op Nieuw-Guinea. Op bezoek bij de Papoea's Indische brief Interessante ontdekking in onzen Indischen Archipel. Van primitieve volken. Vaccinatie tegen pokken. Glimlachje Zeuiileioit SPORT VEREDELT.... Tegen voetballer 6 maanden geëischt. De Amsterdamsche officier van Justitie requireerde gisteren tegen een speler van Amstel Boys (Ouderkerk), die bij een wedstrijd tegen M. T. S. S. (Amsterdam) een speler ernstig had gewond, tot een gevangenisstraf voor den tijd van zes maanden. De man, een achterspeler, die wegens zyn ruw spel reeds herhaaldelijk was ge waarschuwd, speelde na de rust in de voorhoede. Óp zeker oogenblik sprong hij Aet twee beenen op het been van de back van de tgenpartij. Deze werd ernstig ge wond en moest met een gebroken been naar het ziekenhuis worden gebracht. Hij verscheen ter zitting als getuige. Hij loopt thans geruimen tijd na den wedstrijd nog kreupel. De officier van Justitie hield een scherp requisitoir en zeide, dat spelers, als deze verdachte, niet op het voetbalveld thuis hooren, daar zij een lichamelijk gevaar voer hun tegenpartij vormen. Verd. voer de aan, dat hij niet met opzet had gehan deld en dat het gebeurde aan een ongeluk te wijten was. EX-NOTARIS VOOR DE RECHTBANK. Op Vrijdag 27 November zal de Am sterdamsche ex-notaris K. voor de vierde kamer van de rechtbank terecht staan, verdacht van verduisteringen. Hij zal worden verdedigd door mr. Th. Muller Massis. (Van onzen Indischen correspondent). (Java) gewerkt en gewoond, 'k Had ber gen beklommen, vulkanen gezien, genoten van Java's schitterend mooie natuur, belangstelling gehad voor het wel en wee der bevolking, ik meende „Indië" te ken nen, een „echt" Indischman te zyn. In patria teruggekeerd, kwam ik in aan raking met den oud-gezagvoerder der K. P. M., den heer G Smit. Hy vertelde van zyn vele reizen door den Indischen Archipel. Hoe moeilijk en gevaarlijk die reizen in „zijn* 'tyd waren! Goede zee kaarten bestonden er niet. Van bebakening was geen sprake! Radioverbindingen wa ren er niet. Onbekende koraalriffen dreig den overal. Zoekend en tastend met het lood, „50 vaam ketting aan het uitgewor pen anker voor zich" werd er vaak geva ren. Soms kwam een met het plaatselijk vaarwater bekend visscher aan boord om den weg te wijzen. Maar er op vertrouwen kon de gezagvoerder niet, want een groot schip reageert heel anders op stroom en gety dan een prauwtje; het kan riet plot seling stoppen, loopt bij langzame vaart toch vrij snel en dat alles wist de „loods" niet. Dus was het voortdurend oppassen om niet „op de steenen" te loopen! Want gebeurde dit, dan was Leiden in last! Van spoedige verbinding met de „bewoonde" wereld was geen sprake! Het duurde da gen, weken en weken voor berichten uit die verre streken tot het „kantoor" (de direct te Batavia) doordrongen. En wat dan? Het leven van den gezagvoerder was moeilijk en zeer verantwoordelijk! Maar het „varen" op die manier had voor den zeeman, niettegenstaande of juist om die verantwoordelijkheid, groote bekoring. Ook het zoeken van nieuwe aanlegplaat sen voor lading en het aanknoopen van nieuwe connecties met de af schepers: Chineezen, Arabieren enz. De voldoening, thuis te komen met een vol schip was groot! Toen was de gezagvoerder nog een individu, kon hij toonen eer dan nu, wat er in hem zat: goede zeemanschap, han delsgeest, energie! Toen was de verhou ding met de directie gemoedelijk, heel an ders dan tegenwoordig, nu de Maatschap pij groot is en die kameraadschappelijke verhoudingen