Jieck School
Jmmeel
ZIJ BlIJVEN GROEN.
Varia uit de vogelwereld.
De dure levenservaringen
van humphrey Ward.
DE KWESTIE DER HERBEWAPENING
VAN HONGARIJE.
Om „onrechtvaardigheden weg te
nemen'
Welingelichte kringen geven te kennen
dat het te Weenen genomen initiatief ten
gunste van een herbewapening van Hon
garije, gemotiveerd werd door het verlan
gen een aantal onrechtvaardigheden weg te
nemen, waaronder Hongarije lijdt, doch niet
met het doel van vijandelijkheid jegens wien
dan ook
Overigens, aldus bedoelde kringen, wordt
deze herbewapening onder oogen gezien op
een wijze, welke door de andere nabuur-
stater. zal kunnen worden aanvaard en welke
geleidelijk zou kunnen zijn, zoodat deze
landen gt hun militaire macht bij zouden
kunnen aanpassen.
DE LUCHTVERDEDIGING VAN
LONDEN.
Het Engelsche ministerie van oorlog heeft
medegedeeld, dat drie nieuwe batterijen en
zeven compagnieën voor de luchtverdediging
worden gevormd. Deze maatregelen zijn ge
troffen ter versterking van de verdediging
van Londen.
COMMUNISTISCHE OPSTAND IN
SAN SALVADOR ONDERDRUKT.
Naar de „New York Times" meldt, is in
San Salvador een communistische opstand
onderdrukt.
Verscheidene officieren, die bij den op
stand betrokken waren, zijn gefusilleerd,
en tal van personen zijn gearresteerd. De
staat van beleg is afgekondigd,
DE
DE
ZEELIEDENSTAKING AAN
PACIFIC.
Gedeelte der stakers weder aan het
werk.
De arbeiders van de levensmiddelen-pak
huizen, die bij het begin van de groote
haven-arbeidersstaking het werk hadden
neergelegd, zyn vanmorgen weder aan den
arbeid gegaan.
IIET VERDRAG TUSSCHEN FRANKRIJK
EN LIBANON.
Het verdrag, dat gisteren is onderteekend
tot regeling van de verhoudingen tusschen
Frankrijk en Libanon, is vrijwel gelijk aan
dat, wat te Parijs is gesloten tusschen
Frankrijk en Syrië.
Ook dit verdrag leidt tot onafhankelijk
heid van Libanon, terwijl eveneens een pe
riode van drie jaar is voorzien tusschen de
onderteekening en het in werking treden.
Verder zullen Fransche troepen in het land
gestationneerd blijven om de orde te hand
haven, doch dit beteekent geenszins een be
zetting van het land.
SIR SAMUEL HOARE OVER DE
ENGELSCHE VLOOTPOLITIEK.
De minister van marine, sir Samuel Hoare,
heeft gisteravond voor de radio een rede
gehouden over de vlootpolitiek der Engel
sche regeering. In deze rede heeft hij het
probleem der nieuwe slagschepen, dat door
de ontwikkeling van het moderne lucht-
wapen accuut is geworden, behandeld. De
regeering heeft, alvorens het eens te worden
over het nieuwe slagschip-type, zestien ver
schillende ontwerpen onderzocht. Ofschoon
Engeland geen onvoorwaardelijk voorstan
der is van groote schepen, zullen de nieuwe
slagschepen zich grondig van de oude onder
scheiden. Ingaande op de voorkeur van
slagschepen boven het luchtwapen, ver
klaarde de minister, dat Engeland nog
tteeds vertrouwen stelt in de vloot als het
«apen, waarvan het zoowel ten opzichte
van den samenhang van het Britsche rijk
als van den aanvoer van grondstoffen en
levensmiddelen, afhankelijk is. Verliest
Engeland zijn aanzien ter zee, dan zal het
Britsche rijk uiteen vallen. „Wie kan ont
kennen", zoo vroeg Hoare tenslotte, „dat de
vernietiging van een systeem, dat op een
vierde gedeelte van de oppervlakte der
wereld vrede en orde handhaaft, een ver
schrikkelijke chaos zou beteekenen voor den
geheelen aardbol".
