H BLANKE PIONIERS IN AMERIKA. Voor 100 jaar. jptouinciaai TUeuux Benauwd? WSIRQOi Jieck S. School Seuiüeton ET HELSCH COMPLOT Esperanto in handel en toerisme. werking W«"t \fcrlaaode prijzen ƒ1 HEILOO Er is niets meer uit dien tijd te vinden. De aandachtige lezer, die mijn artikelen van de laatste weken gevolgd heeft, zal thans niet meer kunnen loochenen, dat Esperanto zijn nut heeft. Nee, een redelijk denkend mensch, zal moeten toegeven, dat Esperanto niet alleen nuttig, doch dringend noodzakelijk is. Vele menschen hebben dit reeds ingezien. In de eerste plaats zy, die het zijn gaan leeren en dan diegenen, die het geleerd hebben en het in dienst hebben gesteld van hun bedrijf. We hooren nog wel dikwijls, dat Engelsch de aangewezen taal is voor den handel. Dat mag nog zoo zijn, maar of het zoo blijven zal is de vraag. Waar namelijk Engelsch gebruikt wordt, ia Engelsche cultuur, Engelsche invloed en een natie die daar niet op gesteld is, wenscht ook liever die taal niet. Zoo'n natie b.v. is Japan. Om dieper op deze kwestie in te gaan ontbreekt mij helaas de plaatsruim te, maar een feit is het, dat de Japansche regeering het gebruik van Esperanto sterk aanwakkert, zelf propagandageschriften in deze taal uitgeeft, o.a. voor de Staats spoorwegen, terwijl publicatie's van me teorologische observatoria en universiteiten in het algemeen bij voorkeur in het Espe ranto worden gesteld. Dat is in Japan. Maar ook in andere landen, hoewel mis schien niet zoo intensief, gaat men meer en meer de wereldhulptaal in de praktijk be nutten. Bijvoorbeeld geven de groote jaarbeur zen van Parys, Lyon, Frankfurt, Leipzig, Budapest e.a. jaarlijks hun propaganda- brochures, kalenders, enz. in Esperanto uit, terwijl men correspondentie met de betref fende besturen in deze taal kan voeren. Evenzoo hebben alle groote touristencen- tra het practische nut van het zoo eenvou dige Esperanto ingezien. Een honderdtal, ryk geïllustreerde vlugschriften van ver schillende landen en landstreken kunnen hiervan getuigen. Begrijpelijkerwijs heeft Esperanto zijn tegenstanders. Vooral dikwijls onder hen die andere vreemde talen onderwijzen. Men vreest dat door invoering van Esperanto op de scholen, de overige moderne talen er onder zullen lijden, dat de cultuur die van de laatsten uitgaat verloren zal raken om dat men toch slechts, naar men beweert, tot de „ziel" van een volk kan doordringen wanneer men de eigen taal machtig is. Niets is minder waar. Ten eerste zyn er niet velen een vreemde taal zoo machtig, dat ze tot de ziel van een volk kunnen doordringen en bovendien kan men door middel van Esperanto kennis ne men van schier alle werken der wereld-li teratuur, ook van die literaturen waarvan in onze Nederlandsche taal geen vertaling mogelijk is. Doch hierover een volgend maal. De Esperantisten wenschen trouwens niet, dat de moderne talen van het lesrooster on zer middelbare scholen zullen verdwijnen. Integendeel. Zij hopen slechts, dat men er binnen afzienbaren tyd toe zal overgaan Esperanto als verplicht leervak op de lage re school in te voeren. Dat zal verder studeerenden een krachti- gen steun geven bij hun latere talenstudie. J. M. niet zonder aarzeling, de vastbeslotenheid, die, in tijden van nood en gevaar, elke dicta toriaal geregeerde Staat boven de parle mentaire regeering zal voorgaan. Mussolini had slechts met zijn ministers te wikken en te wegen en kon besluiten; de andere lan den hadden zich af te vragen of zij voor een oplossing, die noodig was, veelal op grond van geheime inlichtingen, den steun van het parlement zouden