fBinneniand
Rondom de Berlijnsche Olympische Spelen.
De olympische geest weer
zoek.
dat de volgende spelen niet in Helsingfors
maar in Tokio zullen worden gehouden.
Kijkt u eens de mensch moet bescheiden
blijven dat weten de Duitschers ook,
daarom hebben zij het spreekwoord in het
leven geroepen „bescheidenheit ist eine zier"
en menschenkenners als zij zijn daar
aan toegevoegd: „doch wetier kommt man
ohne ihr dat slaat natuurlijk niet op hen
zelf, maar op anderen. Goed een sports
man moet bescheiden blijven, hij moet
omdat hij hard kan loopen, hoog kan sprin
gen, ver den kogel kan stooten en laten
wij nou maar zeggen op een afstand van
zeventig meter ervor zorgen, dat de speer
netjes met de punt in den grond komt, hij
moet daarom niet gaan meenen, dat hij nu
een soort van achtste wereldwonder is. Won
deren bestaan er trouwens niet, want, niet
waar, wanneer ze wel bestonden, dan zou
den het geen wonderen meer zijn. Wat ik
hier tik, is een staaltje van typisch Groning-
ache logica men moet mijns inziens uit
gewone menschen geen sport ophemelende
dwazen, is de kans lang niet uitgesloten, dat
aommige lieden dit al zonder anderer hulp
en bijstand doen. Er wordt in deze dagen
zooveel over de Olympische gedachte ge
sproken, dat bij hem die destijds het genot
en het vorrecht heeft genoten zich in de
klassieke schrijvers te mogen verdiepen, het
vertalen van Latynsche thema's daargelaten
onwillekeurig de gedachte naar boven
komt, dat hem eens werd geleerd, dat deze
feesten op heel wat eenvoudiger wijze wer
den gevierd dan tegenwoordig het geval is.
Zeker men bekranste den winnaar, men
haalde hem in met trompetgeschal, men
spande misschien ook nog wel de paarden
van zijn wagen, maar de steden die deze
feesten organiseerden, maakten er geen
wedstrijd van in het millioenen uitgeven en
in het trachten, elkander te overtroeven in
vertoon van uiterlijke pracht en praal. Laat
hier dan ook al „maar" een Groningsche
nuchterling aan het woord zijn maar la
ten wij ingrijpen voor het te laat is en in
het welbegrepen belang van de sport en
minstens zooveel in dat van den sportsman
ophouden met een race, waarbij iedere
nieuwe Olympiade de aan haar voorafgaan
de met stukken moet slaan.
Men zie naar het verleden Amsterdam
Los Angeles Berlijn en in de toe
komst Tokio. Het ging crescendo. Ik wil
hiermee niet zeggen, dat alles wat men hier
heeft gedaan, niet den hoogsten menschelij-
ken lof waardig is integendeel het is
«lies zoo prachtig, zoo voortreffelijk, zoo
ongelooflijk schoon, dat het eigenlijk beang
stigend is. Is het een domme wensch, een
antwoord te verlangen op de toch zoo zeer
voor de hand liggende vraag, waar wij op
die manier naar toe gaan? Gaat het zoo door,
dan zal het moment komen, dat de organi
satie den heeren boven het hoofd groeit
niet ieder is in organisatorisch opzicht een
Duitscher en niet ieder land heeft de be
schikking over zooveel millioenen, zelfs
wanneer het uitgaat van het door ons wel
eens een beetje te veel vergeten principe,
dat de „cost voor de baet dient uit te gaan".
Ik voor mij en ik mag lijden dat zij dit
het aangaat er eens over mogen denken
ik voor mij geloof, dat al die pracht en praal
noodzakelijkerwijze een reactie moet op
wekken. Een streven naar iets meer eenvoud
duidelijker gezegd, een streven naar een
ietwat getrouwer nabootsing der Olympi
sche spelen.
