Lars Hansen. algemeene beschouwingen over de staatsbegrooting. SUNLIGHT ZEEP ALKMAARSCHE COURANT van DONDERDAG 12 NOVEMBER 1936 PARLEMENT Plannen van de regeering becritiseerd. groeiende gemeenschaps-gedachte. 'PxooiHciaal 72ieutM SCHAGERBRUG ST. MAARTENSVLOTBRUG j WARM EN HUIZEN !huMeloR 29) (Van onzen Parlementairen medewerker.) Zooals te verwachten was, hebben we het vroegertje van Dinsdagmiddag de volgende vergadering moeten bezuren. De voorzitter deelde aanstonds by het be gin der vergadering als zyn voornemen mede, om tot zes uur door te gaan en het woord aan de Regeering te zullen geven, wanneer er nog genoeg tijd voor bleek en er geen sprekers zich tijdig aangemeld zouden hebben. Dat dreigement werkte voldoende! Er is tenminste geen oogenblik stagnatie in den sprekers-aanvoer geweest. Woensdagmiddag hebben we twee rede voeringen gehoord, welke een stuk boven die der overige uitstaken, zoowel wat bouw als inhoud betreft. Dat waren die van de heeren Goseling en de Geer, de leiders van resp. de katholieke- en de chr. historische fractie. De voorzitters van de vryz. dem. en de liberale vrijheids- bondsche fracties hebben eveneens het woord gevoerd, doch hun redevoeringen hebben minder indruk gemaakt, omdat ze waarschijnlijk wat verbrokkeld waren, zich dadelijk al met details bezig hielden en in het algemeen allure misten, hoe verdienstelijke dingen op zich zelf de hee ren Bierema en Joekes ook mogen hebben gezegd. Wanneer we op eenige punten van over eenkomst in deze redevoeringen wijzen, doen we dit kortheidshalve. Uiteraard verneemt men uit den mond van verte genwoordigers van fracties, die de regee ring over het algemeen hebben gesteund de kahtlieke leider zeide liever over het verleden te zullen zwijgen, dat hem een paar keer met de regeering in botsing heeft gezien nog al eens dezelfde waardeering, betuigen zy ten aanzien van tal van kwes ties instemming met de maatregelen der regeering. Zoo bijvoorbeeld wat de mone taire politiek betreft. Dat de minister van financiën den gulden zyn eigen pariteit laat vinden, hem „zwevende" houdt, kan men onder de bekende wisselvallige om standigheden billijken. De gezagshand- having vinden zy alle bij de regeering in goede handen; dat deze scherper opgetre den wil hebben tegen verstoringen van ge oorloofde vergaderingen, juichen zij toe. Hun gehechtheid aan onze traditioneele volksvryheden, aan onze democratische Staatsinstellingen, hun liefde voor het vorstelijk huis en hun vreugde over de verloving van onze prinses, die tot zoo eendrachtige manifestaties aanleiding gaf, zy komen daar gaarne mee voor den dag, omdat zij dit alles van groote beteekenis achten en er meer dan vroeger reden is, daarop thans den nadruk te leggen. Zy ziin het er ook over eens, dat het kabinet, nu de depeciatie van de munt een feit is, daaruit alle voordeel moet halen voor bedrijfsleven, handel, scheepvaart en landbouw. De een zegt het wat nadrukke lijker dan de ander, gebruikt er min of meer geleerde woorden voor, maar het komt toch allemaal hierop neer: buit die kans uit! Welnu, uit de memorie van ant woord weten we al, dat de regeering die richting uit wil. In het algemeen is men het er over eens, dat de devaluatie dit woord vermijdt men echter liever het aspect veranderd heeft; dat ze een gevoel van verlichting heeft gegeven. Dat door de monetaire maatregelen eigen lijk de geheele begrooting is omgegooid en men op de cijfers derhalve geen staat meer kan maken, daarover was men t ook roe rend eens. De regeering heeft te kennen ge geven, dat het wel tot de begrooting van 1938 kon duren, alvorens de noodige cor recties konden worden aangebracht. De woordvoerders der genoemde partijen be grepen heel goed, dat het nog geruimen tijd