JèhaaAatAüek
■41
i
l
k
'/4
m
m
a
1
A
PROFESSOR SLIM EN ZOON
FLAPOORTJE
EEN AARDIG DRIETAL
KNUTSELHOEKJE
A
O
Ch.
V
2
0
D
A
E
9D
8
CO
O
EEN VREEMDE DROOM
18.
Raadsel hoekje
(Nadruk verboden.)
X
IX
IX
xxxxxxxxx
i IX
i IX i i
DO
X
ALS 'T NAJAAR IS!
lral a*\ aan «rnninn _i! C|^
De oplossing van het probleem van
Tracy is 1. Tcd8. Er dreigt dan Lf5f en
Pc8f. Na Ke7: volgt Pc8t Ke6 en Ade.f,
De oplossing van het probleem van Mans-
field ia 1. a3. Er dreigt Tb4f, wat weer
legd wordt door een zet met Pe3. Dit geeft
Vier fraaie varianten.
Een geestig spel met het patgevaar geeft
onderstaande opgave uit hezelfde Olym-
piatournooi:
Dr. E. Zepler.
Olympiatournooi 1936.
le-3e prijs gedeeld.
8
7
s
6
i
5
15
4
B
jj
3
R:
2
ij
1
Het eemge voor wit. Nu
blijkt, dat
h4 fout is.
19.
Kg2 Dh4:
20.
Db3 Dh2f
21.
Kf3 Dh3f
22
Ke2 Ph2
Dreigt Df3f.
23.
f3 Ld4
24.
Tael Pf3:
Want. na Tf3: volgt Dg2f
en Df3:f.
25.
Pbl Pel:
26.
Kcl: Lc3
Dreigt Dd3:.
27
Dc2 Lf6
28.
Db3 Tc7
29
Kdl Tfc8
30.
f5 Tc3
De doodelijke slag!
31.
Pc3: Dd3:
Dr. P. FEENSTRA KUIPER.
Een bus vol drukwerk weer....
de daag'iyksche penitentie,
De w^ze winkelier plaatst liever
een advertentie.
a b c d e I g h
Wit begint en geeft mat in drie zetten.
Wit: Kf5, Dg4, Ld5, Pa2 en c4, pi e3, f4
en f7. Zwart: Ka4, Ld6, pi a3 en a5.
Hierbij geven we nog een laatste keuze
nit den Olympiawedstrijd te Munchen.
Andersen-L. Steiner.
1.
d4
d5
2.
Pf3
Pf6
3.
c4
c6
4.
e3
Db6
Door van de theorie af te wijken, pro
beert zwart zyn tegenstander zenuw
achtig te maken.
5. Pc3 Lg4
6. cd5: cd5:
7. Lb5f Pc6
Beter lijkt Da4f, Pc6, Pe5.
8. Da4 Lf3:
9. gf3: a6
10. Ld2 Tc8
Beter Lc6:, bc6:, Dc2 voor wit.
11. Ld3 e6
12. f4 g6
De g-Ujn moet versterkt worden.
13. a3 Lg7
14. h4 0—0
Beter was Tbl en 00 voor wit.
15. b4
Pd4:!
Zwart brengt
offer.
nu een schitterend
16.
17.
cd4:
Dc2
0—0
Dd4:
Pg4
Df6
Oplossing der raadsels uit het
vorige nummer.
Voor grooteren.
1. Mandarijn. Mijn, naam, nyl, Aar,
Daan.
2. Vertel An dat leuke verhaal eens
gauw! (eland, kever, aal).
Zou je het erg graag willen: met
Lokie en Dora te fietsen?
(eend en rat).
Is het lastig Em straks even te waar
schuwen? (gems).
Hendrik at ongeveer een heel brood
op. (hen, kat, tong, ree).
3. S Sterappel
ets
arend
zeereis
Sterappel
grappen
peper
M e i
I
4. MAR (in) E Marine.
Voor kleineren.
1. Tor, en; toren.
2. Omdat hij, wanneer hU vóór den mast
zit, immers geen trek meer heeft!
3. Uur guur,
raast blaast,
giet ziet,
aan gaan,
boek hoek,
fijn zijn,
tijd heid.
4. Lam, mal.
Verhaaltje op rym door C. E. DE LILLE HOGERWAARD,
Konijntje Flapoor liep door 't bosch,
Waarheen? Naar Oma toe.
Hy kon al zóó goed stappen en
Was dan ook niet gauw moe.
Zijn Oma woond 'in Knollendam,
Juist aan den rand van 't bosch.
Heel vroolyk liep ons Flapoortje
Dus over 't groene mos.
Daar zag hij Omaatje al staan
Keek zjj soms naar hem uit?
Dag Omaatje! Dag O-maat-tje!
Riep 't klein konijntje luid.
Hy wuifde met zyn rechterpoot
En Oma zwaaide ook.
Fijn als het daar in Knollendam
Naar lekk're knollen rook!
Hy werd door Oma getrakteerd
Op knolletjes, zoo fyn!