Er is in der tijden loop wel heel veel ver
anderd. En ook de Olympische gedachte is
niet zoo zuiver overgenomen als menigeen
het zich wel voorstelt. Kijken wij eens
om maar iets en niet het minst belangrijke
te noemen naar de amateurzijde van het
probleem. Wie lacht daar, of misschien juis
ter, wie glimlacht daar? Hartelijk lachen
zou wel heel erg onbeleefd zijn een de
cente glimlach staat beter. De Duitscher
weet het, wanneer hij zegt: „Wir lachen
nicht, wir lacheln nur".
Zwijgen wij verder ik wensch niet,
dat wat ik heb geschreven, verkeerd wordt
uitgelegd, maar het is, dunkt mij, de moeite
wel waard, er eens over na te denken.
Gij hebt natuurlijk de kranten tot neen,
ik kan het mij van buitenstaanders zeer wel
begrijpen tot vervelens toe gelezen. En
toch ook u zal het hart luider hebben ge
slagen, toen gij daar laast, dat dat kleine
Nederland zich met eere heeft gemeten met
het beste van het allerbeste in een op bre
ken en buigen gevoerden strijd. Dat was
goed werk, klein Nederland. Dat was met
eere gewonnen, maar wat nog zoo ont
zettend veel moeilijker is ook met berus
ting verloren. Niet iedereen kan de eerste,
zelfs niet de tweede of derde zijn en tot
«en zeer eenvoudige en ook volkomen logi
sche formule teruggebracht, gaat nog altijd
op wat eens, lang geleden, een grootvader
van schrijver dezes over een harddravers
reide, waar hij niet naar toe wenschte te
gaan: „Waarom zal ik er heen gaan. t Eene
paard loopt harder dan 't andere
Maar ik heb mij verheugd en van harte
J dat onze geslagen athleten de hooge
waarheid hebben begrepen van de Olym-
pia-hymne: „Freude sei noch im erüegen
Want d a t is de kern van het sportieve
probleem, zonder hetwelk te begnjpen,men
nooit of te nimmer een goed sportsman
wordt.
Italiaansche incidenten tijdens de
voetbalmatch Italië-Ver eenlgde
Staten.
„De zin der Olympische Spelen ligt
niet in het overwinnen, maar in het
deelnemen, niet te veroveren, maai
ridderlijk te strijden is het wezenlij e
in het leven". Deze uitspraak van den
stichter der moderne olympische spelen,
Baron de Coubertin, die tijdens de
openingsplechtigheid met groote lettei s
op het scoringbord prijkte, heeft blijk
baar op sommige deelnemers haar uit
werking gemist en helaas moest reeds
op den tweeden dag blijken, dat bepaal
de ploegen meer door nationale eerzucht
dan door den olympischen geest be
zield zijn.
De eerste incidenten, die het gevolg van
deze geestesgesteldheid zijn, hebben zich
Maandagmiddag voorgedaan tijdens de voet
balmatch tusschen Italië en de Vereenigde
Staten. Het Italiaansche voetbal neemt in
Europa een voorname plaats in en terecht
meenen ook de Italianen zelf, dat zij tot de
landen behooren, die in het voetbaltor-
nooi een redelijke kans maken. Daarentegen
is het algemeen bekend, dat Amerikaansche
voetbal, dat in het sportleven van de Ver
eenigde Staten een veel minder voorname
plaats inneemt dan in Europa en Zuid Ame
rika, op niet al te hoog peil staat, zoodat de
Italianen op een gemakkelijke overwinning
rekenden. Dat dit hen niet is meegevallen
ziet men o.a. uit het resultaat, dat de Ita
lianen zich slechts met een 10 overwin
ning tevreden moesten stellen.
De teleurstelling over den niet verwach
ten krachtigen tegenstand der Yankees
kwam tot uiting in steeds ruwer spel en
steeds minder sportief optreden der Ita
lianen, die herhaaldelijk door den Duit-
schen scheidsrechter Weingartner gewaar
schuwd moest worden.
