Amstecdamsche Jieacs Siimnieuws Sftucgediike Stand Het visioen van de fontein- „Ja." DOODSLAG BEDREIGD. Acht maanden tegen zeeman gevorderd. Op 5 Juli jL ventte een 42-jarige werk- looze zeeman met potlooden in de Plan tage Middenlaan te Amsterdam. Op de café-terrassen poogde hij zijn waar aan den man te brengen. De handel vlotte dien dag echter niet bijzonder goed en het humeur van den zeeman bleek èn door de geringe verdiensten èn door de zeven glazen bier, welke hij gedronken had, beneden nul te zijn gedaald. Toen een cafébezoeker, die weigerde een potlood té koopen, hem toevoegde: „maak maar dat je weg komt, ik ben van de po litie", was hij zijn woede niet langer meester. Hij trok een mes en wilde den man te lijf. Omstanders en voorbijgangers bemoeiden zich met het geval en met eeni- ge moeite wist men den woesteling te overmannen en te ontwapenen. Bij de worsteling werh een der „ontwa penaren" gewond, doch ook de zeeman kwam er niet zonder kleerscheuren af. Hij vluchtte, doch werd eenige oogen- blikken later door de politie aangehouden, het mes, dat vlijmscherp was, werd later teruggevonden. De zeeman had zich gister voor de Am- sterdamsche rechtbank te verantwoorden wegens bedreiging met doodslag en wegens bedelarij. De cafébezoeker verklaarde, dat hij niet de minste aanleiding had gegeven, Plotseling was de verd. op hem toe ge sprongen met een geopend mes in de hand, terwijl hij riep: „Ik zal je aan riemen snij den". Voor hij zijn vriendelijk voornemen ten uitvoer kon brengen hadden publiek en voorbijgangers ingegrepen. De officier van justitie, mr. Kist, achtte de bedelarij niet bewezen, doch requireer- de wegens bedreiging met doodslag acht maanden gevangenisstraf. De verdediger mr. Rob. Kokosky, be pleitte ten aanzien der bedelarij vry spraak. Betreffende de bedreiging drong pi. met klem op clementie aan. Verd. heeft een blanco strafregister en is zeer zenuw achtig én driftig en bovendien heeft hij reeds geruimen tijd in voorloopige hechte nis doorgebracht. Vonnis 1 October. Het gaat niet aan alle andere medespelen den op te sommen, maar een belangrijke plaats neemt in deze film, vooral in het eerste gedeelte, het Brabantsche landschap in, waarvan de camera-man Akos Farkas prachtige opnamen heeft gemaakt, zooals trouwens zijn fotografie in deze geheele film uitmuntend is, terwijl ook den regis seur Kurt Gerron alle lof toekomt voor zijn werk, waarbij hij, zij het ook met behulp van de adviezen van A. M. de Jong, er uit stekend is geslaagd is den Brabantschen sfeer te treffen. Het applaus aan het slot bewees, dat al thans dit première-publiek onder den in druk van de film was, en dit werd vertolkt door den directeur van het City-theater, den heer Ter Linden, die den heer de Jong een groote krans aanbood alsmede een krans van den producer Loet C. Barnsteyn. De heer de Jong, die met luid applaus be groet werd, deelde mede, dat men van de aanvankelijk voorgenomen huldiging der spelers heeft afgezien omdat de voornaam ste speler, de vertolker van de hoofdrol, Marcel Krols, daarbij toch niet aanwezig zou zijn geweest. Deze zat thans weer rus tig op zijn dorpje en alle medewerkenden hadden zich gaarne aan huldigingen ont trokken om zijn kinderlijkheid te sparen en zijn kinderziel niet te laten bederven door hem, die het medespelen in deze film als iets gewoons had aanvaard, te brengen in een sfeer, die niet des kinds is. Hoewel auteurs gewoonlijk ontevreden zijn over de verfilming van hun werken, moest A. M. de Jong verklaren, dat hij door deze film ten volle bevredigd was. Hij prees de goede kameraadschap tusschen al le medewerkenden en ook den heer Loet C. Barnsteijn, die niet zijn financieele belangen op den voorgrond had gesteld, doch voort durend rekening had