Lars Hansen.
algemeene beschouwingen over de
staatsbegrooting.
SUNLIGHT ZEEP
ALKMAARSCHE COURANT van DONDERDAG 12 NOVEMBER 1936
PARLEMENT
Plannen van de regeering becritiseerd.
groeiende
gemeenschaps-gedachte.
'PxooiHciaal 72ieutM
SCHAGERBRUG
ST. MAARTENSVLOTBRUG j
WARM EN HUIZEN
!huMeloR
29)
(Van onzen Parlementairen medewerker.)
Zooals te verwachten was, hebben we
het vroegertje van Dinsdagmiddag de
volgende vergadering moeten bezuren.
De voorzitter deelde aanstonds by het be
gin der vergadering als zyn voornemen
mede, om tot zes uur door te gaan en het
woord aan de Regeering te zullen geven,
wanneer er nog genoeg tijd voor bleek en
er geen sprekers zich tijdig aangemeld
zouden hebben. Dat dreigement werkte
voldoende! Er is tenminste geen oogenblik
stagnatie in den sprekers-aanvoer geweest.
Woensdagmiddag hebben we twee rede
voeringen gehoord, welke een stuk boven
die der overige uitstaken, zoowel wat
bouw als inhoud betreft. Dat waren die
van de heeren Goseling en de Geer, de
leiders van resp. de katholieke- en de
chr. historische fractie. De voorzitters van
de vryz. dem. en de liberale vrijheids-
bondsche fracties hebben eveneens het
woord gevoerd, doch hun redevoeringen
hebben minder indruk gemaakt, omdat ze
waarschijnlijk wat verbrokkeld waren,
zich dadelijk al met details bezig hielden
en in het algemeen allure misten, hoe
verdienstelijke dingen op zich zelf de hee
ren Bierema en Joekes ook mogen hebben
gezegd.
Wanneer we op eenige punten van over
eenkomst in deze redevoeringen wijzen,
doen we dit kortheidshalve. Uiteraard
verneemt men uit den mond van verte
genwoordigers van fracties, die de regee
ring over het algemeen hebben gesteund
de kahtlieke leider zeide liever over
het verleden te zullen zwijgen, dat hem een
paar keer met de regeering in botsing heeft
gezien nog al eens dezelfde waardeering,
betuigen zy ten aanzien van tal van kwes
ties instemming met de maatregelen der
regeering. Zoo bijvoorbeeld wat de mone
taire politiek betreft. Dat de minister van
financiën den gulden zyn eigen pariteit
laat vinden, hem „zwevende" houdt, kan
men onder de bekende wisselvallige om
standigheden billijken. De gezagshand-
having vinden zy alle bij de regeering in
goede handen; dat deze scherper opgetre
den wil hebben tegen verstoringen van ge
oorloofde vergaderingen, juichen zij toe.
Hun gehechtheid aan onze traditioneele
volksvryheden, aan onze democratische
Staatsinstellingen, hun liefde voor het
vorstelijk huis en hun vreugde over de
verloving van onze prinses, die tot zoo
eendrachtige manifestaties aanleiding gaf,
zy komen daar gaarne mee voor den dag,
omdat zij dit alles van groote beteekenis
achten en er meer dan vroeger reden is,
daarop thans den nadruk te leggen.
Zy ziin het er ook over eens, dat het
kabinet, nu de depeciatie van de munt een
feit is, daaruit alle voordeel moet halen
voor bedrijfsleven, handel, scheepvaart en
landbouw. De een zegt het wat nadrukke
lijker dan de ander, gebruikt er min of
meer geleerde woorden voor, maar het
komt toch allemaal hierop neer: buit die
kans uit! Welnu, uit de memorie van ant
woord weten we al, dat de regeering die
richting uit wil.
In het algemeen is men het er over eens,
dat de devaluatie dit woord vermijdt
men echter liever het aspect veranderd
heeft; dat ze een gevoel van verlichting
heeft gegeven.
