H
BLANKE PIONIERS IN AMERIKA.
Voor 100 jaar.
jptouinciaai TUeuux
Benauwd?
WSIRQOi
Jieck S. School
Seuiüeton
ET HELSCH
COMPLOT
Esperanto in handel en
toerisme.
werking W«"t
\fcrlaaode prijzen ƒ1
HEILOO
Er is niets meer uit dien tijd te vinden.
De aandachtige lezer, die mijn artikelen
van de laatste weken gevolgd heeft, zal
thans niet meer kunnen loochenen, dat
Esperanto zijn nut heeft. Nee, een redelijk
denkend mensch, zal moeten toegeven, dat
Esperanto niet alleen nuttig, doch dringend
noodzakelijk is.
Vele menschen hebben dit reeds ingezien.
In de eerste plaats zy, die het zijn gaan
leeren en dan diegenen, die het geleerd
hebben en het in dienst hebben gesteld van
hun bedrijf.
We hooren nog wel dikwijls, dat Engelsch
de aangewezen taal is voor den handel. Dat
mag nog zoo zijn, maar of het zoo blijven
zal is de vraag.
Waar namelijk Engelsch gebruikt wordt,
ia Engelsche cultuur, Engelsche invloed en
een natie die daar niet op gesteld is,
wenscht ook liever die taal niet. Zoo'n natie
b.v. is Japan. Om dieper op deze kwestie in
te gaan ontbreekt mij helaas de plaatsruim
te, maar een feit is het, dat de Japansche
regeering het gebruik van Esperanto sterk
aanwakkert, zelf propagandageschriften in
deze taal uitgeeft, o.a. voor de Staats
spoorwegen, terwijl publicatie's van me
teorologische observatoria en universiteiten
in het algemeen bij voorkeur in het Espe
ranto worden gesteld.
Dat is in Japan.
Maar ook in andere landen, hoewel mis
schien niet zoo intensief, gaat men meer en
meer de wereldhulptaal in de praktijk be
nutten.
Bijvoorbeeld geven de groote jaarbeur
zen van Parys, Lyon, Frankfurt, Leipzig,
Budapest e.a. jaarlijks hun propaganda-
brochures, kalenders, enz. in Esperanto uit,
terwijl men correspondentie met de betref
fende besturen in deze taal kan voeren.
Evenzoo hebben alle groote touristencen-
tra het practische nut van het zoo eenvou
dige Esperanto ingezien. Een honderdtal,
ryk geïllustreerde vlugschriften van ver
schillende landen en landstreken kunnen
hiervan getuigen.
Begrijpelijkerwijs heeft Esperanto zijn
tegenstanders. Vooral dikwijls onder hen
die andere vreemde talen onderwijzen. Men
vreest dat door invoering van Esperanto op
de scholen, de overige moderne talen er
onder zullen lijden, dat de cultuur die van
de laatsten uitgaat verloren zal raken om
dat men toch slechts, naar men beweert,
tot de „ziel" van een volk kan doordringen
wanneer men de eigen taal machtig is.
Niets is minder waar.
Ten eerste zyn er niet velen een vreemde
taal zoo machtig, dat ze tot de ziel van een
volk kunnen doordringen en bovendien kan
men door middel van Esperanto kennis ne
men van schier alle werken der wereld-li
teratuur, ook van die literaturen waarvan
in onze Nederlandsche taal geen vertaling
mogelijk is.
Doch hierover een volgend maal.
De Esperantisten wenschen trouwens niet,
dat de moderne talen van het lesrooster on
zer middelbare scholen zullen verdwijnen.
Integendeel. Zij hopen slechts, dat men er
binnen afzienbaren tyd toe zal overgaan
Esperanto als verplicht leervak op de lage
re school in te voeren.
Dat zal verder studeerenden een krachti-
gen steun geven bij hun latere talenstudie.
