op Nieuw-Guinea.
Op bezoek bij de Papoea's
Indische brief
Interessante ontdekking in onzen
Indischen Archipel.
Van primitieve volken.
Vaccinatie tegen pokken.
Glimlachje
Zeuiileioit
SPORT VEREDELT....
Tegen voetballer 6 maanden
geëischt.
De Amsterdamsche officier van Justitie
requireerde gisteren tegen een speler van
Amstel Boys (Ouderkerk), die bij een
wedstrijd tegen M. T. S. S. (Amsterdam)
een speler ernstig had gewond, tot een
gevangenisstraf voor den tijd van zes
maanden.
De man, een achterspeler, die wegens
zyn ruw spel reeds herhaaldelijk was ge
waarschuwd, speelde na de rust in de
voorhoede. Óp zeker oogenblik sprong hij
Aet twee beenen op het been van de back
van de tgenpartij. Deze werd ernstig ge
wond en moest met een gebroken been
naar het ziekenhuis worden gebracht. Hij
verscheen ter zitting als getuige. Hij loopt
thans geruimen tijd na den wedstrijd nog
kreupel.
De officier van Justitie hield een scherp
requisitoir en zeide, dat spelers, als deze
verdachte, niet op het voetbalveld thuis
hooren, daar zij een lichamelijk gevaar
voer hun tegenpartij vormen. Verd. voer
de aan, dat hij niet met opzet had gehan
deld en dat het gebeurde aan een ongeluk
te wijten was.
EX-NOTARIS VOOR DE RECHTBANK.
Op Vrijdag 27 November zal de Am
sterdamsche ex-notaris K. voor de vierde
kamer van de rechtbank terecht staan,
verdacht van verduisteringen. Hij zal
worden verdedigd door mr. Th. Muller
Massis.
(Van onzen Indischen correspondent).
(Java) gewerkt en gewoond, 'k Had ber
gen beklommen, vulkanen gezien, genoten
van Java's schitterend mooie natuur,
belangstelling gehad voor het wel en wee
der bevolking, ik meende „Indië" te ken
nen, een „echt" Indischman te zyn.
In patria teruggekeerd, kwam ik in aan
raking met den oud-gezagvoerder der
K. P. M., den heer G Smit. Hy vertelde
van zyn vele reizen door den Indischen
Archipel. Hoe moeilijk en gevaarlijk die
reizen in „zijn* 'tyd waren! Goede zee
kaarten bestonden er niet. Van bebakening
was geen sprake! Radioverbindingen wa
ren er niet. Onbekende koraalriffen dreig
den overal. Zoekend en tastend met het
lood, „50 vaam ketting aan het uitgewor
pen anker voor zich" werd er vaak geva
ren. Soms kwam een met het plaatselijk
vaarwater bekend visscher aan boord om
den weg te wijzen. Maar er op vertrouwen
kon de gezagvoerder niet, want een groot
schip reageert heel anders op stroom en
gety dan een prauwtje; het kan riet plot
seling stoppen, loopt bij langzame vaart
toch vrij snel en dat alles wist de „loods"
niet. Dus was het voortdurend oppassen
om niet „op de steenen" te loopen! Want
gebeurde dit, dan was Leiden in last! Van
spoedige verbinding met de „bewoonde"
wereld was geen sprake! Het duurde da
gen, weken en weken voor berichten uit
die verre streken tot het „kantoor" (de
direct te Batavia) doordrongen. En wat
dan?
Het leven van den gezagvoerder was
moeilijk en zeer verantwoordelijk! Maar
het „varen" op die manier had voor den
zeeman, niettegenstaande of juist om die
verantwoordelijkheid, groote bekoring.