Als die alleen by Omaatje
Heush waar! maar konden zyn.
Zyn zakken vulde Oma, zei:
Neem die voor oeder mee!
Gelukkig, dat je jasje, vent,
Niet één zak heeft, maar twee!
Flapoor bedankte Oma eerst,
Gaf haar een dikken kus,
Zei goeden dag en ging terug
Naar Pappie, Moes en Zus!
Zyn Oma wuifde, Flapoor ook
En telkens riep hij: Dag!
Totdat hij van zijn Omaatje
Geen sikkepit meer zag.
Natuurlijk was thuis ieder blij,
Moes zei: 'k Had niet gedacht,
Dat jij, Flapoor, van je bezoek
Zooveel had meegebracht!
(Nadruk verboden.)
Er waren eens drie poesjes,
Die hadden zich verkleed.
Je vilt wel heel graag weten,
Hoe elke poes dat deed?
Minet: met hoed en mantel
Aan eiken kant een zak!
Liep, deftig, hoor! te wand'len,
Ik zag haar op het dak.
Naat Felix in pull-over,
Er rr<ït geruite broek,
Een b' I op; in zijn hand zelfs
Droe, .ij jen heel dik boek.
De derde poes, klein Witje,
'n Matrozen-pakje aan,
Vond 't eenig; met de and'ren
Zoo mooi op stap te gaan.
Bekijk maar goed het plaatje.
Is het geen leuk geheel?
Zoo'n grappig drietal poesjes,
Die zie je toch niet veel!
C. E. d. L. H.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Mijn geheel wordt met 10 letters ge
schreven en noemt een plaats in
Nederland.
1, 2, 5, 7 is een verkorte meisjesnaam.
Een 10, 5, 6, 10 is een gebouw.
De 6, 9, 3 is een rivier, die gedeelte
lijk door ons land stroomt.
4, 2, 5, 3 is een getal.
Een 10, 5, 6, 7 is een vruchtje.
8, 9, 3 is een drank.
2. Verborgen rivieren in het buitenland.
De stof is rood en de rand zwart.
Ik kocht dat mes om mee te nemen
op reis.
Tante Augusta had dadelijk thee gezet.
Heeft Oom Jo u sedert Augustus niet
gezien?
Wy zullen uw goeden raad ongetwij
feld opvolgen.
3. Mijn eerste is een insect, mijn tweede
krijgen sommige dieren aan en mijn
geheel heb je allen meermalen in, de
lucht gezien.
4. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslynen komt de
naam van een groote stad in Europa.
X1 i
le ry een medeklinker.
2e een lichaamsdeel.
3e een meisjesnaam.
4e een groote aap.
5e 't gevraagde woord.
6e iets, wat niemand graag krijgt.
7e het tegenovergestelde van groot.
8e een boom.
9e een medeklinker.
Voor kleineren.
1. Met h als beginletter ben ik een
lichaamsdeel, met m kan iets in my
geborgen worden, met s ben ik een
grondsoort, met t hebben zoowel de
menschen als sommige dieren mij,
met I ben ik geen water en met w
ben ik in alle kamers te vinden.
2. Vul deze 9 vakjes in met:
2 A 10 2 L 1M 2 R IV
maar doe het zóó, dat je van links
naar rechts en van boven naar be
neden leest:
Eerst knutselen, dan spelen.
le rij een toespij*.
2e iets, wat zóo goed als geen
waarde heeft
3e een lichaamsdeel.
Ik maak wel heel veel leven!
Schudt men mij door elkaar
En doe je, wat ik nu ben.
Dan zegt je Moes:
Nee, maar!
Ze zal er niet om lachen.
Dat weet ik wel heel vast!
Maar ernstig zeggen: Voortaan
Wat beter opgepast! -
Wat is het tegenovergestelde van
Hoogezand?
(Nadruk verboden.)
Met zijn verfpot en zijn kwastjes
Komt 't kaboutertje heel zacht.
Niemand mag er wakker worden,
Want 't is midder in den nacht!
Vlug gaat het de blaadjes schild'ren:
Donkerbruin, wat lichter, geel.
O, hy zal vooreerst niet klaar zijn,
Blaadjes zyn er toch zóóveel!
Maar.... er komen meer kabouters,
Die hem helpen vlug en goed,
Blaadjes schild'ren is een werkje,
Dat het keine volk graag doet.
Onder 't werk denkt 't aan de kind'ren.
Zullen die ze morgen zien,
Al die bonte, mooie kleuren?
Juichen van de pret misschien?
'k Denk; als de kabouters slapen.
Rusten na hun drukken nacht,
Juichen groot en klein bij 't zien van
Al die wond're kleurenpracht!
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden).
De afbeelding, die je hier ziet, stelt een
spel voor, een soort lottospel. Je hebt er
twee stukken carton voor noodig, die 20
c.M. bij 16 c.M. groot zyn. De schryfblocs
hebben altijd een vel carton als onderkant.