zou duren voordat men de suppletoire be- grootmgen voor zich zou hebben, maar den door de regeering genoemden termijn von den zij toch wel heel lang en daarom dron gen zij erop aan, dat de regeering zoo gauw mogelijk als zy een conclusie ten aanzien van bepaalde uitgaven of inkomsten kon trekken, met" de noodige wijzigingen bij de Kamer zou aankomen. Er was echter ook een punt van critiek, ten aanzien waarvan de heeren Goseling, Bierema en de Geer de heer Albarda had de kwestie den vorigen dag eveneens aan geroerd één lyn trokken. En dat gold een onderdeel van de defensie. Verzwaring der personeelslasten bij defensie. In de memorie van antwoord heeft de regeering op haar verklaring, dat aan een verdere versterking van de defensie niet valt te ontkomen de volgende passage laten volgen: „Zy meent echter, dat tot voorzieningen, die zullen leiden tot een ingrijpende ver zwaring van de personeellasten, niet zal mogen worden overgegaan dan nadat bij de verkiezingen van een duidelijke instemming zal zyn gebleken. De regeering treft zoo danige voorbereidingen, dat het na de ver kiezingen optredend kabinet in staat zal zijn op zeer korten termijn een beslissing te nemen". De heer Goseling stelde de vraag, en de andere heeren uitten zich in vrijwel gelijken zin, waarom de regeering, indien zy van oordeel is, dat het leger meer manschappen of langer diensttijd noodig heeft, dan daar toe zelf niet het initiatief neemt, maar de beslissing aan de kiezers wil overlaten. Als die kwestie urgent is, moet de regeering zelf de leiding nemen. Omtrent dit punt werden dan ook met klem nadere inlich tingen verlangd. De rede van den heer Goseling. Nu wy een overzicht van de overeen komstige punten van het betoog der voor naamste sprekers hebben gegeven, kunnen we overgaan tot de punten van verschil, in menig opzicht een gradueel verschil, maar nog vaker een, dat voorkomt uit een andere wereldbeschouwing. De heer Goseling trok bijvoorbeeld de lijn met betrekking tot de bezuiniging op het lager onderwys en de door de regeering in dertijd voorgestelde concentratie van bij zondere scholen scherp. Men weet dat het vorige jaar bij het begrootingsdebat de be ruchte paragraaf 12 van het Bezuinigings- ontwerp op het onderwys werd ingetrokken door toedoen van de oppositie van rechts en dat de regeering daarna een commissie heeft ingesteld, die zou trachten tot een bevredi gende oplossing te komen. Het rapport van die commissie is lang uitgebleven, maar er schijnt toch schot in de zaak te komen; zelfs laat de regeering doorschemeren dat een oplossing is bereikt. De heer Goseling nu haalde eerst nog eens op de beteekenis van het bijzonder onderwys in ons land: de school is in de eerste plaats een zaak van de ouders. Daarna stelde hy den vorm van dat bjjz. onderwys in het licht, erop wijzend, dat dit door zyn aard reeds sterk geconcen treerd is, waarop hy liet volgen de verkla ring dat vrijwillige concentratie op ruime schaal by dit onderwijs heeft plaats gehad. Ook moest men niet vergeten dat in het jaar 1934 de eischen voor het stichten van een bijzondere school waren verzwaard. Met andere woorden: de voorstellen daarom trent mochten niet te veeleischend zyn. Een en ander voegde hij toe aan zijn betoog over principieele kwesties, met betrekking tot welke men goed zou doen het standpunt van de r.k. staatsparty te kennen, indien men zich tot een samenwerking zou willen op maken. Zoo mocht het ook bekend heeten dat in deze party een sterk streven bestaat naar ordening van het maatschappelijk leven. Een ander punt van belang is het vraagstuk van de vertegenwoordigers van revolution- naire groepen in openbare lichamen; dat is niet zoo maar het afsnijden van enkele takken, gelijk de heer Westerman