niet kunnen bestaan! Zoo opende Smit een geheel nieuwe wereld, waarvan ik als Java-man niets wist, het bestaan niet besefte! Voor den Java-man bestaat alléén Java. Ja, de Buitengewes ten dragen hun omineusen naam wel met recht! Thans na zooveel jaren is hierin heel weinig verandering gekomen. Smit nu, had er me zooveel merkwaardigs van verteld, dat ik die onbekende oorden wilde gaan zien. En ik heb het gedaan: 'k heb drie jaren in die „Buitengewesten" ge reisd en daarby ook het verste punt: „Me- rauke" aan de Zd.kust van Nw.-Guinea bezocht; ik heb de Kaja Kaja's gezien, de vrienden van de paters Vertenten, Geurtjens, v. d. Kolk om de pioniers te noemen. Aan de hand van de boeken door deze kenners van land en volk ge schreven, zal ik wat van ze vertellen. Dit valt mij des te gemakkelijker, omdat ik er zelf geweest ben en de menschen voor mij leven. Hoe ik er toe kwam om naar Merauke te gaan? Smit had er me van verteld en ik had de noodkreten der Paters gehoord, toen de bewoners van het land dreigden uit te sterven. Ik weet wel, dat de alge- meene meening der Westerlingen is, dat dit uitsterven van primitieve menschen nu eenmaal het lot is, dat op ze rust, maar ik deel die tot fatalisme en gemoedsrust stemmende geestehouding heelemaal niet. Ik ging niet om dit u i t s t e r v i n g s- proces eens van nabij te zien, neen ik wilde kennis maken met het regenera tieproces, dat zich toen al voltrok. (Ik zal t.z.t. over het uitsterven van pri mitieven een artikel schrijven). De Kaja-Kaja's danken hun tegenwoor dige opkomst aan de Paters, die net zoo lang gejammerd hebben, tot hun stem in Den Haag, Buitenzorg, Batavia, werd ver nomen, dank zij het optreden van het 2de Kamerlid, den heer Zadelhof, dien men niet kon negeeren. Gaarne hun allen hulde!"' Maar ik dwaal af. Ik wilde vertellen van de levende Kaja-Kajas'! Smit ver telde me er van. Dat was nog vóór 1000, toen er nog geen Bestuur was en geen Missie. Toen ging er af en toe een boot naar het verste punt van Zd.-Nw.-Guinea, alleen voor vlagvertoon. Om wat in aan raking te komen met de bewoners. Dan lieten de gezagvoerders de menschen aan boord komen, die ze in hun honger naar ijzer gelukkig maakten met zware rooster ijzers, en ook met tabak. Aan boord wer den ze versierd met een flinke lik uit de meniepot." De lezer weet, dat de zeeman heel goede maatjes met menie is, dat zijn bestaan onafscheidelijk met die roode ijzer- beschuttende verfstof is verbonden, zoo dat het hem natuurlijk heel groot genoe gen deed te zien, dat de waardeering we- aerzijdsch was. Maar nu moet ik toch even mededeelen, wat Vertenten me vertelde, om te laten zien hoe leuk en tevens hoe goedig die wilden toch zijn! Kwamen de met menie versierde Papoea's van boord aan land terug, dan gingen ze onmiddel lijk die verfstof verwijderen. Ze waren er n.L heelemaal niet op gesteld! Maar hun redeneering was: „Ja, die toewans, die vinden dat opschilderen leuk! Ze doen ons een genoegen met hun geschenken, wij moeten beleefdheidshalve toch wel wat terug doen en dan laten wij ons door hen besmeeren, omdat de toewans dat zoo prettig vinden." Smit vertelde me ook van de scheepsoffi cieren, die indertijd met 'n motorsloep aan land waren gegaan (de boot zelf bleef steeds met het oog op het zeer ondiepe strand een gezichtver in zee liggen) met het doel de Papoea's eens in hun eigen omgeving te zien, maar waarvan er drie niet waren teruggekeerd. Dit vooral bracht onder de K. P. M.