Het moet voor kroonprins Umberto, die
met 7000 landgenooten de match bywoónde,
niet aangenaam zijn geweest toen plotse
ling de Amerkaan Fiedler, bij het spelen
van den bal door een half dozijn Italianen
besprongen werd, die hem bijna letterlijk
te lijf gingen. Daarbij trachtte
Piccini hem op zoodanige wijze met de vuist
te bewerken, dat de scheidsrechter hem met
de hand naar de zijlijnen verwees. Een ge
joel ging op en eenige Italiaansche spelers
liepen op den scheidsrechter toe en duwden
zijn hand omlaag, terwijl anderen hem op
een afstand met de vuist dreigden. Een on
toelaatbare zwakheid was het van scheids
rechter Weingartner, dat hij blijkbaar voor
de bedreigingen zwichtte en Piccini liet
doorspelen.
Ook in het verdere verloop van den wed
strijd kwam het nog tot eenige onaange
naamheden als natrappen en dreigen met
de vuist, zoodat het Duitsche publiek, dat in
het algemeen zeer sympathiek tegenover
de Italianen staat, herhaaldelijk van zijn af
keuring blijk gaf en aan het slot de Ameri
kanen hartelijk toejuichte en hun toeriep:
„geef ze maar aan den Negus".
(Van onzen Berlijnschen correspondent).
Deze korte beschouwingen van een
Nederlandsch toeschouwer schrijven
we op den eersten dag van deze veer-
tiendaagsche spelen. Ze zijn dus in
leiding. Niets meer.
Weken van voorbereiding hebben
we van buiten af moeten meemaken.
Het was als een koorts, waarvan de
dag van gisteren de crisis genoemd
zou kunnen worden. De Olympische
Spelen zijn niet alleen een feest van
mammouth-afmetingen, maar voor
vele duizenden medewerkers, directe
en indirecte, ook een beproeving.
Japan zal in 1940 al die vreugde en al
dat leed moeten doormaken. Finland is
boos, had vast op de toewijzing gerekend.
Maar ten slotte boft het aan goud en
bankpapier niet overrijke Finland toch.
En niet alleen om de geweldige kosten,
die door de ontvangsten niet plegen te
worden goedgemaakt. (Ook ditmaal niet,
waar het Derde Rijk in een en ander, zij
het ook met ten deele blijvende resul
taten, naar ruwe schatting een dikke 80
millioen ingestopt heeft!) Maar ook om
wat hier tot stand gekomen is.
Fair play, en zeker in deze Olympische
Dagen! Daarom de eerlijke bekentenis:
wat hier geboden wordt, is geweldig. Het
is, gelfjk me een onzer Hollandsche offi
cials zoo kernachtig zei: daverend. Daar
over is onder menschen uit alle staten en
werelddeelen, die hier aanwezig zijn, inder
daad maar één roep. Het is haast ondenk
baar, dat sportterreinen, rusthuizen voor
de athleten, organisatie van alles wat met
hun welzijn te maken heeft, faciliteiten
voor allen, die van beroepswege gekomen
zijn (ten deele die voor de wereldpers wel
licht uitgezonderd), verkeersmaatregelen,
festiviteiten, plechtigheden en alles wat
tegenwoordig bij Olympische Spelen be
hoort, nog beter, nog artistieker, nog on-
bekrompener wordt opgezet, dan het dit
maal in Berlijn geschied is.
Duitschland verdiende de gouden me
daille als Olympisch gastheer, indien daar
voor goud, zilver en brons uitgeloofd kon
den worden.
We moeten echter onderscheiden tus
schen voorbereiding der Spelen en omra
ming van het geheel. Dan dringt zich toch
de vraag op, of staat en stad niet iets te
veel gedaan hebben, het er niet wat te dik
op hebben gelegd. Het Nieuwe Duitschland
zweert bij propaganda, heeft er zelfs een
eigen rijksminister voor. Die heeft Vrijdag
avond in hoogsteigen persoon een rede
voering gehouden ter verwelkoming van
ruim 1200 mannen en vrouwen van de
pen, een rede, die met de vanzelfsprekende
verzekering begon ,dat hij bij deze gele
genheid het niet over politiek zou hebben.