J. M.
niet zonder aarzeling, de vastbeslotenheid,
die, in tijden van nood en gevaar, elke dicta
toriaal geregeerde Staat boven de parle
mentaire regeering zal voorgaan. Mussolini
had slechts met zijn ministers te wikken en
te wegen en kon besluiten; de andere lan
den hadden zich af te vragen of zij voor een
oplossing, die noodig was, veelal op grond
van geheime inlichtingen, den steun van
het parlement zouden verkrijgen. Wanneer
men zich herinnert, dat Mussolini nog voor
het uitbreken van den oorlog in Abessinië
tot voortgaande onderhandelingen geneigd
scheen, wanneer men zich herinnert, dat
Mussolini op de vredesvoorstellen van
Hoare en Laval niet geheel weigerend heeft
geantwoord, gevoelt men zich gesteld voor
de vraag of niet inderdaad de verantwoor
delijkheid, die de Duce voor Italië, voor
Europa en voor zichzelf aanvaard heeft,
hem te zwaar moet hebben gewogen in de
maanden, die achter hem liggen.
Want dat is zeker, niet slechts de formeele
regeerlast, maar de ontzaglijke drukkende
verantwoordelijkheid, die hij in feite met
geen ander kon deelen, heeft Mussolini ge
durende een achttal maanden, die zonder
weerga zyn in de geschiedenis van Italië en
van het moderne Europa, verdragen. En het
teekent zijn figuur en zyn karakter, dat hij,
zonder in beslistheid, psychische of phy-
sieke gezondheid, te zyn verminderd, daar
uit is te voorschijn gekomen. Het teekent in
Mussolini iets van een Napoleon, zy het dan
ook gezien in het moderne licht, dat het
succes niet meer uitsluitend doet afhanke
lijk zijn van den gewonnen veldslag. En het
maakt hem meer nog dan tevoren tot eer.
der merkwaardgste mannen van dezen tijd.
tegenover wie slechts het heden en de toe
komst beteekenis hebben en men nauwelijks
meer geneigd is te vragen naar een ver
leden, dat heeft afgedaan.
Als Gij 's nachts niet slapen kunt
door de benauwdheid op Uw borst
Als Uw ademhaling moeilijker en pijn
lijker wordt door de verstopping van
Uw luchtpijptakken, neem dan Akker's
Abdijsiroop. Gij zult Uw benauwdheid
overmeesteren, want de slijm zal zon
der moeite loskomen. Vanaf den
eersten lepel begint de verlichting.
Dat opgeblazen, benauwde gevoel
zal verdwijnen en na korten tijd zult
Gij geen spoor meer van die borst-
benauwdheid bemerken Neem dus bi*
AKKtn
Hoest-Griep-Bronchitis-Asthma
Verhoog. >f
IS.tïvl
Het uitstapje van de Damesclub.
Een 25-tal dames die op veelzijdig ge
bied in de gemeente werkzaam zijn had
den Woensdag een dagje de zorgen op zij
gezet en zijn op stap gegaan. De dames,
vereenigd in de neutrale reisclub „Ons
Genoegen" zijn 's morgens om half 8 per
Habo-bus naar Apeldoorn getrokken en
blijkbaar zyn ze echt uit geweest, want na
het middernachtelijk uur zijn ze huiswaarts
gekomen.
's Morgens werd onder leiding van den
bekwamen chauffeur de stad Utrecht ge
nomen". In Apeldoorn aangekomen werd
de plaats tot alle hoeken bezocht en men
heeft volop genoten. In het Kamphuis werd
de maaltijd gebruikt en na een groot deel
van ons land te zijn doorkruisd, is men,
volop genietend van het napraten over de
reis, weer aan het werk getogen.
Een woord van hulde aan de leidster,
mevr. Dierendonck, is h'»r °n zijn plaats.
Concert.
Donderdagavond heeft de V. V. V. zijn
concertenreeks voortgezet met een concert
van het plaatselijk r. k. fanfarecorps „St.
Cecilia". Dit corps treft het wel heel slecht.
De vorige keer door den regen uitgesteld
en nu een zeer matig bezoek.
HEILOO ALS BEDEVAARTSPLAATS.
De bedevaartsplaats van O.L. Vr. ter
Nood heeft de laatste dagen een bezoek ge
had als nooit te voren. Er zijn zeker een
3000 pelgrims geweest uit Schagen. Delft en
Rotterdam. Verschillende congregaties en
bonden uit Zuidholland namen er tevens
aan deel. Het groote bezoek houdt zeker
verband, omdat de volgende week het ter
rein, kerk en kapel voor de zieken bedevaart
is gereserveerd.
Uw strooibiljet verdween
verfomfaaid in de mand!
