■ATLAS KOMT NU TE PAS! KING-ATLAS VAN NEDERLAND DE KLAAGMUUR TE JERUZALEM. JCuast m Hktenschap I w OF bii. Kerkconcert. De man bij het raam. ïr.k"»^< Wat is menschelijker dan de klacht om wat verloren ging. Een duizendjarige traditie. -ws-~.sJ5SSS.tSi5 't Is vacantietijd. Nu naar buiten. Nu fit zijn. Dus... King-pepermunt mee. En... de King-atlas. Die wijst U de weg. Die komt nö te pas. Verkrijgbaar bij drogl.t ol winkelier. Prij» 25 eenli aankoop *an oen 'rol King-pepermunt a 10 centr TONNEMA CIE SNEEK DE SCHORSING VAN DEN BURGE MEESTER VAN BORSSELEN. Gisteren hebben wij melding gemaakt van de schorsing van den burgemeester van Borselen wegens onregelmatigheden in de administratie. Betreffende deze schorsing vern. de N.R.C. nog, dat reeds lang geruchten liepen over minder goede administratie bij de gemeente en ook bij den polder Borsselen. In den raad is er herhaaldelijk overgeklaagd, dat personen, die geld van de gemeente moesten hebben, veel te lang daarop moesten wach ten. Voorts waren bij den polder sommige personen te hoog en anderen die belasting schuldig zouden zijn, geheel niet aangesla gen. Daar de raadsleden en de leden van het polderbestuur geen inlichtingen naar hun genoegen konden krijgen, hebben zij zich tot Ged. Staten gericht, met het vermelde gevolg. NED. BOND VAN SIGARENWINKELIERS. De Tabakswet. In de Donderdag te Utrecht gehouden ver gadering van den bond van sigarenwinke- liersvereenigingen is aan den minister van financiën een telegram gezonden, waarin, onder verwijzing naar de bespreking welke in Sept. 1935 in den Middenstandsraad met den inspecteur der belastingen, den heer T. de Jong namens den minister heeft plaats gehad, dringend verzocht wordt ten spoe digste die wijzigingen in de Tabakswet te brengen, waardoor de door den Midden stand gekoesterde verlangens, welke ook die der sigarenwinkeliers zijn, worden verwe zenlijkt. DOODELIJKE VAL. Gisteren is het driejarig zoontje van de familie H. B., te Roodeschool (Gr.) by het spelen op zolder op een oogenblik, dat het ventje zonder toezicht was, van den zolder gevallen. De jongen kwam op het hoofd terecht en werd in ernstigen toestand naar het Academisch Ziekenhuis te Groningen overgebracht, alwaar hij korten tijd na aan komst aan de gevolgen is overleden. MAN VERDRONKEN IN DE MAAS. Gisterochtend is uit de Maas te Steyl op gehaald het lijk van den 55-jarigen Konings uit Allandsstraat te Tegelen. Donderdagavond werden op de veerpont de jas en pet van den man gevonden. Daar men een ongeluk vreesde, was de politie gaan dreggen en zij heeft na een paar uur het lijk gevonden. De man is weduwnaar en vader van negen kinderen. DE BRAND TE ROTTERDAM. - Directeuren van „het gebouw" in vrijheid gesteld. De drie directeuren, alsmede de general manager van het gebouw van Kunsten en Wetenschappen te Rotterdam, die sedert eenige dagen op het vermoeden van brand stichting in het huis van bewaring waren Ingesloten, zullen nog vandaag in vrijheid worden gesteld. VERKEERSONGEVALLEN TE NIJMEGEN Tengevolge van de groote drukte tijdens de vierdaagsche afstandsmarschen te Nij megen zijn op den hoek van de St. Anna- straat op den Groesbeekschen weg twee verkeersongevallen gebeurd. Op genoemd kruispunt botsten twee auto's tegen elkaar, waarbij echter geen persoonlijke ongeluk ken zich voordeden. Even later kwam de motorrijder J. uit Nijmegen de Annastraat uitrijden en daar tengevolge van de men- schenmenigte het uitzicht ter plaatse be lemmerd werd, reed hij een Duitsch meisje aan. Het kind werd tegen den grond ge smakt en liep een diepe halswonde op. Zij is dadelijk door den chirurg dr. Ten Horn behandald. Haar toestand is zeer ernstig. TWEE