gehouden met de ar tistieke noodzakelijkheden. Tenslotte bracht hy hulde aan den door hem op het tooneel geroepen en door het publiek eveneens met applaus begroeten regisseur Kurt Gerron, die zijn taak zoo uitmuntend had volbracht en er bovendien in geslaagd was, zich zoo danig in het onderwerp in te werken, dat hij den typisch Brabantschen sfeer van het werk in de film volkomen tot zyn recht had weten te laten komen. PREMIERE VAN „MERIJNTJE" Film stemt tot volle tevredenheid. De verfilming van het bekende boek van A. M. de Jong Merijntje Gijzen's Jeugd is gisteravond voor de eerste maal in aanwezigheid van vele genoodigden ver toond in een uitverkocht City-theater te Amsterdam, wat op zich zelf al merkwaar dig mag heeten, nu op dezen avond Amster dam het feest vierde van den bljjden in tocht van koningin en prinses met prins Bernhard, die voor de eerste maal kennis met de hoofdstad kwam maken. Natuurlijk drukte deze gebeurtenis niettemin haar stempel ook op deze voorstelling, want niet alleen werd het Wilhelmus, waarmee de avond geopend werd, door het publiek uit volle borst meegezongen, maar bovendien bracht het Nederlandsche journaal tal van opnamen van de vorstelijke verloving, ter wijl Polygoon een knap staaltje van film reportage liet zien door in dit journaal reeds verscheidene opnamen te vertoonen van den f eestelij ken intocht in Amsterdam. Hoewel ten aanzien de Nederlandsche film bij velen een zeker scepticisme heerscht, js men toch telkens weer in ge spannen verwachting, wanneer een serieuse poging wordt gedaan om een serieus gege ven en een draaiboek van goeden inhoud te verfilmen, want de zwakheid van vele Hol- landsche films was tot nog toe niet in de laatste plaats de zwakheid van het ver- Marcel Krols als Merijntje Gijzen. werkte onderwerp. De verfilming van een roman, die zoo grooten opgang heeft ge maakt als de Merijntje-cyclus, zou dan ook een belangrijke gebeurtenis voor onze jonge Nederlandsche filmindustrie kunnen wor- den. Welke bezwaren men dan ook tegen deze Merijntje-film zou kunnen opperen belang rijk is zij zeker geworden en ongetwijfeld kan men haar rangschikken onder de wei nige goede films, die in Nederland zijn ver vaardigd. De kleine Marcel Krols, het Bra bantsche boerenjongetje, dat de hoofdrol vervult, blijkt een pracht vondst te zijn en overtreft in vele opzichten de Vlaamsche Jefke Bruynincks, die de hoofdrol vervulde in „de Witte", waarmee men Marcel Krols onwillekeurig vergelijkt. Piet Brom maakte een prachtig filmdebuut als „de kruik", naast Merijntje de belangrijkste figuur in deze film. Natuurlijk was men ook nieuws gierig naar het debuut van A. M. de Jong zelf als de pastoor, een figuur die in de film een bescheiden rol speelt en die vooral in de laatste 3cenes waarin hy optreedt, door A. M. de Jong sober en ingetogen werd vertolkt. BEGRAFENIS VAN THALBERG. Te Hollywood is by de begrafenis van den filmproducer Thalberg, den echtgenoot van Norma Shearer, veel belangstelling bestoond door de filmindustrie en de filmsterren. In alle studio's te Hollywood werd op den dag van de begrafenis het werk vijf minuten gestaakt. President Roosevelt had een telegram gezonden. De studio's van de Metro Goldwyn Mayer, van welke onderneming Thalberg vice president was geweest, bleven den geheelen dag gesloten. Men verwacht, dat Norma Shearer, de echtgenoote van Thalberg, niet meer in films zal optreden. SCHOORL (1 Aug.