Uw advertentie niet!
Want die stond in de krant
(Slot).
1643.
In dit jaar hadden de Indianen over Man
hattan, Staten Island en Long Island ge
zwermd en een menigte dooden en rookende
puinhoopen achter zich gelaten. Zulk een
verschrikkelijke wraak hadden zij genomen
tegen de hebzucht, de sluwheid en de bar-
baarschheid van sommige blanken, dat 't
jonge Nieuw Nederland aan den rand van
den afgrond stond. Op Long Island woonde
een merkwaardige vrouw van hooge En
gelsche geboorte, Lady Moody geheeten, die
zich met de grootste inspanning tegen de
verwoestende Roodhuiden had weten
staande te houden. Jaren te voren had zij
haar rug toegekeerd aan de weelde en het
gemak van het leven in Oud Engeland en
zy had het verlaten, gestuwd door een bran
dende hartstocht voor burgerlijke en gods
dienstige vrijheid. Zij had gehoopt deze
dingen te vinden in Nieuw Engeland maar
werd daarin teleurgesteld en derhalve trok
zy naar de gastvrije Hollanders, die daar
anders over dachten. Lady Moody's blokhut
bleef bewaard, dank zij de heftige verdedi
ging van haar mede-bewoners en het stadje
Gravesend, de eenige Engelsche nederzet
ting te midden van de vijf Hollandsche
plaatsen, bleef gespaard om haar aandeel te
vormen van de latere Borough of Brooklyn.
Lady Moody kwam oorspronkelijk uit Gars-
den in Wiltshire, dat door haar vader in de
dagen van Koningin Elizabeth in Parlia-
ment vertegenwoordigd werd.
Als weduwe in Londen vertoevend, kwam
zy in botsing met de kleinzielige wetten
van dien tijd, die iemand verboden een be
paalden tijd van zyn eigen huis afwezig te
zyn. De Court of the Star Chamber strafte
haar met terugzending naar Wiltshire, om
daar een goed voorbeeld te geven aan de
armere klassen. Duizenden mylen over den
Oecaan bestond een nieuwe wereld, waar
andere vervolgde Engelsehen naar toe waren
gegaan op zoek naar vrijheid en zij besloot
hetzelfde te doen.
In 1635 kwam zij met haar zoon in Massa-
chusetts aan, maar nauwelijks gevestigd
kwam zy tot de ontdekking, dat de daar
wonende Puriteinen hun eigen opvattingen
van vrijheid hadden. Haar werd het lidmaat
schap van de kerk ontnomen en zij trok
opnieuw aan het zwerven. De toenmalige
gouverneur van Massachusetts, Winthrop
schreef in zijn dagboek, dat Lady Moody,
een verstandige en zeer godsdienstige
vrouw, door de ouderlingen van de kerk
veroordeeld werd wegens haar inzicht om
trent de kinderdoop en op raad van haar
vrienden naar de Hollandsche koloniën
trok. Veertig Engelschen verlieten met haar
Massachusetts en aangekomen in Manhattan
vonden zij daar tot hun vreugde een Engel
sche nederzetting ter hoogte van de tegen
woordige 57ste straat en de East River. De
Hollanders hadden dit land van de Indianen
gekocht voor één deken, één ketel en een
trommel en dit land werd aan Lady Moody
en haar gezelschap afgestaan. Wat deze En
gelsche aristocraten het naast aan het hart
lag, n.1. „vrijheid van geweten te hebben en
te genieten volgens de gewoonten van Hol
land zonder gemolesteerd te worden en „als
vrije menschen hun eigen politieke instel
lingen naar het oordeel van de meerderheid
op te richten" werd hier in volmaakten zin
gevonden.