Ook het zoeken van nieuwe aanlegplaat
sen voor lading en het aanknoopen van
nieuwe connecties met de af schepers:
Chineezen, Arabieren enz. De voldoening,
thuis te komen met een vol schip was
groot! Toen was de gezagvoerder nog een
individu, kon hij toonen eer dan nu, wat
er in hem zat: goede zeemanschap, han
delsgeest, energie! Toen was de verhou
ding met de directie gemoedelijk, heel an
ders dan tegenwoordig, nu de Maatschap
pij groot is en die kameraadschappelijke
verhoudingen niet kunnen bestaan! Zoo
opende Smit een geheel nieuwe wereld,
waarvan ik als Java-man niets wist, het
bestaan niet besefte! Voor den Java-man
bestaat alléén Java. Ja, de Buitengewes
ten dragen hun omineusen naam wel met
recht! Thans na zooveel jaren is hierin
heel weinig verandering gekomen. Smit
nu, had er me zooveel merkwaardigs van
verteld, dat ik die onbekende oorden wilde
gaan zien. En ik heb het gedaan: 'k heb
drie jaren in die „Buitengewesten" ge
reisd en daarby ook het verste punt: „Me-
rauke" aan de Zd.kust van Nw.-Guinea
bezocht; ik heb de Kaja Kaja's gezien, de
vrienden van de paters Vertenten,
Geurtjens, v. d. Kolk om de pioniers
te noemen. Aan de hand van de boeken
door deze kenners van land en volk ge
schreven, zal ik wat van ze vertellen. Dit
valt mij des te gemakkelijker, omdat ik er
zelf geweest ben en de menschen voor mij
leven.
Hoe ik er toe kwam om naar Merauke
te gaan? Smit had er me van verteld en
ik had de noodkreten der Paters gehoord,
toen de bewoners van het land dreigden
uit te sterven. Ik weet wel, dat de alge-
meene meening der Westerlingen is, dat
dit uitsterven van primitieve menschen nu
eenmaal het lot is, dat op ze rust, maar ik
deel die tot fatalisme en gemoedsrust
stemmende geestehouding heelemaal
niet. Ik ging niet om dit u i t s t e r v i n g s-
proces eens van nabij te zien, neen ik
wilde kennis maken met het regenera
tieproces, dat zich toen al voltrok.
(Ik zal t.z.t. over het uitsterven van pri
mitieven een artikel schrijven).
De Kaja-Kaja's danken hun tegenwoor
dige opkomst aan de Paters, die net zoo
lang gejammerd hebben, tot hun stem in
Den Haag, Buitenzorg, Batavia, werd ver
nomen, dank zij het optreden van het 2de
Kamerlid, den heer Zadelhof, dien men
niet kon negeeren. Gaarne hun allen
hulde!"'
Maar ik dwaal af. Ik wilde vertellen
van de levende Kaja-Kajas'! Smit ver
telde me er van. Dat was nog vóór 1000,
toen er nog geen Bestuur was en geen
Missie. Toen ging er af en toe een boot
naar het verste punt van Zd.-Nw.-Guinea,
alleen voor vlagvertoon. Om wat in aan
raking te komen met de bewoners. Dan
lieten de gezagvoerders de menschen aan
boord komen, die ze in hun honger naar
ijzer gelukkig maakten met zware rooster
ijzers, en ook met tabak. Aan boord wer
den ze versierd met een flinke lik uit de
meniepot." De lezer weet, dat de zeeman
heel goede maatjes met menie is, dat zijn
bestaan onafscheidelijk met die roode ijzer-
beschuttende verfstof is verbonden, zoo
dat het hem natuurlijk heel groot genoe
gen deed te zien, dat de waardeering we-
aerzijdsch was. Maar nu moet ik toch even
mededeelen, wat Vertenten me vertelde,
om te laten zien hoe leuk en tevens hoe
goedig die wilden toch zijn! Kwamen de
met menie versierde Papoea's van boord
aan land terug, dan gingen ze onmiddel
lijk die verfstof verwijderen. Ze waren er
n.L heelemaal niet op gesteld! Maar hun
redeneering was: „Ja, die toewans, die
vinden dat opschilderen leuk! Ze doen ons
een genoegen met hun geschenken, wij
moeten beleefdheidshalve toch wel wat
terug doen en dan laten wij ons door hen
besmeeren, omdat de toewans dat zoo
prettig vinden."
Smit vertelde me ook van de scheepsoffi
cieren, die indertijd met 'n motorsloep aan
land waren gegaan (de boot zelf bleef
steeds met het oog op het zeer ondiepe
strand een gezichtver in zee liggen) met
het doel de Papoea's eens in hun eigen
omgeving te zien, maar waarvan er drie
niet waren teruggekeerd. Dit vooral bracht
onder de K. P. M.-familie, zooals te be
grijpen is, groote opschudding teweeg.
