Regeerings-oordeel
monetairen
over den
toestand.
nieuwen
JhiWehuixl
ALKMAARSCHE COURANT van VRIJDAG 6 NOVEMBER 1936
binnenland
Eenerzijds zijn er voordeelen uit voortgevloeid;
anderzijds nadeelen, waarvan evenwel de beteekenis
na zoo'n korten tijd nog niet kan worden bepaald.
Vaal ral afhangan van de houdinq
van het buitenland.
PUROL (WIT»
Verschenen is de Memorie van Antwoord
inzake hoofdstuk één van de Rijksbegroo-
ting voor 1937.
Hieraan wordt het volgende ontleend
Met hartelijke instemming heeft de
regeer ing kennis genomen van de
woorden, door zeer vele leden aan de
verloving van prinses Juliana gewijd.
Inderdaad heeft dè hulde, bij deze ge
legenheid aan de Koninklijk familie ge
bracht, aan diegenen onder ons volk.
die daaraan nog behoefte moeten gehad
hebben, wel overtuigend moeten doen
blijken, dat ons volk zich onder het
huidig staatsbestel een volkomen een
heid gevoelt.
De meening van zeer vele leden, dat de
begrooting en de daarbij behoorende mil-
lioenennota thans bezwaarlijk kunnen die
nen als grondslag voor een gedachtenwisse-
ling over het huidige en toekomstige finan
cieel en economisch beleid, wordt door de
regeering ten volle gedeeld. Tal van cijfers
zullen een volkomen omwerking moeten on
dergaan. Zoo is de grondslag, waarop de
raming van een aantal middelen is opge
trokken, sedert de wijziging van den mone
tairen toestand te eenenmale vervallen.
Voorts zullen onderscheidene uitgaven, met
name die, welke in meerdere of mindere
mate onmiddellijk of middellijk worden be-
invloed door de prijzen van buitenlandsche
grondstoffer., of materialen, een geheel an
der beeld gaan vertoonen.
Men weet thans wel, dat de tegenwoordige
cijfers op menig punt onjuist zullen blijken,
doch er betere cijfers voor in de plaats stel
len, zal eerst mogelijk zijn, wanneer gedu
rende een aantal maanden de noodige er
varing onder den gewijzigden toestand zal
Zijn opgedaan.
Men weet thans wel, dat de tegenwoordige
cijfers op menig punt onjuist zullen blijken,
doch er betere cijfers voor in de plaats stel
len, zal eerst mogelijk zijn, wanneer gedu
rende een aantal maanden de noodige erva
ring onder den gewijzigden toestand zal zijn
opgedaan.
De regeering zal, zoodra zij over de noo
dige gegevens daarvoor beschikt, door de
indiening van suppletoire begrootingen de
vereischte correcties aanbrengen. Zij moet
echter aanstonds als haar vrees uitspreken,
dat daarvan in het huidige zittingsjaar wel
niet veel meer zal komen, daar niet is te
verwachten, dat vóór de indiening der be
grooting voor het dienstjaar 1938 voldoende
gegevens ten dienste zullen staan, om weer
een op reëele grondslagen opgetrokken
raming samen te stellen.
Eenheid van inzicht.
De regeering kan instemmen met de ge
dachte, dat op den duur niet de financieel-
en economisch-technische vragen ons staat
kundig leven kunnen blijven beheerschen,
dat, integendeel, een overwegende plaats
moet worden toegekend aan de in ons volk
tot uiting komende levens- en wereldbe
schouwing, al valt niet te ontkennen, dat in
het huidig tijdsgewricht de financieele en
economische vragen een zeer vooraanstaande
plaats in het staatskundig leven innemen en
een algemeene eenheid van levens- en
wereldbeschouwing nog geen waarborg
biedt voor eenheid van inzicht ter zake van
de noodig geoordeelde maatregelen op finan
cieel en economisch terrein.
regeering staat intusschen principieel
op het standpunt, dat een vrije mee-
ningsuiting een nationaal goed is, dat
niet mag worden prijsgegeven om het
in te ruilen voor kerkhofstilte, ook al
neemt ze nu en dan een onsmakelijken
of vulgairen vorm aan.
