Jieck School Jmmeel ZIJ BlIJVEN GROEN. Varia uit de vogelwereld. De dure levenservaringen van humphrey Ward. DE KWESTIE DER HERBEWAPENING VAN HONGARIJE. Om „onrechtvaardigheden weg te nemen' Welingelichte kringen geven te kennen dat het te Weenen genomen initiatief ten gunste van een herbewapening van Hon garije, gemotiveerd werd door het verlan gen een aantal onrechtvaardigheden weg te nemen, waaronder Hongarije lijdt, doch niet met het doel van vijandelijkheid jegens wien dan ook Overigens, aldus bedoelde kringen, wordt deze herbewapening onder oogen gezien op een wijze, welke door de andere nabuur- stater. zal kunnen worden aanvaard en welke geleidelijk zou kunnen zijn, zoodat deze landen gt hun militaire macht bij zouden kunnen aanpassen. DE LUCHTVERDEDIGING VAN LONDEN. Het Engelsche ministerie van oorlog heeft medegedeeld, dat drie nieuwe batterijen en zeven compagnieën voor de luchtverdediging worden gevormd. Deze maatregelen zijn ge troffen ter versterking van de verdediging van Londen. COMMUNISTISCHE OPSTAND IN SAN SALVADOR ONDERDRUKT. Naar de „New York Times" meldt, is in San Salvador een communistische opstand onderdrukt. Verscheidene officieren, die bij den op stand betrokken waren, zijn gefusilleerd, en tal van personen zijn gearresteerd. De staat van beleg is afgekondigd, DE DE ZEELIEDENSTAKING AAN PACIFIC. Gedeelte der stakers weder aan het werk. De arbeiders van de levensmiddelen-pak huizen, die bij het begin van de groote haven-arbeidersstaking het werk hadden neergelegd, zyn vanmorgen weder aan den arbeid gegaan. IIET VERDRAG TUSSCHEN FRANKRIJK EN LIBANON. Het verdrag, dat gisteren is onderteekend tot regeling van de verhoudingen tusschen Frankrijk en Libanon, is vrijwel gelijk aan dat, wat te Parijs is gesloten tusschen Frankrijk en Syrië. Ook dit verdrag leidt tot onafhankelijk heid van Libanon, terwijl eveneens een pe riode van drie jaar is voorzien tusschen de onderteekening en het in werking treden. Verder zullen Fransche troepen in het land gestationneerd blijven om de orde te hand haven, doch dit beteekent geenszins een be zetting van het land. SIR SAMUEL HOARE OVER DE ENGELSCHE VLOOTPOLITIEK. De minister van marine, sir Samuel Hoare, heeft gisteravond voor de radio een rede gehouden over de vlootpolitiek der Engel sche regeering. In deze rede heeft hij het probleem der nieuwe slagschepen, dat door de ontwikkeling van het moderne lucht- wapen accuut is geworden, behandeld. De regeering heeft, alvorens het eens te worden over het nieuwe slagschip-type, zestien ver schillende ontwerpen onderzocht. Ofschoon Engeland geen onvoorwaardelijk voorstan der is van groote schepen, zullen de nieuwe slagschepen zich grondig van de oude onder scheiden. Ingaande op de voorkeur van slagschepen boven het luchtwapen, ver klaarde de minister, dat Engeland nog tteeds vertrouwen stelt in de vloot als het «apen, waarvan het zoowel ten opzichte van den samenhang van het Britsche rijk als van den aanvoer van grondstoffen en levensmiddelen, afhankelijk is. Verliest Engeland zijn aanzien ter zee, dan zal het Britsche rijk uiteen vallen. „Wie kan ont kennen", zoo vroeg Hoare tenslotte, „dat de vernietiging van een systeem, dat op een vierde gedeelte van de oppervlakte der wereld vrede en orde handhaaft, een ver schrikkelijke chaos zou beteekenen voor den geheelen aardbol". AARDBEVING BIJ DE ZEE VAN OCHOTSK. Het seismographisch instituut van Ti iesi deelt mede, vanmiddag om 1 uur 43 een he vige aardbeving te hebben geregistreerd, waarvan het epicentrum op 9000 K.M. N.O.