Waar er voor dit voorval nog altijd be
langstelling bestaat en het mij uit monde
linge gesprekken met te Bloemendaal wo
nende oud-gezagvoerders en -machinisten
gebleken is, dat men het rechte er van
niet weet, vertel ik, wat Pater Geurtjens
ei van in zyn boek mededeelt.
Vooraf een paar jaartallen om te laten
zien, hoe jong de geschiedenis van Zd.
Nw.-Guinea is. In 1895 had de laatste ver
deeling van het groote eiland plaats tus-
schen Engeland, Duitschland en Neder-
Bijna twintig jaren had ik te Semarang
land. Nederland kreeg de Westelijke helft,
een gebied, ongeveer 12 maal de grootte
van ons land. De bewoners van ons gebied
begaven zich herhaaldelijk naar Engelsch
territorium met het doel koppen te snel
len. Dit moest worden tegengegaan, waar
om er een militaire post by de grens werd
gevestigd, die in het begin met doodelijke
ziekten en groote bezwaren te kampen
had. In dien tijd bezochten de K. P. M -
booten af en toen ik meen ééns per één
of twee maanden, die streek met het doel
de bevolking te proviandeeren, eenig con
tract te zoeken met de bevolking. In 1899
verloren, zooals reeds is gemeld, bij zoo'n
gelegenheid 3 scheepsofficieren het leven.
De komst van een boot was voor de Ka
ja-Kaja's een heele gebeurtenis. Hoort ze
vertellen: „Er verscheen plotseling een
heele groote witte prauw in zee. Een vuur-
boot. Ze rookte. Er waren witte menschen
op, die rook uitbliezen en niet getrouwd
waren. We dachten, dat het geesten wa
ren. Ze zwaaiden net de hand en wenkten
maar. Ze gaven spijkers, messen, bijlen,
spiegeltjes en dekens. De vreugde was
groot. De grootste der blanke mannen
lachte vriendelijk en knikte al maar door.
zeggen kon hy niets. Hij had een dikke
buik. Toen gingen ze weer weg. Wij klom
men in de obomen om te zien waar ze
heen gingen: ver, ver; we zagen niets
meer." Door aanraking met die booten
kregen de Papoea's den naam „Kaja-Ka-
ja". Van uit hun lange booten, waarmee
ze het schip omzwermden, riepen ze voort
durend die woordjes de bemanning toe.
Deze verkeerde in de meening, dat ze mee
wilden zeggen hoe ze heetten, dat het de
naam van hun stam was. Later bleek, dat
ze er mee bedoelden te laten weten, dat
ze met vriendschappelijke bedoelingen
waren gekomen. Hun faitelijke naam, dat
bleek later, was: „aripd-anim". Maar de
naam „Kaja-Kaja is gebleven.
In December 1899 kwam er voor vlag
vertoon weer een boot. (Toen was de
tegenwoordige bestuursvestiging Merauke
nog niet gesticht). Het was de „Van Pel",
gezagvoerder Engelsman, thans bewoner
van Bloemendaal. Eenige dek- en machi
nekamer-officieren gingen in een motor
boot aan land naar de kampong. Het schip
zelf moest, omdat het strand er zoo vlak
is, ver in zee blijven liggen. Ze werden on
verhoeds aangevallen. Een drietal werd
vermoord en gesneld. De overigen konden
vluchtend de motorboot bereiken en ont
komen, zy het dan ook met gewonden. De
„koppen" werden volgens de regelen der
kunst toebereid en bewaard. Dit laatste
vernamen de Paters vele jaren na het
voorval. Ook de reden waarom de offi
cieren gedood waren. Het was uit wraak.
Een tijdje geleden was daar n.L een schip
geweest, waarvan de bemanning de men
schen aan boord had gelokt door ze zeer
vriendelijk te behandelen, hun tabak en
snuisterijen te geven. Maar plotseling was
het schip vertrokken. Enkele Papoea's
konden in zee springen, maar aan een
20-tal lukte dit niet. Ze werden meege
nomen en er is nooit weer iets van ze ver
nomen! Toen de „Van Pel" kwam, dachten
de menschen: „daar is weer zoo'n ro°ver
En toen ze de kans schoon zagen, hebben
ze wraak genomen over hun familieleden.
