fBinneniand Rondom de Berlijnsche Olympische Spelen. De olympische geest weer zoek. dat de volgende spelen niet in Helsingfors maar in Tokio zullen worden gehouden. Kijkt u eens de mensch moet bescheiden blijven dat weten de Duitschers ook, daarom hebben zij het spreekwoord in het leven geroepen „bescheidenheit ist eine zier" en menschenkenners als zij zijn daar aan toegevoegd: „doch wetier kommt man ohne ihr dat slaat natuurlijk niet op hen zelf, maar op anderen. Goed een sports man moet bescheiden blijven, hij moet omdat hij hard kan loopen, hoog kan sprin gen, ver den kogel kan stooten en laten wij nou maar zeggen op een afstand van zeventig meter ervor zorgen, dat de speer netjes met de punt in den grond komt, hij moet daarom niet gaan meenen, dat hij nu een soort van achtste wereldwonder is. Won deren bestaan er trouwens niet, want, niet waar, wanneer ze wel bestonden, dan zou den het geen wonderen meer zijn. Wat ik hier tik, is een staaltje van typisch Groning- ache logica men moet mijns inziens uit gewone menschen geen sport ophemelende dwazen, is de kans lang niet uitgesloten, dat aommige lieden dit al zonder anderer hulp en bijstand doen. Er wordt in deze dagen zooveel over de Olympische gedachte ge sproken, dat bij hem die destijds het genot en het vorrecht heeft genoten zich in de klassieke schrijvers te mogen verdiepen, het vertalen van Latynsche thema's daargelaten onwillekeurig de gedachte naar boven komt, dat hem eens werd geleerd, dat deze feesten op heel wat eenvoudiger wijze wer den gevierd dan tegenwoordig het geval is. Zeker men bekranste den winnaar, men haalde hem in met trompetgeschal, men spande misschien ook nog wel de paarden van zijn wagen, maar de steden die deze feesten organiseerden, maakten er geen wedstrijd van in het millioenen uitgeven en in het trachten, elkander te overtroeven in vertoon van uiterlijke pracht en praal. Laat hier dan ook al „maar" een Groningsche nuchterling aan het woord zijn maar la ten wij ingrijpen voor het te laat is en in het welbegrepen belang van de sport en minstens zooveel in dat van den sportsman ophouden met een race, waarbij iedere nieuwe Olympiade de aan haar voorafgaan de met stukken moet slaan. Men zie naar het verleden Amsterdam Los Angeles Berlijn en in de toe komst Tokio. Het ging crescendo. Ik wil hiermee niet zeggen, dat alles wat men hier heeft gedaan, niet den hoogsten menschelij- ken lof waardig is integendeel het is «lies zoo prachtig, zoo voortreffelijk, zoo ongelooflijk schoon, dat het eigenlijk beang stigend is. Is het een domme wensch, een antwoord te verlangen op de toch zoo zeer voor de hand liggende vraag, waar wij op die manier naar toe gaan? Gaat het zoo door, dan zal het moment komen, dat de organi satie den heeren boven het hoofd groeit niet ieder is in organisatorisch opzicht een Duitscher en niet ieder land heeft de be schikking over zooveel millioenen, zelfs wanneer het uitgaat van het door ons wel eens een beetje te veel vergeten principe, dat de „cost voor de baet dient uit te gaan". Ik voor mij en ik mag lijden dat zij dit het aangaat er eens over mogen denken ik voor mij geloof, dat al die pracht en praal noodzakelijkerwijze een reactie moet op wekken. Een streven naar iets meer eenvoud duidelijker gezegd, een streven naar een ietwat getrouwer nabootsing der Olympi sche spelen. Er is in der tijden loop wel heel veel ver anderd. En ook de Olympische gedachte is niet zoo zuiver overgenomen als menigeen het zich wel voorstelt. Kijken wij eens om maar iets en niet het minst belangrijke te noemen naar de amateurzijde van het probleem. Wie lacht daar, of misschien juis ter, wie glimlacht daar? Hartelijk lachen zou wel heel erg onbeleefd zijn een de cente glimlach staat beter. De Duitscher weet het, wanneer