AARDBEVING BIJ DE ZEE VAN
OCHOTSK.
Het seismographisch instituut van Ti iesi
deelt mede, vanmiddag om 1 uur 43 een he
vige aardbeving te hebben geregistreerd,
waarvan het epicentrum op 9000 K.M. N.O.-
N.N.O. moet zijn gelegen.
De beving moet zich hebben voorgedaan
aan de zee van Ochotsk aan de Russische
kust van het Verre Oosten.
ALFIERI ONTVANGT GRIEKSCHE
DELEGATIE.
De Italiaansche minister van pers en
Propaganda, Alfieri, heeft een Gneksch
delegatie ontvangen, die naar Itahe is ge
komen om de stoffelijke resten van de
Grieksche vorstelijke personen m on -
vangst te nemen. Van deze delegatie
maakte o a. deel uit de Grieksche minis
ter van binnenlandsche zaken die minis
ter Alfieri verzocht, zich bj cien duce tot
tolk te maken van de erkentelykheid der
Grieksche regeering voor de zor^®"'ijk
Italië heeft getoond voor de stoffehjk
resten der vorsten, die thans naa
Vaderland terug keeren. k,_
In zijn antwoord gaf Alfieri de .verzeke
r'ng, dat de Italiaansche re«ee""g a"e
zal doen om de uitvoering van deze vrome
taak te vergemakkelijken.
CIANO'S BEZOEK AAN BOEDAPEST.
Ge Italiaansche gezant te van
graaf Teleki als vertegenwooidig
dei» Honeaarschen minister van bu
landsche Isaken zijn den Italiaanfien mi
nister van buitenlandsche zakem
°t het grensstation Hegyes begaf
*<*t gereisd. De d*tnctnS^ft naan. van
Zlcb in den trein om Ciano ^e_
et Hongaarsche volk har c
Geheel Boedapest is ter rf^aansche *5»
Italiaanschen gast met Italiaanscne
Hongaarsche vlaggen versierd.
Ciano in het Hongaarsche
parlement.
Do Italiaansche minister van buiten
landsche zaken, Ciano, heeft gistermiddag
met zijn echtgenoote een bezoek gebracht
aan het parlement, waar minister-presi
dent Daranyi, de leden van de regeering
en de kamerleden aanwezig waren. De
Italiaansche gasten werden hartelijk be
groet. De voorzitter der kamer hield een
toespraak, waarin hij woorden van erken
telijkheid sprak jegens „de groote be
vriende mogendheid, het koninklijke en
keizerlijke Italië".
Mussolini aldus de voorzitter
heeft bewezen te gelooven in de recht
vaardige zaak van Hongarije. Namens
verscheidene millioenen Hongaren ver-
zoel: ik den Italiaanschen minister zich bij
den duce tot tolk van onze dankbaarheid
te maken".
De rede van den kamervoorzitter werd
begroet met een „leve Italië", leve de
duce".
Na de conferentie ie Weenen
ITALIAANSCH—OOSTENRIJKSCH—
HONGAARSCHE MILITAIRE
SAMENWERKING.
Uit de Italiaansche perscommentaren
op de conferentie van Weenen blijkt, dat
te Weenen een soort overeenkomst met
militair karakter zou zijn gesloten tus
schen Italië, Oostenrijk en Hongarije
voor het geval de herbewapening van
Hongarije een ernstige reactie zou hebben
in centraal Europa.
De „Popoio di Roma" schrijft, ten aan
zien van de geruchten dat zekere staten
van de kleine entente bereid zouden zijn
repressaillemaatregelen te nemen, indien
het verdrag van Trianon eenzijdig ten
gunste van Hongarije zou worden gewij
zigd, dat men wel moet weten, dat Rome
Weenen en Boedapest zonder twijfel zul
len handelen met het gevoel van verant
woordelijkheid dat steeds hun politiek
heeft gekenmerkt.
