SCHERMERHORN Zwart als de Nacht t Buitenlandsche dienstboden Engeland's grauwe eminentie. p' Ia. j. botthenius brouwer* moesten worden, doch de kleine in 't voor jaar uitgereikte stekjes, waren dit jaar niet tot bijzondere schoonheden uitgegroeid. Prijswinnaars waren: Groepsprijzen. Ie pr. mej. D. Zomer, 2e pr. mej. A. Kalis, 3e pr. mej. Rie Kooy, 4e pr. mej. J. Brou wer. Overjarige planten: le pr. mevr. Mulder, 2e pr. mej. J. Kalis, 3e pr. mej. G. Mossel man. Ter opluistering: le pr. A. Kwak, 2e pr, D. Couvert, 3e pr. mej. A. Kalis. Begonia: le pr. mej. Geer Schreuder, 2e pr. J. Schuuring, 3e pr. Yb. de Boer, 4e pr. P. Klerk, 5e pr. G. Ens. Colleus: le pr. G. Kaay, 2e pr. H. Dave- laar, 3e pr. J. Madderom, 4e pr. S. Pomper, 5e pr. mej. J. Noorman. Water balsemien: le pr. J. Staassen, 2e pr, C. Verweel, 3e pr. C. Tromp, 4e pr. w. Staassen, 5e pr. G. Kaay. Kinderplanten groepen: le pr. J. Madde rom Jr., 2e pr. Herman Speur, 3e pr. Muus Speur, 4e pr. Appie Brouwer. Afrikaan: le pr. Jaap Pijper, 2e pr. Gré Klein, 3e pr. Freek Haar. Lobelia: le pr. Aof Speur, 2e pr. Afke Heep, 3e pr. Jannie Imming. Bloemenmandjes: le pr. mevr. Leegwater, 2e pr. mevr. Kaan, 3e pr. Tine v. d. Wal. Huisvlijt: 2e pr. Jan Buis, 2e pr. Jane Blauw, 3e pr. J. Wolthuizen, 4e pr. H. Hol- werda, 5e pr. Jb. J. Vlaming. Opluistering le pr. fam. Couvert, 2e pr. fam. de Jong. Handwerken. Haakwerk: le pr. mej. G. Kaay, 2e pr. mej. Fr. Dekker, eervolle verm. mevr. Weeshof. Breiwerk: le pr. mevr. P. Kalis, 2e pr. mej. J. Kaay, eerv. verm. mevr. A. Kooy. Naaiwerk: le pr. mevr A. Kooy, 2e pr. A. Kloosterboer, eerv. verm. mevr. H. Bruin. Borduurwerk: le pr. mej. J. Noormane 2e pr. mej. D. Zomer. Kantklossen: le pr. mej. D. Zomer. Stopwerk: le pr. mej. J. Blauw. Kelimwerk: le pr. mej. G. Kaay. Kruissteekwerk: le pr. mevr. Mulder, 2e pr. mej. D. Zomer. Fraaie handwerken: le pr. mej. J. de Boer, 2e pr. mej. G. Kaay, eerv. verm. Tineke Schermerhorn. Kinderarbeid, le klas: le pr. Nelly Schuu ring, 2e pr. Wijbr. Bruin; 2e klas: le pr. zus Hiemstra; 3e klas: le pr. Mieke Heringa, 2e pr. Willy Weeshof, 3e pr. Muus Speur; 4e klas: le pr. Coba Kamsteeg, 2e pr. Wies Verweel; 3e pr. Tine de Geus; 5e klas: le pr. Annie Leegwater, 2e pr. Aagje Dekker, 3e pr. Bets Wit; 6e klas: le pr. Marie Klooster boer, 2e pr. Gré Tromp, 3e pr. Jan Bruin; 7e klas: le pr. Chris Leegwater, 2e pr. Diet Mienis. 3e pr. Gré Klein. Opmerkelijk was het aardige breiwerk, een borstrokje, een mutsje en een jurkje van den 9-jarigen schooljongen Muus Speur, die dat werk met veel inspanning thuis ge maakt had, en dat aller bewondering weg droeg. 's Middags bracht de schooljeugd een be zoek onder geleide van de onderwijzer(es), waarbij de tractatie niet achterwege bleef. Zondagavond werden de verscheidene ge- luksspelen nog druk beoefend, waarna de uitslag der diverse verlotingen bekend ge maakt werd. De uitslag van de groote jaarlijksche ver loting was le pr. no. 410, 2e pr. no. 11, 3e pr. no. 624. Na afloop bracht burgemeester Huiser van Reenen het bestuur en de feestcommissie een woord van dank voor het vele werk, en wekte allen op, leden te winnen, en sloot met een „tot weerziens" op den a.s. feest avond de tentoonstelling. Voorzitter benoemd. Tot voorzitter van de Hollandsche Mij. v. Landbouw, afd. „Schermeer" is