hij zegt: „Wir lachen nicht, wir lacheln nur". Zwijgen wij verder ik wensch niet, dat wat ik heb geschreven, verkeerd wordt uitgelegd, maar het is, dunkt mij, de moeite wel waard, er eens over na te denken. Gij hebt natuurlijk de kranten tot neen, ik kan het mij van buitenstaanders zeer wel begrijpen tot vervelens toe gelezen. En toch ook u zal het hart luider hebben ge slagen, toen gij daar laast, dat dat kleine Nederland zich met eere heeft gemeten met het beste van het allerbeste in een op bre ken en buigen gevoerden strijd. Dat was goed werk, klein Nederland. Dat was met eere gewonnen, maar wat nog zoo ont zettend veel moeilijker is ook met berus ting verloren. Niet iedereen kan de eerste, zelfs niet de tweede of derde zijn en tot «en zeer eenvoudige en ook volkomen logi sche formule teruggebracht, gaat nog altijd op wat eens, lang geleden, een grootvader van schrijver dezes over een harddravers reide, waar hij niet naar toe wenschte te gaan: „Waarom zal ik er heen gaan. t Eene paard loopt harder dan 't andere Maar ik heb mij verheugd en van harte J dat onze geslagen athleten de hooge waarheid hebben begrepen van de Olym- pia-hymne: „Freude sei noch im erüegen Want d a t is de kern van het sportieve probleem, zonder hetwelk te begnjpen,men nooit of te nimmer een goed sportsman wordt. Italiaansche incidenten tijdens de voetbalmatch Italië-Ver eenlgde Staten. „De zin der Olympische Spelen ligt niet in het overwinnen, maar in het deelnemen, niet te veroveren, maai ridderlijk te strijden is het wezenlij e in het leven". Deze uitspraak van den stichter der moderne olympische spelen, Baron de Coubertin, die tijdens de openingsplechtigheid met groote lettei s op het scoringbord prijkte, heeft blijk baar op sommige deelnemers haar uit werking gemist en helaas moest reeds op den tweeden dag blijken, dat bepaal de ploegen meer door nationale eerzucht dan door den olympischen geest be zield zijn. De eerste incidenten, die het gevolg van deze geestesgesteldheid zijn, hebben zich Maandagmiddag voorgedaan tijdens de voet balmatch tusschen Italië en de Vereenigde Staten. Het Italiaansche voetbal neemt in Europa een voorname plaats in en terecht meenen ook de Italianen zelf, dat zij tot de landen behooren, die in het voetbaltor- nooi een redelijke kans maken. Daarentegen is het algemeen bekend, dat Amerikaansche voetbal, dat in het sportleven van de Ver eenigde Staten een veel minder voorname plaats inneemt dan in Europa en Zuid Ame rika, op niet al te hoog peil staat, zoodat de Italianen op een gemakkelijke overwinning rekenden. Dat dit hen niet is meegevallen ziet men o.a. uit het resultaat, dat de Ita lianen zich slechts met een 10 overwin ning tevreden moesten stellen. De teleurstelling over den niet verwach ten krachtigen tegenstand der Yankees kwam tot uiting in steeds ruwer spel en steeds minder sportief optreden der Ita lianen, die herhaaldelijk door den Duit- schen scheidsrechter Weingartner gewaar schuwd moest worden. Het moet voor kroonprins Umberto, die met 7000 landgenooten de match bywoónde, niet aangenaam zijn geweest toen plotse ling de Amerkaan Fiedler, bij het spelen van den bal door een half dozijn Italianen besprongen werd, die hem bijna letterlijk te lijf gingen. Daarbij trachtte Piccini hem op zoodanige wijze met de vuist te bewerken, dat de scheidsrechter hem met de hand naar de zijlijnen verwees. Een ge joel ging op en eenige Italiaansche spelers liepen op den scheidsrechter toe en duwden zijn hand omlaag, terwijl anderen hem op een afstand met de vuist dreigden. Een on toelaatbare zwakheid was het van scheids rechter Weingartner, dat hij blijkbaar voor de bedreigingen zwichtte en Piccini liet doorspelen. Ook in het verdere verloop van den wed strijd kwam het nog tot eenige