Houdt men hiermede rekening, dan neemt
de regeering te mogen staande houden, dat
zij haar taak op dit punt naar behooren heeft
volbracht.
Het financieele beleid
Dat is ook het geval op financieel terrein.
Dat de regeering zelf geheel voldaan is,
zou zij niet gaarne zeggen, Met name stelt
haar teleur, dat de dekking te zeer aan den
kant van verhoogde heffingen gezocht moest
worden, maar zij was verplicht rekening te
houden met de politieke mogelijkheden en
het is wel afdoende gebleken, dat de bereid
willigheid der Kamer om op het stuk van be
perking der uitgaven verder te gaan dan de
regeering voorstelde niet aanwezig was.
Het is allerminst de bedoeling, den ernst
van het probleem der werkloosheid te ver
kleinen. Maar men behoeft, hoe diep men
ook geroerd is door deze zedelijke en stoffe
lijke ramp, die een deel van ons volk treft,
toch ook niet te verzwijgen, dat de actie van
de regeering tot ondersteuning van het be
drijfsleven goede vruchten heeft afgewor
pen voor het behoud van werkgelegenheid
Men denke, om slechts een enkel voorbeeld
te noemen, aan de Indische contingenteerin-
gen ten behoeve van Twente, die in de ka
toenindustrie werkgelegenheid schiepen en
behielden voor een 7000 menschen. Door de
aan den dag gelegde activiteit ten behoeve
van het bedrijfsleven is zeer veel gedaan
voor behoud van werkgelegenheid, dat ont
snapt aan de aandacht van hem, die slechts
op de publicaties van het aantal werkloozen
let.
Al blijft de noodzakelijkheid
van aanpassing aan de gewijzigde
omstandigheden bestaan, nu die aanpassing
ook wel eens gezocht zal moeten worden in
een andere windstreek van het kompas, nu
zullen de bezwaren er tegen wel minder
luid gehoord worden. En dit te meer, nu de
door velen als beter aangeprezen vorm van
aanpassing, d.i. aanpassing door depreciatie
van den gulden, verkregen is.
Het regeeringsbeleid.
W,t betreft het beleid der regeering in de
verloopen 3K jaar. wordt opgemerkt,
fct het kabinet, dat in mei 1933 optrad, zich
*1 gesteld voor enkele verschijnselen die
wezen op de noodzakelijkheid van straffer
Mzagshandhaving ten einde de gevolgen
v«i allerlei gezagsondermijnende invloeden
to Weren. Ook was de financieele toestand
de» lands zeer ongunstig, terwijl het be
drijfsleven sterk onder den druk stond van
door het buitenland genomen maatrege
len van verschillenden aard en dientengevolge
de arbeidsgelegenheid in steeds toenemende
toate afnam. Het waren vooral deze vier
P-Jiten, die het eerst en het meest de aan
dacht vorderden.
Persvrijheid blijft gehandhaafd.
Voor wat het eerstgenoemde punt be
treft, behoeft het regeeringsbeleid geen
verdediging. De resultaten spreken voor
zichzelf. Met welk land men de toestan
den ten onzent op dit gebied ook zou
willen vergelijken, telkens zal men tot
de gevolgtrekking moeten komen, dat
we elke vergelijking met eere kunnen
doorstaan. Natuurlijk zijn er personen,
die op dit terrein nog iets anders wen-
achen, die aan sommige uitingen geheel
bet zwijgen zouden willen zien opge
legd, maar dezulken zien dan over het
hoofd, dat zulks alleen maar te bereiken
is, wanneer men onze aloude voorrech
ten van vrijheid van spreken en schrij
ven er voor zou willen prijsgeven. De
Het verlaten van den gouden
standaard.