benoemd de heer D. Kramer Glynis. Floraliaf eesten. Ondanks den voor vele menschen zoo zorgelijken tijd mogen de floraliafeesten, welke hier drie dagen worden gehouden, zich nog in aller belangstelling verheugen. Het bestuur heeft alles weer in het werk gesteld om de feesten goed te doen slagen. Voor het café van der Oord is aan de straat een kleine versiering aangebracht, terwyl de bloemententoonstelling er weer mag zijn. Van de leden toch zyn ingeleverd 601 planten, uit stekken gekweekt, 156 planten door de kinderen gekweekt, 65 dahlia bou- quetten, 43 snybloembouquetten en ter op luistering ingezonden 18 planten. Ook aan huisvlijt zijn ingezonden 27 stuks, waaronder zeer kunstig gemaakte voorwerpen en 44 stuks handwerken. Daartoe uitgenoodigd door het bestuur bezochten wij de afdee- ling, waar de prijzen zijn uitgestald. De commissie voor den aankoop daarvan heeft zich goed van haar taak gekweten, terwyl nog vele cadeaux van particulieren zyn ontvangen, van ingezetenen, welke door het bestuur dankbaar zyn aanvaard. Al is het weer niet meer zoo mooi als eenige dagen te voren, toch kunnen wij nog tevreden zijn. De Zaterdagmiddag, welke aan de kin derspelen is gewijd, is het tenminste nog mooi droog weer, wat voor feesten op het sportterrein wel noodzakelijk is. De tentoonstellingszaal gaf door dezen mooien inbreng van planten een schitterend effect. De voornaamste bekroningen waren: Van de volledige stellen planten: 1. J. Tromp, 2. wed. A. de Jong, 3. C. Haster, 4. C. Krul, 5. wed. J. Krul. Voor afzonderlijke planten: Begonia: 1. C. A. Timmerman, 2. P. van Leijen, 3. A. Molenaar, 4. D. Jonker. Geranium: 1. C. Konijn, 2. C. Visser, 3. C. Bakker, 4. V. Wit. Coleus: 1. G. van Schagen, 2. M. J. van den Berg, 3. P. Burger, 4. J. van de Cappele Heliotoop: 1. T. Benjeman, 2. C. Konyn, 3. K. Boekestein, 4. W. de Boorder. Voor de volledige stellen kinderplanten: 1. Marie Jonk, 2. Arentje Krul, 3. Cor Jonk, 4. Immie Konyn, 5. Lien Dagelet. Voor afzonderlijke planten: Begonia: 1. Nellie Muntjewerff, 2. Ma-rie Doet, 3. Arie Hollenberg, 4. Musien de Bak ker, 5. Nelie Akkerman. Geranium: 1. Diet van Petten, 2. Huib Smit, 3. Jan Konijn, 4. Jannie Smit, 5. Ben de Jong. Voor bouquetten: Groep I: l.K. A. M Dagelet, 2. J. Koster, 3. P. Burger, 4. A. Benjamin. Groep II: 1. P. Los, 2. wed K Akkerman, 3. C. Bakker, 4. P. Heertjes, 5. A. de Vries. Andere snijbloemen: 1. wed. A. de Jong, 2. H. Jonk, 3. A. de Vries, 4. C. Krul, 5. C. Lakeman. Planten ter opluistering: 1. wed. K. Ak kerman, 2. wed. A. de Jong, 3. P. Burger, 4. J. Koster. Huisvlijt: Boven 14 jaar: Groep I: 1. A. Kalis, 2. Piet de Vries. Groep IV: 1. Hip Schreuder. 1014 jaar: 1. Henk Beets. Beneden 10 jaar: 1. Jan Slot, 2. Arie Kluft. Handwerken: Groep I. boven 14 jaar: 1. mevr. MoerbeekHöne, 2. mevr. Bakker Mantel, 3. Bets Boon, 4. Jo Stuyt, 5. Anr.ie Plevier. Groep II, 1014 jaar: 1. Trien Blaauw, 2. Coos van der Oord, 3. Piet van Petten. Groep III, tot 10 jaar: 1. Marietje Koster. Verder deelen wij nog mede, dat de jury voor de bloemen bestond uit de heeren Tuin, Hoek en Kuiper; voor huisvlijt uit de heeren W. Wester en P. Veenstra en voor handwerken uit de dames: van Don, van Settenvan der Meer en Boerendans. Met de opening van de tentoonstelling werd het in de zaal reeds aardig