Dit zuivert de K. P. M.-officieren van on-
pepast optreden! Vermoedelijk is het
eerste schip een slavenhaler geweest. Sla
ven waren toen op verschillende eilanden
in die streken een zeer gezocht handels
artikel.
H. F. TILLEMA.
Dwang tot inenting wordt vol
komen gewettigd geacht.
In de morgenvergadering der medisch-
hygiënische sectie van het congres voor
openbare gezondheidsregeling (Centraal
Gezondheidscongres), gehouden te 's-Gra-
venhage den 3en October J.L is door den
directeur van het Instituut voor Praeven-
tieve Geneeskunde, J. P- Bijl, arts> het
vraagstuk „De vaccinatie tegen pokken" uit
voerig behandeld en toegelicht, tevens als
inleiding voor een algemeene gedachten-
wisseling over het standpunt, dat thans van
medische zijde behoort te worden ingeno
men om het pokkengevaar af te wenden.
Nadat spreker de beteekenis van de ont
dekking van Jenner in het laatst der acht
tiende eeuw had geschetst, toen aan de
pokziekte jaarlijks zoovele slachtoffers
stierven, en hij het wezen der koepokinen
ting, van het tegenwoordig gezichtspunt der
immuniteitsleer had uiteengezet, behandelde
hy de afwijkingen die zich kunnen voor
doen in het normale beloop van de reactie,
die volgt op de inenting met koepokstof,
voornamelijk bij kinderen, die blijkens de
opgedane ervaring der geneeskundigen
voor de kunstbewerking ongeschikt of min
der geschikt zijn. De eerste taak van den
arts, die een kind zal vaccineeren, ls das zich
te voren te overtuigen, dat de thans alge
meen aangenomen contra-indicaties in het
bepaalde geval niet aanwezig zijn, de ge
zondheidstoestand van dat kind dus geen
beletsel mag worden geacht te zijn.
Terwijl deze voorzorg ook in het begin
onzer eeuw door de artsen reeds meer en
meer in acht werd genomen, is sedert 1925
ook in ons land de aandacht gevallen op een
ziekte van het centrale zenuwstelsel met
name van de groote hersenen, die zich in
enkele gevallen ongeveer tien dagen na de
vaccinatie openbaart en niet altijd, maar
dikwijls doodelijk verloopt, de z.g. post-
vaccinale encephal'.tis. Het is aan de weten
schappelijke onderzoekers tot dusverre niet
gelukt de juiste oorzaak dier ziekte vast te
stellen of haar ontstaan met volstrekte
zekerheid te voorkomen, zoodat bij de in
enting alsnog rekening moet worden ge
houden met de mogelijkheid, hoe klein de
kans ook moge zijn, dat de vaccinatie een
nadeelig gevolg heeft in plaats van het groote
voordeel te brengen, dat men beoogt; on
vatbaar tegen de pokziekte, wanneer infec
tiegevaar mocht ontstaan door het binnen
sluipen van zieke of door pokken besmette
personen over onze landgrenzen of door het
verkeer ter zee. Dat inderdaad het gevaar
voor het ontstaan van een pokkenepidemie
elk jaar grooter wordt, werd door Dr. Bijl
nadrukkelijk aangetoond aan de hand van
cijfers. Terwijl thans per jaar in Nederland
ten minste 180.000 kinderen worden ge
boren, werden de laatste jaren telkens on
geveer 25.000 vaccinaties verricht; in 1935
werden slechts plm. 5100 kinderen beneden
twee jaar ingeënt. Omdat een zekere, hoe
wel geringe kans op het verkrijgen van
encephalitis door de vaccinatie niet kon wor
den ontkend, heeft de regeering in 1928 de
wettelijke verplichting, dat elk kind, by de
intrede in de lagere school een bewijs moet
toonen de vaccinatie te hebben ondergaan,
voor twee jaar opgeschort door een nood
wet; de laatste is in 1929, 1930, 1932 en 1934
telkens tijdelijk bestendigd en zal nu 31
Dec. 1936 automatisch vervallen, tenzij de
regeering van de Staten-Generaal opnieuw
verlenging van den termijn der geldigheid
verkrijgt. Evenwel hoe langer de termijn
wordt, die nu reeds zeven jaren heeft ge
duurd, hoe siechter de z.g. vaccinatie
toestand der Nederlandsche bevolking
wordt.