Dat door de monetaire maatregelen eigen
lijk de geheele begrooting is omgegooid en
men op de cijfers derhalve geen staat meer
kan maken, daarover was men t ook roe
rend eens. De regeering heeft te kennen ge
geven, dat het wel tot de begrooting van
1938 kon duren, alvorens de noodige cor
recties konden worden aangebracht. De
woordvoerders der genoemde partijen be
grepen heel goed, dat het nog geruimen tijd
zou duren voordat men de suppletoire be-
grootmgen voor zich zou hebben, maar den
door de regeering genoemden termijn von
den zij toch wel heel lang en daarom dron
gen zij erop aan, dat de regeering zoo gauw
mogelijk als zy een conclusie ten aanzien
van bepaalde uitgaven of inkomsten kon
trekken, met" de noodige wijzigingen bij de
Kamer zou aankomen.
Er was echter ook een punt van critiek,
ten aanzien waarvan de heeren Goseling,
Bierema en de Geer de heer Albarda had
de kwestie den vorigen dag eveneens aan
geroerd één lyn trokken. En dat gold een
onderdeel van de defensie.
Verzwaring der personeelslasten
bij defensie.
In de memorie van antwoord heeft de
regeering op haar verklaring, dat aan een
verdere versterking van de defensie niet valt
te ontkomen de volgende passage laten
volgen:
„Zy meent echter, dat tot voorzieningen,
die zullen leiden tot een ingrijpende ver
zwaring van de personeellasten, niet zal
mogen worden overgegaan dan nadat bij de
verkiezingen van een duidelijke instemming
zal zyn gebleken. De regeering treft zoo
danige voorbereidingen, dat het na de ver
kiezingen optredend kabinet in staat zal zijn
op zeer korten termijn een beslissing te
nemen".
De heer Goseling stelde de vraag, en de
andere heeren uitten zich in vrijwel gelijken
zin, waarom de regeering, indien zy van
oordeel is, dat het leger meer manschappen
of langer diensttijd noodig heeft, dan daar
toe zelf niet het initiatief neemt, maar de
beslissing aan de kiezers wil overlaten. Als
die kwestie urgent is, moet de regeering
zelf de leiding nemen. Omtrent dit punt
werden dan ook met klem nadere inlich
tingen verlangd.
De rede van den heer Goseling.
Nu wy een overzicht van de overeen
komstige punten van het betoog der voor
naamste sprekers hebben gegeven, kunnen
we overgaan tot de punten van verschil, in
menig opzicht een gradueel verschil, maar
nog vaker een, dat voorkomt uit een andere
wereldbeschouwing.
De heer Goseling trok bijvoorbeeld de lijn
met betrekking tot de bezuiniging op het
lager onderwys en de door de regeering in
dertijd voorgestelde concentratie van bij
zondere scholen scherp. Men weet dat het
vorige jaar bij het begrootingsdebat de be
ruchte paragraaf 12 van het Bezuinigings-
ontwerp op het onderwys werd ingetrokken
door toedoen van de oppositie van rechts en
dat de regeering daarna een commissie heeft
ingesteld, die zou trachten tot een bevredi
gende oplossing te komen. Het rapport van
die commissie is lang uitgebleven, maar er
schijnt toch schot in de zaak te komen;
zelfs laat de regeering doorschemeren dat
een oplossing is bereikt. De heer Goseling
nu haalde eerst nog eens op de beteekenis
van het bijzonder onderwys in ons land: de
school is in de eerste plaats een zaak van de
ouders. Daarna stelde hy den vorm van dat
bjjz. onderwys in het licht, erop wijzend,
dat dit door zyn aard reeds sterk geconcen
treerd is, waarop hy liet volgen de verkla
ring dat vrijwillige concentratie op ruime
schaal by dit onderwijs heeft plaats gehad.
Ook moest men niet vergeten dat in het jaar
1934 de eischen voor het stichten van een
bijzondere school waren verzwaard. Met
andere woorden: de voorstellen daarom
trent mochten niet te veeleischend zyn. Een
en ander voegde hij toe aan zijn betoog over
principieele kwesties, met betrekking tot
welke men goed zou doen het standpunt van
de r.k. staatsparty te kennen, indien men
zich tot een samenwerking zou willen op
maken. Zoo mocht het ook bekend heeten
dat in deze party een sterk streven bestaat
naar ordening van het maatschappelijk leven.
Een ander punt van belang is het vraagstuk
van de vertegenwoordigers van revolution-
naire groepen in openbare lichamen; dat is
niet zoo maar het afsnijden van enkele
takken, gelijk de heer Westerman oor
deelde, maar een zaak, die een veel dieperen
grond heeft. Bij de herziening van de
Grondwet zou daarover wel verder kunnen
worden gesproken. Aandacht voor de ver
spreiding van radio-redevoeringen over vrij
denkerij, uitloopend op uitroeiing van het
Godsgeloof, achtte de katholieke afgevaar
digde eveneens noodig.