Lady Moody bezat in haar blokhut de
grootste privé bibliotheek van haar tyd met
Latynsche, Engelsche en Italiaansche boe
ken en als de leidende figuur van deze pri
mitieve nederzetting maakte zij het plan
hoe het stadje aan te leggen. Het was
aan^e monding van de Narrow.ge egon.
waar de schepen van overzee blnenk"
men en binnen verloop van tijd zag het er
naar uit, dat Nieuw Amsterdam aan den
anderen kant van het water een groote con
current had gekregen. De gouverneur van
Nieuw Amsterdam, Peter Stuyvesant. was
haar zeer genegen en vertrouwde haar vol
komen, terwyl diens vrouw
vriendin van Lady Moody was. Toch gaf de
godsdienst weer aanleiding tot geschillen en
zoo werd er in Nieuw Amsterdam gefluis
terd, dat in Gravesend ongeloovingen woon
den. De Hollandsche Directeur-Generaal
werd dringend verzocht om er een kerk te
bouwen „omdat de bevolking er zulke god-
delooze levens leidde tengevolge van de
verscheidenheid in godsdienstige opvat
tingen" en een Hollandsche dominee rap
porteerde in 1657 aan zijn gezaghebbers in
Amsterdam: „de bewoners van Gravesend
moeten als mennonieten beschouwd wor
den. De meerderheid onder hen zijn gek''"'
tegen de kinderdoop, de Zondagsheiliging
en het ambt van predikant of leeraar van
God's woord. Zy beweren, dat door deze
dingen allerlei oneenigheid in de wereh
gekomen is en wanneer zij een byeenkomst
houden spreekt de een of ander vrijwillig
voor hen".
1679.
Eiken- en notenblokken brandden gezel
lig in de groote open haard, vele oesters la
gen in de braadpan en Jasper Dankers en
Peter Sluyter, onlangs uit Holland overge
komen, genoten van de goeie dingen die
Long Island in het jaar 1679 opbracht. Zij
zaten daar in de groote huiskamer waar
flakkerend vuur ce muren verlichtte en de
September-koude ui1 de ucht haalde, ter
wijl zy op het avondeten wachten en onder
wijl wat zat te praten met Simon Aersen de
Hart en diens vrouw.
En al gauw waren de oesters, „de besten
in het land, groot en malsch en sommigen
daarvan een voet lang" klaar. Er was een
gebraden stuk hertenvleesch van 30 Ib., dat
de Indianen voor 30 Hollandsche centen
hadden verkocht, groote porties wilde kal
koen en gans volgden het maal van de
reusachtige oesters. De avond ging snel
voorby en toen het laat was geworden be
gonnen Dankers en Sluyter te geeuwen en
andere teekenen van slaap te vertoonen,
waarop de Hart een bed naast de open
haard klaarmaakte. Zij waren heel moede,
deze twee reizigers, die pas eenige dagen te
voren naar Nieuw Nederland waren geko
men als volgelingen van Jean de Labadie,
die van plan was in de nieuwe wereld een
godsdienstige kolonie op te richten. Eiken
dag maakte Dankers aanteekeningen om
trent de bevolking, gewoonten en andere
gebeurlijkheden bij zijn tocht door deze
Amerikaansche nederzettingen en zijn dag
boek is later vertaald door Henry C.
Murphy, een Hollandsche historicus van
Brooklijn en uitgegeven door de Long Is
land Historical Society. Wat we van het
vroegere Long Island weten is hoofdzake
lijk te danken aan dit document.
De twee Labadisten hadden een opmer
kelijke en avontuurlijke reis achter zich
met den timmerman en wagenmaker Gerrit
Evertsen van Duyn als hun gids. Zy waren
dien morgen vroeg uit het huis Jacob Kel-
leker vertrokken, dat in de buurt van het
tegenwoordige Wall Street heeft gestaan en
hadden aan den oever van Manhattan een
roeiboot genomen om over te steken. Toen
zy in Long Island fan wal waren gestapt,
waren zij de heuvels opgewandeld door een
bosch en „door het eerste dorp, dat Breu-
kelen heette en dat een klein leelyk kerkje
midden op den weg heeft staan." Diezelfde
weg heet vandaag Fulton Street en is een
geweldige verkeersader. Daar sloegen zij
rechts af en Gerrit bracht hen by huizen
van vrienden, waar zy hartelijk ontvangen
werden en onthaald op melk en cider,
vruchten en tabak" en bijzonderlijk het
meest van alles afschuwelijke rumdie
door de Hollanders „duiveldood" genoemd
wordt." Dankers merkte op, dat alle men
schen zeer op rum gesteld waren „en de
meesten van hen op een buitensporige ma
nier, ofschoon de rum erg duur is en zeer
onaangenaem smaakt."