druk. De Zaterdagmiddag was gewijd aan kinderfeesten, waarvoor groote animo bestond en die door velen werd bijge woond. De vermakelijkheden bestonden voor jongens uit: Houtjesrapen: le pr. Jaap Waterdrin ker, 2e Arie Hermes, 3e Toon Oud. Hardloopen met hindernissen: le pr. Jaap Voerman, 2e Hein Konijn, 3e Arie Kluft. Koppen snellen: le pr. Piet van Leijen, 2e Nico Alles, 3e Piet Langenberg. Voor meisjes houtjesrapen: le pr. Tine de Cock, 2e Mart Meester, 3e Rietje Krul. Doek ophangen: le pr. Marie Jonk, 2e Trien Blaauw, 3e Lies Konijn. Dwaaltuin: le pr. Anne Klamer, 2e Cor- rie Poel, 3e Marie Koning. 's Avonds was de zaal geheel bezet toen een kinderkoor onder leiding van den heer K. A. M. Dagelet eenige liedjes zou zingen; muzikale medewerking verleende Mej. Klippel. De voorzitter, de heer J. Klippel, sprak een openingswoord, deelde mede dat het kinderkoor, dat was begonnen met 60 kinderen thans 45 kinderen telt en be treurde het dat kinderen van de Openbare school zich hadden teruggetrokken. De kinderen waren van de 4e, 5e en 6e klasse van de scholen. Het koortje ving aan met een lied van Prinses Juliana ,,'t Dansende Haasje". Vóór de pauze werden 4 liederen gezon gen. Na het zingen van het liedje „IJs met slagroom" verscheen de ijscokoopman van Etten in de zgal en werden alle kin deren door de familie Meindersma op ijs getracteerd. Na de pauze werden nog een 8-tal liederen gezongen. Het was reeds 11 uur geworden toen de voorzitter een slotwoord sprak, waarin hij zyn dank uitbracht aan de familie Mein dersma, den heer Dagelet en mej. S. M. Klippel. -.yjltfft1' geen drie meter zicht en dan nog zonder achterlicht? 't Is 'n poging tot zelfmoord om zonder achterlicht te rijden (om van stilstaan heelemèèl niet te spreken!) Alleen reeds het transport naar een ziekenhuis is heel wat duurder dan de aan schaffing van een veilig achter- licht I ring was: meloenen 10 a 20 p. 100 st., tafelappelen en peren golden 16 a 28 er. mooie pruimen golden 18 a 27 per 100 K.G. Druiven waren wel in trek doch de prijzen waren lag, nl. 22 a 26 per 100 K.G. De aanvoer van aardappelen wordt van meer beteeke-is, doch in hoofd- KENNEMERLAND. De markt stond van 31 Aug. tot 5 Sept. in het teeken van grooten aanvoer en gere- serveerden handel. Behoudens enkele uit zondering waren de pryzen der groenten aan den lagen kant, voor zoover het le soort betreft, terwijl afwijkende kwaliteit bitter weinig opbracht of voor den mini mumprijs uit de markt werd genomen. Daarentegen was de prys van fruit en vruchten, pruimen vooral, aan den hoogen kant. De grootste aanvoer van boonen snij- en spercieboonen is er al weer geweest. De opbrengst was middelmatig en ziekte en roest hebben het proces ver haast. Tomaten, komkommers en augurken waren haast niet te plaatsen, we zullen er dan ook geen prijzen van noemen. Bloem kool middelmatige kwaliteit gold van 1.50 tot 6.50 per 10. Sla, waarvan geen grooten aanvoer, gold /la/ 2.60 p. 100. Snyboonen, voor zoover mooi, golden hooger, n.1. 7 a 15 per 100 K.G. Spercie- boonen (dubbele golden 4 a 9 en de enkele (dunne zonder draad) 8 a 11 per 100 K.G. Spinazie gold matig, n.1. 