Wie vruchtbaar met deze fractie zou wil
len samenwerken, zou met de bovenge
schetste belangrijke aangelegenheden reke
ning moeten houden. „Lijkverbranding en
gezantschap bij den Paus (overigens niet
zoozeer een katholiek als wel een Neder-
landsch belang) zyn geen groote politieke
vraagstukken: het zyn politieke kluiven"
riep mr. Goseling, onder groote hilariteit
der Kamer uit!
Het laatste gedeelte van zyn knappe rede
was gewijd aan de werkverruiming en in het
algemeen wat wel geheeten wordt: con
structieve welvaartspolitiek. Die richting
moest het nu met kracht uit; onder de aan
passingspolitiek behoorde een streep te wor-
den gezet, nu de depreciatie van den gul
den zooveel perspectieven opende, als ze
tenminste goed benut werd. Het bedrijfsle
ven heeft behoefte aan lastenverlaging, o.a.
van de rente; het succes van de nieuwe
Staatsleening (dat in het debat van gisteren
ook menigmaal werd gereleveerd!) biedt
daartoe goede vooruitzichten.
Dr. Bierema aan het woord
De leider der liberale fractie, dr. Bierema,
attacqueerde den heer Albarda wegens zijn
critiek op de mislukte aanpassingspolitiek
der regeering. Hy wees op de opleving, wel
ke zich reeds vóór de devaluatie begon te
manifesteeren en die in de laatste weken in
de scheepvaart, den scheepsbouw, kleeding-
industrie en textielnijverheid al zeer tref
fend was.
Z.i. was het heel moeilijk uit te maken of
deze opleving in laatste instantie aan de de
valuatie was te danken dan wel of ze haar
grondslag al niet veel vroeger door de aan
passing had gevonden. De heer Albarda be>
riep zich gaarne op de conjunctuurpolitiek
in de Scandinavische landen en België, maar
waarom niet op Duitschland, waar men een
zelfde systeem had gevolgd?
Na een pleidooi voor opruiming van han
delsbelemmeringen, dat uitliep op het uit
spreken van de verwachting, dat na het stij
gen van de wereldmarktprijzen, gelijk de
economische geschiedenis leert, het vryer
worden van den ruilhandel niet kan uitblij
ven, waarschuwde de liberale econoom het
kabinet ernstig tegen mogelijke pogingen
om de crisisinvoerwet voor ordenirgsdoel-
einden te gebruiken. Deed het dit, dan zou
de Vrijheidsbond zyn houding ten opzichte
van de regeering nader moeten bepalen.
Hij betreurde het, dat de heer Albarda nu
reeds over loons- en salarisverhoogingen had
gesproken: wat de arbeiders in de eerste
plaats noodig hebben, is werk!
Evenals de heer Goseling gaf hy de voor
keur aan een kabinet op breede basis. Van
een nieuwe coalitie moest hy niets hebben.
Maar mr. Goseling dacht toch blijkbaar
aan iets anders dan de liberale spreker, waar
hij er op wees, dat buiten een parlementair
kabinet in klassieken zin des woords toch
ook contact tusschen regeering en Kamer
mogelijk is, en waar hij er aandacht voor
vroeg, dat men toch niet te star zou vast
houden aan den ouden vorm van een parle
mentair kabinet.
Rede van den heer de Geer.
De rede van den heer de Geer liet de mo
gelijkheid van een onieuw samengaan der
voormalige coalitie-partijen open. Hij vond
het een voordeel, dat ons huidige kiesstelsel
mogelijk maakt, dat elke partij onder eigen
banier ter verkiezing trekt. Uitdrukkelijk
voor een herstel der coalitie heeft hy zich
echter niet uitgesproken.