verkrijgen. Wanneer men zich herinnert, dat Mussolini nog voor het uitbreken van den oorlog in Abessinië tot voortgaande onderhandelingen geneigd scheen, wanneer men zich herinnert, dat Mussolini op de vredesvoorstellen van Hoare en Laval niet geheel weigerend heeft geantwoord, gevoelt men zich gesteld voor de vraag of niet inderdaad de verantwoor delijkheid, die de Duce voor Italië, voor Europa en voor zichzelf aanvaard heeft, hem te zwaar moet hebben gewogen in de maanden, die achter hem liggen. Want dat is zeker, niet slechts de formeele regeerlast, maar de ontzaglijke drukkende verantwoordelijkheid, die hij in feite met geen ander kon deelen, heeft Mussolini ge durende een achttal maanden, die zonder weerga zyn in de geschiedenis van Italië en van het moderne Europa, verdragen. En het teekent zijn figuur en zyn karakter, dat hij, zonder in beslistheid, psychische of phy- sieke gezondheid, te zyn verminderd, daar uit is te voorschijn gekomen. Het teekent in Mussolini iets van een Napoleon, zy het dan ook gezien in het moderne licht, dat het succes niet meer uitsluitend doet afhanke lijk zijn van den gewonnen veldslag. En het maakt hem meer nog dan tevoren tot eer. der merkwaardgste mannen van dezen tijd. tegenover wie slechts het heden en de toe komst beteekenis hebben en men nauwelijks meer geneigd is te vragen naar een ver leden, dat heeft afgedaan. Als Gij 's nachts niet slapen kunt door de benauwdheid op Uw borst Als Uw ademhaling moeilijker en pijn lijker wordt door de verstopping van Uw luchtpijptakken, neem dan Akker's Abdijsiroop. Gij zult Uw benauwdheid overmeesteren, want de slijm zal zon der moeite loskomen. Vanaf den eersten lepel begint de verlichting. Dat opgeblazen, benauwde gevoel zal verdwijnen en na korten tijd zult Gij geen spoor meer van die borst- benauwdheid bemerken Neem dus bi* AKKtn Hoest-Griep-Bronchitis-Asthma Verhoog. >f IS.tïvl Het uitstapje van de Damesclub. Een 25-tal dames die op veelzijdig ge bied in de gemeente werkzaam zijn had den Woensdag een dagje de zorgen op zij gezet en zijn op stap gegaan. De dames, vereenigd in de neutrale reisclub „Ons Genoegen" zijn 's morgens om half 8 per Habo-bus naar Apeldoorn getrokken en blijkbaar zyn ze echt uit geweest, want na het middernachtelijk uur zijn ze huiswaarts gekomen. 's Morgens werd onder leiding van den bekwamen chauffeur de stad Utrecht ge nomen". In Apeldoorn aangekomen werd de plaats tot alle hoeken bezocht en men heeft volop genoten. In het Kamphuis werd de maaltijd gebruikt en na een groot deel van ons land te zijn doorkruisd, is men, volop genietend van het napraten over de reis, weer aan het werk getogen. Een woord van hulde aan de leidster, mevr. Dierendonck, is h'»r °n zijn plaats. Concert. Donderdagavond heeft de V. V. V. zijn concertenreeks voortgezet met een concert van het plaatselijk r. k. fanfarecorps „St. Cecilia". Dit corps treft het wel heel slecht. De vorige keer door den regen uitgesteld en nu een zeer matig bezoek. HEILOO ALS BEDEVAARTSPLAATS. De bedevaartsplaats van O.L. Vr. ter Nood heeft de laatste dagen een bezoek ge had als nooit te voren. Er zijn zeker een 3000 pelgrims geweest uit Schagen. Delft en Rotterdam. Verschillende congregaties en bonden uit Zuidholland namen er tevens aan deel. Het groote bezoek houdt zeker verband, omdat de volgende week het ter rein, kerk en kapel voor de zieken bedevaart is gereserveerd. Uw strooibiljet verdween verfomfaaid in de mand! Uw advertentie niet! Want die stond in de krant (Slot). 