Want afgezien van het jaar 1929, toen on
verwachts uitbreiding van een ontstane pok
kenepidemie dreigde en er op groote schaal
in ons land is gevaccineerd, is het aant
vrywillige eerste inentingen by kindere
beneden den leeftijd van 6 jaren slechts 0
geveer een zesde deel geweest van vroeg
nn/vflnt »non Irnri horol/nnnn ^«4
zoodat men kan berekenen dat van de k
deren, die in 1937 de scholen van het vo"1"
bereidend onderwys of die de eerste, tweed"
en derde klasse van de lagere school zuy
bezoeken, grootendeels niet gevaccineerd
dus vatbaar voor de pokziekte zyn, in<p
deze zich plotseling mocht vertoonen en uSt*
breiden. De „vaccinatie-toestand" van h
Nederlandsche volk is reeds geheel 0nv
doende geworden. Daartegenover staat dat
zooals gebleken is, het gevaar om door v
cinatie encephalitis te krygen uiterst klehï
is, voornameiyk wanneer ingeent wordt
den leeftyd tusschen drie maanden en t °P
jaar; volgens de geneeskundige statistiek
van ons land bleek die dan 1 0p 20 onn
inentingen te zyn, terwyi de kans met h*
stygen van den kinderleeftyd toeneemt
Sterftegevallen zyn in ons land by patiënte
beneden twee Jaar niet voorgekomen.
Dr.. Byi kwam in zyn betoog tot de slot
som, dat ieder arts volkomen verantwoord
is de ouders aan te raden hun kind te doen
vaccineeren, indien het daartoe op den leef
tyd beneden twee jaar geschikt is bevon
den, en liefst in het eerste levensjaar na
dat de eerste drie maanden zyn voorbijge
gaan. En indien men bedenkt, welke gevaü
ren de pokziekte oplevert niet alleen voor
de niet gevaccineerde persoon zelf, indien
hy wordt aangetast, maar voor zyn naaste
niet immune omgeving en vervolgens voor
de geheele niet immune bevolking van het
land, zoodra daar een epidemie gaat woe
den, dan vraagt men zich af, of de tegen
woordige toestand van passiviteit, van af
wachten, langer mag voortduren en of er
niet meer gehandeld moet worden dan het
verrichten van een 25.000 tal vaccinaties per
jaar, die vrywillig geschieden.
Het niet inenten van jonge kinderen is
misschien voor een deel het gevolg van de
aarzeling der artsen, om de verantwoorde
lijkheid in een bepaald geval geheel te dra
gen, wanneer de ouders niet voldoende in
zicht in het vraagstuk toonen te bezitten.
Positieve voorlichting en een vaste koers
van overheidswege zyn zeer gewenacht. De
medicus kan daaraan moreelen steun ver-
leenen by xyn aandringen op vaccinatie cn
de bevolking zal vertrouwen op het wijze
inzicht der Overheid. Men zal overtuigd
zyn, dat deze niet tot indirecten of directen
dwang overgaat, indien dit medisch niet
volkomen geoorloofd is. Dat laatste nu it
volgens dr. Byi thans wel het gevaL
Aan het plotseling herstellen van den in
directen dwang op 1 Januari 1937 is het
groote bezwaar verbonden, dat dan een
vaccinatie en massa noodig zal zijn, waar
door allicht de voorzorgen minder zorgvul
dig in acht zouden kunnen worden genomen
en enkele nieuwe encephalitisgevallea bij
oudere kinderen zouden weder afschrikken.
Een dwang, die geleidelijk werkt, hetzij :n-
direct, hetzy direct, zou van medisch stand
punt zeker zyn aan te bevelen en de volks
gezondheid kan daarby worden ontzien
Nee, ik heb Je scheerkwast
niet gezien!"
door RICHARD STARR
Vertaald door A.R1EWERD.
1)
HOOFDSTUK I.
Tessa gaat naar bed.