De kleine entente en de eventueele
herbewapening van Hongarije.
In bevoegde kringen te Praag, die
geenszins verrast waren door de bewoor
dingen van de conferentie te Weenen ten
aanzien van de rechtsgelijkheid voor
Hongarije op het gebied der bewapening,
herinnert men eraan, dat de kleine en
tente reeds lang deze mogelijkheid heeft
erkend, en zich o. a. tijdens de conferentie
te Stresa bereid heeft verklaard tot on
derhandelen, op voorwaarde, dat de om
vang der bewapening in gemeenschappe
lijk overleg vastgesteld en aan controle
onderworpen werd, met de garantie, dat
Hongarye zijn leger niet tegen de landen
der kleine entente zou gebruiken. Zij
blijft bereid over dit punt te onderhande
len, doch ingeval de herbewapening op
eenzijdige wijze en zonder voorafgaande
politieke overeenstemming zou geschie
den, zouden de staten der kleine entente
zich niet langer door zekert bepalingen
van het verdrag van Triarfon gebonden
achten.
Vreemde gewassen van hei en
duin. Mede de oudste bewoners
van Nederland.
Zy blijven groen, dat geldt voor alle coni
feren; voor de heele naaldboomen-familie.
Voor de den geldt het en voor de spar, voor
de ceders van den Libanon, voor de cypres-
sen van Italië en voor den taxusboom, die
zoo'n prachtig stuk schaduw geeft in een
zonnigen hoek van onzen tuin. Zy hooren
allen tot een familie, ze hebben allemaal
lange, smalle of schubvormige bladeren, die
bij de meeste soorten jarenlang aan de tak
ken blijven, zoodat de planten ook in den
winter hun groene kleed niet verliezen.
Aan het jaarlyksche beeld der herfstige
boomen, in kleurend blad, in spel van kale
takken straks, doen ook de juniperussen,
de jeneverbessen, de Wacholders van het
zand, van heide en duin niet meer. Ook aan
den heirand, aan den boschzoom, aan den
kant der zandverstuivingen vergaat het
groen der zomertinten in geel en bruin.
Maar de jeneverbessen, de stoere, geheim
zinnige gedaanten van het oude, wilde land,
hebben aan dit festijn van kleuren en tin
ten geen deel. In het gouden Octoberlicht,
in de nevels van November, in den vorsti-
gen winterdag blijven zij stug, ongenaak
baar, zich zelf gelijk staan dag op dag,
maand op maand en door al de seizoenen
heen in het altijd eendere groen.
Stug en ongenaakbaar mogen zy zijn met
hun scherpe, priemvormige naalden in
kransen van drie by elkaar, toch heeft do
fantasie van het volk, de poëzie der dich
ters zich veel met hen bezig gehouden. In
onze Hollandsche naam jeneverbes komt
dat in het geheel niet uit; de Duitsche
naam Wacholder geeft veel meer iets aan
van de stemmingen en verbeeldingen, die
om de juniperusboomen heen geweven zijn.
In den Eifel en op de Lüneburgerheide ko
men zy heel veel voor, in ons land vooral
op de Veluwe, ook in Drente o.a. in het
Balinger en Mantinger zand en in Over
ijssel in het prachtige landschap van de
Buurserbeek.
Gevaar loopen de Wachtels, zooals ze ook
wel heeten, wel. Hier en daar vinden ze in
reservaten, eigendommen van de Vereeni-
ging tot behoud van Natuurmonumenten
een veilige wijkplaats, maar de uitgebreide
ontginningen der laatste jaren hebben er
veel doen sneuvelen. In Duitschland vooral
worden de takken veel gebruikt: de namen
„Knister", herinnerend aan het knetteren
in het vuur en „Reckholten" en „Rökkrut".
die duiden op de zeer algemeene toepassing
van jevenerbrand voor het rooken van
worst en ham, duiden op dit praktische ge
bruik. Hierdoor komt het echter mede, dat
de struik met uitroeiing wordt bedreigd en
bescherming noodig heeft. Op Texel komt
de jeneverbes ook voor en daar is hy eens
bijna geheel uitgeroeid by gelegenheid van
een koningsjubileum: het sterke groen leent
zich uitstekend voor versiering. Men kan
daarvoor echter beter bet overvloedige
sparregroen gebruiken dan het zeldzamer
gewas van juniperus. In het Staatsnatuur- I
monument der Texelsche duinen zijn zy nu
trouwens veilig bewaard.