2 a 4, postelein 1.50 a 3.50. Snijbiet 2 a 3 en andijvie 2 a 4 alles per 100 K.G. Doppers, raspers en capucijners wer den in kleine partijtjes aangevoerd en gol den hooger nl. 10 a 17.50 per 100 K.G. Bospeen gold niet hoog nl. 4 tot 6.50 per 100 bos. Prei was wederom gewild en gold 5 a 8 per 100 bos. De overige aan voer van bosgroente bracht weinig op, ongeveer 1 a 2 per 100 bos. De fruit veiling had veel belangstelling. De notee- j a.lu, uiduwc aardappelen j alles per 100 K.G. De overige aanvoer on veranderde prijzen. In den Haag worden thane de aanvragen om vergunning naarstig onderzocht. (Van onzen r.-redacteur). Op het bureau van den rijksdienst voor werkloosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling in Den Haag is men thans druk bezig de talrijke aanvragen te beoordeelen, die zijn binnengekomen ter verkrijging van een vergunning tot het in dienst heb ben van buitenlandsch huispersoneel. Op 1 October van dit jaar treedt het besluit in werking, waarbij ook deze bedrijfstak gebracht wordt onder de bepalingen van de wet van 16 Mei 1934 tot regeling van het verrichten van arbeid door vreemdelingen en wie vóór dien datum de daartoe ver- eischte vergunning als werkgever in zijn bezit wilde hebben, had zijn aanvrage vóór 1 September moeten indienen. Duizenden aanvragen zijn al bij den dienst ingekomen, vertelde ons de direc teur, ir. R. A. Verwey, in een onderhoud dat we met hem over deze materie moch ten hebben. Maar, voegde de heer Verwey er aan toe, we hebben sterk den indruk, dat nog lang niet alle buitenlandsche dienstboden bij ons zijn opgegeven. Dat blijkt ook wel uit het feit, dat er dagelijks nog een 400-tal aanvragen om vergunning binnen komen. Deze werkgevers zijn eigenlijk te laat, want er is herhaaldelijk in de bladen op gewezen, dat men zich met zijn aanvrage, waarvoor men de for mulieren bij de plaatselijke arbeidsbeurs kan verkrijgen, vóór 1 September bij den dienst moest aanmelden. Toch zal men trachten ook deze laatkomers nog op tijd te helpen, maar zij kunnen er niet vast op rekenen, dat zij op 1 October in het bezit der vereischte vergunning zullen zijn. Hoe overstelpend de drukte by dezen dienst tengevolge van den nieuwen maat regel is, blijkt wel uit de omstandigheid, dat op Dinsdagochtend 1 September vier personen van kwart over acht tot elf uur aanhoudend bezig zijn geweest uitsluitend met het machinaal openén van de ingekomen stukken. Deze moeten alle worden bekeken; op sommige aanvragen kan dadelijk een be slissing worden genomen, maar velen gaan eerst nog om advies naar de plaatselijke arbeidsbeurzen. Voor al dat werk is tyd noodig, speciaal omdat de dienst ter gele genheid van deze tijdelijke hausse in de werkzaamheid niet plotseling kan worden uitgebreid. Op de meeste aanvragen, wanneer zy ten minste betreffen huispersoneel, dat al eeni- gen tijd in ons land als zoodanig werkzaam is, zal wel gunstig worden beschikt. De werkgever heeft dan 2 voor de ver kregen vergunning te betalen en hy kan voor den duur ervan zijn buitenlandsche dienstbode houden. Moet de vergunning worden verlengd, dan is f 1 verschuldigd. Voor verandering van dienstbetrekking dient weer een nieuwe vergunning te worden aangevraagd, die weer op zichzelf zal wor den beoordeeld. Dat is echter alles van later zorg. Voorloopig heeft men by- den rijks dienst voor werkloosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling alleen met nieuwe aan vragen betreffende buitenlandsch