Tessa Fisher zeide Paul Harvey goeden
nacht en kreeg op den drempel van de
deur een kus van hem.
Dat wil zeggen, dat zy op den mond ge
kust werd, terwijl zy op den drempel
stond met Paul natuurlijk. Het is wel
eens goed zulke dingen duidelijk te vertel
len.
Het was in geen enkele beteekenis van
het woord een wat men noemt hartstochte
lijke kus of iets, wat daarop leek. Ten
minste niet van Tessa's ként. Het was al
leen maar een kus, en niets anders.
En toen die gegeven was, bleef Tessa
op de bovenste trede van de stoep staan
en wuifde plichtmatig met de hand, totdat
Paul, die op goed geluk achteruit liep, het
schijnsel van de eerste straatlantaarn
voorby was. Waarna de duisternis Paul
verzwolg en Tessa zich naar de deur keer
de.
Zy zuchtte licht. Goed beschouwd, klonk
die zucht, alsof zy teleurgesteld was. En
terwyi zy zich met haar huissleutel toe
gang verschafte tot het pension van mrs.
Elizabeth Potts, veegde zij haar mond on
willekeurig met den rug van haar hand af.
Van die soort waren Paula kussen. Dit ge
tuigde misschien niet van goede manieren,
maar zy kon moeilyk by haar zakdoek
komen, en bovendien wist zy niet, dat zy
het deed.
Zy riep mrs. Elizabeth Potts onder het
naar boven gaan een vrooiyk goeden nacht
toe en kreeg met een begrafenisstem ant
woord van de benedenverdieping.
Toen zy halfweg de derde verdieping
was, ontmoette zy mr. Banks. Hy kwam
de trap af. Tessa gaf een gilletje en rende
naar het portaal terug.
„Wat is er?" vroeg mr. Banks grinnikend.
„Ik zal je niet zoenen".
„Dat weet ik", antwoordde Tessa met een
flikkering in haar blauwe oogen. „Maar
het brengt ongeluk, op de trap Iemand te
kruisen. Dat weet iedereen".
„Myn lieve kind, je gelooft toch niet aan
zulken onzin?"
„Nu, het kan wel zyn, dat er niets in
steekt", antwoordde Tessa, „maar ik hou
me liever aan den veiligen kant by zulke
kleinigheden, die geen last veroorzaken.
Onder ladders doorloopen enzoovoort. Ik
kan, als het niet bepaald noodig is, geen
risico loopen. En nu we het er toch over
hebben, mr. Banks, zal het mij genoegen
doen als u my niet uw lieve kind noemt.
Misschien ben ik een lief kind ik hoop,
dat ik het ben. Maar niet van u".
„O, goed", zei Banks stijf. „Ik bedoel er
niets mee. Het was maar by wyze van
spreken".
„Het doet er natuurlijk niets toe, als het
by toeval was, maar ik vond, dat ik het u
maar moest zeggen, voordat het een ge
woonte wordt. O, en dan is er nog iets
anders".
„Wat iets anders", bromde Banks. „Wat
heb ik nu weer gedaan!"
„Wilt u alsjeblieft myn spons niet ge
bruiken? Gistermorgen liet ik ze by onge
luk in de badkamer liggen, en toen hebt u
ze gebruikt".
„Ik wist niet, dat het uw spons was".
„U wist wel, dat het niet de uwe was. En
ik kan niet aannemen, dat u dacht, dat
mrs. Potts plotseling een spons voor alge
meen gebruik had gegeven, want u weet
heel goed, dat zy zoo niet ls".
„Wel, het spijt my, miss Fisher".
„Het is in orde, mr. Banks, als u het niet
meer doet. Ik ben eigenaardig op dat punt,
ziet u. Ik heb myn eigen spons, en houdt
er niet van, dat een ander ze gebruikt.
Ik bedoel, dat een spons in zekere mate
iets particuliers is. Goeden nacht, mr.
Banks".
Hy was klerk en werkte, zooals mrs.
Potts zeide, op een verzekeringskantoor.