-familie, zooals te be grijpen is, groote opschudding teweeg. Waar er voor dit voorval nog altijd be langstelling bestaat en het mij uit monde linge gesprekken met te Bloemendaal wo nende oud-gezagvoerders en -machinisten gebleken is, dat men het rechte er van niet weet, vertel ik, wat Pater Geurtjens ei van in zyn boek mededeelt. Vooraf een paar jaartallen om te laten zien, hoe jong de geschiedenis van Zd. Nw.-Guinea is. In 1895 had de laatste ver deeling van het groote eiland plaats tus- schen Engeland, Duitschland en Neder- Bijna twintig jaren had ik te Semarang land. Nederland kreeg de Westelijke helft, een gebied, ongeveer 12 maal de grootte van ons land. De bewoners van ons gebied begaven zich herhaaldelijk naar Engelsch territorium met het doel koppen te snel len. Dit moest worden tegengegaan, waar om er een militaire post by de grens werd gevestigd, die in het begin met doodelijke ziekten en groote bezwaren te kampen had. In dien tijd bezochten de K. P. M - booten af en toen ik meen ééns per één of twee maanden, die streek met het doel de bevolking te proviandeeren, eenig con tract te zoeken met de bevolking. In 1899 verloren, zooals reeds is gemeld, bij zoo'n gelegenheid 3 scheepsofficieren het leven. De komst van een boot was voor de Ka ja-Kaja's een heele gebeurtenis. Hoort ze vertellen: „Er verscheen plotseling een heele groote witte prauw in zee. Een vuur- boot. Ze rookte. Er waren witte menschen op, die rook uitbliezen en niet getrouwd waren. We dachten, dat het geesten wa ren. Ze zwaaiden net de hand en wenkten maar. Ze gaven spijkers, messen, bijlen, spiegeltjes en dekens. De vreugde was groot. De grootste der blanke mannen lachte vriendelijk en knikte al maar door. zeggen kon hy niets. Hij had een dikke buik. Toen gingen ze weer weg. Wij klom men in de obomen om te zien waar ze heen gingen: ver, ver; we zagen niets meer." Door aanraking met die booten kregen de Papoea's den naam „Kaja-Ka- ja". Van uit hun lange booten, waarmee ze het schip omzwermden, riepen ze voort durend die woordjes de bemanning toe. Deze verkeerde in de meening, dat ze mee wilden zeggen hoe ze heetten, dat het de naam van hun stam was. Later bleek, dat ze er mee bedoelden te laten weten, dat ze met vriendschappelijke bedoelingen waren gekomen. Hun faitelijke naam, dat bleek later, was: „aripd-anim". Maar de naam „Kaja-Kaja is gebleven. In December 1899 kwam er voor vlag vertoon weer een boot. (Toen was de tegenwoordige bestuursvestiging Merauke nog niet gesticht). Het was de „Van Pel", gezagvoerder Engelsman, thans bewoner van Bloemendaal. Eenige dek- en machi nekamer-officieren gingen in een motor boot aan land naar de kampong. Het schip zelf moest, omdat het strand er zoo vlak is, ver in zee blijven liggen. Ze werden on verhoeds aangevallen. Een drietal werd vermoord en gesneld. De overigen konden vluchtend de motorboot bereiken en ont komen, zy het dan ook met gewonden. De „koppen" werden volgens de regelen der kunst toebereid en bewaard. Dit laatste vernamen de Paters vele jaren na het voorval. Ook de reden waarom de offi cieren gedood waren. Het was uit wraak. Een tijdje geleden was daar n.L een schip geweest, waarvan de bemanning de men schen aan boord had gelokt door ze zeer vriendelijk te behandelen, hun tabak en snuisterijen te geven. Maar plotseling was het schip vertrokken. Enkele Papoea's konden in zee springen, maar aan een 20-tal lukte dit niet. Ze werden meege nomen en er is nooit weer iets van ze ver nomen! Toen de „Van Pel" kwam, dachten de menschen: „daar is weer zoo'n ro°ver En toen ze de kans schoon zagen, hebben ze wraak genomen over hun familieleden. Dit zuivert de K. P. M.