—15 Sept.) Geboren: Beatrix Wilhelmina, d. v. Willem Aartsen en Catharina Duinmeyer Cornelia, d. v. Simon Damiaans en Catha rina Johanna Petronella Beukers. Johan- nes Franciscus, z. v. Johannes Kaandorp en Margaretha Cornelia Lievendag. Petrus Johannes, z. v. Petrus Delis en Martha Ar. tonia Roozendaal. Maria Cornelia, d. v. Martinus Zut en Jacoba Maria Zwagerman Eduardus Cornelis, z. v. Andreas Petrus van Overmeeren en Petronella Catharir.a Stam. Catharina Johanna, d. v. Johannes van Wonderen en Johanna Cornelia Nolten. Mark Maximilian Wilhelm, z. v. Hans Marcus en Rotrud Ingeburg Fredegund Reinfrida Beek. Jacoba Johanna Maria, d. v. Johannes Hopman en Catharina Dirk- son. Ondertrouwd: Gerrit Tol, wonen de te St. Pancras en Maartje Margaretha Petronella Schoone. Nanu Jacob Raven, wonende te Bergen, onlangs te Zype en Neeltje Francis. Getrouwd: Gerrit Tol en Maartje Marg. Petr. Schoone. Overleden: Johanna Huói, 71 jaar, wonende te Amsterdam, echtg. v. Willem Hendrik Wijnsouw. Marinus Johannes de Koek, 28 jaar, wonende te Amsterdam, z. v. Jan de Koek en Maria Catharina Rommels, wonende te Halsteren. Simon Koeten, 17 jaar, z. v. Jacob Koeten en Aagje de Vet. Beter dan kinine slikken Is het muggen dood te tikken. Uit het Engelsch door M. de R. Jackson Potter stond stil voor het kleine huis tegenover de Poort van Domesday Park, waar kaarten werden verkocht noodig voor de bezichtiging van dit grootsche domein. Jackson Potter was een buitenge woon knappe jongeman, een van die klas sieke schoone figuren zooals het westen van Amerika ze soms oplevert, en die niet het gevolg zyn van voorname afkomst, maar toe te schrijven aan opvoeding, door het lezen van verhalen en gedichten door vele geslachten van vrouwen, gedurende de eenzame winteravonden in de blokhutten van het Verre Westen. Een baardeloos klas siek hoofd, met kort dichtkrullend haar en een goed gevormde nek en schouders waren die van een Grieksch beeld. Toen hij zyn entrée-biljet ontvangen had, richtte hij zyn schreden naar den ingang, hoorde daar dat, aangezien hy voor het oogenblik de eenige bezoeker was en slechts aan groepen een geleider werd meegegeven, hij alleen het park mocht ingaan. Het was een zeldzaam mooie gelegenheid: een warme zomerdag in Engeland, alle ne velen vervaagd en alle vruchtbaarheid van den eeuwenouden tuin zich ontplooiend in de warme zon. De kleuren van boomen, bloemen en gras waren zoo diep en verza digd, dat zelfs de schaduwen fluweelig schenen. Jackson Potter, die uit de prai- rieën kwam, was getroffen door dit zoo zorgvuldig gecultiveerde land in zyn voor name schoonheid. Het was echter warm, zoodat de jonge man al spoedig zijn jas uittrok en in zyn hemdsmouwen verder slenterde. Nadat hy de half tot ruïne geworden Abdij door de boo men had zien schemeren kwam hij aan een breed met mos begroeid terras. Vóór hem strekte zich een wildernis uit van struiken en bloemen waartusschen donker cypressen en ceders van den Libanon oprezen. Hier en daar glansden wit marmeren beelden tus schen de bosschages. Hij begreep dat hy in den ouden Italiaanschen tuin zich bevond. Langdurige verwaarloozing had al het stijve van den stijl doen verdwijnen en 'n schoon heid getooverd, die slechts Natuur en Kunst in enge vereeniging kunnen teweeg brengen. Een wat zware balustrade werd licht en luchtig door een netwerk van klim planten, fyn als kant. En op deze plek trok het frisschen geklater van een bron de aandacht van den dorstigen en verhitten wandelaar. Het geluid volgend, kwam hij aan een groot marmeren bassin met drie fronteinen, omgeven door beelden van go den. De fonteinen waren verstopt door planten, maar het groote bassin zelf was vol helder water uit de eene of andere voor het oog verborgen bron. Overal glansden de figuren van Tritons, nymphen, faunen en drayden. In het gouden licht van den zo merdag waren zy als levend. Het koele water lokte onweerstaanbaar. De jonge man, die zich alleen wist in het park, vatte, het stoute plan op zich even onder te dom pelen in het frissche element. Zoo ontkleed de hij zich by een bosschage en