1643. In dit jaar hadden de Indianen over Man hattan, Staten Island en Long Island ge zwermd en een menigte dooden en rookende puinhoopen achter zich gelaten. Zulk een verschrikkelijke wraak hadden zij genomen tegen de hebzucht, de sluwheid en de bar- baarschheid van sommige blanken, dat 't jonge Nieuw Nederland aan den rand van den afgrond stond. Op Long Island woonde een merkwaardige vrouw van hooge En gelsche geboorte, Lady Moody geheeten, die zich met de grootste inspanning tegen de verwoestende Roodhuiden had weten staande te houden. Jaren te voren had zij haar rug toegekeerd aan de weelde en het gemak van het leven in Oud Engeland en zy had het verlaten, gestuwd door een bran dende hartstocht voor burgerlijke en gods dienstige vrijheid. Zij had gehoopt deze dingen te vinden in Nieuw Engeland maar werd daarin teleurgesteld en derhalve trok zy naar de gastvrije Hollanders, die daar anders over dachten. Lady Moody's blokhut bleef bewaard, dank zij de heftige verdedi ging van haar mede-bewoners en het stadje Gravesend, de eenige Engelsche nederzet ting te midden van de vijf Hollandsche plaatsen, bleef gespaard om haar aandeel te vormen van de latere Borough of Brooklyn. Lady Moody kwam oorspronkelijk uit Gars- den in Wiltshire, dat door haar vader in de dagen van Koningin Elizabeth in Parlia- ment vertegenwoordigd werd. Als weduwe in Londen vertoevend, kwam zy in botsing met de kleinzielige wetten van dien tijd, die iemand verboden een be paalden tijd van zyn eigen huis afwezig te zyn. De Court of the Star Chamber strafte haar met terugzending naar Wiltshire, om daar een goed voorbeeld te geven aan de armere klassen. Duizenden mylen over den Oecaan bestond een nieuwe wereld, waar andere vervolgde Engelsehen naar toe waren gegaan op zoek naar vrijheid en zij besloot hetzelfde te doen. In 1635 kwam zij met haar zoon in Massa- chusetts aan, maar nauwelijks gevestigd kwam zy tot de ontdekking, dat de daar wonende Puriteinen hun eigen opvattingen van vrijheid hadden. Haar werd het lidmaat schap van de kerk ontnomen en zij trok opnieuw aan het zwerven. De toenmalige gouverneur van Massachusetts, Winthrop schreef in zijn dagboek, dat Lady Moody, een verstandige en zeer godsdienstige vrouw, door de ouderlingen van de kerk veroordeeld werd wegens haar inzicht om trent de kinderdoop en op raad van haar vrienden naar de Hollandsche koloniën trok. Veertig Engelschen verlieten met haar Massachusetts en aangekomen in Manhattan vonden zij daar tot hun vreugde een Engel sche nederzetting ter hoogte van de tegen woordige 57ste straat en de East River. De Hollanders hadden dit land van de Indianen gekocht voor één deken, één ketel en een trommel en dit land werd aan Lady Moody en haar gezelschap afgestaan. Wat deze En gelsche aristocraten het naast aan het hart lag, n.1. „vrijheid van geweten te hebben en te genieten volgens de gewoonten van Hol land zonder gemolesteerd te worden en „als vrije menschen hun eigen politieke instel lingen naar het oordeel van de meerderheid op te richten" werd hier in volmaakten zin gevonden. Lady Moody bezat in haar blokhut de grootste privé bibliotheek van haar tyd met Latynsche, Engelsche en Italiaansche boe ken en als de leidende figuur van deze pri mitieve nederzetting maakte zij het plan hoe het stadje aan te leggen. Het was aan^e monding van de Narrow.ge egon. waar de schepen van overzee blnenk" men en binnen verloop van tijd zag het er naar uit, dat Nieuw Amsterdam aan den anderen kant van het water een groote con current had gekregen. De gouverneur van Nieuw Amsterdam, Peter Stuyvesant. was haar zeer genegen en vertrouwde haar vol komen, terwyl