-officieren van on- pepast optreden! Vermoedelijk is het eerste schip een slavenhaler geweest. Sla ven waren toen op verschillende eilanden in die streken een zeer gezocht handels artikel. H. F. TILLEMA. Dwang tot inenting wordt vol komen gewettigd geacht. In de morgenvergadering der medisch- hygiënische sectie van het congres voor openbare gezondheidsregeling (Centraal Gezondheidscongres), gehouden te 's-Gra- venhage den 3en October J.L is door den directeur van het Instituut voor Praeven- tieve Geneeskunde, J. P- Bijl, arts> het vraagstuk „De vaccinatie tegen pokken" uit voerig behandeld en toegelicht, tevens als inleiding voor een algemeene gedachten- wisseling over het standpunt, dat thans van medische zijde behoort te worden ingeno men om het pokkengevaar af te wenden. Nadat spreker de beteekenis van de ont dekking van Jenner in het laatst der acht tiende eeuw had geschetst, toen aan de pokziekte jaarlijks zoovele slachtoffers stierven, en hij het wezen der koepokinen ting, van het tegenwoordig gezichtspunt der immuniteitsleer had uiteengezet, behandelde hy de afwijkingen die zich kunnen voor doen in het normale beloop van de reactie, die volgt op de inenting met koepokstof, voornamelijk bij kinderen, die blijkens de opgedane ervaring der geneeskundigen voor de kunstbewerking ongeschikt of min der geschikt zijn. De eerste taak van den arts, die een kind zal vaccineeren, ls das zich te voren te overtuigen, dat de thans alge meen aangenomen contra-indicaties in het bepaalde geval niet aanwezig zijn, de ge zondheidstoestand van dat kind dus geen beletsel mag worden geacht te zijn. Terwijl deze voorzorg ook in het begin onzer eeuw door de artsen reeds meer en meer in acht werd genomen, is sedert 1925 ook in ons land de aandacht gevallen op een ziekte van het centrale zenuwstelsel met name van de groote hersenen, die zich in enkele gevallen ongeveer tien dagen na de vaccinatie openbaart en niet altijd, maar dikwijls doodelijk verloopt, de z.g. post- vaccinale encephal'.tis. Het is aan de weten schappelijke onderzoekers tot dusverre niet gelukt de juiste oorzaak dier ziekte vast te stellen of haar ontstaan met volstrekte zekerheid te voorkomen, zoodat bij de in enting alsnog rekening moet worden ge houden met de mogelijkheid, hoe klein de kans ook moge zijn, dat de vaccinatie een nadeelig gevolg heeft in plaats van het groote voordeel te brengen, dat men beoogt; on vatbaar tegen de pokziekte, wanneer infec tiegevaar mocht ontstaan door het binnen sluipen van zieke of door pokken besmette personen over onze landgrenzen of door het verkeer ter zee. Dat inderdaad het gevaar voor het ontstaan van een pokkenepidemie elk jaar grooter wordt, werd door Dr. Bijl nadrukkelijk aangetoond aan de hand van cijfers. Terwijl thans per jaar in Nederland ten minste 180.000 kinderen worden ge boren, werden de laatste jaren telkens on geveer 25.000 vaccinaties verricht; in 1935 werden slechts plm. 5100 kinderen beneden twee jaar ingeënt. Omdat een zekere, hoe wel geringe kans op het verkrijgen van encephalitis door de vaccinatie niet kon wor den ontkend, heeft de regeering in 1928 de wettelijke verplichting, dat elk kind, by de intrede in de lagere school een bewijs moet toonen de vaccinatie te hebben ondergaan, voor twee jaar opgeschort door een nood wet; de laatste is in 1929, 1930, 1932 en 1934 telkens tijdelijk bestendigd en