Zyn kamer lag juist onder die van Tessa,
en de eenige badkamer in het huis lag op
zijn verdieping. Tessa vond, dat zy voor
zichtig moest zyn met hem. Hij scheen te
denken, dat hy, alleen omdat zy kellnerin
in een tearoom was, naar eigen verkiezing
aardigheden met haar kon uithalen. En
Tessa was van plan hem te toonen, dat er
dingen waren, waarvan hy niet op de
hoogte was, als het tearoom-meisjes be
trof.
Tessa sliep onder het dak, en als u ooit
onmiddellijk onder de dakpannen hebt ge
slapen, zooals Tessa, zult u weten, dat het
er in November, als er kille nevels en
nachtvorsten zyn, erg koud is, en erg heet,
als hittegolven aan de orde van den dag
zyn. De eenige werkelijke verdienste er
van is, dat het er gewoonlijk goedkoop is.
Onder het dak dus, in de koude kilheid
van een Novemberavond, maakte Tessa
zich gereed naar bed te gaan. Zooals zy al
vanaf haar prille jeugd gewend was, kniel
de zy voor het bed neer en bad.
Dit gebed was in ruime mate een dank
zegging aan God. Zy vergat nooit, dat er
heel wat was, waarvoor zy dankbaar moest
zyn. Zy was gezond en betrekkelijk nog
jong zij moest nog negentien worden
Zij geloode in jeugd. Ook was zy niet dik
of kaal, of scheel of gebocheld, en een van
die gebreken had zy toch best kunnen
hebben, als ze onder een minder gunstig
gesternte geboren was.
Zy was integendeel slank en recht van
leden, en al mocht ze dan geen bepaalde
schoonheid zyn, ze was er toch eerlijk van
overtuigd, dat geen enkele man misbaar
zou maken en aanvallen van woede zou
krygen, als hy zich met haar alleen op 'n
onbewoond eiland zou bevinden.
En zij had een goede vaste betrekking,
die haar, na aftrek van de kosten voor haar
uniform en zegels, twee en twintig shelling
per week opbracht. Een bepaalde maaltij
den gratis de hoofdmaaltijden van den
dag. Met wat overleg kon een meisje bij
die vrye maaltijden genoeg voedsel ge
bruiken, om er de rest van de vier en twin
tig uren genoeg aan te hebben.
Ge, zi®t dus> dat zij reden had tot dank-
aan'hot dan °ok dankbaa''- En
aan het eind van haar gebed vroeg zy God
En ze waren dien prijs wel waard
-fT. Zkh een beetJe en borstelde
in gedachten verzonken, haar haar Ieder
een weet, dat, als men vergiffenis vraagt
voor iets er ook verondersteld wordt d£
men er behoorlyk spyt over heeft. Dat
spreekt vanzelf, en is pi van de grond
slagen, waarop een gebST is gevestigd ot
tenminste moest zyn gevestigd.
Maar zy had geen spyt over die kousen.
Zy was juist ontzaggelijk biy. Ze waren
beeldig. Heel dun en fyn; van een prach
tige amberkleur met een gouden schijn.
Natuurlijk geen kousen, om er op een mod-
derigen dag mee uit te gaan, maar ze wa
ren er op berekend, charme te verleenen
aan een avondtoilet en er een overwegend
deel van uit te maken. Geen meisje, dat
hart bezat, kon er naar kyken, zonder den
adem in te houden. En bovendien
waren goedkoop voor drie gulden vijf en
vijftig cents.
Gewoonlyk sprong Tessa zuinig met haar
geld om, hoewel zy zoo goed mogelUk voor
den dag kwam. Men moet wel zuinig ziln'
als men twee en twintig shelling in e
week verdient, zelfs al heeft men de hoofd
maaltijden vry.
Maar zy moest toegeven, dat zij °P
punt van zijden of half zijden kousen bui
tensporig was. O ja en op het punt ,Y?\
sponsen ook. Zy had vier gulden vyf«»
voor haar spons betaald. Maar zoo'n spons
gebruikt men dan ook een heelen tyd.
Zyden kousen duren niet een heelen u
Maar bedenk eens, wat men voor die
gave terug krygtl s
Tessa vroeg zich dikwijls af hoe mei j
het toch klaar speelden met hetgeen
leven genoemd wordt, en wat voor ple
zü er in konden hebben, zoo lang zoo"
als zijden kousen nog niet in het
van de groote menigte viel.
(Wordt verv
olgd