JONGENS VERMIST. Delftsche avonturiers met 450.op stap. Op Zaterdag 4 Juli hebben twee Delft sche jongens W. A. J. Goeting en Dirk van Zuidam de ouderlijke woning verla ten en hebben, behalve een briefkaart op 6 Juli uit Nijmegen verzonden, geen levensteeken van zich laten hooren. De po ïtie van Delft heeft eenigen tijd gele- p?t®en verzoek tot opsporing gedaan, echter zonder resultaat. De politie heeft haar verzoek herhaald L>e jongens zijn in bezit van 450 Waarschijnlijk zijn zij in het bezit "van een flesch met aether, een flesch met chloroform en een flesch met arsenig- zuur, afkomstig uit het Gymnasium te Delft. Signalement Goeting: lang ongeveer 1.82 meter, mager eenigszins slungelach tig postuur (ziet er ouder uit dan hij is), lichtblond achterovergekamd haar, blau we oogen, klein litteeken rechterkant hals, gekleed in licht bruin colbert- costuum met lange broek of plus-fours, blootshoofds, donker bruine lage schoe nen, grijze regenjas. Hij had een kleine y^rican-fibre handkoffer met kleeding- stukken en twee acte tasschen met sudie- fcoeken bij zich. Signalement van Zuidam: lang 1.75 me ter, slank postuur, donker haar, blauwe oogen, gekleed met grijze of blauwe broek, blauw colbertjasje, blauwe regen jas. De ouders der kinderen doen een beroep op het publiek om mede te werken tot hun opsporing. Drie jonge musici concerteerden gister avond in het kerkje te Bergen aan Zee, waar zij een programma uitvoerden genee. bestaande uit composities van de zeventien de eeuw. 't Was een goede gelegenheid om weer eens herinnerd te worden aan de ve e prachtige werken, die er in dien tijd ge schreven zijn. Men had sonates van Handel en Eccles gekozen, de Chaconne van Bach. Mattheson, de Fesch, en een concert voor viool, violoncel en orgel van Telemann. Camille Jacobs speelde de sonate van "a"" del, mooi van toon, en toonde zich met de vertolking van Bach's Chaconne nu reeds een violist van beteekenis. De cellist Frank Onnen had de sonate van Eccles en kleine stukken gekozen; zijn spel heb ik het meest gewaardeerd in delang zame deelen der sonate en het „air" van Mattheson; in Allegro's o.a. is het spel soms niet van eenige ruwheid vrij te pleiten en beïnvloed dat de kwaliteit van toon. Onnen lijkt me wel eens wat overmoedig. Het concert van Telemann, le en 3e deel van een opwekkenden inhoud (dergelijke muziek is wel eens noodig in dezen tijd) en met een prachtig „Largo", kreeg een uit muntenden vertolken. Albert de Klerk, organist der Janskerk te Haarlem, bespeelde het orgel, hij gaf geen solo's, waarvoor het instrument ook minder geschikt is, maar musiceerde steeds met zijn collega's, en voortreffelijk. Jongelui, de tijd, dien we beleven, is moei lijk, niet het minst voor musici. Jullie staan aan het begin van een loopbaan en hopelijk komt er nog wel eens een betere tijd, dus houdt er den moed maar in, zet op jullie pro gramma steeds het concert van Telemarn en speelt het altijd met dezelfde opgewekt heid als jullie gisteravond hebt gedaan, dat geeft ook moed. A. K. Ziet gij muggen, lang van poot. Aarzelt niet, maar slaat ze dood. Dreigend is het weer en drukkend. Aan den hemel staan zware wolken. Af en toe komt de zon als een bleeke schijf zich ver- toonen. Iets ongenoegelijks hangt er in de lucht. Of verbeeld ik het me maar? Wat ik doormaakte, gisteravond, zit me nog in mijn body. Ik kan geen verklaring vinden. Ik probeer en probeer het steeds weer. Wanhopig zit ik aan deze nuchtere hoteltafel; geen straal van eenig opmonte rend licht schijnt bij mij binnen en het is wel niet verwonderlijk, dat de griezel van het ongenoegelijk-geheimzinnige mij be kruipt. Maar er moet een verklaring voor mij zijn! Na