onaange naamheden als natrappen en dreigen met de vuist, zoodat het Duitsche publiek, dat in het algemeen zeer sympathiek tegenover de Italianen staat, herhaaldelijk van zijn af keuring blijk gaf en aan het slot de Ameri kanen hartelijk toejuichte en hun toeriep: „geef ze maar aan den Negus". (Van onzen Berlijnschen correspondent). Deze korte beschouwingen van een Nederlandsch toeschouwer schrijven we op den eersten dag van deze veer- tiendaagsche spelen. Ze zijn dus in leiding. Niets meer. Weken van voorbereiding hebben we van buiten af moeten meemaken. Het was als een koorts, waarvan de dag van gisteren de crisis genoemd zou kunnen worden. De Olympische Spelen zijn niet alleen een feest van mammouth-afmetingen, maar voor vele duizenden medewerkers, directe en indirecte, ook een beproeving. Japan zal in 1940 al die vreugde en al dat leed moeten doormaken. Finland is boos, had vast op de toewijzing gerekend. Maar ten slotte boft het aan goud en bankpapier niet overrijke Finland toch. En niet alleen om de geweldige kosten, die door de ontvangsten niet plegen te worden goedgemaakt. (Ook ditmaal niet, waar het Derde Rijk in een en ander, zij het ook met ten deele blijvende resul taten, naar ruwe schatting een dikke 80 millioen ingestopt heeft!) Maar ook om wat hier tot stand gekomen is. Fair play, en zeker in deze Olympische Dagen! Daarom de eerlijke bekentenis: wat hier geboden wordt, is geweldig. Het is, gelfjk me een onzer Hollandsche offi cials zoo kernachtig zei: daverend. Daar over is onder menschen uit alle staten en werelddeelen, die hier aanwezig zijn, inder daad maar één roep. Het is haast ondenk baar, dat sportterreinen, rusthuizen voor de athleten, organisatie van alles wat met hun welzijn te maken heeft, faciliteiten voor allen, die van beroepswege gekomen zijn (ten deele die voor de wereldpers wel licht uitgezonderd), verkeersmaatregelen, festiviteiten, plechtigheden en alles wat tegenwoordig bij Olympische Spelen be hoort, nog beter, nog artistieker, nog on- bekrompener wordt opgezet, dan het dit maal in Berlijn geschied is. Duitschland verdiende de gouden me daille als Olympisch gastheer, indien daar voor goud, zilver en brons uitgeloofd kon den worden. We moeten echter onderscheiden tus schen voorbereiding der Spelen en omra ming van het geheel. Dan dringt zich toch de vraag op, of staat en stad niet iets te veel gedaan hebben, het er niet wat te dik op hebben gelegd. Het Nieuwe Duitschland zweert bij propaganda, heeft er zelfs een eigen rijksminister voor. Die heeft Vrijdag avond in hoogsteigen persoon een rede voering gehouden ter verwelkoming van ruim 1200 mannen en vrouwen van de pen, een rede, die met de vanzelfsprekende verzekering begon ,dat hij bij deze gele genheid het niet over politiek zou hebben. En toen begon hij van leer te trekken over de politiek. Dat was 'n beetje onplei- zierig. Hij verzekered ook, dat het Derde Rijk als gastheer van de honderdduizenden geen propaganda voor zich zelf wilde maken. Maar hij had kort tevoren de ge weldige tentoonstelling „Deutschland" in Berlijn geopend, die als de grootste propa ganda voor rijk, volk en regime gedacht en doorgevoerd is. Men moet de menschen hier niet al te zeer bij het woord nemen. Het is al belangrijk genoeg, dat ze op zoo waarlijk volmaakte wjjze het zuiver-spor- tieve en wat daarmee onmiddellijk samen hangt, tot bewonderenswaardige, ja ver bluffende wereklijkheid gemaakt hebben. Wat daar verder mee samenhangt, is alleen te verdedigen als men bedenkt, dat een kleine 100,000 vreemdelingen gekomen zyn (men had bovendien op 300,000 gere kend, maar dat is wat tegengevallen) en dat die niet alle dagen en uren op een sportterrein aanwezig zijn, maar ook wat anders willen zien. Wat ook geldt voor de overgroote meerderheid