Wat betreft de meening der leden, als
zou het verlaten van den gouden
standaard een halve maatregelen blijken
te zijn, wanneer de gulden niet wordt
vastgehaakt aan dollar of pond, hand
haaft de regeering haar reeds eerder uit
gesproken standpunt, dat het onder de
huidige omstandigheden ontijdig moet
worden geacht, indien de gulden thans
reeds op een zeker goudpeil zou worden
gestabiliseerd, terwijl hetzelfde geldt
ten aanzien van het vasthaken aan een
nog zwevende buitenlandsche valuta. De
regeering acht het gewenscht, voorloopig
over de noodige bewegingsvrijheid te
blijven beschikken.
Men zie voorts niet voorbij, dat een
te sterke daling van de waarde onzer
munteenheid zonder eenigen twijfel zou
leiden tot een politiek van algemeene
loonsverhoogingen en opvoering van
lasten, waardoor de rendabiliteit van
het bedrijfsleven in hoogst ongunstige
mate zou worden beïnvloed.
Het verwijt, dat de regeering belangrijk
betere resultaten zou hebben kunnen ver
krijgen, indien zij maar een constructieve
welvaartspolitiek, een op stimuleering der
b.nnenlandsche conjunctuur gerichte po'i-
tiek, zou hebben gevoerd, moet, nu het ge
maakt werd, worden teruggewezen.
Wat onder constructieve welvaartspolitiek
te verstaan is, is, buiten de door de S.D.A.P.
ondernomen poging bekend geworden als
Plan van den Arbeid nimmer heel duide
lijk geformuleerd en het Plan van den Ar
beid is vrij algemeen als ondoeltreffend
veroordeeld. Wellicht doet men het beste de
vraat zoo te stellen of er door middel van
credietinflatie kans bestaat op eenigszins
aanzienlijke verruiming van werkgelegen
heid.
Reeds de geschiedenis der jaren 1925
1929 geeft op die vraag een antwoord De
geweldige credietinflatie in die jaren
heeft metterdaad een periode in het leven
geroepen, waarin het bijna iedereen voor
den wind scheen te gaan. Maar men voege
daaraan dan ook toe, dat de wereld 8 ja
ren na 29 n o g kreunt onder de gevolgen
der roekelooze credietpolitiek, die gedu
rende de voorafgaande vyf jaren alom is
gevoerd.
Onder het voorbehoud, dat men niet
lette op de gevolgen, is inderdaad door
credietinflatie tijdelijk een verruiming
van wei kgelegenheid te verkrijgen. De re-
geenng was intusschen van oordeel, dat
zy den morgen en den overmorgen niet
ün\re£ jag Van heden mocht opofferen
en heeft daarom de kunstmatige stimu-
leeiuig van arbeidsgelegenheid binnen
bepaalde grenzen moeten houden, waarby
men dan niet uit het oog mag verliezen
dat het aantal productieve werken in Ne
derland in vergelijking met andere lan-
den Zweden b.v. niet onbeperkt is,
w:.'l er in het verleden hier reeds zooveel
vc richt is geworden, wat elders nage
laten was.
Het, zoo men wil, voorzichtig beleid,
door de regeering gevolgd, is het resultaat
eener diep gewortelde overtuiging, dat
het niet anders kan en niet anders mag.
Men leide hieruit intusschen niet af, dat
de regeering geen oog zou hebben gehad
voor de mogelijkheden op het gebied der
binnenlandsche conjunctuurstimuleering,
binnen de door haar getrokken grenzen
van onderzoeken, voorbereiden en leiden.
Het tegendeel is juist: gelijk blijkt uit de
genomen maatregelen, die hieronder ver
melding vinden:
1. Ingesteld is een economische voorlich
tingsdienst.
2. Daartoe door de regeering gestimuleerd,
zyn in bijna alle provincies exploratiedien
sten in het leven geroepen, die o.m. nagaan
of en hoe het industrieele productie-apparaat
kan worden uitgebreid. Het ligt in de be
doeling, de in de verschillende provincies
gevestigde instituten ook in te schakelen in
de industrieele verdedigingsvoorbereiding.
3. Onlangs is opgericht de N.V. Maatschap
pij voor industriefinanciering, in welker
raad van bestuur naast ambtenaren ook
particulieren uit bankwezen en industrie
zitting hebben.
Het is thans nog niet de tijd om alweder
te spreken over het ongedaan maken van tot
stand gekomen bezuinigingen.
