Tegen Nijmegen's politie-commissaris vier jaar geëischt. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Verdachte kende de waarde van het geld niet Uitspraak op 24 Nov. a.s. Deze rede werd door de aanwezigen staande aangehoord. Na het uitspreken van dit herinnerings woord deed de loco-burgemeester mede- deeling van de ingekomen kennisgeving van het overlijden van burgemeester Lom men. Op zyn voorstel besloot de Raad, een schrijven van rouwbeklag te zenden aan zijn nabestaanden. Hierop deelde spr. mede, dat Vrijdag morgen om 10 uur op de R.K. begraafplaats de teraardebestelling zal plaats hebben en hü noodigde den Raad, de hoofden van de bedrijven en het gemeente-personeel uit, om vanaf het Raadhuis den stoet te volgen. Het is de bedoeling om bü het Raadhuis namens den Raad een krans aan de lijkbaar te hechten. Ook deelde spr. mede, dat op het kerkhof geen redevoeringen mogen worden gehouden. Een woord namens den Raad. Als oudste raadslid zeide de heer A u k e s het volgende: Als oudste van den Raad der gemeente Castricum gevoel ik mq geroepen mij van gansche harte aan te sluiten bij de gevoel volle en waardeerende woorden door U zoo juist aan de nagedachtenis van onzen burge meester gewijd en daarnaast zij het mij gegund in korte trekken te schetsen, hoe naar mijn meening de geheele tegen woordige gemeenteraad naar zijn beste weten de figuur van onzen afgestorven bur gemeester heeft opgebouwd bij de vervul ling van zijn taak hem door de koningin op gedragen. Vreemdeling is Castricum, wist hij zich al spoedig te vergewissen van de toenmalige positie van die gemeente en de daaruit voortvloeiende behoeften; maar tevens zich een goed inzicht te verschaffen van de toe komstige mogelijkheden, die voor een plaats als Castricum konden zijn weggelegd. Daarna heeft hij voor zichzelf de positie vastgesteld, die hij ten opzichte van den Raad zou innemen; en dat niet alleen als uitvoerder van door den Raad te nemen be sluiten, maar ook als lid van het door den Raad benoemde college, dat voortaan onder zijn voorzitterschap de richtlijnen zou aan geven volgens welke de gemeentelijke huis houding zou worden opgezet. En hierbij konden nu heel sterk naar voren komen: de bijzondere en persoonlijke eigenschappen van den burgemeester, die dezen Raad de gelegenheid gaven om zijn beeld hiervoor geschetst op te bouwen Bij dezen burgemeester stond voor altijd op de eerste plaats: „de behartiging van de belangen der gemeente Castricum", maar verder zouden door samenwerking en sa- menspreking naar middelen gezocht worden om die belangen vast te stellen om als raadsbesluiten in de gemeentelijke verorde ningen te worden neergelegd. En die samenwerking en samenspreking hadden niet alleen plaats in officieele bij eenkomsten; maar altijd stond hij gereed de raadsleden te mtvangen, van hun ziens wijze kennis ten men en zoo mogelijk daar mede rekening te houden. En zoo hij tegenover de raadsleden stond, stond hij ook ten aanzien van ieder lid der bevolking; van ieder was hij bereid wen- schen of klachten aan te hooren, verzochte raad of hulp te verstrekken en zoo komt hem behalve den titel „burgemeester" zeker ook den eerenaam „burgervader" toe. Mijnheer de voorzitter. Al wat onze burgemeester in den loop der jaren voor Castricum heeft weten te bereiken, van Cistricum heeft gemaakt en in de thans bestaande ontzet.end moeilijke tijden voor Castricum heeft weten te be houden, is door U uitvoerig uiteen gezet. Ik mag daarom volstaan met een woord van eerbiedigen dank te brengen voor door hem verrichtte daden; met een woord van eerbiedige hulde aan den eerlijken volledi- gen mensch, die, zich als officieel persoon boven de partijen stellende, den Raad be wondering en vertrouwen wist af te dwin gen, een vertrouwen, dat uitging van de door hem gekoesterde gedachte: „Vertrou wen geven en vertrouwen vragen". Tenslotte, mijnheer de voorzitter, zou ik stellig in mijn plicht als raadslid te kort schieten, wanneer ik niet een woord wijdde aan die twee vrouwen, die zoo geheel met hem als eenheid in de gemeente bekend zijn: aan de echtgenoote en aan de moeder van den burgemeester. De Raad leeft met haar mede in deze dagen van smart en rouw. Hij verstaat dat geen menschelijk woord van innige deel neming, troost en berusting om te dragen wat opgelegd wordt kan aanbrengen; maar hü hoopt, dat de algemeene deelneming iets zal bijdragen om di troost en berusting te verkrijgen, welke slechts door betere en hoogere bronnen kunnen worden aange bracht. Dat zij zoo. Een woord namens het gemeente- personeel. Namens het gemeente-personeel sprak de gemeente-secretaris, de heer van Lunen, als volgt: Burgemeester Lommen is niet meer; als een droeve mare ging het bericht in den vroegen ochtend over de geheele gemeente. Wij, zijn onmiddellijke medewerkers en personeel in dienst der gemeente, namens wien ik een kort woord aan zijne nagedach tenis mag wijden, wisten reeds geruimen tijd, dat de kans op herstel van zijn gezond heid gering moest worden geacht. Het is echter zeer menschelijk, dat wij nog steeds op een gunstige wending hoopten en in eenige mate de verwachting koesterden den burgemeester weer in gezondheid op zijn werkkamer te zien terugkeeren. Het heeft niet zoo mogen zijn en wij hebben ons daar bij neer te leggen. Voor de ambtenaren in al hun schakeerin gen is het een gevoelig verlies. Burgemeester Lommen toch ging vrien delijk met het personeel van hoog tot laag om en wist hun belangen steeds op de juiste wijze te behartigen. Het was een bijzondere eigenschap van hem, dat wanneer hij aan een verlangen van den een of ander niet kon voldoen, men dan toch den indruk mede- nam, dat naar recht en billijkheid was ge handeld. Een goed burgemeester is van ons heen gegaan en wij, ambtenaren, zullen burge-1 meester Lommen in eere in onze gedachte houden. Hij ruste in vrede. Namens de burgerij. Als één van de trouwste verslaggevers, die regelmatig de raadszittingen bijwoont én als inwoner van de gemeente Castricum, sloot de heer Brensa zich van ganscher harte bij het gesprokene aan. Spr. uitte den wensch, dat de nagedachtenis, het respect en de eerbied voor het bestuursbeleid van burgemeester Lommen, Castricum de kracht zullen geven om naar zijn inzicht van de gemeente te maken, wat zij worden kan: de prachtige plaats aan den duinrand van Ken- nemerland. Hierop werd de buitengewone raadsver gadering gesloten. Vermelding dient nog, dat Vrijdagmorgen om half 8 en om 8 uur in de kerk van de H. Pancratius twee stille missen gecelebreerd zullen worden en dat om 10 uur in hetzelfde kerkgebouw een H. Requiemmis zal worden opgedragen door pastoor J. G. Goes. Na afloop van deze kerkelijke plechtig heid geschiedt de teraardebestelling op de r.k. begraafplaats. Rechtsiokett Zitting Meervoudige Strafkamer an 10 November. Ondank is 's werelds loon. In de maand Juni van dit jaar, meende de groentenhandelaar C. v. Kalken te Hoorn de gelegenheid te hebben, met zijn vrouw een vacantiereisje te kunnen gaan maken en hij droeg derhalve voor eenige dagen de zorgen voor zijn zaak op aan een kennis, mej. W. Laget. Juffrouw Laget werd voor het vertrek van den eigenaar ingewijd in de geheimen van de zaak en als wisselgeld liet v. Kalken voor haar achter een bedrag groot 10. Nu had v. Kalken een goede kennis, de schildersknecht A. F. H., die zooals getuige v. K. het uitdrukte, bq hem als kind in huis was. Ook voor hem kreeg juffrouw Laget de zorgen. H. kwam n.L van tijd tot tijd bij den groentenhandelaar eten en was uit den aard der zaak met den geheelen gang van zaken ten huize van v. K. bekend. Op 12 Juni nu was mej. Laget na sluiting van den winkel