En toen begon hij van leer te trekken
over de politiek. Dat was 'n beetje onplei-
zierig. Hij verzekered ook, dat het Derde
Rijk als gastheer van de honderdduizenden
geen propaganda voor zich zelf wilde
maken. Maar hij had kort tevoren de ge
weldige tentoonstelling „Deutschland" in
Berlijn geopend, die als de grootste propa
ganda voor rijk, volk en regime gedacht en
doorgevoerd is.
Men moet de menschen hier niet al te
zeer bij het woord nemen.
Het is al belangrijk genoeg, dat ze op zoo
waarlijk volmaakte wjjze het zuiver-spor-
tieve en wat daarmee onmiddellijk samen
hangt, tot bewonderenswaardige, ja ver
bluffende wereklijkheid gemaakt hebben.
Wat daar verder mee samenhangt, is alleen
te verdedigen als men bedenkt, dat een
kleine 100,000 vreemdelingen gekomen
zyn (men had bovendien op 300,000 gere
kend, maar dat is wat tegengevallen) en
dat die niet alle dagen en uren op een
sportterrein aanwezig zijn, maar ook wat
anders willen zien. Wat ook geldt voor de
overgroote meerderheid der vier millioen
inwoners.
Daarom heeft men maar een kloek be
sluit genomen en van deze millioenenstad
een groote, feestelijke sportkermis ge
maakt. Bij geen enkele vorige gelegenheid
herinneren we ons, dat werkelijk heel dit
geweldige Berlijn er zich tot in de smalste
en donkerste volksstraten bij betrokken
gevoeld heeft. Nu wel. De Olympische
Spelen zijn een zaak van heel Berlijn en ten
slote van heel Duitschland. Als geheel ge
zien voelt zich het volk gastheer en de
eeuwige kankeraars hebben minder ge
hoor dan ooit tevoren. Men wil beleefd en
vriendelijk zijn, ergert zich eigenlijk een
beetje over de dagelijksche openbare op
wekkingen daartoe van ministers en bur
gemeesters in alle kranten, en traint nu
dapper voor deze moeilijke kunst der be
leefdheid en hulpvaardigheid, die zoo las
tig schijnt, als ze niet aangeboren is.
Men weet hier maar al te goed, hoeveel
van den eersten indruk afhangt. Daarom
heeft men zijn allerbeste beentje voorgezet
op den plechtigen openingsdag van giste
ren. De bijna 76-jarige oud-keizerlijke
staatssecretaris, Zijne Excellentie dr. Theo-
dor Lewald is met dr. Diem, den algemee-
nen secretaris van het Comité van Voor-
beeriding, de ziel van dezen opzet gêweest.
Hij heeft geboft, de krasse, ongebogen dr.
Lewald. Toen in 1933 een nieuw régime
alles ging omver werpen, wat niet muur
vast stond, scheen ook de bodem onder
dezen ongekroonden koning der toekom
stige Olympische Spelen te wankelen. Om
meer dan een reden. Dank zij snuffelaars
naar „booze grootmoedertjes", die boven
dien in den kranigen ouden ambtenaar een
reactionnair meenden ontdekt te hebben.
De nieuwe leider van rijk en volk bleek
echter, als in vele, vele andere gevallen,
een man zonder kleine vooroordeelen.