Gevolgen van het prijsgeven van
gouden standaard.
De regeering is van meening, dat het
nog te vroeg is om een oordeel te vor
men over de gevolgen van het prijsge
ven van den gouden standaard. Er kun
nen de regeering heeft dit nooit ont
kend voordeelen uit voortvloeien,
waarby echter veel afhangt van de hou
ding van het buitenland. Er zullen na
deelen uit voortvloeien, waarvan de be
teekenis echter thans nog niet kan wor
den bepaald; het zal nog wel enkele
maanden duren, alvorens men een voor-
loopige balans zal kunnen opmaken. Tot
nu toe is van verruiming van het goe
derenverkeer nog zeer weinig geble
ken.
De handelspolitiek.
Ten aanzien van de te volgen handelspo
litiek stelt de regeering zich voorloopig op
het standpunt, dat zy tot autonome maatre
gelen terzake slechts zal kunnen overgaan,
voorzoover zulks voor onze economische po
sitie, in haar geheel bezien, gewenscht is.
Dit geldt zoowel ten aanzien van de contin-
genteeringen als van de invoerrechten. Het
behoeft geen betoog, dat de druk der speci
fieke invoerrechten door de waardevermin
dering van den gulden relatief reeds ver
minderde; de regeering is voorshands voor
Nederland niet voornemens een zoodanige
algemeene vermindering te bewerkstelligen
voor de naar de waarde belaste goederen.
Zij is integendeel van oordeel, dat de waar-
derechten, zooals deze in Nederland bestaan,
op een zóó laag peil liggen, dat vergelij
kingen met het buitenland hier niet getrok
ken kunnen worden.
Ordening.
Waar nog een vraagstuk is, dat in het
centrum der belangstelling staat, moge de
regeering ook hierover met een enkel woord
haar gevoelen kenbaar maken.
Het betreft het probleem der vrye of ge
bonden economie.
Dat, zoo niet alle voorteekenen bedriegen,
de ontwikkeling zal gaan m de richting van
toenemende gebondenheid, is ook de mee
ning der regeering. Daarover schijnt verschil
van meening nauwelijks mogelijk. Die toe
stand vloeit voort zoowel uit de gewijzigde
verhoudingen op internationaal-economisch
terrein als uit de ontwikkeling op sociaal
gebied.
De regeering hoedt zich voor het uiten
van profetieën in deze materie, maar zy
aarzelt niet, om op een tweetal punten haar
welgevestigde overtuiging uit te spreken.
Elk streven naar ordening, dat niet vol
doende rekent met de overwegende beteeke
nis van den privaten ondernemingsgeest
leidt tot mislukking, d.w.z. tot het achterop
raken van ons land by andere landen. En
elke poging om van boven af, van staats
wege, ordening te gaan opleggen gaat te zeer
in de richting van het staats-absolutisme om
voor Nederland bruikbaar te kunnen zyn,
afgezien nog van de economische bezwaren,
die er mee verbonden zijn.
Onderzoek naar mogelijkheden op dit ge
bied valt binnen de taak der regeering;
evenzoo het geven van leiding. Maar ove
rigens is de taak der overheid naast het
scheppen van de voorwaarden voor het ont
wikkelen eener maatschappelijke ordening
beperkt tot het geven van vormen aan het
geen er op dit gebied gegroeid is, hetwelk
van zelf insluit, dat voorzichtige geleidelijk
heid hier richtsnoer behoort te zyn.
De door eenige leden gegeven schets van
de voor- en nadeelen der depreciatie voor
Ned.-Indië komt der regeering over het ge
heel juist voor.
De vraag, of termen bestaan tot het hef
fen van een tijdelijk uitvoerrecht op pro
ducten, die door de depreciatie een aanzien
lijke prijsstijging hebben ondergaan, maakt
nog een punt van overleg met de Indische
regeering uit, waarbij uiteraard aan de eco
nomische bedenkingen tegen een dergelijke
heffing alle aandacht wordt geschonken,
Waagzaamheid tegenover gevaren, die
onze staatsinstellingen bedreigen
Dat waakzaamheid geboden blijft tegen
over de gevaren, die onze staatsinstellingen
bedreigen, is ook het oordeel der regeering.