der vier millioen inwoners. Daarom heeft men maar een kloek be sluit genomen en van deze millioenenstad een groote, feestelijke sportkermis ge maakt. Bij geen enkele vorige gelegenheid herinneren we ons, dat werkelijk heel dit geweldige Berlijn er zich tot in de smalste en donkerste volksstraten bij betrokken gevoeld heeft. Nu wel. De Olympische Spelen zijn een zaak van heel Berlijn en ten slote van heel Duitschland. Als geheel ge zien voelt zich het volk gastheer en de eeuwige kankeraars hebben minder ge hoor dan ooit tevoren. Men wil beleefd en vriendelijk zijn, ergert zich eigenlijk een beetje over de dagelijksche openbare op wekkingen daartoe van ministers en bur gemeesters in alle kranten, en traint nu dapper voor deze moeilijke kunst der be leefdheid en hulpvaardigheid, die zoo las tig schijnt, als ze niet aangeboren is. Men weet hier maar al te goed, hoeveel van den eersten indruk afhangt. Daarom heeft men zijn allerbeste beentje voorgezet op den plechtigen openingsdag van giste ren. De bijna 76-jarige oud-keizerlijke staatssecretaris, Zijne Excellentie dr. Theo- dor Lewald is met dr. Diem, den algemee- nen secretaris van het Comité van Voor- beeriding, de ziel van dezen opzet gêweest. Hij heeft geboft, de krasse, ongebogen dr. Lewald. Toen in 1933 een nieuw régime alles ging omver werpen, wat niet muur vast stond, scheen ook de bodem onder dezen ongekroonden koning der toekom stige Olympische Spelen te wankelen. Om meer dan een reden. Dank zij snuffelaars naar „booze grootmoedertjes", die boven dien in den kranigen ouden ambtenaar een reactionnair meenden ontdekt te hebben. De nieuwe leider van rijk en volk bleek echter, als in vele, vele andere gevallen, een man zonder kleine vooroordeelen. Lewald behield de leiding zeker ook naar den wensch van zijn internationale Olympische collega's en gisteren was het eigenlijk zijn groote dag. Hij was ook zichtbaar onder den indruk: veertien dagen middelpunt, en dan rust in plotse stilte, met een zee van herinneringen. Zonder een autoritair régime echter (en hij is zelf de eerste om dat altijd weer te onder- streepen) waren zijn Olympische Spelen niet deze stralende, geweldige, onovertref bare Olympische Spelen geworden. En daarom moeten we hier, om den sterken wil en de schier onbegrensde mogelijkheden die deze man (politiek heeft hier even te zwijgen!) voor dit festijn der sportieve jeugd ingezet heeft, met sportief bedoelde erkentelijkheid even dien naam: Hitier, j noemen. Dat doen hier namelijk allen, ook zij, die uit den vreemde gekomen zijn en zich afvragen, hoe dit vrijwel volmaakte tot stand komen kon? Het antwoord ligt t voor de hand: mogelijk was het, omdat een almachtig man elk bezwaar, elke bureau cratische rem met één enekl woord kon uit schakelen; meestal artistiek, tot in onder deden doordacht, is het geworden, omdat die eene man nu eenmaal gelukkig voor de Olympische Spelen! zich een steden bouwer voelt, en oprechte belangstelling voor sport en lichamelijke ontwikkeling heeft. Zaterdag heb ik een deel van onze Hol landsche deelnemende groep in de lange rij der zesduizend „actieven" zien binnen- marcheeren. Zondag heb ik onze drie loopers over honderd meter hun series zien winen en er mij over verheugd, dat ze ondanks allersterkste concurrentie toch nog alle drie in de demie-finales gekomen zijn. Vriend Osendarp liep na den „wonder- looper", den neger Jesse Owens (die in eenvoudig heerlijken stijl maar eventjes het wereldrecord van 10,3 op 10,2 sec. wist te brengen, wat stellig aan de prima-baan in Berlijn te danken is!) zelfs met 10,5 den snelten tijd der series. Maar het technisch- sportieve willen we hier terzijde laten. Slechts dit ééne: wij Hollanders blijven in de representatie een ongelukkig volk. Onze menschen zijn vaak