sprong in het bassin. Het water was vier of vijf voet diep en het was een genot het bassin in zijn lengte af te zwemmen, niettegenstaande de waterlelies en andere planten, die er groeiden. Zoo vermaakte hij zich eenigen tijd en zette zich toen op een van de voet stukken min of meer door het omhoog groeiend riet verborgen, waar vroeger on getwijfeld het beeld van een watergod had gestaan. Terwijl hij aldus loom leunde op zijn elboog, ving zyn oor plotseling het ge luid van voetstappen op. Om zich heen ziende, kon hy niets ontwaren, het pad en het terras waren verlaten als tevoren. De voetstappen naderden echter aan den kant van het boschje, waar zijn kleeren lagen, en waarachter een weg moest loopen, dien hy niet had opgemerkt. Hij stond op het punt opnieuw onder water te duiken maar voor hy dit kan doen, zag hij tot zyn schrik een jong meisje langzaam naderen uit die hoek. Zy hield haar parasol boven haar hoofd en een boek in haar hand. Zelfs in zijn benauwde positie zag hy duidelijk het gracieuse figuurtje in het wit, toen zij eens klaps stilstond en sprakeloos naar het mar meren bekken zag. Snel als het weerlicht vloog een gedachte door zijn brein. Zij was minstens een vijftig meter van hem ver wijderd, hij was half bedekt door riet en waterplanten en lag in de schaduw der wilgen aan den kant. Als hy zich volmaakt stilhield zou zij hem misschien niet opletten of hem voor een standbeeld aanzien. Hij be dacht zich dat hij, zooals hij daar lag op het verlaten voetstuk en rastende op zijn elle boog, toevallig de houding had van een watergod. En aan ontkomen viel bovendien niet te denken. Als hij onder water dook, kon hij het misschien niet lang genoeg uit houden en ieder gebaar kon hem verraden. Zyn houding was zoo natuurlijk en gemak kelijk, dat hy volkomen onbeweeglijk kon blijven en dat was maar goed ook, want zij liep langzaam voort en stond telkens stil om de schoonheid van de plek in zich op te nemen. Opeens voelde hy instinctief, dat zij hem in het oog gekregen had, zij be woog haar mooie hoofdje en hield de hand boven de oogen als om beter te zien. Hy durfde nauwelijks te ademen. Haar hou ding en blik bewezen hem echter, dat zij niets vermoedde en hem inderdaad voor een beeld aanzag. Hij herademde. Opeens echter hield zy stil en terwijl zij haar blik in zyn richting fixeerde deed zy een paar passen achteruit tot aan de balustrade, waar zy ging zitten. Hier opende zy een schetsboek begon tot zijn schrik te teekenen. Eén oogenblik overlegde hij, of hij niet nóg zou onderduiken en snel wegzwemmen, maar hy durfde niet. Hij wilde haar de onaangename verrassing besparen, te ontdekken dat zij bezig was een levend mensch en geen beeld te schetsen. Zy teekende snel en intensief. Van tijd tot tijd hield zij de schets voor zich uit om deze te vergelijken met het ori gineel. Hem schenen de seconden minuten, de minuten uren. Eindelijk, tot zyn opluchting, hoorde hy een stem roepen „Lottie". Het meisje maakte een ongeduldige beweging, keek niet op en haar potlood ging nog sneller. Weer riep de stem en ditmaal antwoordde zy. „Ja-a!" „Waar zit je toch?" vroeg de eerste stem. „Hier Tante", zei het meisje, haar schets boek dichtklappend en opstaand. Een groote, goed-gekleede vrouw trad te voorschijn. „Wat voer je toch uit?" „Ik heb naar het bassin gekeken", ant woordde zy. Naar die leelyke, heidensche poppen?" zei de tante verachtelijk. „Kom nu, als wij de Abdij willen zien, moeten wij voortmaken. Om wacht ons aan den ingang". Tot Potter's vreugde wandelden zy samen weg. Snel zwom hy naar den kant, kleedde zich aan en haastte zich weg in de tegen overgestelde richting. Weldra had hij het station bereikt en een half uur later spoorde hij weg van Domesday Park en vergat deze episode