Twee bewegingen openbaren zich, die fun
damenteel tot een zelfde uitkomst leiden
moeten, n.1. dat de geestelijke en staatkun
dige vrijheid der ingezetenen zoo noodig het
veld moeten ruimen voor de bereiking van
de door die richtingen voorgestane staatkun
dige en maatschappelijk-economische idea
len.
Het gewone verschijnsel doet zich daarbij
voor, dat de groei van een dier twee rich
tingen automatisch een groei van de andere
in het leven roept
Daarom is het verstandig beleid, zonder
het eigen beginsel van staatkundige en
geestelijke vrijheid op te offeren, er voor te
zorgen, dat het optreden dezer richtingen
binnen zekere grenzen wordt gehouden. Te
groote lankmoedigheid in het begin leidt
onvermijdelijk tot zeer straffe maatregelen
later, terwijl ten onzent de politieke gevol
gen evenmin veronachtzaamd mogen wor
den. Het Nederlandsche staatkundig bestel is
niet gediend met steeds grooter wordende
versplintering en met steeds scherper tegen
stellingen.
De goudwaarde van den gulden wordt
niet opgeschroefd.
Hinken, is volkomen ongegrond, en de
half uitgesproken gedachte, dat de regee
ring den gulden in het buitenlandsch ver
keer zoo hoog mogelijk opgeschroefd zou
willen zien, is te eenenmale onjuist. Het
standpunt der regeering is zeer eenvoudig en
volkomen ongepraejudicieerd. Zij mist op
het oogenblik elk vast gegeven om de
waarde van den gulden ten opzichte van
buitenlandsche valuta te kunnen beoordee-
len. Normaal oefent de stand van de beta
lingsbalans met het buitenland daarop een
beslissenden invloed, maar momenteel wordt
die balans sterker dan gewoonlijk beïnvloed
door speculatieve kapitaalbewegingen. Ne
derland kocht den laatsten tijd veel buiten
landsche fondsen, maar omgekeerd kocht
het buitenland in dien zelfden tyd ook Ne
derlandsche aandeelen en zelfs obligaties.
Er zal nog eenige tyd noodig zijn, alvorens
de natuurlijke omstandigheden zijn terugge
keerd. In dien tusschentijd is de taak van
het egalisatiefonds om groote schommelin
gen te verhoeden en zeker niet om de goud-
waarde van den gulden op te schroeven. Er
is dan ook niets van dien aard geschied
Overigens kan met voldoening worden
geconstateerd, dat de koers van den gulden
over het geheel tegenover den dollar (goud)
merkwaardig weinig fluctueert. Zeker niet
meer dan andere gedeprecieerde valuta,
waar de koersen zich bewegen tusschen
twee ongeveer 10 pCt. van elkaar verwij
derde goudpunten.
Voorkoming van groote schommelingen
daargelaten, blijft de regeering van meening,
dat elk kunstmatig ingrijpen afkeuring ver
dient en dat de gulden zyn eigen niveau
moet vinden.
Als dat gevonden is, kan men hem de
facto vastzetten, in afwachting eener inter
nationale stabilisatie.
De invloed van de monetaire maat
regelen op het bedrijfsleven.
In hoeverre de gewijzigde monetaire om
standigheden invloed ten goede zullen uit
oefenen op den bloei van het bedrijfsleven
valt nu nog niet te zeggen. Voor enkele in
dustrieën heeft de depreciatie van den gul
den een duurder worden van hetzelfde bui
tenlandsch fabrikaat ten gevolge gehad,
waardoor deze industrieën op de binnen
landsche markt haar afzet konden vergroo-
ten. Ook werd voor sommigen de export ge
makkelijker. Daarentegenover staat, dat
vermindering van den industrieelen invoer
uit clearinglanden vermoedelijk een ongun-
stigen invloed op een deel van onzen export
naar die landen zal uitoefenen.