diens vrouw vriendin van Lady Moody was. Toch gaf de godsdienst weer aanleiding tot geschillen en zoo werd er in Nieuw Amsterdam gefluis terd, dat in Gravesend ongeloovingen woon den. De Hollandsche Directeur-Generaal werd dringend verzocht om er een kerk te bouwen „omdat de bevolking er zulke god- delooze levens leidde tengevolge van de verscheidenheid in godsdienstige opvat tingen" en een Hollandsche dominee rap porteerde in 1657 aan zijn gezaghebbers in Amsterdam: „de bewoners van Gravesend moeten als mennonieten beschouwd wor den. De meerderheid onder hen zijn gek''"' tegen de kinderdoop, de Zondagsheiliging en het ambt van predikant of leeraar van God's woord. Zy beweren, dat door deze dingen allerlei oneenigheid in de wereh gekomen is en wanneer zij een byeenkomst houden spreekt de een of ander vrijwillig voor hen". 1679. Eiken- en notenblokken brandden gezel lig in de groote open haard, vele oesters la gen in de braadpan en Jasper Dankers en Peter Sluyter, onlangs uit Holland overge komen, genoten van de goeie dingen die Long Island in het jaar 1679 opbracht. Zij zaten daar in de groote huiskamer waar flakkerend vuur ce muren verlichtte en de September-koude ui1 de ucht haalde, ter wijl zy op het avondeten wachten en onder wijl wat zat te praten met Simon Aersen de Hart en diens vrouw. En al gauw waren de oesters, „de besten in het land, groot en malsch en sommigen daarvan een voet lang" klaar. Er was een gebraden stuk hertenvleesch van 30 Ib., dat de Indianen voor 30 Hollandsche centen hadden verkocht, groote porties wilde kal koen en gans volgden het maal van de reusachtige oesters. De avond ging snel voorby en toen het laat was geworden be gonnen Dankers en Sluyter te geeuwen en andere teekenen van slaap te vertoonen, waarop de Hart een bed naast de open haard klaarmaakte. Zij waren heel moede, deze twee reizigers, die pas eenige dagen te voren naar Nieuw Nederland waren geko men als volgelingen van Jean de Labadie, die van plan was in de nieuwe wereld een godsdienstige kolonie op te richten. Eiken dag maakte Dankers aanteekeningen om trent de bevolking, gewoonten en andere gebeurlijkheden bij zijn tocht door deze Amerikaansche nederzettingen en zijn dag boek is later vertaald door Henry C. Murphy, een Hollandsche historicus van Brooklijn en uitgegeven door de Long Is land Historical Society. Wat we van het vroegere Long Island weten is hoofdzake lijk te danken aan dit document. De twee Labadisten hadden een opmer kelijke en avontuurlijke reis achter zich met den timmerman en wagenmaker Gerrit Evertsen van Duyn als hun gids. Zy waren dien morgen vroeg uit het huis Jacob Kel- leker vertrokken, dat in de buurt van het tegenwoordige Wall Street heeft gestaan en hadden aan den oever van Manhattan een roeiboot genomen om over te steken. Toen zy in Long Island fan wal waren gestapt, waren zij de heuvels opgewandeld door een bosch en „door het eerste dorp, dat Breu- kelen heette en dat een klein leelyk kerkje midden op den weg heeft staan." Diezelfde weg heet vandaag Fulton Street en is een geweldige verkeersader. Daar sloegen zij rechts af en Gerrit bracht hen by huizen van vrienden, waar zy hartelijk ontvangen werden en onthaald op melk en cider, vruchten en tabak" en bijzonderlijk het meest van alles afschuwelijke rumdie door de Hollanders „duiveldood" genoemd wordt." Dankers merkte op, dat alle men schen zeer op rum gesteld waren „en de meesten van hen op een buitensporige ma nier, ofschoon de rum erg duur is en zeer onaangenaem smaakt." Wat zagen zy een perzikboomen, zoo vol geladen met vruchten, dat zy op het punt van breken waren! En op verschillende plek ken lag de grond zoo vol met afgevallen perziken, „dat de grond niet gezien kon worden en men zyn voet niet kon neerzet ten zonder er op te trappen". 