op bezoek gegaan bij de fam. Buutveld en bij haar terugkomst hoorde zij juist op het moment dat zij de deur van net huis wilde openen, gestommel in de woning van v. Kalken. Ook juffrouw Buutveld, die met haar was meegeloopen, hoorde het ru moer en een buurman werd gewaarschuwd. Gesterkt door de aanwezigheid van „een man" hadden de beide dames de deur ge opend en den intocht in de woning gewaagd. Hier vonden zij de zaak danig overhoop ge haald. Eenig meubilair lag onderste boven en uit alles bleek, dat een indringer zqn slag had geslagen. Terwijl zij nog aan het zoe ken waren was de schildersknecht H. den winkel binnengeloopen. Bezweet en vol stof verscheen hij en z'n uiterlijk wekte aanstonds bevreemding. Ernstiger zag de historie er voor hem uit, toen door juffr. Laget ook nog een zakdoek, toebehoorende aan H., werd gevonden. Het inmiddels ingestel de onderzoek had uitgewezen, dat uit het „wisselpotje" en een spaarpotje van de kin deren in totaal een bedrag van circa 10 was verdwenen. Ook boven in het huis wa ren sporen die er op duidden, dat de indrin ger daar was geweest. H., die van dezen diefstal werd verdacht, had zich wonderlijk genoeg na dien dag niet meer bij den winkel van v. Kalken vertoond, hoewel hij voordien dagelijks daar kwam. Tegenover den rechtbank ontkende H. den tenlaste gelegden diefstal met braak hardnek kig. Hq was niet in het huis geweest en had zijn vuile kleeren naar hij zeide opgeloopen toen hij in de steeg naast het huis op een kar had willen gaan zitten om de thuiskomst van juffrouw Laget af te wachten. De officier van justitie achtte aan de hand van het getuigenverhoor het tenlaste geleg de bewezen. In de eerste plaats noemde spr. den zakdoek van H., welke door juffr. Laget was gevonden. Het verhaaltje van het ge beurde in de steeg was al hoogst onwaar schijnlijk. Meer voor de hand lag het aan te nemen, dat verdachte in een overhaaste vlucht door een raam boven in het huis is ontvlucht en toen achterom door de steeg weer naar voren is geloopen. Tijdens dezen tocht moest verdachte een paar karren pas- seeren die de steeg vrijwel afsloten. Spr. requireerde een gevangenisstraf voor den tijd van 1 jaar en 6 maanden. De verde diger mr. Thomas voerde in zijn pleidooi aan, dat er blijkens de gehoorde getuigen nog andere personen in huis zijn geweest. Pleiter achtte het ten laste gelegde niet be wezen en concludeerde tot vrijspraak. Uitspraak 17 November. Rijwieldiefstal. De landbouwer J. Breed uit St. Maarten wilde op Vrijdag 4 September een kqkje ne men in de veiling aldaar en zette daarvoor zijn rijwiel buiten tegen het gebouw aan. Bij zijn terugkomst moest Breed tot zijn ontsteltenis ontdekken, dat zijn rijwiel verdwenen was. Hij had van een en ander direct aangifte bij de politie gedaan met het resultaat, dat de dader, de varensgezel R. v. R. uit Delft, spoedig gepakt was. Van R. voerde in zijn verdediging aan, dat hij de daad had gepleegd uit armoede. Hij had n.1. een schuld bij een caféhouder, welke hij niet kon voldoen en uit nood had hij toen de fiets ontvreemd om zich de noodige contanten te verschaffen. Het feit, dat verdachte reeds eerder we gens vermogensdelicten was veroordeeld, leidde den officier van justitie ertoe een ge vangenisstraf voor den tijd van een jaar te requireeren. De verdediger, mr. Crevecoeur, bestreed op juridische gronden de dagvaarding. Er was n.1. ten laste gelegd, dat verdachte een rijwiel zou hebben ontvreemd, doch uit het verhoor was komen vast te staan, dat het rijwiel niet was verkocht, doch wel de klee ren een broek en een jekker die zich op het rijwiel bevonden. Op grond hiervan vroeg pleiter ontslag van rechtsvervolging. Na repliek werd de uitspraak bepaald'op 17 November. IJsfabrikant in hooger beroep. De ij sfabrikant W. L. uit den Helder had eenigen tijd geleden voor