Wat zagen zy een perzikboomen, zoo vol
geladen met vruchten, dat zy op het punt
van breken waren! En op verschillende plek
ken lag de grond zoo vol met afgevallen
perziken, „dat de grond niet gezien kon
worden en men zyn voet niet kon neerzet
ten zonder er op te trappen".
41)
Vrij naar het Engelsch
door ANN1E SWAN.
Ongeveer een uur later, toen ze op het
punt stonden het huis te verlaten, kwam
de kleine jongen, dien Alice op aanraden
van dr. Guthrie in haar dienst genomen
had, haar vertellen, dat er een heer in de
biblitheek was, die haar wenschte te spre
ken. Hij vertelde, dat de heer zijn naam
niet had willen zeggen en dat hij haar
niet lang op zou houden. Ze ging onbe
vreesd naar beneden, maar toen ze de deur
opende en by de tafel een bekende, groote,
militaire figuur zag staan, scheen haar hart
stil te staan. Maar haar verwarring duurde
slechts een oogenblik. Toen richtte zij zich
trotsch op en haar gezicht verstrakte zich
tot een koude, hooghartig vragende uit
drukking. Maar kapitein Jim Stanley liet
zich niet gemakkelijk afschrikken en hij
vleide zich met 't idee, dat hij wel wist, hoe
hy een kwade vrouw moest aanpakken.
„Ik heb mijn naam niet gezegd, Alice,
omdat ik bang was, dat je dan zoudt wei
geren mij te ontvangen", begon hij met
een stem, die den juisten toon van nederig
heid en berouw aangenomen had. „Kijk me
niet zoo eigenaardig aan. Het is alles een
misverstand geweest. Wil je een oogenblik
aan de gelukkige dagen terugdenken, die
wij samen gehad hebben, terwijl ik je zal
trachtten uit te leggen, hoe alles geko
men is".
„Wat u mij te zeggen hebt, kapitein
Stanley, interesseert mij niets. Het feit, dat
ik geen van uw twee brieven beantwoord
heb, had u er toch van moeten overtuigen,
dat ik, wat mij betreft, voorgoed met het
verleden afgedaan heb, zooals u dat toen
zoo heftig scheen te verlangen".
Hij kromp ineen, niet zoozeer door haar
woorden als door den toon waarop zij geuit
werden. Ofschoon hij niet bepaald een
fijngevoelig man was, ontging hem haar
vernietigende minachting niet.
„Natuurlijk weet ik, dat het moeilijk is
een verklaring voor dien eersten brief van
me te geven", zei hij haastig. „Maar laat
me het tenminste probeeren. Hij wak te
goeder trouw geschreven. Ik had van je
moeilijkheden thuis gehoord en vond het
gemeen daar nog andere aan toe te voe
gen".
„Ja, andere moeilijkheden eraan toe te
voegen, zooals zeker gebeurd zou zyn, als
ik met u getrouwd was
„Je bent hard, Alice. Maar werkelijk,
toen miss Travers kwam en ik iets defini
tiever berichten over dien anderen jongen
kreeg, vond ik het myn plicht, mij terug
te trekken en jou de kans te geven je po
sitie te verbetereren".
„Wat miss Travers u ook verteld heeft,
kapitein Stanley, het was niet waar en zelfs
al zou het dat wel geweest zyn, dan nog
had het niets aan onze verhouding behoe
ven te veranderen. U had thuis behooren te
komen en my openlyk vertellen, wat u te
zeggen had".
„Ik heb dat beseft, toen het te laat was.
Alice. Maar moet het te laat zyn, echt?"
zei hij op smeekenden toon.
„Ja, .absoluut te laat", antwoordde zij
helder, zonder ook maar de geringste tril
ling in haar stem.
Hij ging onrustig van zijn eene been op
zijn andere staan en draaide aan zijn snor
in een woedende poging om passende en
doeltrefende woorden te vinden.
„Het is verschrikkelijk moeilijk uit te
leggen, Alice, maar als je me wilt vergeve-
ven, zal ik je mijn heele leven dienen en
mijn uiterste best doen, allen twijfel uit je
geest te verbannen".
Ze keek hem vast aan, zonder ook maar
een oogenblik de oogen neer te slaan. Hij
verdiende gestraft te worden, zij was niet
de eerste vrouw, die hy had doen lijden en
zij was niet van plan hem te sparen.