zal nu 31 Dec. 1936 automatisch vervallen, tenzij de regeering van de Staten-Generaal opnieuw verlenging van den termijn der geldigheid verkrijgt. Evenwel hoe langer de termijn wordt, die nu reeds zeven jaren heeft ge duurd, hoe siechter de z.g. vaccinatie toestand der Nederlandsche bevolking wordt. Want afgezien van het jaar 1929, toen on verwachts uitbreiding van een ontstane pok kenepidemie dreigde en er op groote schaal in ons land is gevaccineerd, is het aant vrywillige eerste inentingen by kindere beneden den leeftijd van 6 jaren slechts 0 geveer een zesde deel geweest van vroeg nn/vflnt »non Irnri horol/nnnn ^«4 zoodat men kan berekenen dat van de k deren, die in 1937 de scholen van het vo"1" bereidend onderwys of die de eerste, tweed" en derde klasse van de lagere school zuy bezoeken, grootendeels niet gevaccineerd dus vatbaar voor de pokziekte zyn, in<p deze zich plotseling mocht vertoonen en uSt* breiden. De „vaccinatie-toestand" van h Nederlandsche volk is reeds geheel 0nv doende geworden. Daartegenover staat dat zooals gebleken is, het gevaar om door v cinatie encephalitis te krygen uiterst klehï is, voornameiyk wanneer ingeent wordt den leeftyd tusschen drie maanden en t °P jaar; volgens de geneeskundige statistiek van ons land bleek die dan 1 0p 20 onn inentingen te zyn, terwyi de kans met h* stygen van den kinderleeftyd toeneemt Sterftegevallen zyn in ons land by patiënte beneden twee Jaar niet voorgekomen. Dr.. Byi kwam in zyn betoog tot de slot som, dat ieder arts volkomen verantwoord is de ouders aan te raden hun kind te doen vaccineeren, indien het daartoe op den leef tyd beneden twee jaar geschikt is bevon den, en liefst in het eerste levensjaar na dat de eerste drie maanden zyn voorbijge gaan. En indien men bedenkt, welke gevaü ren de pokziekte oplevert niet alleen voor de niet gevaccineerde persoon zelf, indien hy wordt aangetast, maar voor zyn naaste niet immune omgeving en vervolgens voor de geheele niet immune bevolking van het land, zoodra daar een epidemie gaat woe den, dan vraagt men zich af, of de tegen woordige toestand van passiviteit, van af wachten, langer mag voortduren en of er niet meer gehandeld moet worden dan het verrichten van een 25.000 tal vaccinaties per jaar, die vrywillig geschieden. Het niet inenten van jonge kinderen is misschien voor een deel het gevolg van de aarzeling der artsen, om de verantwoorde lijkheid in een bepaald geval geheel te dra gen, wanneer de ouders niet voldoende in zicht in het vraagstuk toonen te bezitten. Positieve voorlichting en een vaste koers van overheidswege zyn zeer gewenacht. De medicus kan daaraan moreelen steun ver- leenen by xyn aandringen op vaccinatie cn de bevolking zal vertrouwen op het wijze inzicht der Overheid. Men zal overtuigd zyn, dat deze niet tot indirecten of directen dwang overgaat, indien dit medisch niet volkomen geoorloofd is. Dat laatste nu it volgens dr. Byi thans wel het gevaL Aan het plotseling herstellen van den in directen dwang op 1 Januari 1937 is het groote bezwaar verbonden, dat dan een vaccinatie en massa noodig zal zijn, waar door allicht de voorzorgen minder zorgvul dig in acht zouden kunnen worden genomen en enkele nieuwe encephalitisgevallea bij oudere kinderen zouden weder afschrikken. Een dwang, die geleidelijk werkt, hetzij :n- direct, hetzy direct, zou van medisch stand punt zeker zyn aan te bevelen en de volks gezondheid kan daarby worden ontzien Nee, ik heb Je scheerkwast niet gezien!" door RICHARD STARR Vertaald door A.R1EWERD. 