kranen in hun vak, maar als het om vlagvertoon gaat, om meedoen aan groote internationale ge beurtenissen, waarbij het op houding, klee ding, correctheid aankomt, daar komen we het helaas al te vaak achteraan. Velt honderden Hollanders zaten Zater dag op de tribunes van het Stadion ook en vooral in afwachting van het rood-wit- blauw en de gesloten formatie van onze deelnemers. Vrijwel alle voorafgaande groepen hadden een keurigen, frisschen, geestdrift wekenden indruk gemaakt. Jong- Nederland stelde teleur. Waarom zoo slap, zoo onverschillig, bij zulk een korte demon stratie voor honderdduizend paren oogen nog niet eens in den pas; waarom zoo zon der eenig élan, alsof het om een stelletje schutters-zaliger en niet om jonge, frissche athleten ging? Kunen we die „flauwe-kul- en-aanstellerij-mentaliteit" zelfs by we reldfestijnen en achter onze nationale drie kleur niet van ons afzetten? Laten we hopen, dat het tenminste nog „meer zijn dan schijnen" wordt, en dat we diezelfde driekleur rehabiliteeren, door ze eenige malen aan den middenmast van het Stadion omhoog te doen gaan! Vol goeden moed zijn ze, onze Hollan ders, maar ik geloof helaas niet, dat ze groote kansen hebben. De hockeyspelers wellicht, en de zwemsters? Het hangt er veel van af, of ze boffen en sterke zenu wen hebben. Bij de Olympische Spelen speelt het toeval een zoo grooten rol! Maar als straks het eindresultaat voor Neder land tegenvalt, dan mogen we niet ver geten, dat onze menschen veel geringer mogelijkheden gehad hebben dan die in vele andere staten. Zoolang onze regeerin gen en parlementen nog zoo weinig zich in daden uitende belangstelling hebben voor Nederlandsch vlagvertoon bij groote inter nationale gebeurtenissen, zoolang men bij ons vrijwel alles aan het beroemde „parti culiere initiatief' overlaat, zoolang niet de hoogste officieele instanties het voorbeeld geven, aanwakkeren, van belangstelling blijk geven (hier in het Berlijnsche stadion ziet men den Italiaanschen kroonprins, drie Zweedsche prinsen, tal van hooge officie ren uit vele landen), zal men eenvoudig te slikken hebben, dat voor onze jongens en meisjes ,en daarmee voor onze vlag, zeker impulsen ontbreken, en dus ook ze kere successen, waarvoor de mogelijkheid stellig niet behoefde te ontbreken, helaas al te vaak uitblijven. Het is wel zeer ge makkelijk, overal te herhalen, dat „het op op prijzen niet aankomt", en alleen „op een faire, sportieve deelname". Maar het komt natuurlijk wel degelijk ook op de prijzen aan. Gouden medailles zijn een ge weldige wereldpropaganda voor het land, dat ze behaalt. Ze documenteeren, dat zulk een land voor de lichamelijke ontwikkeling van zijn jonge staatsburgers, voor een groot ideaal, voor subliem vlagvertoon het noo- dige over gehad heeft. Hier in Berlijn is thans rijke, helaas echter ook bittere ervaring op te doen! EEN TAXI ALS KLEEDKAMER. De Daily Herald maakt melding van een aardig voorval, dat zich Zaterdag voor de opening der Olympische Spelen heeft af gespeeld. Een Deensch journalist vond, even voordat de intocht der deelnemers in het Olympisch stadion zou beginnen, de 22 vrouwelijke deelnemers van Denemarken voor hun trainingslokaal. Aangezien hun trainer niet was komen opdagen, konden zij niet naar binnen om van kleeding te verwisselen. De journalist haalde in aller ijl een taxi, en terwijl hij met den rug voor een der ramen stond, verkleedden de dames zich in groepjes van drie in de taxi, zoodat zij nog net op tijd waren voor de file in het stadion. Wielrennen. PELLENAARS WINT DE RONDE VAN SCHAERBEEK. Grootsche huldiging der Tour de France-renners. Gisteren is den Belgischen winnaar van de Ronde van Frankrijk Sylver Maes, en zijn teamgenooten een grootsche huldiging bereid, die door een geweldige menigte werd