den kantonrechter te den Helder terechtgestaan wegens het feit dat het door hem verkochte roomijs niet jen voldoende percentage melkvet bleek te be vatten. Deswege was hij toen veroordeeld tot een geldboete van 75. L., die de straf onrechtvaardig en veel te hoog vond, was van dit vonnis in hooger be roep gekomen. Uit het verhoor van getuige dr. D. Mol, directeur van den Keuringsdienst voor wa ren te Alkmaar, kwam vast te staan, dat het roomijs van verdachte 8.8 pCt. melkvet be vatte, terwijl dit wettelijk 12 pCt. had moe ten bedragen. Het feit, dat verdachte be weerde, dat hij dit niet wist, werd tegenge sproken, daar verdachte, voor hij roomijs ging fabriceeren, een monster aan den Keu ringsdienst voor waren ter onderzoek had opgezonden en toen waren hem alle inlich tingen dienaangaande verstrekt. De officier van justitie achtte geen nieu we gezichtspunten aan den dag gekomen en requireerde derhalve tot bevestiging van het kantonrechterlijk vonnis. Uitspraak 17 November. Het kam peerverbod te Castricum. De caféhouder W. de Z. had op 24 Juni j.1. op zijn terrein te Castricum eenige kam peerders geherbergd en was toen, wegens overtreding van het ter plaatse geldende kampeerverbod, geverbaliseerd, op grond waarvan hij eenigen tijd later door den Alk- maarschen kantonrechter tot een geldboete van 8 subsidiair 6 dagen hechtenis was veroordeeld. Omdat verdachte eensdeels de straf te hoog vond en anderdeels vond dat deze niet rechtvaardig was, was hij in hooger beroep van het kantonrechterlijk vonnis gekomen. Een der raadsleden der gemeente Castricum zou hem n.1. hebben verteld, dat hij gerust kampeerders op zijn terrein zou kunnen toe laten, omdat de zaak wel door de vingers ge zien zou worden. De officier van justitie zag ook in deze zaak geen reden tot wijziging van het von nis van den kantonrechter en vroeg derhalve bevestiging daarvan. Uitspraak 17 November. De verordening op woonwagens te Bergen. De grondwerker C. H. uit Bergen had op 3 Juli voor den Alkmaarschen kantonrech ter terechtgestaan wegens overtreding van de gemeenteverordening terzake van het in nemen van een standplaats met zijn woon wagen. Verdachte had n.L gedurende circa acht jaren met zijn woonwagen gestaan op een particulier terrein aan den Turfweg te Ber gen en zag zich door de nieuwe gemeente verordening, die de standplaatskwestie van woonwagens regelde, plotseling voor de onaangename noodzaak gesteld met zijn wa gens naar het daarvoor door de gemeente aangewezen woonwagenterrein te verhuizen, een plaats waar, zooals ook de algemeene opinie is, noch verdachte noch diens vrouw en kinderen thuis hooren. Een verzoek om ontheffing vond geen gehoor en de kanton rechter veroordeelde H. tot 0.50 of 1 dag hechtenis. Het feit dat een paar andere wagenbewo ners wel ontheffing van de bestaande ge meente-verordening hadden gekregen, had verdachte ertoe gebracht hooger beroep aan te teekenen tegen dit vonnis. Het vurige pleidooi van de vrouw van verdachte, kon evenwel den officier er niet toe brengen een wijziging in het kanton- rechtelijk vonnis te brengen, dat naar zijn meening volkomen juist was. Spr. begreep de moeilijkheden van het echtpaar. Ook hij was van meening, dat zij niet in het woon wagenkamp thuis hooren, doch het ligt niet op den weg der justitie de beweegredenen van de weigering tot het verleenen van de ontheffing na te gaan. Derhalve bleef spre ker niets anders over dan bevestiging te vragen van het vonnis van den kantonrech ter. Uitspraak 17 November. Inbraak in Uitgeest. In den avond van 22 Juli begaf de winke lier F. J. Heytmayer, te Uitgeest, zich naar de kermis aldaar, in gezelschap van een 14- jarig logeetje uit den Haag, G. Groot. Bq hun terugkomst ontdekte Heytmayer in zijn tuin een verdacht persoon en hij vroeg deze wat hij op zijn terrein uitvoerde. Daar