huisperso neel te doen en men heeft er de handen vol mee. Het in zijn dienst hebben van buiten landsch huispersoneel zonder de ver eischte vergunning is na 1 October strafbaar. De politie heeft tot taak deze gevallen van wetsontduiking te achter halen en zy zal zeker niet nalaten in voorkomende gevallen in te grijpen. Er bestaat heelemaal geen zekerheid, dat veel door de vingers zal worden gezien. Daarom is het zaak voor hen, die dan een vergunning zullen noodig hebben en er nog geen hebben aangevraagd, dit alsnog dadelijk te doen. Naar schatting zijn er een 30.000 buitenlandsche ar beidskrachten in dezen bedrijfstak werkzaam en zooveel aanvragen zijn er nog niet in Den Haag binnengekomen. Op I October zal dan vrijwel het geheele bedrijfsleven onder de toepassing van de wet op de buitenlandsche arbeidskrachten zyn gebracht. Alleen het personeel van de groote scheepvaart en van de internatio nale binnenvaart valt er dan nog buiten. Uitbreiding van het vergunningstelsel ook tot dezen bedrijfstak stuit echter voorshands op internationale moeilijkheden, waarvan wij, wat de binnenvaart betreft, in de eerste plaats de Rijnvaartacte noemen, die ook al by de ordening in de beurtvaart tot zooveel haken en oogen aanleiding heeft gegeven. Voorshands schijnt deze uitzondering te blyven gehandhaafd, zoodat men dezen bedrijfstak biuten beschouwing kan laten. Met dit voor oogen, kan men dus de nieu we regeling betreffende het huispersoneel als het sluitstuk van de wet op de buiten landsche arbeidskrachten beschouwen. Een feit, waarover we ons niet dienen te ver heugen, doch waarvan de noodzakelijkheid als een betreurenswaardig gevolg van de tegenwoordige tijdsomstandigheden moet worden gezien. de de Zij, die geen onbekenden zijn in historie der zeventiende eeuw, kennen betiteling van „Grauwe Eminentie". Kar dinaal de Richelieu had in „le Père Jo seph" een hem volkomen toegewijden raadgever en steun, een medewerker vertrouwde bij dag en bij nacht; om het grauwe kleed der Capucijners, dat h" droeg, werd hij „Zijne Grauwe Eminentie genoemd, „son Éminence grise". Zyn eigenlijke naam was Frangois le Clerc Tremblay. Hy was overal, waar de groote staatsman was, openlijk of verborgen, een formidabele persoonlijkheid onder en door Richelieu èn door zijn eigen scherp zinnige, stille, veelzijdige gaven. Er zijn in de geschiedboeken vele van dergelijke merkwaardige „personen op den achtergrond" te vinden, die aan het stuurrad van het staatsschip mededraaien, al is hun kenmerk, dat zij het halfdonker zoeken en de openbaarheid schuwen uit toewijding en uit volledige overgave aan de taak, aan welke zij zich hebben ver bonden. Sedert lange, lange jaren is er zulk een stille kracht, zulk een „Grauwe Eminen tie", aan het arbeiden in Engeland. Haar naam is niet met één woord te noemen: haar naam is legioen en zij is formidabel in haar arbeid. Het groote publiek in En geland vraagt niet naar haar, vermoedt haar bestaan wellicht niet, maar zij, die de Engelsche politiek volgen, vinden in staatkundige artikelen van Engelschen oorsprong, in tal van kortere mededeelin gen der Engelsche bladen, in de mee ningsverschillen, die binnen de kaders der Engelsche kabinetten van den laatsten tyd steeds duidelijker worden, herhaalde lijk aanleiding tot het stellen van eene vraag. Van