een nacht van zware droomen voelt je hoofd alsof het zal barsten. Muren sluiten zich om mij; tevergeefs werp ik me op deze muren. Misschien krijg ik wat verlichting als ik vertel wat er gebeurde. Gegil is uitgesloten; alles is eenvoudig en geluidloos. Maar ge luidloos ook gaan wij over de paden der wereldgeheimen. Ik heb de gewoonte 's nachts met open venster te slapen. Wie mocht glimlachen over de vermelding dezer particuliere aan gelegenheid, moet meteen weten, dat het tot het verhaal behoort. Ja, ik ben gedwon gen mijne voor andere menschen stellig niet interessante gewoonten nog meer te om schrijven omdat zij juist van belang zijn voor het gebeurde. En zoo moet ik dan me- dedeelen, dat ik weliswaar het raam open maar de jaloezie omlaag laat. Natuurlijk blijven de latten der jaloezie eenigszins ge opend, zoodat het glanzen van een helde ren nacht als ook het zwakke schijnsel van een straatlantaarn naar binnen kan glippen; de voorwerpen in de kamer zijn dan daar door goed te onderscheiden. Dit had ik, al meermalen waargenomen. Trouwens deze gemeubileerde kamer is mij sedert jaren bekend; ik weet, dat daar ginds op den schrijftafel een groote Boeddha uit brons zit; ik weet, dat naast den leun stoel een leeslamp in den vorm van een rei ger met opengespalkten snavel en ik zal den ger met opengespalkten snavel staat en ik zal den Boeddha en de reiger-lamp zelfs bij 't flauwste licht nimmer als iets vreemds aanvoelen.. Ik geloof de dingen goed te begrij pen, omdat ik weet hoe ze er uitzien. Maar wanneer nu plotseling, midden in den nacht, werkelijk iets vreemds in de ka mer staat mag men dan er zeker van zijn, ook dót precies te begrijpen? Ik had eenige uren diep en aangenaam geslapen. Hoe het kwam, dat ik ontwaakte, kan ik niet zeggen; een dergelijke onder breking van de rust is mij over het alge meen niet eigen; mijn lichaam is van de ge zonde meening, dat de morgen er is voor het ontwaken. Ik voelde het dan ook als iets vreemds; ik had een gewaarwording, alsof ik gewekt was geworden en dat moest door het raam zyn gebeurd. Mijn divan-bed staat achter in de kamer, met het hoofdeinde naar het venster. Ik moet me dus oprichten en omdraaien, wil ik naar het venster kijken. Dit deed' ik. Geen twijfel meer; ik was klaar wakker. Blank maanlicht valt door de reten van de jaloezie naar binnen en precies vóór het venster staat iets. Ik rek me uit, ik kijk scherp. Ja, inderdaad, daar staat een man, onbewegelijk. Hy heeft een grooten, breed- geranden hoed op; zyn profiel teekent zich daaronder scherp af: het is een man me kortgeknipt, vierkant baardje, dikke wen_ brauwen en een gemarkeerden neus. e handen heeft hy in zyn zak. Ik denk alléén maar dit: op de senry fel ligt de dolk uit Chili, die ik altÜd het openen van mijn brieven gebruik. Maai hoe kom ik nu by die dolk? De kerel heeft me nog niet in de 8® en- Hy zal leelyk schrikken, als ik P'0,se in* opspring. Vooruit dan maar. Met één sprong en één kreet vlieg ik uit bed, ren naar mijn dolk uit Chili. Ik heb 'm in mijn hand. ik wil me op den indringer storten...» de man is er niet meer. Ik ontsteek het licht. De kamer is onver anderd. De deur, die ik 's avonds steeds a - sluit, is ook nu op slot. De jaloezie bevin zich in voorbeeldigen toestand; trouwens, door 't venster kan niemand onmogelijk naar binnen, want ik bewoon de vierde ver ïe- ping. Hier was niemand. Ik heb een mer waardigen, visionairen droom gehad en toen ik meende wakker te zyn, heb ik nog stee s gedroomd. Niemand zal toch van mij ver langen dat ik de mogelijkheid van een gee. op bezoek zou veronderstellen. Dit alles gebeurde een week geleden. Ik kan dien nacht heel precies vaststellen, want