Om met het begin te beginnen: de oud
minister van financiën schetste eerst de z.i.
wat overdreven verwachtingen van de re
geering van een zich openbarend herstel,
reeds in redevoeringen vóór de devaluatie
en nog in de Millioenennota herhaald. Was
er voor dat optimisme toen geen plaats, na
26 September is de zaak veranderd, al kon
hij de positie van de begrooting op zich zelf
nog heelemaal niet gunstig noemen en kon
hij de verschuiving van uitgaven van „ge
woon" naar „buitengewoon" nu niet zoo
fraai vinden. Hoe het ook zij: verrassend is
dat het Staatscrediet na de devaluatie onge
schokt is gebleken en eigenlijk sterker is
dan ooit! De verhooging van het crediet
gaat gepaard met een verlaging van den
rentevoet. Dat is het ware! riep jhr. de Geer
uit.
En zoo zag hij gunstige vooruitzichten
voor werkverruiming, als de regeering de
kansen nu maar aangreep.
/.-I
N LICHT ZEEF.
Wie twee dikkere stukken Sunlight Zeep in een
origineel pak - voor 10 cb. kan kopen, behoeft
geen zepen van twijfelachtige herkomst meer te
gebruiken. Sunlight Zeep, het van ouds bekende
standaardmerk, is zwaarder in gewicht en toch
nog verlaagd in prijs. Dit is een voordeel, dat
geen enkele huisvrouw zich in deze tijd mag laten
ontgaan. En de bekende geschenkenbons blijven,
als steeds, op elk 10 ets. pak gehandhaafd. Voortaan
niet anders meer dan
C
- ;1
3 4
Tot zyn vreugde constateerde hy in ons
land een groeiende eenheid. Niet alleen ter
gelegenheid van de verloving van de prin
ses een hoogere eenheid, gevonden in
ons Vorstelijk Huis, is er altijd onder bree
de lagen van ons volk geweest maar een
eenheid met betrekking tot de defensie en
de gemeenschapsgedachte. Het defensie-
vraagstuk wekt, onder den drang der steeds
benauwender wordende internationale ver
schijnselen, geen politieke hartstochten
meer op; alleen „uit een soort van familie
traditie zyn er bij het defensiefonds nog 'n
paar afwijzende redevoeringen gehouden",
vulde hy, onder groote vroolijkheid, aan.
Maar de gemeenschapsgedachte is ook
groeiende in dien zin dat het individualis
me op den achtergrond raakt, waarmede de
lijn, meer dan 50 jaar geleden door anti-
revolutionnaire voormannen en wat later
door chr.-historische leiders aangevat,
wordt vervolgd. Wij zyn op dien weg met
de verbindendverklaring der collectieve ar
beidsovereenkomsten; ook in een zekere or
dening van het bedrijfsleven spreekt die ge
meenschapsgedachte.
De leider der Vrijz. Democraten, mr. Joe
kes, ging nog al vaak op details in. Zooals
bijvoorbeeld het verbod voor bepaalde cate
gorieën van ambtenaren om lid van de S. D.
A. P. of N. V. V. te zijn. De regeering over
weegt wijziging; het best zou het z. i. wezen
als zij een persoonlijke verklaring van
trouw aan de gestelde overheid vroeg.
Achtte de heer Joekes de bezuiniging
over het algemeen noodig, die op het onder
wijs was wat al te voortvarend gegaan, met
name op de openbare scholen en daarom
verheugde het hem, dat alle opheffingen van
openbare scholen opnieuw zullen worden
onderzocht. Van een samengaan in een
nieuwe rechtsche coalitie verwachtte hij
geen practische politiek; alleen op zoo
breed mogelijke basis is samenwerking mo
gelijk.
De communist Schalker heeft tenslotte al
le democratische partijen tot een eenheids
front tegen het facsisme uitgenoodigd.
Waarom de voorkeui aan
een dagbladadvertentie?
Wel, enkel dan alleen krijgt gij van
elk attentie!
Woningboa wvereenlgttm
In „Het Wapen van de Zype" werd
algemeene vergadering gehouden van
woningbouwvereeniging „Zijpe".
Na de opening werd besloten een voor
te deen tot verlaging van de huren der
dubbele woningen.
Vervolgens werd de balans en winst- en
verliesrekening goedgekeurd.
De aan de beurt van aftreding zijnde be
stuursleden P. J. Renooy en K. Paarlberg
werden herbenoemd, terwijl in de vacature,
ontstaan door het overlijden van den heer
K. van Loenen, werd benoemd de heer W,
J. van Loenen.
Bond van Boerinnen,
Op ninitiatief van de afd. Zijpe van den
Bond van Boerinnen en andere Plattelands
vrouw werd in café Homan te St. Maartens-
vlotbrug een bijeenkomst gehouden, waar
bij de heer J. P. Strijbos was uitgenoodigd
voor het houden van een lezing met licht
beelden over IJsland en zijn bevolking.