oor deelde, maar een zaak, die een veel dieperen grond heeft. Bij de herziening van de Grondwet zou daarover wel verder kunnen worden gesproken. Aandacht voor de ver spreiding van radio-redevoeringen over vrij denkerij, uitloopend op uitroeiing van het Godsgeloof, achtte de katholieke afgevaar digde eveneens noodig. Wie vruchtbaar met deze fractie zou wil len samenwerken, zou met de bovenge schetste belangrijke aangelegenheden reke ning moeten houden. „Lijkverbranding en gezantschap bij den Paus (overigens niet zoozeer een katholiek als wel een Neder- landsch belang) zyn geen groote politieke vraagstukken: het zyn politieke kluiven" riep mr. Goseling, onder groote hilariteit der Kamer uit! Het laatste gedeelte van zyn knappe rede was gewijd aan de werkverruiming en in het algemeen wat wel geheeten wordt: con structieve welvaartspolitiek. Die richting moest het nu met kracht uit; onder de aan passingspolitiek behoorde een streep te wor- den gezet, nu de depreciatie van den gul den zooveel perspectieven opende, als ze tenminste goed benut werd. Het bedrijfsle ven heeft behoefte aan lastenverlaging, o.a. van de rente; het succes van de nieuwe Staatsleening (dat in het debat van gisteren ook menigmaal werd gereleveerd!) biedt daartoe goede vooruitzichten. Dr. Bierema aan het woord De leider der liberale fractie, dr. Bierema, attacqueerde den heer Albarda wegens zijn critiek op de mislukte aanpassingspolitiek der regeering. Hy wees op de opleving, wel ke zich reeds vóór de devaluatie begon te manifesteeren en die in de laatste weken in de scheepvaart, den scheepsbouw, kleeding- industrie en textielnijverheid al zeer tref fend was. Z.i. was het heel moeilijk uit te maken of deze opleving in laatste instantie aan de de valuatie was te danken dan wel of ze haar grondslag al niet veel vroeger door de aan passing had gevonden. De heer Albarda be> riep zich gaarne op de conjunctuurpolitiek in de Scandinavische landen en België, maar waarom niet op Duitschland, waar men een zelfde systeem had gevolgd? Na een pleidooi voor opruiming van han delsbelemmeringen, dat uitliep op het uit spreken van de verwachting, dat na het stij gen van de wereldmarktprijzen, gelijk de economische geschiedenis leert, het vryer worden van den ruilhandel niet kan uitblij ven, waarschuwde de liberale econoom het kabinet ernstig tegen mogelijke pogingen om de crisisinvoerwet voor ordenirgsdoel- einden te gebruiken. Deed het dit, dan zou de Vrijheidsbond zyn houding ten opzichte van de regeering nader moeten bepalen. Hij betreurde het, dat de heer Albarda nu reeds over loons- en salarisverhoogingen had gesproken: wat de arbeiders in de eerste plaats noodig hebben, is werk! Evenals de heer Goseling gaf hy de voor keur aan een kabinet op breede basis. Van een nieuwe coalitie moest hy niets hebben. Maar mr. Goseling dacht toch blijkbaar aan iets anders dan de liberale spreker, waar hij er op wees, dat buiten een parlementair kabinet in klassieken zin des woords toch ook contact tusschen regeering en Kamer mogelijk is, en waar hij er aandacht voor vroeg, dat men toch niet te star zou vast houden aan den ouden vorm van een parle mentair kabinet. Rede van den heer de Geer. De rede van den heer de Geer liet de mo gelijkheid van een onieuw samengaan der voormalige coalitie-partijen open. Hij vond het een voordeel, dat ons huidige kiesstelsel mogelijk maakt, dat elke partij onder eigen banier ter verkiezing trekt. Uitdrukkelijk voor een herstel der coalitie heeft hy zich echter niet uitgesproken. Om met het begin te beginnen: de oud minister van financiën schetste eerst de z.i. wat overdreven verwachtingen van de re geering van een zich openbarend herstel, reeds in redevoeringen vóór de devaluatie