1) HOOFDSTUK I. Tessa gaat naar bed. Tessa Fisher zeide Paul Harvey goeden nacht en kreeg op den drempel van de deur een kus van hem. Dat wil zeggen, dat zy op den mond ge kust werd, terwijl zy op den drempel stond met Paul natuurlijk. Het is wel eens goed zulke dingen duidelijk te vertel len. Het was in geen enkele beteekenis van het woord een wat men noemt hartstochte lijke kus of iets, wat daarop leek. Ten minste niet van Tessa's ként. Het was al leen maar een kus, en niets anders. En toen die gegeven was, bleef Tessa op de bovenste trede van de stoep staan en wuifde plichtmatig met de hand, totdat Paul, die op goed geluk achteruit liep, het schijnsel van de eerste straatlantaarn voorby was. Waarna de duisternis Paul verzwolg en Tessa zich naar de deur keer de. Zy zuchtte licht. Goed beschouwd, klonk die zucht, alsof zy teleurgesteld was. En terwyi zy zich met haar huissleutel toe gang verschafte tot het pension van mrs. Elizabeth Potts, veegde zij haar mond on willekeurig met den rug van haar hand af. Van die soort waren Paula kussen. Dit ge tuigde misschien niet van goede manieren, maar zy kon moeilyk by haar zakdoek komen, en bovendien wist zy niet, dat zy het deed. Zy riep mrs. Elizabeth Potts onder het naar boven gaan een vrooiyk goeden nacht toe en kreeg met een begrafenisstem ant woord van de benedenverdieping. Toen zy halfweg de derde verdieping was, ontmoette zy mr. Banks. Hy kwam de trap af. Tessa gaf een gilletje en rende naar het portaal terug. „Wat is er?" vroeg mr. Banks grinnikend. „Ik zal je niet zoenen". „Dat weet ik", antwoordde Tessa met een flikkering in haar blauwe oogen. „Maar het brengt ongeluk, op de trap Iemand te kruisen. Dat weet iedereen". „Myn lieve kind, je gelooft toch niet aan zulken onzin?" „Nu, het kan wel zyn, dat er niets in steekt", antwoordde Tessa, „maar ik hou me liever aan den veiligen kant by zulke kleinigheden, die geen last veroorzaken. Onder ladders doorloopen enzoovoort. Ik kan, als het niet bepaald noodig is, geen risico loopen. En nu we het er toch over hebben, mr. Banks, zal het mij genoegen doen als u my niet uw lieve kind noemt. Misschien ben ik een lief kind ik hoop, dat ik het ben. Maar niet van u". „O, goed", zei Banks stijf. „Ik bedoel er niets mee. Het was maar by wyze van spreken". „Het doet er natuurlijk niets toe, als het by toeval was, maar ik vond, dat ik het u maar moest zeggen, voordat het een ge woonte wordt. O, en dan is er nog iets anders". „Wat iets anders", bromde Banks. „Wat heb ik nu weer gedaan!" „Wilt u alsjeblieft myn spons niet ge bruiken? Gistermorgen liet ik ze by onge luk in de badkamer liggen, en toen hebt u ze gebruikt". „Ik wist niet, dat het uw spons was". „U wist wel, dat het niet de uwe was. En ik kan niet aannemen, dat u dacht, dat mrs. Potts plotseling een spons voor alge meen gebruik had gegeven, want u weet heel goed, dat zy zoo niet ls". „Wel, het spijt my, miss Fisher". „Het is in orde, mr. Banks, als u het niet meer doet. Ik ben eigenaardig op dat punt, ziet u. Ik heb myn eigen spons, en houdt er niet van, dat een ander ze gebruikt. Ik bedoel, dat een spons in zekere mate iets particuliers is. Goeden nacht, mr. Banks". Hy was klerk en werkte, zooals mrs. Potts zeide, op een verzekeringskantoor. Zyn kamer lag juist onder die van Tessa, en de eenige badkamer in het huis lag op zijn verdieping. Tessa vond, dat zy voor zichtig moest zyn met hem. Hij scheen te denken, dat hy, alleen omdat zy kellnerin in een tearoom