deze vraag n.1.: Wie regeert eigenlijk in Engeland? Men heeft er gesproken van een komen de dictatuur van den water-met-suiker fascist Mosley. Men heeft er eveneens ge sproken over een dreigende dictatuur van den bolsjewiek-socialist Stafford Cripps. Maar de jaren gaan voorbij en bij allerlei wijzigingen en nuanceeringen, die men zou kunnen opmerken in de parlementaire verhoudingen en uitspraken, blijft de groote lijn der Engelsche regeering de zelfde. En men is gerechtigd te vragen: Wie regeert eigenlijk in Engeland; wie re geert er eigenlijk nu? Is het de Premier, het Kabinet, de Koning, de groote in dustrie, de financieele wereld, de adel, de middenstand, het volk in den vorm van zijn parlement? En wanneer een ministe rie wijkt voor een ander, wanneer een liberaal kabinet wordt vervangen door een conservatief, of „labour" het offi cieele roer van Staat in handen neemt, zien we dan in Engeland, zelfs bij radi cale omgroepeering, een nieuwe, een haast volledige andere oriënteering der politiek ontstaan, zooals dit bij sommige landen op het continent het geval is? Of is er een stille, een latente kracht, die de oude hoofdlijn doortrekt, die, trots wisse lingen en wijzigingen van kabinetten en ministers, als een „Grauwe Eminentie" haar invloed doet gelden, van een zeker, onverstoorbaar centrum uit het land be sturend en de vaste draden spinnend, waar binnen het groote Groot-Brittannië zyn staatsorganisme beschermt? Zoo vragen sommigen en zij meenen hun vraag toestemmend te mogen beant woorden. Daarin in het feit door die toestemming erkend is niets melodra- matisch-sensationeels. Bovendien is het voor de meeste Engelschen verborgen. Hun, die het niet weten, deert het niet. Die het wél weten, juichen het toe. Er is inderdaad in Engeland thans en sedert lang een „Grauwe Eminentie". Maar Engeland is een democratische staat. Daarom beschikt de „Grauwe Eminentie" er over ruim vijftienhonderd koppen, werkende hersenen tusschen Londen en Kaapstad. Oeganda en Colombo, Adelaide en Vancouver. Het centrale punt van al die breinen berust echter in Whitehall, Londen's regeeringsstraat. Hier, in deze straat, wordt elk dier hersenen gevoed; hier wordt elk brein gevormd tot een deel van de op het oogenblik onmisbare stille kracht, waarover hier gesproken wordt. Naar hier keeren de gedachten op elk kri tiek moment terug; van hier uit wordt de machtige traditie verzorgd, die, uit die ruim vijftienhonderd breinen, feitelijk de heerschers van Groot-Brittannië maakt. Hier is n.1. het centrum van de Engel sche „Civil Service", de opperste ambte naren-kaste, die behoort tot de „perma nent officials", de permanente ambtena ren, wier bestaan muur-en-muurvast ver zekerd is. Geen politieke omwenteling kan hen uit hun post wegdringen. Zij be kommeren zich noch om actueele politiek, noch om momenteele staatkundige, econo mische, sociale stroomingen. Zij blyven aan hun arbeid, die alles voorbereidt, al les wijzigt, alles uitwerkt, wetten en voorschriften, zoowel voor Groot-Brit tannië in Europa als voor zijn verst ver wijderde koloniën en bezittingen. Een tweede instituut, een kaste en een traditie van het opperste ambtenarendom, zooals het in de „Civil Service" belichaamd is, is wellicht of zeker op de geheele wereld niet te vinden. Nergens speelt die