en nog in de Millioenennota herhaald. Was er voor dat optimisme toen geen plaats, na 26 September is de zaak veranderd, al kon hij de positie van de begrooting op zich zelf nog heelemaal niet gunstig noemen en kon hij de verschuiving van uitgaven van „ge woon" naar „buitengewoon" nu niet zoo fraai vinden. Hoe het ook zij: verrassend is dat het Staatscrediet na de devaluatie onge schokt is gebleken en eigenlijk sterker is dan ooit! De verhooging van het crediet gaat gepaard met een verlaging van den rentevoet. Dat is het ware! riep jhr. de Geer uit. En zoo zag hij gunstige vooruitzichten voor werkverruiming, als de regeering de kansen nu maar aangreep. /.-I N LICHT ZEEF. Wie twee dikkere stukken Sunlight Zeep in een origineel pak - voor 10 cb. kan kopen, behoeft geen zepen van twijfelachtige herkomst meer te gebruiken. Sunlight Zeep, het van ouds bekende standaardmerk, is zwaarder in gewicht en toch nog verlaagd in prijs. Dit is een voordeel, dat geen enkele huisvrouw zich in deze tijd mag laten ontgaan. En de bekende geschenkenbons blijven, als steeds, op elk 10 ets. pak gehandhaafd. Voortaan niet anders meer dan C - ;1 3 4 Tot zyn vreugde constateerde hy in ons land een groeiende eenheid. Niet alleen ter gelegenheid van de verloving van de prin ses een hoogere eenheid, gevonden in ons Vorstelijk Huis, is er altijd onder bree de lagen van ons volk geweest maar een eenheid met betrekking tot de defensie en de gemeenschapsgedachte. Het defensie- vraagstuk wekt, onder den drang der steeds benauwender wordende internationale ver schijnselen, geen politieke hartstochten meer op; alleen „uit een soort van familie traditie zyn er bij het defensiefonds nog 'n paar afwijzende redevoeringen gehouden", vulde hy, onder groote vroolijkheid, aan. Maar de gemeenschapsgedachte is ook groeiende in dien zin dat het individualis me op den achtergrond raakt, waarmede de lijn, meer dan 50 jaar geleden door anti- revolutionnaire voormannen en wat later door chr.-historische leiders aangevat, wordt vervolgd. Wij zyn op dien weg met de verbindendverklaring der collectieve ar beidsovereenkomsten; ook in een zekere or dening van het bedrijfsleven spreekt die ge meenschapsgedachte. De leider der Vrijz. Democraten, mr. Joe kes, ging nog al vaak op details in. Zooals bijvoorbeeld het verbod voor bepaalde cate gorieën van ambtenaren om lid van de S. D. A. P. of N. V. V. te zijn. De regeering over weegt wijziging; het best zou het z. i. wezen als zij een persoonlijke verklaring van trouw aan de gestelde overheid vroeg. Achtte de heer Joekes de bezuiniging over het algemeen noodig, die op het onder wijs was wat al te voortvarend gegaan, met name op de openbare scholen en daarom verheugde het hem, dat alle opheffingen van openbare scholen opnieuw zullen worden onderzocht. Van een samengaan in een nieuwe rechtsche coalitie verwachtte hij geen practische politiek; alleen op zoo breed mogelijke basis is samenwerking mo gelijk. De communist Schalker heeft tenslotte al le democratische partijen tot een eenheids front tegen het facsisme uitgenoodigd. Waarom de voorkeui aan een dagbladadvertentie? Wel, enkel dan alleen krijgt gij van elk attentie! Woningboa wvereenlgttm In „Het Wapen van de Zype" werd algemeene vergadering gehouden van woningbouwvereeniging „Zijpe". Na de opening werd besloten een voor te deen tot verlaging van de huren der dubbele woningen. Vervolgens werd de balans en winst- en verliesrekening goedgekeurd. De aan de beurt van aftreding zijnde be stuursleden P. J. Renooy en K. Paarlberg werden herbenoemd, terwijl in de vacature, ontstaan door het overlijden van den heer K. van Loenen, werd benoemd de heer W, J. van Loenen. Bond van Boerinnen, Op ninitiatief van de afd. Zijpe