- N.N.O. moet zijn gelegen. De beving moet zich hebben voorgedaan aan de zee van Ochotsk aan de Russische kust van het Verre Oosten. ALFIERI ONTVANGT GRIEKSCHE DELEGATIE. De Italiaansche minister van pers en Propaganda, Alfieri, heeft een Gneksch delegatie ontvangen, die naar Itahe is ge komen om de stoffelijke resten van de Grieksche vorstelijke personen m on - vangst te nemen. Van deze delegatie maakte o a. deel uit de Grieksche minis ter van binnenlandsche zaken die minis ter Alfieri verzocht, zich bj cien duce tot tolk te maken van de erkentelykheid der Grieksche regeering voor de zor^®"'ijk Italië heeft getoond voor de stoffehjk resten der vorsten, die thans naa Vaderland terug keeren. k,_ In zijn antwoord gaf Alfieri de .verzeke r'ng, dat de Italiaansche re«ee""g a"e zal doen om de uitvoering van deze vrome taak te vergemakkelijken. CIANO'S BEZOEK AAN BOEDAPEST. Ge Italiaansche gezant te van graaf Teleki als vertegenwooidig dei» Honeaarschen minister van bu landsche Isaken zijn den Italiaanfien mi nister van buitenlandsche zakem °t het grensstation Hegyes begaf *<*t gereisd. De d*tnctnS^ft naan. van Zlcb in den trein om Ciano ^e_ et Hongaarsche volk har c Geheel Boedapest is ter rf^aansche *5» Italiaanschen gast met Italiaanscne Hongaarsche vlaggen versierd. Ciano in het Hongaarsche parlement. Do Italiaansche minister van buiten landsche zaken, Ciano, heeft gistermiddag met zijn echtgenoote een bezoek gebracht aan het parlement, waar minister-presi dent Daranyi, de leden van de regeering en de kamerleden aanwezig waren. De Italiaansche gasten werden hartelijk be groet. De voorzitter der kamer hield een toespraak, waarin hij woorden van erken telijkheid sprak jegens „de groote be vriende mogendheid, het koninklijke en keizerlijke Italië". Mussolini aldus de voorzitter heeft bewezen te gelooven in de recht vaardige zaak van Hongarije. Namens verscheidene millioenen Hongaren ver- zoel: ik den Italiaanschen minister zich bij den duce tot tolk van onze dankbaarheid te maken". De rede van den kamervoorzitter werd begroet met een „leve Italië", leve de duce". Na de conferentie ie Weenen ITALIAANSCH—OOSTENRIJKSCH— HONGAARSCHE MILITAIRE SAMENWERKING. Uit de Italiaansche perscommentaren op de conferentie van Weenen blijkt, dat te Weenen een soort overeenkomst met militair karakter zou zijn gesloten tus schen Italië, Oostenrijk en Hongarije voor het geval de herbewapening van Hongarije een ernstige reactie zou hebben in centraal Europa. De „Popoio di Roma" schrijft, ten aan zien van de geruchten dat zekere staten van de kleine entente bereid zouden zijn repressaillemaatregelen te nemen, indien het verdrag van Trianon eenzijdig ten gunste van Hongarije zou worden gewij zigd, dat men wel moet weten, dat Rome Weenen en Boedapest zonder twijfel zul len handelen met het gevoel van verant woordelijkheid dat steeds hun politiek heeft gekenmerkt. De kleine entente en de eventueele herbewapening van Hongarije. In bevoegde kringen te Praag, die geenszins verrast waren door de bewoor dingen van de conferentie te Weenen ten aanzien van de rechtsgelijkheid voor Hongarije op het gebied der bewapening, herinnert men eraan, dat de kleine en tente reeds lang deze mogelijkheid heeft erkend, en zich o. a. tijdens de conferentie te Stresa bereid heeft verklaard tot on derhandelen, op