ik heb het boekje, dat voor vermel- denwaardige gebeurtenissen dient, alles ge noteerd. Het was de nacht van Zaterdag op Zondag, waarin ik den man vóór het ven ster zag en de klok wees 20 minuten na 2. Onverwachts moest ik de lange reis naar München maken en gisteravond passeerde my die schrikaanjagende gebeurtenis, die mij heelemaal van streek bracht. Ik liep naar een klein bierlokaal, waar veelal kunstenaars plegen samen te komen. Ik bestelde eenig avondeten en juist zal ik mijn glas bier naar mijn lippen brengen, daar zie ik op enkele schreden van mij van daan den man, die aan mij venster stond in dien maannacht Denzelfden man! Mis schien is het slechts de houding, die mij be driegt. De man, schijnbaar een schilder, staat onbewegelijk; hij heeft de handen in zyn broekzakken en keert zijn profiel naar my toe. Ook draagt hij een grooten, bree- den hoed en hij heeft een vierkant baardje. Ik tracht mijn eten door mijn keelgat te krijgen, maar houd den schilder met mijn blikken vast. Kan ik eigenlijk wel zeggen: dezen man heb ik in den nacht van Zater dag op Zondag in mijn kamer gezien? Neen, dat kan ik niet. Als ik inderdaad niet ge droomd zou hebben, zou de jaloezie my dan 'n poets gespeeld hebben? Misschien heb ik alleen maar een scha duw gezien en geef daaraan nu het profiel van dezen man? Ik ben heelemaal met mij zelf in het onzekere. Maar toch, maar toch: hij is het. Met dui zenderlei krachten voel ik mij tot den man aangetrokken, die inmiddels al lang ia gaan zitten en een pijp heeft opgestoken. Hij rookt; hij is dus van vleesch en bloed en niets belet me met hem een praatje te be ginnen. „Hebben wy elkaar onlangs niet ergens ontmoet?" vraag ik, bij zijn tafeltje ko mend. De aangesprokene kijkt op. Hij toont me een paar goeie, donkere oogen; lachend schudt hij het hoofd. „,n mijn tafel- tip zitten; er is alle plaats. Ik was vast overtuigd u ontmoet te heb- Pon droom gehad, die mU nog steeds ver volgt. En het was eigenlyk ook weer n^ Ik droomde, dat ik in een vreemde kamer was Een hoek er van heb ik maar gezien. De maan scheen door het open raam naar binnen door de reten van de opengesperde jaloezie Ik zou elke bijzonderheid van dien ksm,rho«k kun„™ b„chrUv™. een werktafel en daarop een bronzen Boeddha-beeld. Dicht er aan toe ge^hoven stond een fauteuil met gobelin overtrokken, daarachter een leeslamp in den -vormvan een reiger met opengespalkten bek. Op ta fel lag een glinsterende dolk. Opeens was de dolk verdwenen en ik voelde een vreese- lijke angst en ben ontwaakt. Mal. vind u niet' Een droom is het en ook weer niet. Er zyn natuurlijk vele, vele kamers en schrijftafels en bronzen Boeddha s en gohe- lin-stoelen. Zoo'n soort kamer kan elke stommeling zich wel voorstellen; dat be hoeft men niet te droomen. Maar Ut heb het waarachtig gedroomd. Het was, alsof ik werkelijk in een vreemde kamer met haar eigen, zeer persoonlijke sfeer was ver plaatst. Uit mijn bierglas stijgt de schuim op, maar ik denk niet aan drinken. „Hoe zal dat", vroeg ik, „u sprak ervan dat u zoo'n vreeselijken angst voelde. In uw droom of bij het ontwaken? En waarom? „Het begon in den droom, die angst gaf hij ten antwoord, „verdween echter niet di rect na het wakker zijn. Ik had het gevoel: „je zoudt vermoord worden en je bent ont komen". Weet u, zoo iets doet even heel. heel diep naar adem schepen en daarna heb je een raar gevoel in je bol". Mijn stem beefde even, toen Ik verder vroeg: „Maar die droom heeft toch eigenlijk niet veel om het lijf. Hoe kan het nu, dat hij dermate in de herinnering blijft voortle ven?" „Dat zegt ik zoo Juist, waarde heer" glimlacht de man met het baardje, „er is niets belangrijks