„Toen ik arm was en zonder vrienden en
sympathie en hulp noodig had, kapitein
Stanley, hebt u me in den steek gelaten",
zei ze met heldere stem. „En nu ik geen
van die dingen noodig heb, moet ik u
vaarwel zeggen. Ik heb hier een tehuis
en vrienden gevonden en heb u verder niet
noodig. Vaarwel".
Niet in staat de spanning een seconde
langer te verdragen, boog zij vlug het hoofd
en verliet de kamer.
HOOFDSTUK XXVII.
Mysteries.
Hoewel de aard van het afgeloopen ge
sprek haar natuurlijk overstuur gemaakt
had, was het karakteristiek voor Alice Har
man, dat zy haar plicht niet verzaakte voor
Vit de Alkmaartche Courant
twn 25 Juh 1836.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOIT.
DERS der Stad ALKMAAR bren
gen bU deze ter kennia van de in
gezetenen dier Stad en juris dictie,
dat tengevolge van het Stedelijk
reglement gearresteerd by Z. M.
besluit van den 4den Januari] 1824,
No. 110, een derde deel van het
Kiezera-collegie moet aftreden,
welke vacaturea zoowel als die,
welke door overlijden zijn openge
vallen, dit jaar zullen behooren te
worden aangevuld.
Burgemeester cn Wethouders
hebben te dien einde lijsten doen
opmaken zoo van die ingezetenen,
welke ingevolge het voornoemd
reglement de bevoegdheid hebben
het stemregt uit te oefenen, als aan
de zoodanigen welke tot kiezer kun
nen worden benoemd. Deze lijsten
zullen van den lSden dezer maand
af aan, gedurende acht volgende
dagen ter lezing worden gelegd
op de Stedelijke Secretarie, ten
einde aldaar door ieder één des
morgens van tien tot één ure te
kunnen worden geëxamineerd en
de zoodanigen, welke souden oor
deelen daarop alsnog te moeten
worden gesteld, gelegenheid te
geven, hunne reclames tijdig dee
wege in te leveren.
Alkmear, den
12den Julij 1896.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd.
rONTEIN VERSCHOK,
Ter Ordonnantie van Denselven,
DE DIEU FONTEIN VERSCHUDL.
haar persoonlijke gevoelens. Daarom rleo
ze miss Cummings, zoodra ze dacht, da'.
Stanley wel uit zicht zou zijn en tezamen
gingen zij op weg.
Onderweg praatten zij echter niet veel en
ofschoon het miss Cummings niet ontging,
dat er iets in haar jonge vriendin veran
derd was, was zij wel zoo verstandig er
niet naar te vragen of er iets over te zeggen.
Zy had een goede leerschool doorge
maakt. Daar ze een moeilijke en onder
geschikte positie bij vele families ingeno-
man had, wist ze, hoeveel waarde de kunst
van het zwygen waard is. Alice was meer
dan dankbaar voor haar stilzwijgendheid,
die er veel toe bijdroeg de uitstekende ver
standhouding tusschen hen beiden te ver
sterken. Ze gingen de Zuiderbrug over en
liepen in Oostelijke richting de Rankeil-
lourstraat langs, die toendertijd nog een
keurige en fatsoenlijke straat was, waar
alleen dat deel van iets minder goeden
stand was, dat door de armenbuurt, vlak
bij den ingang van het Queens Park, liep.
Op den allerlaatsten hoek stond het
huis, waar dr. Gardiner zijn practyk had.
Toen zij er nog slechts een paar meter
van verwijderd waren, ging de deur open
en kwam hij naar buiten, met een klein,
zwart taschje in zijn hand. Hij zag er
verwaarloosd en sjofel uit, met die zielige
vervallenheid, kenteekenend voor men
schen, die betere tijden gekend hebben.
Desondanks herkende Alice hem onmid
dellijk.
„Wat vreemd, Cummie. dat ik hem hier
weer moet ontmoeten! Ik heb hem niet
meer gezien sinds dien avond, toen hij met
dr. Ruthven bij mijn tante geweest is".