van den Bond van Boerinnen en andere Plattelands vrouw werd in café Homan te St. Maartens- vlotbrug een bijeenkomst gehouden, waar bij de heer J. P. Strijbos was uitgenoodigd voor het houden van een lezing met licht beelden over IJsland en zijn bevolking. De ongeveer 70 aanwezigen hebben bui tengewoon genoten van de interessante lezing. Aan het slot, waarvan de heer Strij bos het publiek verrastte met een mooi IJs- landsch lied op de piano. Nadat den heer Strijbos dank was ge bracht voor zijn interessante lezing, werd op voorstel van de voorzitster besloten in Decmber a.s. een kerstavond te houden, waarna de bijeenkomst gesloten werd. Ook hier werd, evenals in alle gemeen ten, een plaatselijk comité gevormd ter aan bieding van een huwelijksgeschenk aan H, K.H. prinses Juliana. Besloten werd om op 18 of 19 November een collecte te houden Een overwintering op bpilsbergen. Hy kwam weer naar beneden, en liet „De Hoop" bijdraaien, want de stroom was veran derd, waardoor 't ijs samenpakte. Zy bleven den geheelen nacht 't ruime sop houden an 's anderen daags had hy weer groote lust, om het toch nog te probeeren doch ten slotte vond hy het verstandiger om het met te doen en hij hield Noordwaarts, op het eiland Amsterdam aan. Van uit het kraaien nest zag hy, dat van dien uit er nog een vaste ijsbank in de richting naar Deensch- eiland zat. Daar moest hij omheen Hy wist dat dit niet zonder gevaar was, want, in dien deze vaste bank zich landwaarts ging bewegen, was het niet mogelijk de baai hoi l~\i „nilnri oewegen, was het niet mogeiy bet Danskegat in te zeilen. Zij waren nog niet veel veri toen Sivert duidelijk kon waarnemen, dav de ijsbank zich landwaarts bewoog. Er bleef .i«4a anHors over -hoe vu- sbank zich land waai - bleef nem nu niets anders over hoe vu rig hy ook het tegendeel had gewensc dan den steven maar weer te wenden, ine het gevolg, dat het schip na drie etmalen zich weer zoo ver van de kust had verwij derd, dat deze niet meer te zien was. Waar zy zich thans bevonden dreven siechts losse schotsen, doch meer landwaarts was er in het ijs geen opening te bespeuren. Sivert had nooit van zoo nabij gevaar ge- loopen een van zijn mannen te verliezen, als thans bijna was geschied en dit alléén door diens eigen stommiteit. Zy zagen namelijk op een groote schots een ijsbeer en zy gingen er met de sloep op af, om het dier te bemachtigen. Knut was harpoenier, Anders Severinsen stuurman en Reinart Norby was roeier. Zij naderden, doch de beer bevond zich ongeveer midden op de schots, waardoor de afstand te groot was om te schieten. Zij de den als gewoonlijk in zulk een geval, twee mannen gingen op de schots, om den beer in de richting van de sloep te drijven. An ders kwam van rechts, Reinart van links Jong en opgewonden door de jacht haastte hy zich meer dan Anders, zoodat hy het eerst by den beer was. Hy was zoo dom, om recht op den beer aan te gaan. Deze bekom merde zich niet om de mannen. Hij treuzel de en liep een beetje heen en weer. Toen Reinart naderbij kwam, bleef het beest staan en keek eens naar die vreemde ge daante, die daar met zijn armen zwaaiende en schreeuwende op hem aan kwam. Siveit zat met zijn kijker in het kraaiennest en volgde gespannen wat daar ging gebeuren De lui op het dek hoorden hem schreeu wen: „Genadige Hemel.1 Zoon idioot heeft er nog nooit op een ijsschots gestaan God helpe mij! Het ziet er naar uit of ook die beer stapelgek is..!" Zoo vloekte en schreeuwde hij, toen hij zag, hoe Rei nart den beer wilde dwingen, op de sloep aan te gaan. De beer echter bleef onbewe gelijk staan en Reinart ging hem met den loop van zijn geweer een por geven, terwijl hy schreeuwde: „Vooruit, jij varken!" Toen de beer den stoot voelde, al was het maar