bijgewoond. De renners werden op het stadhuis in Brussel ontvangen, waar zij, en Maes in het bijzonder, door burgemeester Max werden gehuldigd, waarna zij door een geestdriftige menigte naar het gebouw van den Belgischen wielerbond reden, waar zij opnieuw op de gebruikelijke manier werden gefeliciteerd. Tevens werden de renners, die in de Ronde van Spanje en in de Ronde van Zwitserland de Belgische kleuren zoo prach tig hadden vertegenwoordigd gelukge wenscht waarna men gezamenlijk naar Schaerbeek toogom er aan de Ronde van Schaerbeek deel te nemen. Het was echter een Nederlander, die deze ronde won, n.L Kees Pellenaars. Behalve door Pellenaars was ons land vertegenwoor digd door onzen Tour de Francerenner Mid delkamp en door Valentijn. Het werd 'n zeer fraaien wedstrijd, waar in Middelkamp door pech moest opgeven, terwijl Valentijn in een groep van ruim 50 renners over de eindstreep ging. Pellenaars wist tenslotte in een langen eindsprint, waarin niemand hem kon houden, als eerste het 125 K.M. lange traject te beëindigen in den tijd van 2 uur 40 min. 31 sec. Op de tweede plaats kwamen in denzelfden tijd Slver Maes, Alfons Deloor, Somers en Vis ser. Vervolgens kwam een peleton van 53 renners aangevoerd door de Belgen Huts en Karei Kaers binnen, waaronder zich ook Valentijn bevond. Bridge. WEDSTRIJD ORANJE-HOTEL. Gisteravond werden in het Oranje-Ho+el te Bergen de zomerwedstrijden voortgezet. De belangstelling der Berger-gasten was groot. Er werd gespeeld aan negen tafels en met de grootste animo werd tot en met de laatste ronde gespeeld. Verschillende nieu we wedstrijdspelers waren ten zeerste inge nomen met het gevolgde systeem. De uit slag was gisteren als volgt: Even-lijn 9 paren: 1. de heeren L. Trijbetz en A. Visser, Alkmaar, 30 K P-! 2. de heeren L. Sluiser en G. C. v. Gulik, Alkmaar, 38 p.; 3. de heeren C. Blom en L. Grootegoed te Bergen 41 p. Oneven-lijn 9 paren: 1. de heeren R. Waster- val en F. Trijbetz te Bergen-Alkmaar 26 p.; 2. de heeren C. G. en S. den Hartog te Bergen 31 y, p.; 3. de heer en mevr. H. Jan sen te Alkmaar 33 p. Schaken. DE BONDSWEDSTRIJD. De party AppelKetting. Hieronder de schaakpartij tusschen de heeren Appel en Ketting, gespeeld 3 Aug, te Utrecht tijdens de Bondswedstrijden. Wit: D. B. A. Appei, Zwart: E. Ketting te Rotterdam. 1. d4 Pf6 2. Pf3 e6 3. c4 c5 4. e3 d5 5. cd5: ed5: 6. Pc3 Pc6 7. dc5: Lc5: 8. g3 0—0 9. Lg2 Lg4 10. 0—0 Pe5 11. b3 Tc8 12. Lb2 d4? 13. Pd4! Lf3: Wint de pion. 14. Lf3: Pf3: 15. Df3: Le7 Er dreigde Pc5: en La3 16. Ld4: b5 17. Pc3 Da5 18. Pe4 Pe4: 19. De4: Tfe8 20. Dg4 Lf8 21. De2 b4 22. Tacl Lc5? 23. Dc4! Lb6 24. Lb6: Tc4 25. La5: Zwart geeft op. INBRAAK IN HULPPOSTKANTOOR. Brandkast geopend. Toen gisterochtend de hulpbesteller Eenink te Warnsveld (Gld.) om zes uur als eerste op het hulppostkantoor kwam, be merkte hij, dat het raam van de bestellers kamer open geschoven stond, terwijl in de kamer de grootste wanorde heerschte. De laadjes van de bestellers bleken openge broken te zijn, de kwitanties, postzegels en briefkaarten lagen overal over den grond verspreid. De deur van de op het kantoor staande brandkast bleek tevens geopend. De brievenbesteller wekte onmiddellijk den kantoorhouder, wiens slaapvertrek aan de andere zijde van het hulppostkantoor gelegen is. Deze stelde direct den gemeen teveldwachter van een en ander in kennis. By het ingestelde onderzoek bleek de oude brandkast op handige wijze geopend te zyn. De kast was niet geforceerd. Een bedrag van 250, de opbrengst tot dusver van de rywielbelasting, wordt uit de kast vermist. Een bedrag van 100 dat er vlak naast lag, hebben de dieven of de dief onaangeroerd gelaten, evenals een hoeveelheid nieuwe rywielplaatjes. Vingerafdrukken zijn niet gevonden. On middellijk heeft men met de