Dat bewaren en beschermen heeft dan
alleen waarde, wanneer de merkwaardige
struiken met hun vaak grillige, fantastische
vormen in hun natuurlijke omgeving blij
ven staan, tusschen het zand en duin en
zandverstuiving, tusschen de hooge heide.
Het heeft weinig zin te midden van cul
tuurgrond hier en daar een eenzame
Wacholder te behouden, beroofd van zijn
natuurlijke wilde, ongerepte entourage en
daardoor eigenlijk van zijn luister beroofd.
De jeneverbes is met de taxus, die later
als wilde plant is uitgestorven en alleen nog
maar als sierheester voorkomt, de eenige
der naaldboomen, der coniferen, die van
ouds in ons land worden aangetroffen. Alle
ander soorten zijn later aangeplant. De
grove den en de spar kunnen in den loop
der eeuwen wel tot de inlandsche boomen
gerekend worden, maar eigenlijk is de juni
perus de eenige van deze groenblijvende
boomen, die een werkelijk bewoner van ons
vaderland mag heeten. Dit moge hem
mede de eer geven, die hem om zoovele re
denen toekomt. A. L. B.
VEEL ANIMO.
Voor de vacante betrekking van Hoofd
der openbare lagere school te Broek op
Langendijk hebben zich 41 sollicitanten op
gegeven.
Het tijdstip der ge
slachtsrypheid by de
kleinere Zangvogels
Over den leeftijd, waarop bij de onder
scheidene vogelsoorten de geslachtsrijpheid
intreedt, is zelfs van onze bekendste soorten
slechts uiterst weinig in de literatuur te
vinden; bovendien loopen die schaarsche
gegevens nog sterk uiteen.
Stresemann zegt in diens „Handbuch"
(Aves, p. 329) dat de geslachtsrijpheid bij
alle zangvogels, met uitzondering der groo-
tere soorten, in het jaar, volgende op dat
der geboorte, bereikt wordt. Bijzonder
vroegtijdige geslachtsrijpheid geeft o.a.
Stresemann (1. c. pag. 378) voor de in poly
andrie levende tropische Vechtkwartels aan;
hun jongen namelijk zouden reeds na
weinige dagen nagenoeg vlug zyn en op
den leeftijd van 56 weken het volwassen
kleed dragen, terwijl beide sexen vóór zy
de 4e levensmaand volbracht hebben, ge
slachtsrijp zouden zyn.
Van geen enkele vogelsoort is een broed-
leeftyd onder 2 maanden bekend. Zelfs voor
de in de tropen levende vogels, zegt J. Stein-
bacher (Beitr. Fortpflanzungsbiol. d. Vögel,
'36, no. 4), wier levensvoorwaarden zoo
gunstig mogelijk zijn en wier constitutie
geheel op zoo vroegtijdig mogelijke ge
slachtsrijpheid ingesteld is, aangezien ze
meestal geen hoogen leeftijd bereiken,
schijnt dit de laagste grens te zyn. Waar
nemingen hierover bij in het wild levende
voorwerpen gedaan, zyn niet bekend; er is
echter geen reden om gegevens, op dit punt
by in gevangenschap gehouden exemplaren
verkregen, als minder steekhoudend te be-
oordeelen, en doet men dit wèl, dan wijzen
ze veeleer in tegenovergestelde richting,
namelyk op een nog lagere grens.
Van den Spreeuw wordt vermeld, dat deze
in Letland op één-jarigen leeftijd slechts in
heel gering aantal tot broeden komt, terwijl
dat in Duitschland tamelijk verbreid voor
komt en het in Hongarije nagenoeg steeds
het geval is. Uit het onderzoek van dr. H.