kaste zulk een rol; nergens is dan ook het innerlyke mechanisme van een land zoo onafhankelyk van politieke beroeringen als in Engeland. Natuurlijk kon de „Civil Service" deze macht alleen maar verkrijgen, doordat hu aan alle vooraarden voldeed, die eene de- mocratische gereerde natie mocht stellen. hJL fi tan 00k uit de onaanvechtbaar beste elementen van het volk: eene elite irTde w °f ZClfS superieur aan elke elite n de kringen van wetenschap, kerk, kunst, daad isXT' C? c 8lfS V8n juïtitie" Inder" toch t - "m Servlce" een elite en der wereld 0Ver het grootste imperium jaar oud regeert' nauweW* honderd Ofschoon de Eneelsohp - millioen menschën Sjkt voo?' 'Z hM ren- en beambten-functies van a te"a" r 01 «A-ml Service" t- telyk de leidende kracht i„ den staat w I zyn niet de rechters, de bisschoppen gouverneurs der koloniën, de de maar de hoogere ambtenaren die ,en' geven, die de ministeries van Fml!. - ®g van Buitenlandsche Zaken, van PPlen' landsche Zaken, van Oorlog en van M besturen. Deze toestand werd geschapen de nieuwe constitutie van het ambtenar» dom der „East India Company", de h delsmaatschappij, die zich in dén loon t" tyden ontwikkelde tot de politieke o heerscheres van Indië. Eerst in 1833 werH* de historicus Macalay voor deze geme schap van ambtenaren nieuwe wetten voorschriften uit. In plaats van aristocratf sche protégés, die door geboorte en relatië» hun ambten hadden verkregen, moesten mannen gekozen worden, die hunne per soonlijke waarde en kundigheid konden be" wijzen. Het duurde vrij lang, eer Macaulay's ont werp zakelijk verwezenlijkt werd. Toen na den Krim-oorlog van 1854 een ware chaos dreigde te ontstaan in het onkundige aristo cratische beheer, begon men eerst met eenigen ernst aan zyn plannen te denken. Toch duurde het nog tot 1870, voordat a» werden aanvaard en toegepast. Vóór 1870 deed men eerst proeven: al te democratisch durfde men nog niet zijn. Men begon met de beheerders te kiezen uit menschen, die in goeden doen waren en voor wie het er niet op aankwam of zij ve.l of weinig geld verdienden: die uit liefde den Staat wilden dienen en daarin hun eer stelden. Men had ook voor dergelijke hooge ambtenaren geen speciale eischen, in tegenstelline met wat de meeste continentale landen deden. Wel eischte men maatschappelijke voorberei ding, doch de antichambre van de regee- ringszaal was in den regel niet meer dan Oxford of Cambridge. Daarna ging men verder. De algemeene humanistische opvoe ding, met kennis van de klassieken, de ge. schiedenis, de letterkunde, de taal, was de grondslag. Daarmede ging gepaard de ka raktervorming, zooals de Engelsche gentle man die begreep en zooals die door de leden der heerschende klasse verlangd werd. Hoe ver de „imponderabilia" van karakter en persoonlijkheid daarbij den doorslag geven, ziet men zelfs heden ten dage nog, wanneer de candidaten voor de hooge ambtenaars- posten van den „Civil Service" na beëindi ging van de universiteitsstudie en der daarop volgende vakstudiën zich met be hulp van speciale „tutors" (leeraren) voor het examen voorbereiden. Voor dit examen worden, elk jaar opnieuw onderwerpen uit gewerkt. Deze uitwerking is in handen ge geven van experts, van mannen van weten schap, geleerden over het geheele land. De vragen bestrijden elk terrein. Zy kunnen