Toen zij den volgenden morgen naast den
open haard van de Hart wakker werden en
naar buiten gingen om *n luchtje te schep
pen, zagen zij „de watermeloenen zoo groot
als pompoenen bi) de honderden opgesta
peld liggen", die de Hart met zijn bootje
naar Manhattan ging brengen «i In de
stad te verkoopen. Al verder wandelende
kwamen zij bi) een Indianendorp en zagen
met eigen oogen hoe de oorspronkelijke
bewoners van Long Island leefden nadat tg
meer en meer door de blanke Indringers van
hun land verdreven worden. De Roodhuiden
hadden bet land verkocht aan Jacques Cor-
telyou. die Nieuw Utrecht gesticht had,
maar er niet toe kon komen de R^xxihuiden
uit hun eigen land te verjagen. „Hij liet ben
een kleinen hoek over, waar zij hem per
jaar 20 schepels ma is voor betaalden «n
waarvan hij het bette voor zijn eigen ge
bruik hield". Ten laatste kwamen de Laba
disten bij het huis van Cortelyou aan. Hij
was een kind va nFransche ouders geboren
in Holland. Later werd hij een student in de
filosofie, Latijn en wiskunde, een land
meter en hij wist genoeg van de genees
kunde af'. Maar het ergste van alles was,
schreef Dankers in zijn dagboek, „dat hit
een goed volgeling van Descartes was en
geen goed Christen". De Labadisten kwa
men later op de gedachte om ln deze pri
mitieve nederzetting van Long Island, Cor
telyou een exemplaar van „Lee Penaéee" te
geven als een tegengift van Pascal aan Des
cartes.
Na ^riendelyk door Cortelyou ontvangen
en onthaald te zijn, werd den reizigers da
schuur als slaapplaats aangewezen. „We leg
den ons te slapen op stroo bedekt met scha
penhuiden", verhaalt Dankers, „te midden
van een onophoudelijk varkensgeknor, scha-
pengeblaat. hondengeblaf. hanengekraai,
kippengekakel en boven alles een goeie hoe
veelheid vlooien en ongedierte, die ons met
bordes bedekten". Van hun verdere omme-
tocht op het eiland schrijft hij nog „we
hoorden een geweldig lawaai, kryschen en
zingen in de huizen van de Indianen. Zij wa-
ïen allemaal lustig dronken, raasden, gier
den sprongen op en neer. vochten met elkaar
en schuimbekten als wilde dieren". Dit ont
stemde Dankers bijzonder en hij berispte de
pioniers van Brooklyn door te schrijven...*
„en dit hadden zij te danken aan Christe-
■atf*
„Over wien hebt u het, miss Harman?"
„Professor Gardiner. Kijk, hy verdwijnt
daar net in die stoep".
„Professor Gardiner!" Miss Cumming*
keek uiterst verbaasd, terwyi z|J dien naam
herhaalde. „Dat is professor Gardiner niet".
..O, ja, dat is hjj wel", antwoordde Alice.
„Hy is een opvallende verschyning, dia
men niet gauw vergeet. Bovendien U hy
vrij lang in huis geweest en heb Ik tien
minuten vlak by hem geataan, terwyi hij
my zijn oordeel over myn tante mede
deelde. Maar het verbaast ma hem hier te
4en en zoo vreemd gekleed, zoo zag hy er
hcelemaal niet uit, toen hy op het George
Plein was. Weet u misschien ook, of hy een
beetje excentriek is?"
„Ik ken hem heel goed, als u ten minste
profesor Gardiner van de univeraiteit be
doelt". zei mis Cummings, een beetje hef
tig- „Ik behoor hem ook te kennen, want
ik heb zijn beide dochters drie jaar 1*"!
muziekles gegeven en hemzelf bijna dage
lijks gezien. En ik verzeker u, dat hij *«D
van de meest beschaafde heeren uit Edln-
burg ia en zoo precies op zyn kleeren, dat
de studenten hem dikwyis om zyn fatterij"
held uitlachen. Hy is altyd volgens de
nieuwste mode gekleed".
„Wat eigenaardig. Maar dat is prote*0*
Gardiner, Cummie".
„Nee, heusch niet, Zijn figuur UJkt er een
beetje op, dat moet ik toegeven, maar pro*
feaaor Gardiner, nee hoorl Ik ken hem.
hoop ik, zoo goed als mUn eigen vader «|J
hy kent mi). Hebt u niet gezien, dat MJ
ons aankeek, zonder ons te herkennen?
Wordt vervolgd.