N. Kluijver (Wageningen) 1) bleek, dat in
Nederland het meerendeel der Spreeuwen-
wijfjes reeds aan het einde van haar eerste,
dat der mannetjes echter eerst aan het einde
van hun tweede levensjaar tot voortplanting
komt.
Afwijkende nestwijze
van den Ooievaar.
Het nestelen van onzen Ooievaar op
breede, ongebruikte schoorsteenen en ook
wel op in gebruik zijnde, mits dezen met
een breede plaat zijn afgedekt, zoodat de
rook slechts om het nest heen ontsnapt, is
bekend. Van het nestelen echter i n een niet
in gebruik zynden schoorsteen vind ik in de
mij ten dienste staande literatuur geen geval
vermeld. Hiervan nu maakt „De Telegraaf"
van 7 Juli j.1. (Ochtendblad, 2e BI.) melding.
Te Heerenveen namelijk zag men op den
6en dier maand 4 jonge vogels den kop
boven den rand van een niet meer in ge
bruik zynden fabrieksschoorsteen van de
voormalige olieslagerij uitsteken. Bij nader
onderzoek bleken het 4 jonge Ooievaars te
zyn, wier ouders in het inwendige
van den schoorsteen hun nest gebouwd en
met succes gebroed hadden.
A. A. VAN PELT LECHNER.
Arnhem, November 1936.
1) „Ardea", 1935, p. 142.
YN 'T BRUZJENDE L1BBEN.
Tooneelspel van Sj. de Zee.
De Friesche vereeniging in Alkmaar
„Friso" heeft gisteravond haar wintersei
zoen geopend met een nieuw tooneelstuk
van Sj. de Zee, getiteld: „Yn 't bruzjende
libben", welk stuk de zustervereeniging
uit Hilversum „Nocht en Wille" in het
Gulden Vlies ten tooneele bracht.
Een nieuw stuk! En dus mag men ver
wachten, dat het stuk niet alleen geschre
ven is in den tegenwoordigen tijd, maar
ook, dat het den tegenwoordigen tijd
behandelt. Zoo is het ook. De schrijver
heeft een brok uit het tegenwoordige leven
geschetst, zooals zich dat alle dagen kan
voordoen, en niet alleen in Friesland, maar
overal mag zeker niet ontkend worden,
dat er verschillende typisch Friesche ka
rakters in ontleed worden!
Het is de geschiedenis van twee boeren
families, de eene arm, de andere ryk, en
van een welgestelden v-ethouder, die wel
heel schril in karakter afsteekt bij de
anderen.
Eabe v. d. Wey, een kleine, arme boer,
zit dik in de schulden en het is zelfs zoover
gekomen, dat hij het huisje van zijn 82-
jarige moeder bijna heeft verkocht aan
zijn schuldenaar, wethouder v. d. Steeg
v. d. Wey ziet de toekomst zeer donker in,
is bijna te pessimistisch en door de armoe
de dreigt er een sombere schaduw in zyn
huis te komen, zelfs nu, waar zyn vrouw,
dochter en zoon nog altijd hoop op de
toekomst hebben. En het komt tot een
huiselijk conflict, tot een ruzie tusschen
vader en zoon, als de oude grootmoeder
hulpeloos binnentreedt en vrijwel ten
emde raad is.
Geheel anders is de situatie bij de fami
lie Talsma, bestaande uit den welgestelden
boer, diens vrouw, zoons en dochter. Daar
heerscht een goede feer, daar is men over
't algemeen dankbaar en tevreden en daar
is zelfs gepaste vroolykheid.