41) Vrij naar het Engelsch door ANN1E SWAN. Ongeveer een uur later, toen ze op het punt stonden het huis te verlaten, kwam de kleine jongen, dien Alice op aanraden van dr. Guthrie in haar dienst genomen had, haar vertellen, dat er een heer in de biblitheek was, die haar wenschte te spre ken. Hij vertelde, dat de heer zijn naam niet had willen zeggen en dat hij haar niet lang op zou houden. Ze ging onbe vreesd naar beneden, maar toen ze de deur opende en by de tafel een bekende, groote, militaire figuur zag staan, scheen haar hart stil te staan. Maar haar verwarring duurde slechts een oogenblik. Toen richtte zij zich trotsch op en haar gezicht verstrakte zich tot een koude, hooghartig vragende uit drukking. Maar kapitein Jim Stanley liet zich niet gemakkelijk afschrikken en hij vleide zich met 't idee, dat hij wel wist, hoe hy een kwade vrouw moest aanpakken. „Ik heb mijn naam niet gezegd, Alice, omdat ik bang was, dat je dan zoudt wei geren mij te ontvangen", begon hij met een stem, die den juisten toon van nederig heid en berouw aangenomen had. „Kijk me niet zoo eigenaardig aan. Het is alles een misverstand geweest. Wil je een oogenblik aan de gelukkige dagen terugdenken, die wij samen gehad hebben, terwijl ik je zal trachtten uit te leggen, hoe alles geko men is". „Wat u mij te zeggen hebt, kapitein Stanley, interesseert mij niets. Het feit, dat ik geen van uw twee brieven beantwoord heb, had u er toch van moeten overtuigen, dat ik, wat mij betreft, voorgoed met het verleden afgedaan heb, zooals u dat toen zoo heftig scheen te verlangen". Hij kromp ineen, niet zoozeer door haar woorden als door den toon waarop zij geuit werden. Ofschoon hij niet bepaald een fijngevoelig man was, ontging hem haar vernietigende minachting niet. „Natuurlijk weet ik, dat het moeilijk is een verklaring voor dien eersten brief van me te geven", zei hij haastig. „Maar laat me het tenminste probeeren. Hij wak te goeder trouw geschreven. Ik had van je moeilijkheden thuis gehoord en vond het gemeen daar nog andere aan toe te voe gen". „Ja, andere moeilijkheden eraan toe te voegen, zooals zeker gebeurd zou zyn, als ik met u getrouwd was „Je bent hard, Alice. Maar werkelijk, toen miss Travers kwam en ik iets defini tiever berichten over dien anderen jongen kreeg, vond ik het myn plicht, mij terug te trekken en jou de kans te geven je po sitie te verbetereren". „Wat miss Travers u ook verteld heeft, kapitein Stanley, het was niet waar en zelfs al zou het dat wel geweest zyn, dan nog had het niets aan onze verhouding behoe ven te veranderen. U had thuis behooren te komen en my openlyk vertellen, wat u te zeggen had". „Ik heb dat beseft, toen het te laat was. Alice. Maar moet het te laat zyn, echt?" zei hij op smeekenden toon. „Ja, .absoluut te laat", antwoordde zij helder, zonder ook maar de geringste tril ling in haar stem. Hij ging onrustig van zijn eene been op zijn andere staan en draaide aan zijn snor in een woedende poging om passende en doeltrefende woorden te vinden. „Het is verschrikkelijk moeilijk uit te leggen, Alice, maar als je me wilt vergeve- ven, zal ik je mijn heele leven dienen en mijn uiterste best doen, allen twijfel uit je geest te verbannen". Ze keek hem vast aan, zonder ook maar een oogenblik de oogen neer te slaan. Hij verdiende gestraft te worden, zij was niet de eerste vrouw, die