een vrij aannemelijk antwoord werd gegeven, had H. zich verder met de zaak niet ingela ten en wilde zich in zijn huis begeven, toen plotseling een ander persoon door zijn tuin snelde en met een vervaarlijken sprong over het tuinhek in het duister verdween. Begrij pelijkerwijze nam de argwaan van den winkelier belangrijk toe en een onmiddellijk ingesteld onderzoek bracht aan het licht, dat er in zijn woning door verbreking van een raam ingebroken was. De indringers hadden zich meester weten te maken van een geld kistje waarin zich gelden bevonden die Heyt mayer als penningmeester van het burgerlijk armbestuur van Uitgeest onder zijn beheer had. Tevens bleek, dat de indringer die zich zoo overhaast uit de voeten had gemaakt bij zijn sprong het geldkistje had laten vallen, dat open was gesprongen, zoodat de inhoud overal over den grond verspreid lag. Van den inhoud, die oorsronkelijk f 208.18 be droeg, waren drie bankbiljetten van 50 verdwenen. De onmiddellijk gewaarschuwde politie slaagde er na eenigen tijd in, op grond van het vrij vage signalement, dat eenige getui gen konden opgeven, n.1. een kort en cm lang-slank persoon, de arbeiders A. J. M. en P. B., beiden woonachtig te Zaandam, te arresteeren. Op een van hen n.L, den arbei der P. B., werd bij de arrestatie een bank biljet van 50 gevonden. Beide verdachten ontkenden den tenlaste gelegden diefstal hardnekkig. Uit het getuigenverhoor kwam vast te staan, dat o.a. de bloemenkoopman G. Berg huis twee personen had gezien die ongeveer aan het signalement zouden voldoen. Het zelfde was het geval met den benadeelden Heytmayer en zijn logeetje, doch daar zij geen van drieën de verdachten in het gelaat hadden gezien, was van een pertinente her kenning geen sprake. Alleen de getuige C. Tromp-Boendermaker had gezien, dat de verdachte M. bij een rijwielstalling, die op eenigen tientallen meters afstand van het huis van Heytmayer staat, zat, terwijl zij hem tevens voor het huis van Heytmayer had zien loopen. De volontair ter secretarie te Uitgeest. A. M. J. Maters, verklaarde, dat het bankbiljet dat op P. B. was gevonden, hoogstwaar schijnlijk door de gemeente aan het burger lijk armbestuur was uitbetaald, daar op het biljet een paraaf voorkomt, die vaak door de Twentsche bank op door haar afgegeven bankpapier wordt aangebracht Requisitoir. De officier van justitie reconstrueerde in zijn requisitoir de zaak, waarbij hij opmerk te, dat er in het verweer der verdachten, veel zwakke plekken zijn. Beiden worden, wat hun postuur betreft, door de getuigen herkend, terwijl de getuige Boendermaker M. positief herkent, als degene die zich op 22 Juli voor het huis van Heytmayer be vond. Ook het feit dat een gemerkt bank biljet op B. is gevonden, was volgens spr. een schakel in de bewijslevering. Het eigen aardige gedrag der verdachten na den dief stal gevoegd bij het feit dat beider antece denten slecht genoemd kunnen worden wa ren voor spreker aanleiding tegen beiden een gevangenisstraf voor den tijd van een jaar en zes maanden te eischen. Verdediging. De verdediger mr. S. de Jong uit Amster dam besprak in zijn uitvoerig en goed om cumenteerd pleidooi allereerst de herk ningskwestie, welke voor pleiter van wein"* waarde was, daar geen der getuigen de n» sonen die achter in den tuin bij Heytmav zijn geweest positief heeft herkend. Het f»» dat mej. Boendermaker M. heeft pez wordt door dezen ook in het geheel niet n!?? kend. Hij geeft toe in Uitgeest te zijn weest en ook op de door getuige genoemd plaats. Er bestond echter volgens pleiter ni»t het minste verband tusschen den diefstal de aanwezigheid van M. bU de rijwielstal1 ling en voor het huis van Heytmayer. Pleiter betreurde het, dat geen vingeraf drukken waren genomen op het geldkist!» Het merkteeken op het bankbiljet was in het geheel geen doorslag