De ongeveer 70 aanwezigen hebben bui
tengewoon genoten van de interessante
lezing. Aan het slot, waarvan de heer Strij
bos het publiek verrastte met een mooi IJs-
landsch lied op de piano.
Nadat den heer Strijbos dank was ge
bracht voor zijn interessante lezing, werd
op voorstel van de voorzitster besloten in
Decmber a.s. een kerstavond te houden,
waarna de bijeenkomst gesloten werd.
Ook hier werd, evenals in alle gemeen
ten, een plaatselijk comité gevormd ter aan
bieding van een huwelijksgeschenk aan H,
K.H. prinses Juliana.
Besloten werd om op 18 of 19 November
een collecte te houden
Een overwintering op
bpilsbergen.
Hy kwam weer naar beneden, en liet „De
Hoop" bijdraaien, want de stroom was veran
derd, waardoor 't ijs samenpakte. Zy bleven
den geheelen nacht 't ruime sop houden an
's anderen daags had hy weer groote lust,
om het toch nog te probeeren doch ten
slotte vond hy het verstandiger om het met
te doen en hij hield Noordwaarts, op het
eiland Amsterdam aan. Van uit het kraaien
nest zag hy, dat van dien uit er nog een
vaste ijsbank in de richting naar Deensch-
eiland zat. Daar moest hij omheen Hy wist
dat dit niet zonder gevaar was, want, in
dien deze vaste bank zich landwaarts ging
bewegen, was het niet mogelijk de baai
hoi l~\i „nilnri
oewegen, was het niet mogeiy
bet Danskegat in te zeilen.
Zij waren nog niet veel veri
toen Sivert duidelijk kon waarnemen, dav
de ijsbank zich landwaarts bewoog. Er
bleef .i«4a anHors over -hoe vu-
sbank zich land waai -
bleef nem nu niets anders over hoe vu
rig hy ook het tegendeel had gewensc
dan den steven maar weer te wenden, ine
het gevolg, dat het schip na drie etmalen
zich weer zoo ver van de kust had verwij
derd, dat deze niet meer te zien was. Waar
zy zich thans bevonden dreven siechts losse
schotsen, doch meer landwaarts was er in
het ijs geen opening te bespeuren.
Sivert had nooit van zoo nabij gevaar ge-
loopen een van zijn mannen te verliezen,
als thans bijna was geschied en dit alléén
door diens eigen stommiteit.
Zy zagen namelijk op een groote schots
een ijsbeer en zy gingen er met de sloep op
af, om het dier te bemachtigen. Knut was
harpoenier, Anders Severinsen stuurman en
Reinart Norby was roeier.
Zij naderden, doch de beer bevond zich
ongeveer midden op de schots, waardoor de
afstand te groot was om te schieten. Zij de
den als gewoonlijk in zulk een geval, twee
mannen gingen op de schots, om den beer
in de richting van de sloep te drijven. An
ders kwam van rechts, Reinart van links
Jong en opgewonden door de jacht haastte
hy zich meer dan Anders, zoodat hy het
eerst by den beer was. Hy was zoo dom, om
recht op den beer aan te gaan. Deze bekom
merde zich niet om de mannen. Hij treuzel
de en liep een beetje heen en weer. Toen
Reinart naderbij kwam, bleef het beest
staan en keek eens naar die vreemde ge
daante, die daar met zijn armen zwaaiende
en schreeuwende op hem aan kwam. Siveit
zat met zijn kijker in het kraaiennest en
volgde gespannen wat daar ging gebeuren
De lui op het dek hoorden hem schreeu
wen: „Genadige Hemel.1 Zoon idioot
heeft er nog nooit op een ijsschots gestaan
God helpe mij! Het ziet er naar uit of
ook die beer stapelgek is..!" Zoo vloekte
en schreeuwde hij, toen hij zag, hoe Rei
nart den beer wilde dwingen, op de sloep
aan te gaan. De beer echter bleef onbewe
gelijk staan en Reinart ging hem met den
loop van zijn geweer een por geven, terwijl
hy schreeuwde: „Vooruit, jij varken!" Toen
de beer den stoot voelde, al was het maar
een stompje, zooals een kameraad een ander
een duw in de rug geeft begon hy te
brommen en liet zijn tanden zien doch
hy begon te loopen. Reinart volgde hem op
de hielen en bleef maar schreeuwen en
zwaaien.