Lewald behield de leiding zeker ook
naar den wensch van zijn internationale
Olympische collega's en gisteren was
het eigenlijk zijn groote dag. Hij was ook
zichtbaar onder den indruk: veertien dagen
middelpunt, en dan rust in plotse stilte,
met een zee van herinneringen. Zonder
een autoritair régime echter (en hij is zelf
de eerste om dat altijd weer te onder-
streepen) waren zijn Olympische Spelen
niet deze stralende, geweldige, onovertref
bare Olympische Spelen geworden. En
daarom moeten we hier, om den sterken
wil en de schier onbegrensde mogelijkheden
die deze man (politiek heeft hier even te
zwijgen!) voor dit festijn der sportieve
jeugd ingezet heeft, met sportief bedoelde
erkentelijkheid even dien naam: Hitier, j
noemen. Dat doen hier namelijk allen, ook
zij, die uit den vreemde gekomen zijn en
zich afvragen, hoe dit vrijwel volmaakte
tot stand komen kon? Het antwoord ligt t
voor de hand: mogelijk was het, omdat een
almachtig man elk bezwaar, elke bureau
cratische rem met één enekl woord kon uit
schakelen; meestal artistiek, tot in onder
deden doordacht, is het geworden, omdat
die eene man nu eenmaal gelukkig voor
de Olympische Spelen! zich een steden
bouwer voelt, en oprechte belangstelling
voor sport en lichamelijke ontwikkeling
heeft.
Zaterdag heb ik een deel van onze Hol
landsche deelnemende groep in de lange
rij der zesduizend „actieven" zien binnen-
marcheeren. Zondag heb ik onze drie
loopers over honderd meter hun series
zien winen en er mij over verheugd, dat ze
ondanks allersterkste concurrentie toch
nog alle drie in de demie-finales gekomen
zijn. Vriend Osendarp liep na den „wonder-
looper", den neger Jesse Owens (die in
eenvoudig heerlijken stijl maar eventjes
het wereldrecord van 10,3 op 10,2 sec. wist
te brengen, wat stellig aan de prima-baan
in Berlijn te danken is!) zelfs met 10,5 den
snelten tijd der series. Maar het technisch-
sportieve willen we hier terzijde laten.
Slechts dit ééne: wij Hollanders blijven in
de representatie een ongelukkig volk.
Onze menschen zijn vaak kranen in hun
vak, maar als het om vlagvertoon gaat,
om meedoen aan groote internationale ge
beurtenissen, waarbij het op houding, klee
ding, correctheid aankomt, daar komen we
het helaas al te vaak achteraan.
Velt honderden Hollanders zaten Zater
dag op de tribunes van het Stadion ook en
vooral in afwachting van het rood-wit-
blauw en de gesloten formatie van onze
deelnemers. Vrijwel alle voorafgaande
groepen hadden een keurigen, frisschen,
geestdrift wekenden indruk gemaakt. Jong-
Nederland stelde teleur. Waarom zoo slap,
zoo onverschillig, bij zulk een korte demon
stratie voor honderdduizend paren oogen
nog niet eens in den pas; waarom zoo zon
der eenig élan, alsof het om een stelletje
schutters-zaliger en niet om jonge, frissche
athleten ging? Kunen we die „flauwe-kul-
en-aanstellerij-mentaliteit" zelfs by we
reldfestijnen en achter onze nationale drie
kleur niet van ons afzetten? Laten we
hopen, dat het tenminste nog „meer zijn
dan schijnen" wordt, en dat we diezelfde
driekleur rehabiliteeren, door ze eenige
malen aan den middenmast van het Stadion
omhoog te doen gaan!