gevend bewijs daar, zooals getuige Maters toegaf, heel vaak gemerkte bankbiljetten werden afge geven en het dus heelemaal niet vast stond dat het desbetreffende biljet uit het geld kistje van het burgerlijk armbestuur afkom stig was. Het feit, dat de officier van justiti^ zelf in zijn requisitoir toegaf, dat de bewüZ levering zeer moeilijk was, bewees volgen, pleiter hoe zwak deze heele zaak slaat On grond van een en ander concludeerde piel ter tot vrijspraak en vroeg de onmiddellijk» invrijheidstelling van de beide verdachten/ Na re- en dupliek, bepaalde de rechtbank, die geen termen aanwezig achtte voor de ii/ vrijheidsstelling van de verdachten, de uit* spraak op 17 November a.s. Gisteren hebben wq reeds een uit voerig voorverslag gepubliceerd over de zaak tegen den Nijmeegschen poli tie-commissaris, voor de Arnhemsche rechtbank. Om twaalf uur reeds hadden zich voor het hekje van het Arnhemsche paleis van justitie vele belangstellen den opgesteld. Toen de zitting om half drie aan ving, was de tribune dicht bezet, ter wijl zich in de zaal tal van politie- en gemeentelijke autoriteiten bevonden en talrijke advocaten aanwezig waren. Verdachte was zeer zenuwachtig. Hij werd aanstonds door den president ondervraagd. Daarna las de officier van justitie de dagvaarding voor en vervolgens werden de verschillende punten der tenlastelegging behandeld. Allereerst dat betreffende de verval- sching van de schuldbekentenis. Verdachte gaf toe, dat hij het stuk zelf op de schrijfmachine had getikt en onder teekend met den naam Paré. De president merkte op, dat dit niet de eerste keer is, maar dat ook in de Haag- sche geschiedenis van verdachte derge lijke gevallen zijn voorgekomen. Bij bespreking van de overige punten van de dagvaarding gaf verdachte de ver duistering toe van een bedrag van twee duizend gulden, hetwelk hem ter hand was gesteld in de strafzaak, waarbij een tekort van tweeduizend gulden was te dekken. Hq heeft zich dat geld wederrechtelijk toe geëigend, evenals een bedrag van 945 gul den, dat hij van zekeren L. kreeg om een door dezen veroorzaakt tekort bij de firma Heek te Nijmegen aan te zuiveren. Ook dit geld heeft hij zich wederrechtelijk toe geëigend. Hij verklaarde, dat hij al deze gelden voor zich zelf gebruikte, daar hij in financieele moeilijkheden verkeerde. De procureur-generaal wees hem er op, dat hij blijkens proces-verbaal van den curator in het faillissement van verdachte zich in totaal 28.000 gulden heeft toege- eigend. Eigenlijk gaat het om veel meer. Verschillende bedragen, die verdachte in den laatsten tijd heeft ontvangen van per sonen, die hem geld leenden, komen niet op de lijst voor. „Gebeurde dit alles sedert 1930?" Verdachte: „Al voor dien tijd!" Vervolgens ondervroeg de president den verdachte over een tweetal strafzaken, waarin de betrokkenen gelden hadden ver duisterd en waarbij verdachte er op aan drong, dat zij geld bijeen zouden brengen om de tekorten aan te zuiveren. Hij be loofde dan. te zullen trachten, de zaken met den officier van justitie te regelen. Bij het voortgezette verhoor van den verdachte bleek, dat de officier van justi tie nimmer de processenverbaal had ont vangen van eenige strafzaken, waarbij de verdachte den betrokkenen beloofd had de zaak met den officier van justitie te rege len, mits zij zorgden, dat het verduisterde geld weer terecht kwam. Officier van justitie: „Die processen- verbaal zijn later bij u thuis op zolder ge vonden. U hebt die menschen op eigen houtje in vrijheid gesteld en er nooit met de justitie over gesproken. Het is heel erg, dat u de justitie misleidde en het geld in den zak stak." De verdachte verklaarde, dat het wel in zijn bedoeling had gelegen de processen- verbaal in te zenden. Getuigen-verhoor. Vervolgens werd een aanvang gemaakt met het