De dochter van Talsma en de zoon van
v. d. Wey hebben elkaar lief, zouden zelfs
wel graag willen trouwen, maar ook hier
komt een donkere wolk. Want het meisje
blijkt egoïstisch te zyn: zy kan en wil geen
toestemming geven aan Pier, dat die een
deel van zyn gespaarde guldentjes opof
fert, om het huisje van zyn grootmoeder
te behouden. En zy verbreekt de ver
keering
Bij de familie v. d. Steeg (de heer des
huizes is o.m. wethouder en de heer en
mevr. v. d. Steeg voelen zich erg) is de
situatie nog weer anders. Meneer wil ry-
ker worden dan hy is; hy heeft het huisje
van den grootmoeder noodig, om zijn plan
nen te kunnen uitwerken en het interes
seert hem al is nij zeer kerkelijk
niet, wat de gevolgen voor de 82-jarige
zuüen zijn; hij wil en zal het huisje heb
reu. En dus is het bezoek van vader en
zoon v. d Wey en hun aanbod van 500
gulden vruchteloos, terwijl ook het onder
houd tusschen mevr. v. d. Steeg en de
oude grootmoeder op niets anders uit
draait, dan op een moreele nederlaag voor
de fam. v. d. Steeg.
Maar dan komt de uit-eindelijke oplos
sing. Talsma redt de situatie; hij weet,
wat Pier voorgesteld heeft, hij weet ook,
hoe zijn eigen dochter daarop gereageerd
heeft en hy hoort u;t den laend van die
dochter, hoe zy het verkeerde heeft inge
zien en spijt van het gebeurde heeft.
En tenslotte komt het blijde einde: het
verlovingsfeest!
Ziedaar het eenvoudige gegeven. Maar
de schrijver heeft op zeer gelukkige wijze
de uiteenloopende karakters geteekend,
verder voor een vlotte dialoog gezorgd en
tenslotte kans gezien, om eenige „juweel
tjes" van rollen te scheppen. En dat alles
werd onder zyn leiding opgevoerd door de
Hilveraumsche Friezen,
En hoe!
Met veel kleur en charme is het geheel
ten tooneele gebracht; zonder uitzondering
hebben allen zich gegeven en dikwijls, zeer
dikwijls werden we verrast door uitste
kende scènes, door vlot samenspel en door
het juist aanvoelen van de rollen.
Om een paar rollen te noemen: de boer
Talsma werd keurig verzorgd door den
heer Hofstra, de wethouder v. d. Steeg,
werd op boeiende wijze gespeeld door den
heer Hamstra, de „jongere" rollen waren
in uitstekende handen en de „oudere"
rollen werden vertolkt op een wijze, die
ieders goedkeuring kon wegdragen.
Maar het meest boeide het spel van
mevr. Bosma, die de oude grootmoeder
speelde; dat was wel heel sober en gevoe
lig en haar komt wel een apart woord van
hulde toe.
Meer kunnen wy er hier niet van zeg
gen, want alle rollen op te noemen, 't heeft
geen zin en 't is ondoenlijk.
De tooneelen waren keurig verzorgd en
de meubileering over 't algemeen zeer ge
slaagd. Alleen de grime had beter kunnen
zijn.
Aan het eind heeft na een langdurig
applaus terwijl open doekjes ook al
niet hadden ontbroken de voorzitter
van Friso, de heer Brink, de spelers en
schrijver hartelijk dank gezegd, terwijl
de voorzitter van „Nocht en Wille", de
heer v. Zinderen Bakker, en de schrijver
regisseur, de heer Sj. de Zee, daarna het
woord voerden. Laatstgenoemde kreeg een
kleurige mand met een Alkmaarsche kaas.
Van de zijde van het bestuur van Friso
schrijft men ons nog het volgende:
As wy gearfetsje de yndrukken fen de
opfiering fen „Yn it brüzjende libben"
troch de toanielljue fen „N. en W." to
Hilversum, den kinne wij koartwei sizze
det it jisterjoun in joun fen geniet west
hat. De ynhald en de opbou fen it stik hat
üs bést foldien en de fortolking fen de 13
rollen wier sa det elts bidriuw nei ofrin
in biwiis fen foldienens krige en sims krlge
der ien in iepen doekje.
De toanielen wiemen goed forsoarge.
Mei de „grimeur" koenen wy it net altiid
lyk fyne, dat hie better kind.