voorwaarde, dat de om vang der bewapening in gemeenschappe lijk overleg vastgesteld en aan controle onderworpen werd, met de garantie, dat Hongarye zijn leger niet tegen de landen der kleine entente zou gebruiken. Zij blijft bereid over dit punt te onderhande len, doch ingeval de herbewapening op eenzijdige wijze en zonder voorafgaande politieke overeenstemming zou geschie den, zouden de staten der kleine entente zich niet langer door zekert bepalingen van het verdrag van Triarfon gebonden achten. Vreemde gewassen van hei en duin. Mede de oudste bewoners van Nederland. Zy blijven groen, dat geldt voor alle coni feren; voor de heele naaldboomen-familie. Voor de den geldt het en voor de spar, voor de ceders van den Libanon, voor de cypres- sen van Italië en voor den taxusboom, die zoo'n prachtig stuk schaduw geeft in een zonnigen hoek van onzen tuin. Zy hooren allen tot een familie, ze hebben allemaal lange, smalle of schubvormige bladeren, die bij de meeste soorten jarenlang aan de tak ken blijven, zoodat de planten ook in den winter hun groene kleed niet verliezen. Aan het jaarlyksche beeld der herfstige boomen, in kleurend blad, in spel van kale takken straks, doen ook de juniperussen, de jeneverbessen, de Wacholders van het zand, van heide en duin niet meer. Ook aan den heirand, aan den boschzoom, aan den kant der zandverstuivingen vergaat het groen der zomertinten in geel en bruin. Maar de jeneverbessen, de stoere, geheim zinnige gedaanten van het oude, wilde land, hebben aan dit festijn van kleuren en tin ten geen deel. In het gouden Octoberlicht, in de nevels van November, in den vorsti- gen winterdag blijven zij stug, ongenaak baar, zich zelf gelijk staan dag op dag, maand op maand en door al de seizoenen heen in het altijd eendere groen. Stug en ongenaakbaar mogen zy zijn met hun scherpe, priemvormige naalden in kransen van drie by elkaar, toch heeft do fantasie van het volk, de poëzie der dich ters zich veel met hen bezig gehouden. In onze Hollandsche naam jeneverbes komt dat in het geheel niet uit; de Duitsche naam Wacholder geeft veel meer iets aan van de stemmingen en verbeeldingen, die om de juniperusboomen heen geweven zijn. In den Eifel en op de Lüneburgerheide ko men zy heel veel voor, in ons land vooral op de Veluwe, ook in Drente o.a. in het Balinger en Mantinger zand en in Over ijssel in het prachtige landschap van de Buurserbeek. Gevaar loopen de Wachtels, zooals ze ook wel heeten, wel. Hier en daar vinden ze in reservaten, eigendommen van de Vereeni- ging tot behoud van Natuurmonumenten een veilige wijkplaats, maar de uitgebreide ontginningen der laatste jaren hebben er veel doen sneuvelen. In Duitschland vooral worden de takken veel gebruikt: de namen „Knister", herinnerend aan het knetteren in het vuur en „Reckholten" en „Rökkrut". die duiden op de zeer algemeene toepassing van jevenerbrand voor het rooken van worst en ham, duiden op dit praktische ge bruik. Hierdoor komt het echter mede, dat de struik met uitroeiing wordt bedreigd en bescherming noodig heeft. Op Texel komt de jeneverbes ook voor en daar is hy eens bijna geheel uitgeroeid by gelegenheid van een koningsjubileum: het sterke groen leent zich uitstekend voor versiering. Men kan daarvoor echter beter bet overvloedige sparregroen gebruiken dan het zeldzamer gewas van juniperus. In het Staatsnatuur- I monument der Texelsche duinen zijn zy nu trouwens veilig bewaard. Dat bewaren en beschermen