Ook zal men moeten afwachten, of nieuw
verweer tegen den Nederlandschen uitvoer
uitblijft. Daarnaast mag echter de verwach
ting worden uitgesproken, dat de psycholo
gische werking van de depreciatie van den
gulden allicht niet zonder uitwerking op den
ondernemingsgeest en dus op de binnenland
sche conjunctuur zal blijken.
De regeering heeft thans opnieuw de nu
nog in het dekkingsplan 1937 te dezer zake
opgenomen bedragen toegelicht.
Het was ook de regeering niet onbekend,
dat tegen het voorstel tot herziening van
reeds toegekende pensioenen ernstige be
zwaren Destonden. Dit mocht er haar intus
schen niet van weerhouden dit voorstel, dat
een naar haar overtuiging redelijke wijze
van besparing op de pensioenuitgaven in
hield, in haar dekkingsplan op te nemen.
In hoeverre er in den gewijzigden mone
tairen toestand aanleiding is van een ver
mindering van pensioenen af te zien, is nog
in overweging.
De regeering erkent zonder voorbehoud,
dat de voorschriften, die voor ambtenaren
in het algemeen of voor ambtenaren van
bepaalde takken van dienst het lidmaat
schap van sommige organisaties verbie
den, niet alleszins bevredigend zijn te
achten. Aan de eene zyde bieden zy wel
licht onvoldoenden waarborg om de ge
zagsorganen van den Staat in elk opzicht
betrouwbaar te doen zyn en aan den
anderen kant is het denkbaar, dat zij
verder gaan dan noodzakelijk is.
De regeering houdt zich dan ook sinds
eenigen tijd bezig met de vraag of op
andere wijze r'an met de thans 'geldende
regelingen een even goed en zoo mogelijk
zelfs beter resultaat ware te verkrijgen.
De landbouwcrisispolitiek.
Naar aanleiding van de in het voorloo
pig verslag vervatte beschouwingen om
trent de door de regeering te volgen poli
tiek ten aanzien van de landbouwcrisis
maatregelen moge de regeering als haar
meening te kennen geven, dat zij zich in
dezen wenscht te scharen bij hen, die ten
opzichte van de opheffing dier maatrege
len de uiterste voorzichtigheid geboden
Thans naast goudgele oolj
witte Purol. Dit wrijft onzidrt#
baar weg en daarom is
voor Dames en Meisjes zoq
aangenaam bij de verzorvntf
van gelaat en handen*
Doos 30, Tube 45 ct. Bij Apoth. en Drogistenj
achten. De overweging, welke haar tot het
innemen van dit standpunt leidt, is in do
eerste plaats deze, dat de gevolgen van de
plaats gehad hebbende depreciatie voor
den landbouw nog zeer weinig zijn te
overzien.
Zoolang de belemmeringen onverzwakt
gehandhaafd blijven, kan op een opheffing
van de voor die bedrijfstakken getroffen)
steunmaatregelen weinig uitzicht bestaan.
Dat het bovenaangegeven standpunt
van de regeering echter niet belemmert
om tot geheele of gedeeltelijke afschaffing
van maatregelen over te gaan, ten einde
de lasten voor den consument te doen ver
minderen waar dit zonder gevoor voor den
landbouw mogelijk is, is gebleken uit de
verschillende maatregelen, welke door
haar sedert de depreciatie zijn getroffen.
Teneinde een juist beeld te dezen opzichte
te verkrijgen, geeft zy in deze memorie 'n
overzicht der maatregelen, welke eener-
zyds hebben bestaan in 't verlagen of doen
vervallen van heffingen, anderzijds in
vermondering tot afschaffing van prijsre
gelingen.
De door sommige leden gestelde vraag
of de minister van landbouw en visschery
niet op den verkeerden weg is met de
door hem getroffen regeling ten opzichte
van het bewaarloon voor geleverde tarwe
van 1 September af, welke regeling in
wezen een verhooging van de tarwesteun
zou zijn, moet ontkennend worden beant
woord. Deze regeling berust op de over
weging, dat het tot dusverre gevolgde
systeem deze onbevredigende zijde had,
dat verschillende tarwetelers minder ont
vingen dan de hun in uitzicht gestelde
richtprijs. Het spreekt vanzelf, dat deze
nadeelige zijde der regeling in het bijzon
der tot uiting kwam, nu de richtprijs laag
is gesteld.