aan, evenmin als onze ken nismaking eenige belangrijkheid heeft. En... het gaat weer voorbij. Het is nog maar acht dagen geleden, dat ik dit droom de". „In welken nacht?" ,Het schijnt u wel geweldig te interessee ren. Welnu, als u het weten wilt: in den nacht van Zaterdag op Zondag en omdat alles me zoo wonderlijk voorkwam, heb ik het uur genoteerd. De klok stond op 20 minuten na 2" zei ik. De man kijkt me met groote oogen aan en langzaam knikt hij van ja. In zyn blik flikkert plotseling een begrijpen. „Wy schijnen dus toch", constateerde hij met bedachtaamheid, „oude bekenden ta zijn. Frans twee donkere!" My heeft het donkere bier, evenmin als de andere, die volgden, niet kunnen ont spannen. Mijn hoofd staat op springen. Wordt het doorwoeld van al de griezeligheid der we reldraadselen of heb ik een kater? Het lot is hard voor da Joden van thans. Wat in Midden-Europa tegen hen geschiedt, vindt geen rechtvaardiging in de grieven, die tegen hen worden aangevoerd: Wie rechtvaardig wil zyn, is met deernis bewo gen over het leed, dat het oude volk, het welk zich het uitverkoren volk Gods waan de, heeft te ondergaan. En tragisch is het, nu dag aan dag te moeten lezen over de verbittering, die de Mohammedanen tegen de Joden gevoelen in het land, dat, naar men hoopte, de veilige wijkplaats voor hen zou zijn. Een kenner van dat deel van het Oosten heeft onlangs betoogd, dat het verzet van de Mohammedanen niet voortspruit uit godsdiensthaat; ook is hierby, volgens hem, geen rassenhaat in het spel. De verbittering, die tot moord- en doodslag stijgt, is, naar hij zegt, het gevolg van de vrees der machts positie, die de Joden met hun intelligentie, hun werkkracht, hun geld in Palestina, dat ook door zoovele volgelingen van den Islam bewoond wordt, in een niet verre toekomst zullen verkrijgen. Vandaar het verzet, de in bloeddorstige daden zich uitsprekende haat der Mohammedanen. Het is mogelijk. Maar lang voordat het Zionisme uit de theorie in de praktijk over ging, lang voordat de groote machtspositie der Joden, als een voor de Mohammedanen dreigend toekomstbeeld zich kon afteeke- nen in de gedachten der Islamieten, heeft Palestina tooneelen te zien gegeven, die wél aan godsdienst- en rassenhaat waren toe te schrijven. Jaren en jaren is het geleden, dat reeds bij den Klaagmuur te Jeruzalem bloe dig gevochten werd; de scherpte, waarmede Mohammedanen en Joden te Jeruzalem tegenover elkaar stonden, werd steeds groo- ter. Begonnen met oneenigheid over „ge- bedsrust" in het kleine stadsdeel, waar „de muur der Klachten", de Klaagmuur zich bevond, werd de tweedracht aanleiding tot gevechten en bloedige drama's waren er het gevolg van. Het is een stuk oude historie van Israël, dat aan dien Klaagmuur verbonden is. Wie het Oosten niet kent, wie vooral de oud- Joodsche elementen der Jeruzalemsche be- "Jl? met kaar eigenaardige gebruiken en raditien niet kent, kan zich niet voorstellen wat, „de Klaagmuur", „de muur der Klach ten beteekent in het leven en den gedach- tenknng der orthodoxe Joden. Dit deel der bevolking is sterk gehecht aan de oude ge bruiken. Het is, om zoo te zeggen, nog een weinig veranderd overblijfsel van het oude aartsvaderlijke instituut. Het Engelsche be stuur, dat met alle daaruit voortkomende zeer byzondere vraagstukken te maken had, is wellicht zielkundig te kort geschoten bij de oplossing er van. Het was heel moeilijk, maar het had, naar kenners van het Oosten beweren, anders gekund. Dan had ware het aldus anders geschied veel leed be spaard kunnen zyn, veel ellende niet zyn geleden. Nu werd de „muur der Klachten" met de tragedie, die er zich omheen afspeelde en nog afspeelt, een groote, droevige