heeft dan alleen waarde, wanneer de merkwaardige struiken met hun vaak grillige, fantastische vormen in hun natuurlijke omgeving blij ven staan, tusschen het zand en duin en zandverstuiving, tusschen de hooge heide. Het heeft weinig zin te midden van cul tuurgrond hier en daar een eenzame Wacholder te behouden, beroofd van zijn natuurlijke wilde, ongerepte entourage en daardoor eigenlijk van zijn luister beroofd. De jeneverbes is met de taxus, die later als wilde plant is uitgestorven en alleen nog maar als sierheester voorkomt, de eenige der naaldboomen, der coniferen, die van ouds in ons land worden aangetroffen. Alle ander soorten zijn later aangeplant. De grove den en de spar kunnen in den loop der eeuwen wel tot de inlandsche boomen gerekend worden, maar eigenlijk is de juni perus de eenige van deze groenblijvende boomen, die een werkelijk bewoner van ons vaderland mag heeten. Dit moge hem mede de eer geven, die hem om zoovele re denen toekomt. A. L. B. VEEL ANIMO. Voor de vacante betrekking van Hoofd der openbare lagere school te Broek op Langendijk hebben zich 41 sollicitanten op gegeven. Het tijdstip der ge slachtsrypheid by de kleinere Zangvogels Over den leeftijd, waarop bij de onder scheidene vogelsoorten de geslachtsrijpheid intreedt, is zelfs van onze bekendste soorten slechts uiterst weinig in de literatuur te vinden; bovendien loopen die schaarsche gegevens nog sterk uiteen. Stresemann zegt in diens „Handbuch" (Aves, p. 329) dat de geslachtsrijpheid bij alle zangvogels, met uitzondering der groo- tere soorten, in het jaar, volgende op dat der geboorte, bereikt wordt. Bijzonder vroegtijdige geslachtsrijpheid geeft o.a. Stresemann (1. c. pag. 378) voor de in poly andrie levende tropische Vechtkwartels aan; hun jongen namelijk zouden reeds na weinige dagen nagenoeg vlug zyn en op den leeftijd van 56 weken het volwassen kleed dragen, terwijl beide sexen vóór zy de 4e levensmaand volbracht hebben, ge slachtsrijp zouden zyn. Van geen enkele vogelsoort is een broed- leeftyd onder 2 maanden bekend. Zelfs voor de in de tropen levende vogels, zegt J. Stein- bacher (Beitr. Fortpflanzungsbiol. d. Vögel, '36, no. 4), wier levensvoorwaarden zoo gunstig mogelijk zijn en wier constitutie geheel op zoo vroegtijdig mogelijke ge slachtsrijpheid ingesteld is, aangezien ze meestal geen hoogen leeftijd bereiken, schijnt dit de laagste grens te zyn. Waar nemingen hierover bij in het wild levende voorwerpen gedaan, zyn niet bekend; er is echter geen reden om gegevens, op dit punt by in gevangenschap gehouden exemplaren verkregen, als minder steekhoudend te be- oordeelen, en doet men dit wèl, dan wijzen ze veeleer in tegenovergestelde richting, namelyk op een nog lagere grens. Van den Spreeuw wordt vermeld, dat deze in Letland op één-jarigen leeftijd slechts in heel gering aantal tot broeden komt, terwijl dat in Duitschland tamelijk verbreid voor komt en het in Hongarije nagenoeg steeds het geval is. Uit het onderzoek van dr. H. N. Kluijver (Wageningen) 1) bleek, dat in Nederland het meerendeel der Spreeuwen- wijfjes reeds aan het einde van haar eerste, dat der mannetjes echter eerst aan het einde van hun tweede levensjaar tot voortplanting komt. Afwijkende nestwijze van den Ooievaar. Het nestelen van onzen Ooievaar op breede, ongebruikte schoorsteenen en ook wel op in gebruik zijnde, mits dezen met een breede plaat zijn afgedekt, zoodat de rook slechts om het nest heen