hy had doen lijden en zij was niet van plan hem te sparen. „Toen ik arm was en zonder vrienden en sympathie en hulp noodig had, kapitein Stanley, hebt u me in den steek gelaten", zei ze met heldere stem. „En nu ik geen van die dingen noodig heb, moet ik u vaarwel zeggen. Ik heb hier een tehuis en vrienden gevonden en heb u verder niet noodig. Vaarwel". Niet in staat de spanning een seconde langer te verdragen, boog zij vlug het hoofd en verliet de kamer. HOOFDSTUK XXVII. Mysteries. Hoewel de aard van het afgeloopen ge sprek haar natuurlijk overstuur gemaakt had, was het karakteristiek voor Alice Har man, dat zy haar plicht niet verzaakte voor Vit de Alkmaartche Courant twn 25 Juh 1836. KENNISGEVING. BURGEMEESTER en WETHOIT. DERS der Stad ALKMAAR bren gen bU deze ter kennia van de in gezetenen dier Stad en juris dictie, dat tengevolge van het Stedelijk reglement gearresteerd by Z. M. besluit van den 4den Januari] 1824, No. 110, een derde deel van het Kiezera-collegie moet aftreden, welke vacaturea zoowel als die, welke door overlijden zijn openge vallen, dit jaar zullen behooren te worden aangevuld. Burgemeester cn Wethouders hebben te dien einde lijsten doen opmaken zoo van die ingezetenen, welke ingevolge het voornoemd reglement de bevoegdheid hebben het stemregt uit te oefenen, als aan de zoodanigen welke tot kiezer kun nen worden benoemd. Deze lijsten zullen van den lSden dezer maand af aan, gedurende acht volgende dagen ter lezing worden gelegd op de Stedelijke Secretarie, ten einde aldaar door ieder één des morgens van tien tot één ure te kunnen worden geëxamineerd en de zoodanigen, welke souden oor deelen daarop alsnog te moeten worden gesteld, gelegenheid te geven, hunne reclames tijdig dee wege in te leveren. Alkmear, den 12den Julij 1896. Burgemeester en Wethouders voornoemd. rONTEIN VERSCHOK, Ter Ordonnantie van Denselven, DE DIEU FONTEIN VERSCHUDL. haar persoonlijke gevoelens. Daarom rleo ze miss Cummings, zoodra ze dacht, da'. Stanley wel uit zicht zou zijn en tezamen gingen zij op weg. Onderweg praatten zij echter niet veel en ofschoon het miss Cummings niet ontging, dat er iets in haar jonge vriendin veran derd was, was zij wel zoo verstandig er niet naar te vragen of er iets over te zeggen. Zy had een goede leerschool doorge maakt. Daar ze een moeilijke en onder geschikte positie bij vele families ingeno- man had, wist ze, hoeveel waarde de kunst van het zwygen waard is. Alice was meer dan dankbaar voor haar stilzwijgendheid, die er veel toe bijdroeg de uitstekende ver standhouding tusschen hen beiden te ver sterken. Ze gingen de Zuiderbrug over en liepen in Oostelijke richting de Rankeil- lourstraat langs, die toendertijd nog een keurige en fatsoenlijke straat was, waar alleen dat deel van iets minder goeden stand was, dat door de armenbuurt, vlak bij den ingang van het Queens Park, liep. Op den allerlaatsten hoek stond het huis, waar dr. Gardiner zijn practyk had. Toen zij er nog slechts een paar meter van verwijderd waren, ging de deur open en kwam hij naar buiten, met een klein, zwart taschje in zijn hand. Hij zag er verwaarloosd en sjofel uit, met die zielige vervallenheid, kenteekenend voor men schen, die betere tijden gekend hebben. Desondanks herkende Alice hem onmid dellijk. „Wat vreemd, Cummie. dat ik hem hier weer moet ontmoeten! Ik heb hem niet meer gezien sinds dien avond, toen hij met dr. Ruthven bij mijn tante geweest is". Toen zij den volgenden morgen naast den open haard van de Hart wakker werden en naar buiten gingen om *n luchtje te schep pen, zagen zij „de