Als je eenmaal knutselt, bewaar je zulke
dingen, omdat je er allicht later iets van
maken kunt Nu, die stukken carton zijn
bijzonder geschikt om er zoo'n spel van te
maken.
Verder heb je hiervoor noodig: plak-
figuurtjes. Dit zyn in huisvlytzaken ver
krijgbaar in allerlei vorm: vierkant, rond
(in drie maten), driehoekjes, hart-, ei-,
peer- en maanvormig. Al deze verschil
lende vormen zyn in twintig kleuren ver
krijgbaar. Je begrijpt wel, dat je zoo een
heeleboel verschillende figuurtjes kunt
krijgen.
Wie zulk soort plakfiguurtjes niet heeft,
en liever niets koopt, kan ze zelf maken.
Van gekleurd papier knip je dan vier
kantjes en driehoekjes in verschillende
grootten. Om bijv. vier figuurtjes precies
hetzelfde te krijgen wat vorm en grootte
betreft, moet je vier velletjes op elkaar
leggen, of je papier zóó vouwen, dat het
vierdubbel ligt. Tegelijk knippen dus.
De twee vellen carton verdeel je in
vakken van 4 c.M. Aan den langen kant
krÜK je er vijf, aan den korten kant vier.
Nu ga je op elk vak een figuurtje plak
ken. De twee vellen carton moeten het
zelfde beplakt worden. Wat je dus op het
eerste vakje plakt van het eene vel, moet
je net zoo op het eerste vakje van het
tweede vel plakken, enz.
De 20 vakjes van eenzelfde vel moet Je
echter allemaal verschillend maken. Met
plakfiguurtjes is dat niet moeilijk, maar
ook als je de papiertjes zelf w
heel goed. Om te beginnen kun
den vorm van verschillende kleur
pen. Dan kun je vierkanten in T
lende maten maken. Vierkantjes
doorknippen (recht of schuin)
ken kun je met de punt naar w
naar beneden opplakken. Tenslottev
in een vakje twee figuurtjes bil T1*
plakken, soms op elkaar (een klein».
kei op een grooten). Zoo zijn er tal
mogelijkheden, waardoor je alle
verschillend beplakken kunt
ding laat je dat zien.
De afbeel.
Heb je twee vellen op dezelfde
beplakt, dan moet je één vel op de 5?
doorknippen (dik carton snijden, lanmZ
ijzeren liniaal), zoodat je twintig w
kaartjes krijgt. Het andere vel blijft
Zoo kun je je werk gebruiken als
De losse stukjes worden door elkaar
schud en op de kaart gelegd.
Maak je bijv. vier verschillende ka
stellen (acht stuks dus), dan kunnen^
vier kinderen tegelijk mee spelen.
kind krijgt dan een heele kaart voor zM
de kleine kaartjes worden door elkaar»,
schud, en het spel wordt gespeeld als L
prenten-lotto.
Houd je wel van knutselen en plakkm
maar niet van spelen? Wel, dan is het
aardig cadeautje. Niet alleen jonger» kfc
deren spelen graag met zoo'n legspel: «4
zieke kinderea, die op weg zijn om be>r
te worden, vinden het een leuk tijdvertrjjt
In zoo'n geval is één legkaart met
bybehoorend stel kleine kaartjes vi
doende.
TNA v. DEVENTER,
(Naduk verboden).
Ik kreeg een bal van Vader,
Een mooien, grooten bal,
Waarmee ik cis 't goed weer is!
Vaak buiten spelen zaL
Nu ligt hy in myn kastje.
De regen plast maar neer,
O, 'k kan toch zoo verlangen
Naar heerlijk, zonnig weer!
Juist gistermiddag had ik
Myn bal een eind verlegd,
Ik moest myn kast opruimen.
Had Moeder my gezegd.
Wat denk je, dat die bal toen
Deed midden in den nacht?
Hij sprong, hup! op myn dekens
En zei toen heel, heel zacht:
Ga jij maar lekker slapen!
Ik blijf hier liggen, hoor!
Ik wil ook graag een pretje!
Heb 'k geen gelijk soms, Floor
'k Wou zeggen: In de kast! maar-
Daar kwam op eer» een reus,
Die schopte vlug den bal juist
Op 't puntje van zyn neus
En droeg hem naar de kast toe.
Zei nu: Daar hoor je thuis!
Bij Floortje's prentenboeken
En bij haar speelgoedmuis!
Ik wou den reus bedanken,
Maar die was eensklaps weg.
Zooals het gaat in droomen,
Is dat niet jammer, zeg?
(Nadruk verboden.) ANNIS O»
237. Maar nu dreigde er weer van een andere kant gevaar.
De negers staken het droge gras van de vlakten in brand om
de olifanten op de vlucht te jagen. In minder dan geen tijd
stond de heele vlakte in vuur en vlam.
238. Wat moeten we beginnen, huilde Pietje, die g«u*
pakje had aangetrokken, üe professor xag reeds uilkomst
«mdje verderop aan een rivier groeiden steltboonien, waar
samen in konden kruipen.