luiden: „Wat is uw meening over Charley Chaplin?" even goed als: „Hoe zou u het jubileum van de gasfabricage in een ode bezingen?" Er zijn vragen, die de hoogere wiskunde betreffen, en vragen, die over het Sanskriet of de Amerikaansche financieele economie loopen. Zeker, het juist beant woorden der vragen is van gewicht, maar wat den doorslag geeft is ten slotte: de per soonlijke indruk, dien de candidaat maakt. Zyn wijze zich te kleeden, de manier, waar op hij zich voordoet, zijn stem, zyn uiter lijk, zelfs de verzorging van zyn handen en zyn haar hebben invloed. Karakteristiek, en zeker echt Engelsch, is het, dat naast de vakmannen der examen-commissie, die zelf hoogere ambtenaren zijn, in die commissie somstyds heeren uit den vriendenkring der examinatoren als algemeene experts wor den opgenomen. De schriftelijke antwoorden op de bijzon dere vakvragen worden ter beoordeeling toegezonden aan hen, die ze hebben opge steld. Moeilijke examens dus, maar examens op practischen, breeden, algemeenen grondslag Examens, die niet alleen op weten, maar ook op wereldwijsheid den candidaat toe- sen. Maar ze leiden dan ook tot hooge doe len. De meest begeerde posities zijn betrek kingen bij de Treasury (Schatkist) en de Foreign Office (Buitenlandsche Zaken). De geldelijke belooningen dier posten zijn naar verhouding van hun belang gering. Maar de macht, die by deze ruim vijftien honderd uitverkoren ambtenaren berust, is enorm. Aangezien zy zich niet op politiek gebied mogen bewegen, worden zij uit alle politieke partijen gekozen. Daardoor ver tegenwoordigt de „Civil Service" ongeveer alle politieke meeningen des lands. De zeer groote vakkennis, de spreekwoordelijke on aantastbaarheid, de onbetwijfelde, onkreuk bare eerlijkheid dier mannen, maken hen tot de ware leiders van elk kabinet. Zonder hmun raad en hun hulp is een minister een verloren man. Maar het behoort tot de traditie van den Civil Service" steeds op den achtergrond te blyven, nimmer met eigen naam op te tre den. Het komt voor, dat ambtenaren van dezen dienst maatschappelijk in allerlei kringen een goeden naam hebben als litte rator, als artiest, als geleerde, zonder dat Jan en Alleman weten, dat zy hooge amb tenaren zyn. Letterkunde, om maar eens iets te noemen, behoort tot de goede tradi tie van den „Civil Service". De chef van den „Foreign Office", sir Robert Vansit- tart, maakt goede verzen: Humbert Wolfe, ambtenaar bij het ministerie van Arbeid, is een van Engeland's leidende moderne dichters; de ambtenaar Philippe Guedalla geldt als een der beste Engelsche biogra fen: Edward Marsy, die de permanente secretaris van den minister van het Domi* nium is, heeft een paar jaar geleden eene voortreffelijke men zegt de beste ver" taling van Lafontaine in het licht gegeven. De letterkundig-humanistische en de ka raktereigenschappen van den „typi"6®® gentleman" kunnen beschouwd worden a de grondslagen van het wezen der ware oe' stuurders van Engeland, d.w.z. van „Grauwe Eminentie", die, hoewel op de^ achtergrond en zelden zichtbaar, regeert in eene continuïteit, welke Eng land's gouvernementen tot forschen rugste dient en het land tot groot voordeel is De „Grauwe Eminentie" is een bel® rijke historische figuur in Engelands st" X

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 8