actualiteit, die van vérstrekkend belang is voor Joden, Mohammedanen en, zeker niet minder, het Engelsche bewind in het Oosten. Men sta my toe, hier eene expositie van de onderwerp weer te geven, zooals een kenner van het Oosten, Endres, er een heeft gegeven en die, naar het my voorkomt, er sterk toe bydraagt om een juist begrip te krygen van de toestanden, die aanleiding gaven tot wat daar, te Jeruzalem, sedert zoo langen tyd beroering schept. In den oosthoek van het rommelige en dikwyls teleurstellende Jeruzalem ligt de plek het plein zoo ge wilt waar eens de tempel van Salomo stond. Haram esch Sche- rif heet zy in het Arabisch. De plek is een zeer groote vierhoek van eenigszins onregel- matigen vorm. Zy is omgeven door muren en heeft acht toegangspoorten. Een paar cycomoren en cypressen, een paar kleine moskeeen, staan er om den grooten rots- tempel of dom, die zich midden op het plein ™ftHenMeT dCr ir°°Ute ^"«dommen is van de Mohammedaansche wereld Dit heiligdom wordt dikwijls, doch ten onrechte de „Omarmoskee" genoemd. Het is in de ia de? Mgeubouwd door den kalief Ab- Mellk> d» het .Kubbet es Sachra" d w. z. „Dom van de Rots" noemde omdat in het midden van het gebouw een rota opryst welke beschouwd wordt als het 1 d«r wereld, va»w.„ M.hLmU meivaart was begonnen. Het is de mooiste moskee van Voor-Azië, doch heef? Omar niets te maken. Het tempelolefn vatte eens den tempel van Snfe hocgste heiligdom der Joden Uit d!? k weet men, hoe kostbaar de» Nebukadnezar, da S'.T'j, nmg der koningen", verniet?Bde sche bouwwerk en de i a groot- lingschap. M M- v«L|- een templl.^ÏTe^v'a^b^h" Weder meting, die later door Hem?80?"1*"" af* lievende het modc] der Joden plaats. De voorspellingen hunner profeten over den ondergang van Zion w». ,en vervuld en spoedig begonnen de Joden, by den muur, die het oude tempelterreln omsloot, te weenen en te klagen, gelijk de profeten hadden voorzien. Deze gewoonte is in de 12e eeuw in beeld gebracht. Sedert dien weet men, dat zij steeds is bestendigd, rnodat wil hier te doen hebben met een' overoud, roerend gebruik. De plek, waar de tempel eens stond en de Mohammedanen hun „Rots-moskee" bouw den, ia voor de Joden nog heden ten dage zóó heilig, dat zij haar nimmer betreden. Volgens eene legende zou de arke des Ver- bonds ergens op het p'ein zijn begraven. D, Klaagmuur zelf is slechts een klein deel van den grooten, uit machtige arduinblokksn opgetrokken muur, die het tempelplein en», sluit. HU is aan de westzUde, zuidwaart» van het zoogenaamde Rechtahuls en vormt met de huizen er tegenover een soort van blinde steeg of slop. Een treffenden indruk maakt het zien van meisjes en vrouwen, Jonge en oude Joden, die met het hoofd dicht aan de steenen, soms met het gezicht gedrukt In de holten van den muur bidden, klagen en weenen. Endres, wiens mededeel in gen Ik gebruik, komt tegen de laffe beschuldj. ging op als zou dit slechta romediespel zUn of een truc om van v teemden geld af te troggelen. HU heeft er wel bedelaars ge. zien, doch de oude gewoonte van bidden, klagen en weenen. die aan de plek haar ontroerend karakter geeft, wordt ook door rüke Joden betracht, die op kleine bankj« uren lang tegen den muur gedrukt blijven en er hun klachten uiten. Voorname vrou- wen zuchten er in vertwijfeling, terwijl de tranen haar over de wangen vloeien. Nimmer houden bU den muur de klachten op. By byzondere gelegenheden worden die klachten tot een soort litanie, die den vorm aanneemt van een wisselzang. De voorbid- der vangt aan: Wegens het paleis, dat ver- woest nederllgtl waarop de gemeente klagend antwoordt; Zitten wy eenzaam en weenen, waarop de voorbidder opnieuw aanhefk Wegens het