, 19 Juli.
De Londenaars zyn over hun eersten
schrik van den misdadigen aanslag op
het leven van koning Eduard heen. De
verademing en dankbaarheid, dat alles
zoo goed is afgeloopen, is algemeen, en
de koning wordt letterlijk overstelpt
met telegrammen en felicitaties. De och
tendbladen brengen uitvoerige versla
gen van het gebeurde, waaruit duidelijk
blijkt, hoe groot het medeleven in de
geheele beschaafde wereld is.
Met den zeldzamen spoed, waarmee in dit
land rechtszaken behandeld worden, is de
dader gisteren nog voor de politierechtbank
in Bow-street verschenen. Het gedrang bui
ten en binnen was geweldig. Tientallen
agenten waren noodig om de orde te hand
haven. Zooals te begrijpen valt, was deze
haast echter weer demonstratief, het vonnis
wordt pas later geveld.
De dader, de vier-en-dertig-jarige Ier Mac
Mahon verscheen voor den rechter zooals
hij gearresteerd was, zyn kleeren hingen
aan flarden, das en boord zaten als een
vormlooze lap om zijn hals. Nerveus, met ge
balde vuisten, stond hij voor rechter Sir
Rollo.
Chief Inspector John Sancte, van Scot-
land-Yard toonde de bewijsstukken: een
nikkelen revolver, in een handschoen ge
wikkeld, een zwart-gerande enveloppe met
een portret van den koning, twee complete
ladingen revolver-ammunitie en een krant,
waarin de weg, dien de stoet zou volgen,
was aangegeven.
Er is niet aangegeven waarvoor de man
zal worden vervolgd vermoedelijk zal
men hem „het in bezit hebben van een vuur
wapen, met de bedoeling een moord te ple
gen", zooals de Engelsche wet dit uitdrukt,
ten laste leggen.
Verdachte heeft geen woord gezegd, alleen
vroeg hij den inspecteur, die hem arresteer
de: „De koning is toch niet gewond? Het
was niet mijn bedoeling hem te verwon
den!"
De zaak werd hierop een week uitgesteld,
nadat de verdediger een vraag aan den in
specteur gesteld had: „Ziet de revolver er
naar uit, den laatsten tijd gebruikt te zijn?"
„Dat is niet waarschijnlijk", antwoordde
de politie-ambtenaar.
Mac Mahon, alias Bannigau, werd hierop
weggevoerd, terwijl mr. Kerstein, de advo
caat, verklaarde, dat zijn cliënt ontkent de
bedoeling te hebben gehad een moord te
plegen. Zijn woorden gingen bijna verloren
in het lawaai van de publieke tribune, waar
alles naar één zijde rende om den arrestant
te zien wegleiden. Voor de rechtszitting, die
komt, zal een onderzoek naar verdachtes
geestvermogens ingesteld worden.
Is de dader normaal?
Zooals wij gistermiddag reeds schreven,
toen de wildste geruchten de ronde deden,
is de kans zeer groot, dat de verdachte ab
normaal zal blijken te zijn. Politieke ko
ningsmoord, vooral in West-Europa, is al
wel het minst werkzame middel om veran
deringen in een democratisch land te be
werken, terwijl ieder kan nagaan, dat het
als demonstratie precies het omgekeerde be
werkstelligt van wat verlangd wordt.
Daarom is het buitengewoon interessant,
om vorige aanslagen op het leven van
vorstelijke personen in Engeland na te
gaan. De daders van de aanslagen op het
leven van koning George III in 1786 en
1800 waren beiden uitgesproken zenuwziek.
In 1840 vuurde een 18-jarige jongen een
pistool op koningin Victoria af, in 1842 wer
den twee aanslagen gepleegd. In 1849 schoot
Hamilton, een Ier, op H.M. In dezen aanslag
was tenminste een demonstratie te zien, he
den heeft Ierland „Home Rule". In 1850
werd Queen Victoria aangevallen door een
gepensionneerd officier (n.1. zonder vuurwa
pen!). In 1869 sprong weer een Ier, O'Con-
nel, met een revolver, die ongeladen bleek,
vlak voor Buckingham-Palace op H.M. af,
als demonstratie van de ontevredenheid in
dit land. Robert Maclean, die in 1881 een
pistool op de koningin afschoot, was volsla
gen krankzinnig! Zooals men ziet, handelde
het meerendeel der daders in ongezonden
geestestoestand. Sedert zijn in Engeland
geen aanslagen meer gepleegd, wel is koning
Edward de zevende, als prins van Wales,
eenmaal in Brussel aangevallen door een
zekeren Sipido.
Een honderd jaar oud wetsontwerp.
Het is algemeen bekend, dat in Engeland
wel nieuwe wetten worden gemaakt, de
oude wetten echter van kracht blijven en
op die wijze een jurisprudentie is veroor
zaakt, die Chineesch is voor den n iet-inge
wijde en zelfs de knapste juristen voor
raadsels plaatst Er duikt nu weer uit de
eeuwenoude verzameling ontwerpen, amen
dementen en wetten een stuk op, een wets
ontwerp, dat al bijna honderd jaar er op
wacht om aangenomen te worden.