was, naar eigen verkiezing aardigheden met haar kon uithalen. En Tessa was van plan hem te toonen, dat er dingen waren, waarvan hy niet op de hoogte was, als het tearoom-meisjes be trof. Tessa sliep onder het dak, en als u ooit onmiddellijk onder de dakpannen hebt ge slapen, zooals Tessa, zult u weten, dat het er in November, als er kille nevels en nachtvorsten zyn, erg koud is, en erg heet, als hittegolven aan de orde van den dag zyn. De eenige werkelijke verdienste er van is, dat het er gewoonlijk goedkoop is. Onder het dak dus, in de koude kilheid van een Novemberavond, maakte Tessa zich gereed naar bed te gaan. Zooals zy al vanaf haar prille jeugd gewend was, kniel de zy voor het bed neer en bad. Dit gebed was in ruime mate een dank zegging aan God. Zy vergat nooit, dat er heel wat was, waarvoor zy dankbaar moest zyn. Zy was gezond en betrekkelijk nog jong zij moest nog negentien worden Zij geloode in jeugd. Ook was zy niet dik of kaal, of scheel of gebocheld, en een van die gebreken had zy toch best kunnen hebben, als ze onder een minder gunstig gesternte geboren was. Zy was integendeel slank en recht van leden, en al mocht ze dan geen bepaalde schoonheid zyn, ze was er toch eerlijk van overtuigd, dat geen enkele man misbaar zou maken en aanvallen van woede zou krygen, als hy zich met haar alleen op 'n onbewoond eiland zou bevinden. En zij had een goede vaste betrekking, die haar, na aftrek van de kosten voor haar uniform en zegels, twee en twintig shelling per week opbracht. Een bepaalde maaltij den gratis de hoofdmaaltijden van den dag. Met wat overleg kon een meisje bij die vrye maaltijden genoeg voedsel ge bruiken, om er de rest van de vier en twin tig uren genoeg aan te hebben. Ge, zi®t dus> dat zij reden had tot dank- aan'hot dan °ok dankbaa''- En aan het eind van haar gebed vroeg zy God En ze waren dien prijs wel waard -fT. Zkh een beetJe en borstelde in gedachten verzonken, haar haar Ieder een weet, dat, als men vergiffenis vraagt voor iets er ook verondersteld wordt d£ men er behoorlyk spyt over heeft. Dat spreekt vanzelf, en is pi van de grond slagen, waarop een gebST is gevestigd ot tenminste moest zyn gevestigd. Maar zy had geen spyt over die kousen. Zy was juist ontzaggelijk biy. Ze waren beeldig. Heel dun en fyn; van een prach tige amberkleur met een gouden schijn. Natuurlijk geen kousen, om er op een mod- derigen dag mee uit te gaan, maar ze wa ren er op berekend, charme te verleenen aan een avondtoilet en er een overwegend deel van uit te maken. Geen meisje, dat hart bezat, kon er naar kyken, zonder den adem in te houden. En bovendien waren goedkoop voor drie gulden vijf en vijftig cents. Gewoonlyk sprong Tessa zuinig met haar geld om, hoewel zy zoo goed mogelUk voor den dag kwam. Men moet wel zuinig ziln' als men twee en twintig shelling in e week verdient, zelfs al heeft men de hoofd maaltijden vry. Maar zy moest toegeven, dat zij °P punt van zijden of half zijden kousen bui tensporig was. O ja en op het punt ,Y?\ sponsen ook. Zy had vier gulden vyf«» voor haar spons betaald. Maar zoo'n spons gebruikt men dan ook een heelen tyd. Zyden kousen duren niet een heelen u Maar bedenk eens, wat men voor die gave terug krygtl s Tessa vroeg zich dikwijls af hoe mei j het toch klaar speelden met hetgeen leven genoemd wordt, en wat voor ple zü er in konden hebben, zoo lang zoo" als zijden kousen nog niet in het van de groote menigte viel. (Wordt verv olgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 10