pnlel% dat verwoest is. en de gemeente hervat: zitten w|j eenzaam en weenen. Aldus gaat het door, acht strophen lang. Is het ten einde, dan begint de voorbidder opnieuw. Er zijn vrome Joden, die dagelijks verscheidene uren aan den Klaagmuur komen weenen.. En men boort er ook een andere litanie, beginnend met de woorden: Troost hen, die daar treuren over Jeru zalem! Erbarm u over Zion! Verzamel de kinderen Jeruzalems! Op de dagen van een der drie Joodsehe bedevaartsfeesten biedt de Klaagmuur seo beeld vol kleuren. Daar komen dan boa derden Sephardun (Spaansche Joden, die de aristocratie van het Jodendom voorstal len), bocharen, Yemenieten. Kurdiacha te Marokkaansche Joden en Ooet-Europeaadbs chassidim, wier lichtende blauwe en gele fluweelen mantels in het zonlicht alle scha keeringen van kleur weergeven. De gehuw de Jodinnen komen er met kaal geschoten hoofd, dat door een pruik slechts spaar zaam bedekt is. Alles spreekt van boete en rouw. Want de Joden beschouwen de verwoesting van hun tempel als een straf van Jahwe, via Jehovah. De gewoonte, dat de Jodenmeisjes haar dikwyls zoo wondermooie haren af- snyden, wanneer zij huwen, voert terug naar eene profectie van Jasaia, dia la hst 3e hoofdstuk zegt: Voorts zegt de Heer. Daarom dat de doch- teren Zion zich verheffen en gaan met ult- gestrekten hals en lonken met de oogen, steeds al trippelende daarhenen treden en alsof hare voeten gebonden waren, zoo zal d# Heer den schedel der dochteren Zions kaal maken en de Heer al hart schaam ta ontblooten. De moderne Zionisten, die den terugkeer der Joden naar hun oud vaderland organl- seeren, staan niet sympathiek tegenover de ze oude traditiën, althans volgens Endres. Zy willen, zegt hU. niet klagen, doch. in den geest der Makkabeeers veroveren. En voor deze moderne Zionisten broeit dan ook in de eerste plaats de haat der Arabieren. Endres, die geen Jood is, geeft aldus zUn indruk weer van wat hij, in een lang ver blijf te Jeruzalem, herhaaldelyk waarnam: „Ons, Christenen, echter, voor wie de in nerlijke aangelegenheden van het Joden dom onverschillig kunnen zUn, treft het beeld bij den Klaagmuur om meer dan één reden. Allereerst, omdat ons alles treft, wat een oprechte, duizend-jarige traditie ons ta zien geeft. Eene gedachte, die tien eeuwen overleeft zonder haar dragers ook maar het geringste voordeel te verschaffen, treft door psychischen inhoud. Wat is menschelykar dan de klacht om wat verloren ging? Ieder onzer heeft in de diepte van zUn hart een Klaagmuur, waarby hU in stille uren stil staat en weent. Want ieder onzer heeft ver loren, hetzij den blUden tempel zUner Jeugd, hetzij den trotschen muur van zij» vertrouwen, hetzU het bezit van hen, die do zon van zUn leven waren. En den glo betrotter, komende uit het centrum der moderne beschaving, voor wien sneltrein en luchtschip, auto en onderzeeboot dage- lijksche verschymngen zUn, treft dat klein# slop aan den tempelmuur op zeldzame wU" ze, dat kleine alop, waar een oer-oude ga- dachte nog kommerlyk voortleeft als e*0 klein plantje in een muurspleet: waar men- »chen, voor wie alles vreemd en ver is wat heden ten dage de wereld materieel be weegt, bidden tot een godheid, die zU •1" leen, en aldus, begrypen". Toen de schrUver van die woorden langen, langen tUd de arme Joden aan den „muuf der Klachten" had gadegeslagen in hun bidden en klagen, kwam het hem voor, dal het kleine slop een symbool was van bet leven der menschen. WU zUn allen in zulk een slop: slechts ons verlangen, ons ver trouwen, onze hoop doen er ons uit opstij gen naar het blauw van den stralenden hemel. A. J. BOTHEN1US BROUWER-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 8