een stompje, zooals een kameraad een ander een duw in de rug geeft begon hy te brommen en liet zijn tanden zien doch hy begon te loopen. Reinart volgde hem op de hielen en bleef maar schreeuwen en zwaaien. Zoolang de beer in de gewenschte rich ting liep, bleef alles goed gaan, doch toen de beer van richting veranderde, sprong Reinart op zij, om hem den weg te ver sperren en hem te dwingen, den anderen kant op te gaan. Zoo'n geduldige ijsbeer had Sivert nooit gezien. Knut, die in de sloep stond, dacht, dat Reinart misschien krankzinnig was ge worden. De beer klauterde op een hoop over el kander geschoven schotsen en Reinart pro beerde, door met zyn geweer te dreigen, hem er weer af te krijgen. Toen de beer maar bleef liggen en blijkbaar weigerde verder te gaan, kroop Reinart tegen den ijshoop op en toen deze boven was, liet de beer er zich van den anderen kant afglij den. Eindelijk scheen hy van zyn plaaggeest genoeg te krijgen, want, terwijl hij thans waarschuwend knorde, liet hij weer zyn witte tanden zien. Reinart scheen dit niet te begrijpen, doch voor alle zekerheid, spande hij den haan van zijn geweer en toen de beer op zijn achterpooten omhoog kwam om zich op hem te werpen, schoot hij en de beer stortte dood neer. Knut was er nu ook bij gekomen. Hij had tegen Reinart geroepen en geschreeuwd om toch te schieten. Deze had dit niet begrepen en zei: „Je moet het mij niet kwalijk nemen, dat ik er een eind aan maakte. Ik heb mijn best gedaan hem naar de sloep te drijven, doch hij vertikte het om verder te gaan!" Zij bleven hier acht dagen tusschen het ijs kruisen, totdat Sivert op zekeren dag zag, dat de ysbank op drift kwam. Onmid dellijk werd nu in de richting Danskegat koers gezet en na 12 uren waren zy zoo na bij gekomen, dat zy met het bloote oog land konden zien. Plotseling begon Lange Sivert in het kraaiennest te brullen, zoodat alle man schappen op het dek bijeen liepen: „Hysch de vlag! ik zie menschen op een heuvel in Danskegat. Dat is niemand anders dan Johan Troms hy geeft signalen! Houd koers recht op de sond aan!" Boven op het heuveleiland stonden Jo han Troms en zijp beide kameraads. Toen „De Hoop" den eersten keer in de buurt was geweest, hadden zy ook gesignaleerd, doch de afstand was te groot om gezien te wor den. Zij vreesden niets, doch wachtten ge duldig hun tyd af. Zij hadden thans „De Hoop" gezien en zij hadden gedanst van blijdschap, zelfs toen zij bemerkten dat het schip weer verdween. Zij kenden immers het ijs te goed en wisten dat dit de reden was, waardoor men voorloopig in andere richting moest zeilen. En thans was de verlossing nabij. De drie mannen gingen omlaag naar den inham. Het anker viel en Lange Sivert ging het eerst in de sloep, toen deze gevierd werd. Er heerschte van weerskanten groote vreugde. Die eerste dag verliep met vragen en antwoorden. Er was heel wat te vertellen. Den volgenden dag werd met alle man ge werkt om de huiden en het spek aan boord te brengen, dat in den loop van den winter gevangen en gewonnen was. Toen eindelijk het huis werd gesloten en allen naar het strand trokken, weigerde het berenjong mee te gaan. Vanaf het oogenblik van aan komst van het schip scheen het een hekel te hebben aan al die vreemde menschen en toen een van hen eens een hand op Johans schouder legde, begon het te brullen en wilde den man aanvallen. Thans, terwijl de sloep naar het schip roeide, stond het dier op de ysbank. Aan boord gekomen, riep Johan: „Gaimi, koml" en toen nam 't een geweldigen sprong tus schen de ysschotsen en zwom naar „De Hoop". Johan hielp het dier aan boord en van nu af behoorde het evengoed als de anderen tot de bemanning van het schip. (Slot volgt),

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 9