Vol goeden moed zijn ze, onze Hollan
ders, maar ik geloof helaas niet, dat ze
groote kansen hebben. De hockeyspelers
wellicht, en de zwemsters? Het hangt er
veel van af, of ze boffen en sterke zenu
wen hebben. Bij de Olympische Spelen
speelt het toeval een zoo grooten rol! Maar
als straks het eindresultaat voor Neder
land tegenvalt, dan mogen we niet ver
geten, dat onze menschen veel geringer
mogelijkheden gehad hebben dan die in
vele andere staten. Zoolang onze regeerin
gen en parlementen nog zoo weinig zich in
daden uitende belangstelling hebben voor
Nederlandsch vlagvertoon bij groote inter
nationale gebeurtenissen, zoolang men bij
ons vrijwel alles aan het beroemde „parti
culiere initiatief' overlaat, zoolang niet de
hoogste officieele instanties het voorbeeld
geven, aanwakkeren, van belangstelling
blijk geven (hier in het Berlijnsche stadion
ziet men den Italiaanschen kroonprins, drie
Zweedsche prinsen, tal van hooge officie
ren uit vele landen), zal men eenvoudig
te slikken hebben, dat voor onze jongens
en meisjes ,en daarmee voor onze vlag,
zeker impulsen ontbreken, en dus ook ze
kere successen, waarvoor de mogelijkheid
stellig niet behoefde te ontbreken, helaas
al te vaak uitblijven. Het is wel zeer ge
makkelijk, overal te herhalen, dat „het op
op prijzen niet aankomt", en alleen „op
een faire, sportieve deelname". Maar het
komt natuurlijk wel degelijk ook op de
prijzen aan. Gouden medailles zijn een ge
weldige wereldpropaganda voor het land,
dat ze behaalt. Ze documenteeren, dat zulk
een land voor de lichamelijke ontwikkeling
van zijn jonge staatsburgers, voor een groot
ideaal, voor subliem vlagvertoon het noo-
dige over gehad heeft.
Hier in Berlijn is thans rijke, helaas
echter ook bittere ervaring op te doen!
EEN TAXI ALS KLEEDKAMER.
De Daily Herald maakt melding van een
aardig voorval, dat zich Zaterdag voor de
opening der Olympische Spelen heeft af
gespeeld.
Een Deensch journalist vond, even
voordat de intocht der deelnemers in het
Olympisch stadion zou beginnen, de 22
vrouwelijke deelnemers van Denemarken
voor hun trainingslokaal. Aangezien hun
trainer niet was komen opdagen, konden
zij niet naar binnen om van kleeding te
verwisselen. De journalist haalde in aller
ijl een taxi, en terwijl hij met den rug voor
een der ramen stond, verkleedden de
dames zich in groepjes van drie in de taxi,
zoodat zij nog net op tijd waren voor de
file in het stadion.
Wielrennen.
PELLENAARS WINT DE RONDE
VAN SCHAERBEEK.
Grootsche huldiging der Tour de
France-renners.
Gisteren is den Belgischen winnaar van
de Ronde van Frankrijk Sylver Maes, en
zijn teamgenooten een grootsche huldiging
bereid, die door een geweldige menigte
werd bijgewoond. De renners werden op het
stadhuis in Brussel ontvangen, waar zij, en
Maes in het bijzonder, door burgemeester
Max werden gehuldigd, waarna zij door een
geestdriftige menigte naar het gebouw van
den Belgischen wielerbond reden, waar zij
opnieuw op de gebruikelijke manier werden
gefeliciteerd. Tevens werden de renners, die
in de Ronde van Spanje en in de Ronde van
Zwitserland de Belgische kleuren zoo prach
tig hadden vertegenwoordigd gelukge
wenscht waarna men gezamenlijk naar
Schaerbeek toogom er aan de Ronde
van Schaerbeek deel te nemen.
Het was echter een Nederlander, die deze
ronde won, n.L Kees Pellenaars. Behalve
door Pellenaars was ons land vertegenwoor
digd door onzen Tour de Francerenner Mid
delkamp en door Valentijn.
Het werd 'n zeer fraaien wedstrijd, waar
in Middelkamp door pech moest opgeven,
terwijl Valentijn in een groep van ruim 50
renners over de eindstreep ging. Pellenaars
wist tenslotte in een langen eindsprint,
waarin niemand hem kon houden, als eerste
het 125 K.M. lange traject te beëindigen in
den tijd van 2 uur 40 min. 31 sec. Op de
tweede plaats kwamen in denzelfden tijd
Slver Maes, Alfons Deloor, Somers en Vis
ser. Vervolgens kwam een peleton van 53
renners aangevoerd door de Belgen Huts en
Karei Kaers binnen, waaronder zich ook
Valentijn bevond.
Bridge.
WEDSTRIJD ORANJE-HOTEL.