watermeloenen zoo groot als pompoenen bi) de honderden opgesta peld liggen", die de Hart met zijn bootje naar Manhattan ging brengen «i In de stad te verkoopen. Al verder wandelende kwamen zij bi) een Indianendorp en zagen met eigen oogen hoe de oorspronkelijke bewoners van Long Island leefden nadat tg meer en meer door de blanke Indringers van hun land verdreven worden. De Roodhuiden hadden bet land verkocht aan Jacques Cor- telyou. die Nieuw Utrecht gesticht had, maar er niet toe kon komen de R^xxihuiden uit hun eigen land te verjagen. „Hij liet ben een kleinen hoek over, waar zij hem per jaar 20 schepels ma is voor betaalden «n waarvan hij het bette voor zijn eigen ge bruik hield". Ten laatste kwamen de Laba disten bij het huis van Cortelyou aan. Hij was een kind va nFransche ouders geboren in Holland. Later werd hij een student in de filosofie, Latijn en wiskunde, een land meter en hij wist genoeg van de genees kunde af'. Maar het ergste van alles was, schreef Dankers in zijn dagboek, „dat hit een goed volgeling van Descartes was en geen goed Christen". De Labadisten kwa men later op de gedachte om ln deze pri mitieve nederzetting van Long Island, Cor telyou een exemplaar van „Lee Penaéee" te geven als een tegengift van Pascal aan Des cartes. Na ^riendelyk door Cortelyou ontvangen en onthaald te zijn, werd den reizigers da schuur als slaapplaats aangewezen. „We leg den ons te slapen op stroo bedekt met scha penhuiden", verhaalt Dankers, „te midden van een onophoudelijk varkensgeknor, scha- pengeblaat. hondengeblaf. hanengekraai, kippengekakel en boven alles een goeie hoe veelheid vlooien en ongedierte, die ons met bordes bedekten". Van hun verdere omme- tocht op het eiland schrijft hij nog „we hoorden een geweldig lawaai, kryschen en zingen in de huizen van de Indianen. Zij wa- ïen allemaal lustig dronken, raasden, gier den sprongen op en neer. vochten met elkaar en schuimbekten als wilde dieren". Dit ont stemde Dankers bijzonder en hij berispte de pioniers van Brooklyn door te schrijven...* „en dit hadden zij te danken aan Christe- ■atf* „Over wien hebt u het, miss Harman?" „Professor Gardiner. Kijk, hy verdwijnt daar net in die stoep". „Professor Gardiner!" Miss Cumming* keek uiterst verbaasd, terwyi z|J dien naam herhaalde. „Dat is professor Gardiner niet". ..O, ja, dat is hjj wel", antwoordde Alice. „Hy is een opvallende verschyning, dia men niet gauw vergeet. Bovendien U hy vrij lang in huis geweest en heb Ik tien minuten vlak by hem geataan, terwyi hij my zijn oordeel over myn tante mede deelde. Maar het verbaast ma hem hier te 4en en zoo vreemd gekleed, zoo zag hy er hcelemaal niet uit, toen hy op het George Plein was. Weet u misschien ook, of hy een beetje excentriek is?" „Ik ken hem heel goed, als u ten minste profesor Gardiner van de univeraiteit be doelt". zei mis Cummings, een beetje hef tig- „Ik behoor hem ook te kennen, want ik heb zijn beide dochters drie jaar 1*"! muziekles gegeven en hemzelf bijna dage lijks gezien. En ik verzeker u, dat hij *«D van de meest beschaafde heeren uit Edln- burg ia en zoo precies op zyn kleeren, dat de studenten hem dikwyis om zyn fatterij" held uitlachen. Hy is altyd volgens de nieuwste mode gekleed". „Wat eigenaardig. Maar dat is prote*0* Gardiner, Cummie". „Nee, heusch niet, Zijn figuur UJkt er een beetje op, dat moet ik toegeven, maar pro* feaaor Gardiner, nee hoorl Ik ken hem. hoop ik, zoo goed als mUn eigen vader «|J hy kent mi). Hebt u niet gezien, dat MJ ons aankeek, zonder ons te herkennen? Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 10