spoedig. Intusschen liepen de tante en het nichtje naar de oude Abdij. Dienzelfden avond be keek zij opnieuw haar schets en zoo diep was de indruk, dien de plek op haar ge maakt had, dat zy in staat was de teekening uit haar geheugen te voltooien. Charlotte Forrest was een geboren ar- tiste en het was geen gril geweest, toen zij haar vader smeekte haar opleiding in Parys te mogen ontvangen. Dit nu was haar eerste zelfstandige werk en het leek haar goed Alleen ontbraken de kleuren. Terug in Parys, begon zy, zonder dat haar meester het wist, de schets uit te werken in olieverf.Toen het gereed was, toonde zy het bevend aan den beroemden schilder, die haar les gaf. Hij bekeek het werk zwijgend ten hoogste verrast. Het schilderij ver toonde op den voorgrond een wildernis van groen, waarachter een waterspiegel, tus schen rietstengels rees de half in het water gedompelde gestalte van een jongen rivier god, zuiver in de omlijsting, maar door het spel van licht en schaduw en atmospheer meer een visioen lijkend dan werkelijk heid. „Een heel goede copie, Mademoiselle, hoe wel ik mij niet herinner, ooit het origineel te hebben gezien." „Het is geen copie, professor", zei het meisje verlegen. „Het was het eenige on geschonden beeld, maar iets ontbreekt er toch aan." „Ja", antwoordde de meester. „Bij de el leboog moest een half schuin gehouden urn zijn, waaruit water stroomt. De lijn van den schouder is volmaakt! Hebt u werke lijk nooit naar een levend model gewerkt, Mademoiselle?" „Neen, nooit", antwoordde zy onschul d»8- „Juist", prevelde de schilder. „Dit zijn klasieke verhoudingen. Het levende ge slacht is niet meer zoo gebouwd. Het is een wonder. En dit kleinood is in Engeland, zegt u?" „Ik ga over een paar dagen daarheen en dan maak ik een pelgrimstocht naar de Ab dij." Drie weken later vond zij op een dag den schilder voor haar schilderij staan. „Bent u weer terug", vroeg zy verheugd. „Hebt u het origineel van mijn stuk ge zien?" „Neen, dat heb ik niet, om de eenvoudige reden dat het niet bestaat en nooit bestaan beeft." Het jonge meisje verbleekte. „Luister, ik ben naar het park van Do mesday gegaan, naar den verwilderden tuin, naar het marmerbekken. Ik heb het heldere water gezien en de eigenaardige atmospheer en de planten en het riet, maar geen standbeeld, geen watergod. Toen heb ik den bewaker er naar gevraagd. Hij be greep me niet. Toen heb ik den hooggebo ren bezitter opgezocht in zyn kasteel, daar vlak by en hem ernaar gevraagd. Ik heb al de beelden nagegaan. Uw beeld was er niet bij." „Maar ik heb het toch gezien", zei het meisje ernstig. „O Professor, wat kan het geweest zijn?" „Ik geloof dat u hetzelf geschapen hebt. Dat is het werk van het genie. U zag de wondermooie omgeving. Al wat u over an tieke schoonheid gelezen en gezien hebt, drong u, op dat oogenblik, tot het schep pen van deze gestalte. Zoo is de riviergod ontstaan." Toen de Professor naar zyn huis terugliep prevelde hij: „Zij heeft een groot~Ui meisje, zij is een genie, maar zij is a't vrouw, en als zoodanig zal zy wel e e«n liefde hebben deze riviergod 8e« om niet!" »Ur. Intusschen had het schilderij van d ge kunstenares met één slag de wereln ^°n' overd, haar naam was gevestigd. Voo V?r' zelf verkreeg het geheimzinnige inV*8' meer en meer beteekenis, zy dacht kens aan en wanneer haar vriende 'P plaagden met haar onverschilligheid" baar over haar aanbidders, dan lachte zij n* de, dat zy haar ideaal al gevonden h",.