Zoolang de beer in de gewenschte rich
ting liep, bleef alles goed gaan, doch toen
de beer van richting veranderde, sprong
Reinart op zij, om hem den weg te ver
sperren en hem te dwingen, den anderen
kant op te gaan.
Zoo'n geduldige ijsbeer had Sivert nooit
gezien. Knut, die in de sloep stond, dacht,
dat Reinart misschien krankzinnig was ge
worden.
De beer klauterde op een hoop over el
kander geschoven schotsen en Reinart pro
beerde, door met zyn geweer te dreigen,
hem er weer af te krijgen. Toen de beer
maar bleef liggen en blijkbaar weigerde
verder te gaan, kroop Reinart tegen den
ijshoop op en toen deze boven was, liet de
beer er zich van den anderen kant afglij
den.
Eindelijk scheen hy van zyn plaaggeest
genoeg te krijgen, want, terwijl hij thans
waarschuwend knorde, liet hij weer zyn
witte tanden zien. Reinart scheen dit niet
te begrijpen, doch voor alle zekerheid,
spande hij den haan van zijn geweer en toen
de beer op zijn achterpooten omhoog kwam
om zich op hem te werpen, schoot hij en de
beer stortte dood neer.
Knut was er nu ook bij gekomen. Hij had
tegen Reinart geroepen en geschreeuwd om
toch te schieten. Deze had dit niet begrepen
en zei: „Je moet het mij niet kwalijk nemen,
dat ik er een eind aan maakte. Ik heb mijn
best gedaan hem naar de sloep te drijven,
doch hij vertikte het om verder te gaan!"
Zij bleven hier acht dagen tusschen het
ijs kruisen, totdat Sivert op zekeren dag
zag, dat de ysbank op drift kwam. Onmid
dellijk werd nu in de richting Danskegat
koers gezet en na 12 uren waren zy zoo na
bij gekomen, dat zy met het bloote oog land
konden zien.
Plotseling begon Lange Sivert in het
kraaiennest te brullen, zoodat alle man
schappen op het dek bijeen liepen: „Hysch
de vlag! ik zie menschen op een heuvel
in Danskegat. Dat is niemand anders dan
Johan Troms hy geeft signalen! Houd
koers recht op de sond aan!"
Boven op het heuveleiland stonden Jo
han Troms en zijp beide kameraads. Toen
„De Hoop" den eersten keer in de buurt was
geweest, hadden zy ook gesignaleerd, doch
de afstand was te groot om gezien te wor
den. Zij vreesden niets, doch wachtten ge
duldig hun tyd af. Zij hadden thans „De
Hoop" gezien en zij hadden gedanst van
blijdschap, zelfs toen zij bemerkten dat het
schip weer verdween. Zij kenden immers
het ijs te goed en wisten dat dit de reden
was, waardoor men voorloopig in andere
richting moest zeilen.
En thans was de verlossing nabij. De drie
mannen gingen omlaag naar den inham. Het
anker viel en Lange Sivert ging het eerst
in de sloep, toen deze gevierd werd. Er
heerschte van weerskanten groote vreugde.
Die eerste dag verliep met vragen en
antwoorden. Er was heel wat te vertellen.
Den volgenden dag werd met alle man ge
werkt om de huiden en het spek aan boord
te brengen, dat in den loop van den winter
gevangen en gewonnen was. Toen eindelijk
het huis werd gesloten en allen naar het
strand trokken, weigerde het berenjong
mee te gaan. Vanaf het oogenblik van aan
komst van het schip scheen het een hekel
te hebben aan al die vreemde menschen en
toen een van hen eens een hand op Johans
schouder legde, begon het te brullen en
wilde den man aanvallen.
Thans, terwijl de sloep naar het schip
roeide, stond het dier op de ysbank. Aan
boord gekomen, riep Johan: „Gaimi, koml"
en toen nam 't een geweldigen sprong tus
schen de ysschotsen en zwom naar „De
Hoop". Johan hielp het dier aan boord en
van nu af behoorde het evengoed als de
anderen tot de bemanning van het schip.
(Slot volgt),