hulp van den politiehond van den rijksveldwachter uit Brummen een onderzoek ingesteld. Een spoor leidde tot een in de nabijheid gelegen oud schoolgebouw. Onder een afdak bleef de hond staan, zoodat het vermoeden be staat dat de inbreker met de fiets is geko men, welke hij tydens zijn operaties in het hulppostkantoor blijkbaar onder het afdak heeft geplaatst. Met deze aanwijzing en een goed geslaagden voetafdruk tracht de poli tie thans den dader op te sporen. INBREKERS AAN HET WERK NABIJ OLDENZAAL. Een buit van 108 gulden. Maandagnacht, is op drie plaat sen te Zuidberghuizen nabij Olden- zaal ingebroken. Door het uitsnijden van ruiten hebben de inbrekers zich toegang verschaft tot de kantoren van de Twent- sche kalkzandsteenfabriek en van de hout zagerij „De Volharding", gelegen aan den straatweg van Oldenzaal naar Enschede. De buit is slechts gering. Er worden alleen eenige postzegels vermist. Ook de textiel fabriek „Habewol" van de algemeene tex tiel maatschappij te Amsterdam heeft bezoek van de dieven gehad. Waarschijn lijk zijn zij in deze fabriek binengekomen Goor een raampje aan de achterzijde van het gebouw te openen. Van het kantoor op de eerste verdieping werd een gesloten casette, inhoudende een bedrag van 108, medegenomen. De opengebroken casette heeft men ach ter de fabriek teruggevonden. Een deur, welke toegang geeft lot het magazijn van de fabriek, werd geforceerd. Er wordt op het magazijn evenwel niets vermist. VERKEERSTOESTAND IN HARLINGEN. Verzoek om verbetering. De straten, welke den doorgang vormen door de kom van de gemeente Harlingen, en welke het verkeer moeten verwerken tusschen de afsluitdijk en Leeuwarden en een groot deel van de provincies Friesland en Groningen, verkeeren over het algemeen in onbevredigenden, gedeeltelijk zelfs zeer slechten toestand, zoodat een zeer spoedige voorziening noodzakelijk moet worden ge acht. Nu de gemeente zich blijkbaar op het standpunt stelt, dat wegens het buitenge woon toegenomen verkeer als gevolg van de openstelling van den afsluitdijk, het ryk een gedeelte van de kosten van de voorzieningen aan den doorgang door Harlingen op zijn rekening zou moeten nemen, heeft de K. N. A. C. aan den minister van waterstaat ver zocht, in het belang van de veiligheid en de vrijheid van het wegverkeer te willen be vorderen, dat de doorgang door Harlingen spoedig zoodanig worde verbeterd, dat deze aan de redelijke verkeersbehoeften zal blij ven voldoen, totdat een andere oplossing, met name een omlegging om de bebouwde kom, zal zijn tot stand gebracht. EEN NACHT OP HET DROGE IN REGEN EN KOU. Een onzeewaardig schuitje afgedreven. Groote onrust om vier personen. Dinsdagnacht hebben drie jongens en een man, die in een zg. jaagbootje desmiddags de Heldersche haven uitgevaren waren om te gaan visschen, benauwde uren meege maakt. De drie jongens, te weten de twintigjarige J. Hartman, de zestienjarige P. Donder en de veertienjarige H. Noort, in gezelschap van den gepensionneerde K. van der Broeke waren er met een kleine platte schuit op uit getrokken. Zij voeren aldus vertelt het Hbld. eerst naar het zg. sluisje onder Balgzand, doch toen zy daar weinig succes hadden, zijn zy teruggevaren om een beter plekje te zoeken. Volgens Jaap, die het verhaal later aan zyn vader deed, zyn zy toen tusschen het lichtschip en een paal zee in gaan lig gen. Door het vallende water tezamen met den wind zyn zij afgedreven, opnieuw inde richting van Balgzand. Het water liep snel onder hun scheepje weg en terwijl de avond viel, kwamen zy geheel droog te liggen. Zij bleven in de boot, wachtend op hulp, die, naar zij verwachtten, komen zou. Terwijl zij afdreven hadden zy nl. den ouden van Twist, die op een kleinen botter

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 7