Gisteravond werden in het Oranje-Ho+el
te Bergen de zomerwedstrijden voortgezet.
De belangstelling der Berger-gasten was
groot. Er werd gespeeld aan negen tafels
en met de grootste animo werd tot en met de
laatste ronde gespeeld. Verschillende nieu
we wedstrijdspelers waren ten zeerste inge
nomen met het gevolgde systeem. De uit
slag was gisteren als volgt:
Even-lijn 9 paren: 1. de heeren L. Trijbetz
en A. Visser, Alkmaar, 30 K P-! 2. de heeren
L. Sluiser en G. C. v. Gulik, Alkmaar, 38
p.; 3. de heeren C. Blom en L. Grootegoed te
Bergen 41 p.
Oneven-lijn 9 paren: 1. de heeren R. Waster-
val en F. Trijbetz te Bergen-Alkmaar 26
p.; 2. de heeren C. G. en S. den Hartog te
Bergen 31 y, p.; 3. de heer en mevr. H. Jan
sen te Alkmaar 33 p.
Schaken.
DE BONDSWEDSTRIJD.
De party AppelKetting.
Hieronder de schaakpartij tusschen de
heeren Appel en Ketting, gespeeld 3 Aug,
te Utrecht tijdens de Bondswedstrijden.
Wit: D. B. A. Appei,
Zwart: E. Ketting te Rotterdam.
1. d4 Pf6
2. Pf3 e6
3. c4 c5
4. e3 d5
5. cd5: ed5:
6. Pc3 Pc6
7. dc5: Lc5:
8. g3 0—0
9. Lg2 Lg4
10. 0—0 Pe5
11. b3 Tc8
12. Lb2 d4?
13. Pd4! Lf3:
Wint de pion.
14. Lf3: Pf3:
15. Df3: Le7
Er dreigde Pc5: en La3
16. Ld4: b5
17. Pc3 Da5
18.
Pe4
Pe4:
19.
De4:
Tfe8
20.
Dg4
Lf8
21.
De2
b4
22.
Tacl
Lc5?
23.
Dc4!
Lb6
24.
Lb6:
Tc4
25.
La5:
Zwart geeft op.
INBRAAK IN HULPPOSTKANTOOR.
Brandkast geopend.
Toen gisterochtend de hulpbesteller
Eenink te Warnsveld (Gld.) om zes uur als
eerste op het hulppostkantoor kwam, be
merkte hij, dat het raam van de bestellers
kamer open geschoven stond, terwijl in de
kamer de grootste wanorde heerschte. De
laadjes van de bestellers bleken openge
broken te zijn, de kwitanties, postzegels en
briefkaarten lagen overal over den grond
verspreid. De deur van de op het kantoor
staande brandkast bleek tevens geopend.
De brievenbesteller wekte onmiddellijk
den kantoorhouder, wiens slaapvertrek aan
de andere zijde van het hulppostkantoor
gelegen is. Deze stelde direct den gemeen
teveldwachter van een en ander in kennis.
By het ingestelde onderzoek bleek de oude
brandkast op handige wijze geopend te zyn.
De kast was niet geforceerd. Een bedrag
van 250, de opbrengst tot dusver van de
rywielbelasting, wordt uit de kast vermist.
Een bedrag van 100 dat er vlak naast lag,
hebben de dieven of de dief onaangeroerd
gelaten, evenals een hoeveelheid nieuwe
rywielplaatjes.
Vingerafdrukken zijn niet gevonden. On
middellijk heeft men met de hulp van den
politiehond van den rijksveldwachter uit
Brummen een onderzoek ingesteld. Een
spoor leidde tot een in de nabijheid gelegen
oud schoolgebouw. Onder een afdak bleef
de hond staan, zoodat het vermoeden be
staat dat de inbreker met de fiets is geko
men, welke hij tydens zijn operaties in het
hulppostkantoor blijkbaar onder het afdak
heeft geplaatst. Met deze aanwijzing en een
goed geslaagden voetafdruk tracht de poli
tie thans den dader op te sporen.