*®'' niets anders haar bevredigen kon. Langzamerhand kwam de wensch in v op het schilderij, dat zy kort na de vnit ing verkocht had aan een kunstkooner te koopen. Tot haar spijt hoorde zii a *ru8 ia«t het een paar dagen geleden verkocht wa een zekeren Mijnheer Potter, die er 8 48,1 belangstelling voor aan den dag fr00t# Charlotte besloot den kooper in fR<Jï- en geleid, waarop een ezel haar schilder» n aan ^lr_8ton<l. *>U op te zoeken. Zy werd in een privé iderij Mijnheer Potter was uitgegaan, maar aanstonds terug komen. Charlotte was blij alleen en onge»t<v> nogmaals tegenover haar werk te staarn*? aureool van romantische geheimzinnig},!?!? Weer onderging zy de bekoring van rt ouden Engelschen tuin. Zou zy ooit mooie plekje weerzien „Wilt u niet gaan zitten?" vroeg een achter haar. Charlotte zag om, uitte lichten kreet en wankelde. Mijnheer PotS was eveneens ontroerd, maar hij beheerd te de situatie. Toen zij zich hersteld ha<Lj*i hij eenvoudig: „Ik kwam zoo onverwacht achter w wijl u het stuk bewonderde; ik weet mm hoe het iemand absorbeert. Dat is de waarom ik het kocht". Charlotte had genoeg zelfbeheersching om hem haar verzoek te doen. O!" zei de heer Potter, „dat Is wat u, ders! Dit schüdery heeft speciale waard» voor mij. Ik heb in Engeland eens zoo'n der- gelijken ouden tuin gezien. Maar die vect daar, ik bedoel die riviergod, die moet een scheppjng van uzelve zijn. Ik wil wel over uw voorstel nadenken en als u het mjj be. staat, zal ik u myn antwoord mondei in» brengen". Mijnheer Potter maakte inderdaad dat bezoek, en vele daama en toonde groote langstelling voor Charlotte Forrest'» talent, De kwestie van den verkoop schoot echter niet bijster op. Na een langer bezoek dti gewoonlijk zei hij: „Wat dunkt u, zou het niet het beite tot een vergelijk te komen en het schMerij als gezamenlijk bezit te beschouwen?" la zoo geschiedde het Het schilderij werd een gezamenlijk bezit in een gemeenschappelijk huis. w-t van Vrijdag 18 September 1938. OPGAVE VAN NOORDHOLLANDSCH LANDBOUW CBEDIET N. V. (Ontvangen per draadlooze telefoon). Koers van heden te Vorige koers STAATSLEENINGEN. Nadert 1934 4 Ned.-lndië 1934 5H X Duitacbland 1930 pl.m. 1.80 pl.m. 1.46 pl.m. 2.00 pl.m. 2.U W. 21 124*/» 13' 44*/» 105 117 'vw 9 I idem mei verklaring 24 BANKINSTELLINGEN. Amsterd. Bank Handel Mpij. Cert v. 250 Koloniale Bank Ned. Ind. Handelsbank Rotterd. Bank INDUSTR. OND B1NNENL Alg. Kunstzijde Unie v. Berkela Patent Cai*é üelit Cert Nederl Ford Philip» Gloei! Gen. Bezit U miever INDUSTR. OND. BUITENL Am. Smelting Anaconda Betbleh, Steel Citiee Service Kennecott Copper Steel comm. U. S. Leatber CULTUUR MAATSCH. H. V. A.. Java Cultuur Ned. Ind. Suiker Unie Vora'enlanden Dito actiona MIJNBOUW Alg. Eaplor. Mij. Rediang Lebons PETROLEUM. Uordtache Petr. Kon Petr. Philips OU Shell Uqioq Tide Weter RUBBERS. Amsterd Rubber H*'1 J*ubb*r Hessa Rubber Oostkust Serbadiadi latere. Kubber SCHEEPVAARTEN. Kon. Ned Stoomboot «Vi-% 98*-»/, 22 24 45 104 9 0 uiuuuit -«ÏIN"" TABA Deli Batavia. Oud# Ueli Seoembab AMER. SPOORWEGEN Atcbisoo lopeka Southern Pacific Southern Rat|w Cert Umon Pacific HK0L0N0Allt t 27 V* 27»/, 34'/, 57* 0 22/'/, 228 161 Vk 161'/, 0 "tV. 116 48'/, 48»/, t 23% 24'/, 40»/, 41'/, t 9 Jf/s 29 29'/, 4% 43'/, 9 S'/a 282'/, 282 100 lo9 0 0 b8*/« 69 18»/» 18»/, e 10 30 164 161 20uy, 200 0 281 29 v»/, 296»/, 0 63 83 0 24"/» 24»/, 0 12»/. 13»/» 10»/, 10% 144% 143'/, 17, 0 9' 96'/, 0 3«* 37'/, 0 0 66»/, •6* 0 27, 27a 0 0 54"/» 0 1/9 1"'8* 242'/, 243 22- 22/* 277»-*/, 27% 161»/, 2 43'/»-i 281 Vs-2 161*/» 110 24*/» 437» 27»/,-»/, imi 24*/» 297» 280*A-li 2981/,-f 298* 13*/» i-Va-Vi 137»*' 101 54*/» 54»/, 5 2261/,-7 48 13*/. ®3 V, 48'/. 23»/» 25»/* li»/, V, WISSELKOERSEN A N««-r.,i'ET OWCIEEL Londen Berlijn 1 Parijs jw. IB.1,., O.lo Madrid 'AM 17» pCt Heden 17» pCt 'Eadividend. Vorige Koer, op koer, heden 2 uur 1.47./, 7.4>»/, 59 2 9.69'/, 24.87 48 00 33.30 38 45 37 50 00 00 1.47% '•45*/, 59 2) 9.69'/, 24 8* 47 99 13 35 38.40 3/40 00.00 i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 12