getuigenverhoor. Dr. J. G. Schnitzler, zenuwarts te Arn hem, die een onderzoek naar verdachte's geestvermogens had ingesteld kwam tot de conclusie, dat de door den verdachte be- derteekende schuldbekentenis niet te heb ben geschreven, noch geteekend. De commissaris van politie te den Haac de heer H. B. Paré, verklaarde de door verdachte valschelijk opgestelde en on- dereetkende schuldbekentenis niet te heh ben geshreven, noch geteekend. Vervolgens werd een reeks getuieen gehoord, waarvan de meeste den politie commissaris geld ter hand hadden gesteld" hetzij als borgstelling, hetzij als aanzuive' ring van een tekort, enz. Tenslotte werd verdachte nogmaals aan een kort verhoor onderworpen. President: „Het was al jarenlang mis De verdachte gaf dat toe. President: „Reeds in 1930 is de catastro- Phe begonnen, toen uw neef u 7200 ter hand stelde, welk geld u hebt opgemaakt en waartegenover u een volkomen waar- delooze kwitantie stelde. Zoo is het eene van het andere gekomen. U zegt, dat u de waarde van het geld niet kende, maar u had er rekening mee moeten houden, wel ke waarde het geld voor anderen had. U had van den ingeslagen weg terug moeten komen en u had de tering naar d« nering moeten zetten. Requisitoir. Hierna nam mr. F. C. Couvèe requisi toir. Deze herinnerde aan dan dag der arrestatie. Langamerhand zijn toen meer dere feiten aan het licht gekomen en steeds sterker rees de twijfel of de verdachte wel het slachtoffer was van chantage, zooals hij beweerde. Tenslotte kwam vast te staan, dat het chantage-verhaal geheel gefantaseerd was. De vraag besprekend, wat dezen poli- tie-chef tot een dergeljjken val heeft ge bracht, gaf mr. Couvée als zijn meening te kennen, dat de wijze waarop v. d. M. als politie-inspecteur werd geprezen, hem over het paard heeft getild. Hij had vrien den, die veel geld uitgaven en hij was te trotsch om te erkennen, dat zijn financiën hem niet in staat stelden daaraan mee te doen. Zijn Haagsche vrienden, zijn colle ga's, zelfs zijn chef heeft hij bedrogen. Zooveel succes hij had als inspecteur, zoo veel succes had hij bij het leenen van geld. Zijn benoeming te Nijmegen had een keerpunt moeten zijn. Men kan er trotsch op zijn een goed polit'eman te zijn, maar als men geen goed mensch is, dan ont breekt de hoofdzaak. Deze verdachte was geen goed politie man, want hij was niet eerlijk. Telkens stuit men in de dossiers op leugen en be drog. Spr. gaf vervolgens een opsomming van de verduisteringen en oplichtingen, welke door den verdachte zijn gepleegd en waarbij hij zich in twee jaar tijds als poli tie-commissaris te Nijmegen in totaal 27.000 heeft toegeëigend, waarvan voor zoover kan worden regegaan 3600 is te rugbetaald. Het rapport van den psychia ter gaf spr. geen aanleiding een mildere straf te vragen. De eisch vier jaar. Gezien de ernst der feiten eischte spreker wegens valschheid in g«" schrifte en wegens verduistering door een ambtenaar van gelden, welke hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking onder zich had, een gevangenisstraf voor den tyd van vier jaar. Mr. Lem uit Nijmegen, die als verdedi ger optrad, bepleitte mede op grond van het psychiatrisch rapport een voorwaarde lijke veroordeeling met een langen Pr0?*" tijd. PI. verzocht tever.s verdachte onmid dellijk in vrijheid te stellen, hetgeen doo de rechtbank werd afgewezen. De uitspraak is bepaald op 24 Nov- a J Kruachen adverteert in dagbladen in 83 landen. E Griffith Hughes Ltd., welke Kruschen Salts fabriceert, heeft het afgeloopen jpar een netto be- gemaakt van 456.678. De Directeur van de firma beef*^ kend gemaakt, dat voor Krus Salts voortdurend in de dag van 83 landen advertenties w geplaatst. pr0- Alweer een bewijs, dat een g°e duet, doelmatig geadverteer couranten, succes moet hebben.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 10