INBREKERS AAN HET WERK NABIJ
OLDENZAAL.
Een buit van 108 gulden.
Maandagnacht, is op drie plaat
sen te Zuidberghuizen nabij Olden-
zaal ingebroken. Door het uitsnijden van
ruiten hebben de inbrekers zich toegang
verschaft tot de kantoren van de Twent-
sche kalkzandsteenfabriek en van de hout
zagerij „De Volharding", gelegen aan den
straatweg van Oldenzaal naar Enschede.
De buit is slechts gering. Er worden alleen
eenige postzegels vermist. Ook de textiel
fabriek „Habewol" van de algemeene tex
tiel maatschappij te Amsterdam heeft
bezoek van de dieven gehad. Waarschijn
lijk zijn zij in deze fabriek binengekomen
Goor een raampje aan de achterzijde van
het gebouw te openen. Van het kantoor op
de eerste verdieping werd een gesloten
casette, inhoudende een bedrag van 108,
medegenomen.
De opengebroken casette heeft men ach
ter de fabriek teruggevonden. Een deur,
welke toegang geeft lot het magazijn van
de fabriek, werd geforceerd. Er wordt op
het magazijn evenwel niets vermist.
VERKEERSTOESTAND IN HARLINGEN.
Verzoek om verbetering.
De straten, welke den doorgang vormen
door de kom van de gemeente Harlingen,
en welke het verkeer moeten verwerken
tusschen de afsluitdijk en Leeuwarden en
een groot deel van de provincies Friesland
en Groningen, verkeeren over het algemeen
in onbevredigenden, gedeeltelijk zelfs zeer
slechten toestand, zoodat een zeer spoedige
voorziening noodzakelijk moet worden ge
acht. Nu de gemeente zich blijkbaar op het
standpunt stelt, dat wegens het buitenge
woon toegenomen verkeer als gevolg van de
openstelling van den afsluitdijk, het ryk een
gedeelte van de kosten van de voorzieningen
aan den doorgang door Harlingen op zijn
rekening zou moeten nemen, heeft de K. N.
A. C. aan den minister van waterstaat ver
zocht, in het belang van de veiligheid en de
vrijheid van het wegverkeer te willen be
vorderen, dat de doorgang door Harlingen
spoedig zoodanig worde verbeterd, dat deze
aan de redelijke verkeersbehoeften zal blij
ven voldoen, totdat een andere oplossing,
met name een omlegging om de bebouwde
kom, zal zijn tot stand gebracht.
EEN NACHT OP HET DROGE IN
REGEN EN KOU.
Een onzeewaardig schuitje
afgedreven. Groote onrust
om vier personen.
Dinsdagnacht hebben drie jongens en een
man, die in een zg. jaagbootje desmiddags
de Heldersche haven uitgevaren waren om
te gaan visschen, benauwde uren meege
maakt.
De drie jongens, te weten de twintigjarige
J. Hartman, de zestienjarige P. Donder en
de veertienjarige H. Noort, in gezelschap
van den gepensionneerde K. van der Broeke
waren er met een kleine platte schuit op uit
getrokken.
Zij voeren aldus vertelt het Hbld.
eerst naar het zg. sluisje onder Balgzand,
doch toen zy daar weinig succes hadden,
zijn zy teruggevaren om een beter plekje te
zoeken. Volgens Jaap, die het verhaal later
aan zyn vader deed, zyn zy toen tusschen
het lichtschip en een paal zee in gaan lig
gen. Door het vallende water tezamen met
den wind zyn zij afgedreven, opnieuw inde
richting van Balgzand. Het water liep snel
onder hun scheepje weg en terwijl de avond
viel, kwamen zy geheel droog te liggen.
Zij bleven in de boot, wachtend op hulp,
die, naar zij verwachtten, komen zou.
Terwijl zij afdreven hadden zy nl. den
ouden van Twist, die op een kleinen botter