Sj. de Zee hat üs mei „Yn it brüzjende
libben" in stik jouwn mei ynhóld, hwer 't
men hwet fen nei hüs ta nimt.
De wirden fen tank en weardearing fen
de foarsitters fen Hilversunm en Alkmaer
wiemen hertlik en wolmiend. Det „Friao"
en „N. W." bifrjeone selskippen binne wier
de hiele joun to merkbiten: „Hilversum"
en „Alkmaer" rounen troch inoar", sa
heart it.
It dounsjen wier ek aldergesellichst, for
in great fait to tankjen oan 'e dounslieder,
dy 't er al dalik de fleor yn wist to bringen
en ek wist to hélden.
Hilde en tank oan hjarren, dy 't mei
inoar üs sa'n moaye joun bisoarge hawwe.
It hat in joun west fen fleorich selskips-
libben, hwer 't elts dy 't der west hat
en der wiemen gans minsken - oer fol
dien wêze moat.
De ynset wier best. Der kamen ek nye
leden bij, haw ik heard.
Uit het Engelsch door M. de R.
't Was een beste jongen, die Humphrey
Ward; daarover waren allen het eens, maar
hij was niet pienter, niet practisch, niet
doortastend, niet opgewassen tegen het le
ven. Dat vond zelfs de kleine Deborah, het
aardige huishoudelijke domineesdochtertje,
waarmede hy tennis speelde, in den .boom
gaard klom en dat hy als zijn beste vriend
of vriendinnetje beschouwde. Neen, niet
practisch, wel een beste, in-goede jongen,
maar een jongen, die later een compagnon
of een heel-huiselyke maar tegelijk prettige
mondaine vrouw naast zich moest hebben.
Hij had zijn eerste kinderjaren en zyn
eerste schooljaren doorgebracht met een op
eenvolging van onhandigheden en onbegrij
pelijkheden. Maar.... men mocht hem; men
glimlachte om hem, maarhy had altijd
vrienden en vriendinnen. Zoo werd hy een
onge man, knap om te zien, aardig om te
ontmoeten, maar hy moest zelf niet te veel
van het leven vragen. Een ander moet dat
leven voor hem trachten te leiden. Anders
kwam hij er niet. Het aantal domme streken,
dat hij bewust of onbewust uithaalde, bleef
groot. Hij bleef een groot kind. Maar aan'
trekkelyk!
Hij was een van die goedmoedige, goed
gemanierde, welmeenende jongens, die het
leven doorgaan, een spoor van gebroken
voorwerpen en van booze slachtoffers achter
zich latend. Hij kon het niet helpen; hy be
doelde het altijd zoo goed. Zelfs zijn tante
Alice, die de plaats van zyn moeder innam,
en die er het meest onder te lijden had, om
dat hy zooveel van haar hield en zij van
hem, moest toegeven, dat er geen kwaad
haar aan hem was.
„Maar hij heeft evenmin een greintje ge
zond verstand", voegde zij er onpartijdig
aan toe. Als hy mijn neef niet was, zpu ik
zeggen, dat er een steekje aan los was.
Hij moet maar in het leger, dat is nog het
beste. Dus ging Humphrey in het leger.
Iedereen daar mocht hem graag, maar hy
deed de eene domme streek ha de andere.
Daar was b.v. de zaak van den woekeraar,
toen Humphrey geprobeerd had een vriend
uit moeilijkheden te redden. Er was de ge
schiedenis met een jonge dame, die uit was
op chantage. Maar ook zyn commandant zei,
dat Humphrey wel dwaas maar niet slecht
was. Toen stierf Humphrey's vader. Hum
phrey nam eijn ontslag en ging zijn land
goed bestieren. „God sta het landgoed bij",
zei de commandant.
Na twee jaar en na een treurige onder
vinding met suikerriet, bleek het, dat hij
het groote huis met het park en de boeren
plaats onmogelijk langer kon aanhouden.
Tante en neef staken de hoofden bijeen en
beraadslaagden.