Na den dubbelen aanslag op koningin
Victoria in 1842, is voorgesteld, tot transpor-
tatie en gevangenisstraf over te gaan van
personen, die een wapen op den vorst rich
ten of afvuren.
Zooals gezegd, is het by dit vage ontwerp
gebleven. Vandaag is de aandacht er even
op gericht tot het weer vergeten wordt!
Dit als zydelingsche opmerking.
In ieder geval was de aanslag gisteren
niet alleen misdadig, maar in hooge mate
stompzinnig.
Philips II kon aan een groeiende, jonge
staat als de Nederlanders, zware schade toe
brengen door het land te berooven van een
geniaal raadsman als Willem de Eerste; in
een oud rijk als het Britsche is een moord
op Edward de Achtste volkomen doelloos,
hoe invloedrijk de jonge monarch ook mag
zijn.
Daarvoor heeft het reeds te veel stormen
meegemaakt.
GERH. VAN EYSSELSTEIJN.
De Spaansche regeering meldt offi
cieel, dat zy den toestand op enkele
uitzonderingen na, in geheel het land
meester is.
Verscheidene kazernes te Madrid,
welke door de opstandige militairen
waren bezet, zyn weer door regeerings-
getrouwe troepen heroverd.
Daarentegen loopen hardnekkige ge
ruchten dat de garnizoenen en de
civiele regeering van Asturië zich ach
ter generaal Franco hebben geschaard.
Voorts zouden Granada, Malaga, Val-
ladolid en Burgos in handen der op
standelingen zyn.
Gistermiddag om kwart voor twee heeft
de minister van binnenlandsche zaken per
radio het volgende officieele communiqué
gepubliceerd:
„Het eerste regiment infanterie heeft zich
ter beschikking gesteld van de regeering.
Op hetzelfde oogenblik belde generaal
Queipodellano, die meende, dat Madrid in
handen van de opstandelingen was, het mi
nisterie van binnenlandsche zaken op en
vroeg naar generaal Mola.
Honderden officieren zijn door de regee-
ringsgetrouwe troepen gearresteerd en ge
vangen gezet.
Er is een door het radiostation te Sevilla
uitgezonden bericht opgevangen, waarin
dringend verzocht wordt om een water
vliegtuig voor generaal Franco, die wenscht
te vluchten.
Te Sevilla winnen de regeeringstroepen
terrein.
Het arbeiderskwartier Triana, dat weer
stand biedt aan de rebellen, is in verbinding
getreden met Huelva, waar men van den
gang van zaken op de hoogte werd gesteld.
Per specialen trein zullen duizend man van
Huelva naar Sevilla worden gezonden om
het centrum der stad aan te vallen, waar
de opstandelingen zich hoofdzakelijk be
vinden.
Een eskader heeft Cadix gebombardeerd,
waar de gouverneur, bijgestaan door civie
le garde, weerstand biedt aan de opstande
lingen.
De berichten, dat er opstandige troepen
zyn ontscheept te Malaga, zijn onjuist.
Slechts te Algeciras zijn opstandelingen
troepen ontscheept, die evenwel weer wer
den verdreven.
Waar rust heerscht.
In overig Spanje heerscht rust, uitgezon
derd te Saragossa en Valladolid, die in
handen van de opstandelingen zijn".
Over de gebeurtenissen, die zich gister
morgen in Madrid en in Zuid-Spanje heb
ben afgespeeld, is naar de „United Press"
meldt, door de volksfrontregeering voorts
nog het volgende communiqué verspreid:
„De opstandige troepen hebben de kazernes
Getafe, Vival, Varo en Montana bezet. In
den loop van den dag zijn de regeerings
troepen, bijgestaan door de arbeidersmili
tie, er echter in geslaagd, de revolte neer
te slaan en de kazernes te heroveren. Na
een kort gevecht hebben de insurgenten de
witte vlag geheschen op het dak van de
kazerne Fontana welke door de regeerings
troepen en afdeelingen van de arbeidersmi
litie is bezet.
De kazerne, die in de nabijheid van het
presidentieel paleis is gelegen, vormde het
hoofdkwartier der rebellen te Madrid. De
muiters stonden, naar een mededeeling van
den minister van binnenlandsche zaken, on
der bevel van generaal Fanjoel, die ten tyde,
dat Gil Robles minister van oorlog was, on
derstaats-secretaris was van het departe
ment van oorlog.
De aanval op de kazerne door de regee
ringstroepen werd ingeleid door een lucht
bombardement. Reeds om zes uur in den
morgen verschenen de bommenwerpers bo
ven de kazerne en wierpen bommen naar
omlaag.
Vervolgens rukten de loyaal gebleven
troepen en de civiele stormgarde concen
trisch naar de kazerne op, doch de rebellen
verdedigden zich tot het uiterste met ar
tillerie. Na een hevig gevecht, dat tot on
geveer elf uur duurde, werd de witte vlag
geheschen.