Onderwijs.
Dat de by kon. besluit van 11 Februari
1936 ingestelde staatscommissie nog niet
ir.et haar rapport is gereed gekomen, moet
uitsluitend worden toegeschreven aan het
feit, dat de behandeling van de haar op
gedragen taak, heeft geleid tot velerlei
onderzoekingen en tot breedvoerige ge-
dachtenwisselingen, die meer tijd hebben
gevorderd dan aanvankelijk werd ver
wacht.
IntuSschen meent de regeering gegronde
reden te hebben om te verwachten, dat de
commissie binnenkort tot overeenstem
ming zal komen.
Ten aanzien van een enkel punt meent
de regeering een mededeeling niet achter
wege te moeten laten. In de vergadering
der Tweede Kamer van 20 December 1935
is medegedeeld, dat de regeering naar aan
leiding van de bezwaren, die in de Kamer
waren ingebracht, tegen de wijze, waarop
gedurende de laatste jaren de concentratie
bij het openbaar onderwijs heeft plaats
gehad, een onderzoek zou instellen naar
de gevolgen van de opheffing van open
bare scholen sedert de circulaire van 20
Juli 1933, voor zoover tot die opheffing
werd besloten in afwijking van het advies
van den Raad van State. De regeering
heeft intusschen gemeend goed te doen,
dat onderzoek uit te streken over alle
openbare scholen, die ten gevolge van de
genoemde circulaire opgeheven zyn. Het
resultaat van dat onderzoek is nog niet
volledig.
De door de regeering in den laatsten
tijd genomen belangrijke maatregelen op
het stuk van de landsverdediging wijzen
er op, dat zij een open oog heeft voor de
veranderde omstandigheden in de we
reld. Ook is zy van meening, dat verdere
versterking niet zal zijn te ontgaan. Zy
meent echter, dat tot voorzieningen, die
zullen leiden tot een ingrijpende verzwa
ring der personeellasten niet zal mogen
worden overgegaan dan nadat bij de ver
kiezingen van een duidelijke instemming
van het land zal zyn gebleken. De regee
ring treft zoodanige voorbereidingen, dat
het na de verkiezingen optredend kabinet
in staat zal zijn op zeer korten termijn een
beslissing te nemen.
De regeering. moet tot haar leedwezen,
met het oog op de consekwenties ten aan
zien van andere groepen van zg. zelfstan
digen, bezwaar maken tegen opneming
van noodlijdende schippers in de rijks
steunregeling voor werkloozen. Hier blijft
hulp van de organen van burgelijke ar
menzorg het aangewezen middel.
Intusschen kan worden medegedeeld,
dat bij het departeent van binnenlandsche
zaken in vergevorderd stadium van voor
bereiding is een wettelijke regeling, o.m.
beoogende met betrekking tot de onder
steuning van schippers tot een billijker
verdeeling te komen van de thans op be
paalde gemeenten drukkende uitgaven^
De leden, die meenden een woord te
moeten wijden aan het aandeel, dat bij
benoemingen aan het roomsch-katholieke
volksdeel te beurt valt, zyn zich bewust
van de natuurlijke en geschiedkundige
oorzaken, welke hebben geleid en gedeel
telijk nog leiden tot eene naar evenre
digheid geringere bezetting van staats
ambten door roomsch-katholieken. Het
zal dezen leden echter duidelijk zyn, dat
historisch gegroeide verhoudingen, voor
zoover zy correctie behoeven, slechts ge
leidelijk kunnen worden rechtgetrokken.
Wie niet blind is voor de werkelijkheid,
moet inzien, dat in dit opzicht in de latere
jaren de verhoudingen voor de roomsch-
katholieken steeds gunstiger zijn gewor
den.
Een bus vol drukwerk weer
de daag'lyksche penitentie,
De wyze winkelier plaatst liever
een advertentie.