„Beste jongen", zei tante, „het ziet er lee-
lyk uit".
„Ja", zei Humphrey.
„Wij moeten zien, dat wy het anders aan
leggen".
„Ja, tante", zei Humphrey. En hij voegde
er bij: „U niet tante, u hebt het altijd goed
ingezien. Ik ben het, die alles bedorven
heeft, ik ben een groote uil".
Tante sprak dit niet tegen, maar zy keek
hem vriendelijk aan alle menschen wa
ren vriendelijk tegen Humphrey, vooral als
hy zoo berouwvol en ernstig keek en zei:
„Er is maar één ding, dat we doen kun
nen. Als wij het goed verkoopen, gaat het
voor een appel en een ei; dan zou ik ergens
op kamers moeten gaan wonen en van jou
kwam niets terecht. Wij zullen de plaats in
een clubhuis veranderen".
Humphrey keek haar vol bewondering
aan. Zij was zestig en nog vol plannen en
vol energie.
„De plaats ligt dicht genoeg by de stad en
wij hebben hier ruimte genoeg. Wy zullen
een golfterrein aanleggen en meer tennis-
courts en 'n zwembassin. En een manege na
tuurlijk. Ik dank den hemel dat je vader de
balzaal liet maken".
Humphrey aarzelde. Het leek hem alles
prachtig en hij had veel vertrouwen in zyn
tante, maar er was één punt, dat hem ver
ontrustte:
„Tante, als wij aan lager wal zyn, is dit
alles dan niet veel te kostbaar?"
„Jij bent wel aan lager wal, maar ik niet",
zei tante. „Dit is mijn zaak, ik verschaf de
middelen".
„En ik zal voor de manege zorgen", zei
Humphrey.
„Neen, dat zul je niet", zei tante Alice.
Zes maanden later opende het clubhuis in
„De Oude Schuur" zijn poorten.
Tante Alice, die overal vrienden scheen
te hebben, deed de golf- en bridgespelers
aanrukken. Humphrey's voormalige kame
raden vormden de groep der jongeren en de
eerste maand was zoo'n succes, dat tante
Alice er haast het loodje by neerlegde.
„Ik ben niet meer zoo jong als ik dacht",
zeide zij. „Ik zal een secretaresse moeten ne
men om mij te helpen. Wat zou je zeggen
van Deborah?"
„Wel, dat lijkt mij prachtig het is een
alleraardigst meisje", antwoordde Hum
phrey. En hij sprak de waarheid. Telkens,
als hy Deborah eens ontmoette, wat mis
schien tweemaal per jaar gebeurde, trof het
hem hoe aardig ze was. Zij was nu twee en
twintig. Slank en recht, met een kleinen
rimpel tusschen haar wenkbrouwen, het ge
volg van de inspanning die het haar kostte
cm steeds het goede te kiezen in een wereld,
die hoe langer hoe meer problemen kreeg.
Het dominees-gezin had veel kinderen; de
broers moesten hun opvoeding hebben, en
aangezien er nog twee zusters waren, die de
huishouding konden doen, nam Deborah
met beide handen het voorstel aan om op
„The Grange" te komen. Als secretaresse
bleek zy tactvol, kundig, handig en een lust
voor de oogen. Minstens drie mannelijke
gasten hingen gedurig aan in de buurt van
haar kantoortje, maar Deborah had het tact
vol steeds te druk voor veel praatjes. Tante
Alice vond het zelfs een beetje overdreven
en sprak er met haar neef over.
„Maar Deb is nog een kind".
„Zy is twee en twintig", zei tante Alice
vinnig, „en een heel aantrekkelijk meisje.
Het zou het beste voor haar zijn, als zü
trouwde, ofschoon ik niet weet, wat ik zon
der haar zou moeten doen".
Na dit gesprek keek Humphre Deborah
nog eens aan en ontdekte dat ze er werkelijk
beeldig uitzag. Op dit tijdstip werd zijn aan
dacht echter in beslag genomen door Miss
Stella Kingston.