ontsnapt, is bekend. Van het nestelen echter i n een niet in gebruik zynden schoorsteen vind ik in de mij ten dienste staande literatuur geen geval vermeld. Hiervan nu maakt „De Telegraaf" van 7 Juli j.1. (Ochtendblad, 2e BI.) melding. Te Heerenveen namelijk zag men op den 6en dier maand 4 jonge vogels den kop boven den rand van een niet meer in ge bruik zynden fabrieksschoorsteen van de voormalige olieslagerij uitsteken. Bij nader onderzoek bleken het 4 jonge Ooievaars te zyn, wier ouders in het inwendige van den schoorsteen hun nest gebouwd en met succes gebroed hadden. A. A. VAN PELT LECHNER. Arnhem, November 1936. 1) „Ardea", 1935, p. 142. YN 'T BRUZJENDE L1BBEN. Tooneelspel van Sj. de Zee. De Friesche vereeniging in Alkmaar „Friso" heeft gisteravond haar wintersei zoen geopend met een nieuw tooneelstuk van Sj. de Zee, getiteld: „Yn 't bruzjende libben", welk stuk de zustervereeniging uit Hilversum „Nocht en Wille" in het Gulden Vlies ten tooneele bracht. Een nieuw stuk! En dus mag men ver wachten, dat het stuk niet alleen geschre ven is in den tegenwoordigen tijd, maar ook, dat het den tegenwoordigen tijd behandelt. Zoo is het ook. De schrijver heeft een brok uit het tegenwoordige leven geschetst, zooals zich dat alle dagen kan voordoen, en niet alleen in Friesland, maar overal mag zeker niet ontkend worden, dat er verschillende typisch Friesche ka rakters in ontleed worden! Het is de geschiedenis van twee boeren families, de eene arm, de andere ryk, en van een welgestelden v-ethouder, die wel heel schril in karakter afsteekt bij de anderen. Eabe v. d. Wey, een kleine, arme boer, zit dik in de schulden en het is zelfs zoover gekomen, dat hij het huisje van zijn 82- jarige moeder bijna heeft verkocht aan zijn schuldenaar, wethouder v. d. Steeg v. d. Wey ziet de toekomst zeer donker in, is bijna te pessimistisch en door de armoe de dreigt er een sombere schaduw in zyn huis te komen, zelfs nu, waar zyn vrouw, dochter en zoon nog altijd hoop op de toekomst hebben. En het komt tot een huiselijk conflict, tot een ruzie tusschen vader en zoon, als de oude grootmoeder hulpeloos binnentreedt en vrijwel ten emde raad is. Geheel anders is de situatie bij de fami lie Talsma, bestaande uit den welgestelden boer, diens vrouw, zoons en dochter. Daar heerscht een goede feer, daar is men over 't algemeen dankbaar en tevreden en daar is zelfs gepaste vroolykheid. De dochter van Talsma en de zoon van v. d. Wey hebben elkaar lief, zouden zelfs wel graag willen trouwen, maar ook hier komt een donkere wolk. Want het meisje blijkt egoïstisch te zyn: zy kan en wil geen toestemming geven aan Pier, dat die een deel van zyn gespaarde guldentjes opof fert, om het huisje van zyn grootmoeder te behouden. En zy verbreekt de ver keering Bij de familie v. d. Steeg (de heer des huizes is o.m. wethouder en de heer en mevr. v. d. Steeg voelen zich erg) is de situatie nog weer anders. Meneer wil ry- ker worden dan hy is; hy heeft het huisje van den grootmoeder noodig, om zijn plan nen te kunnen uitwerken en het interes seert hem al is nij zeer kerkelijk niet, wat de gevolgen voor de 82-jarige zuüen zijn; hij wil en zal het huisje heb reu. En dus is het bezoek van vader en zoon v. d Wey en hun aanbod van 500 gulden vruchteloos, terwijl ook het onder houd tusschen mevr. v. d. Steeg en de oude grootmoeder op niets anders uit draait, dan op een moreele nederlaag voor de fam. v. d. Steeg. Maar dan komt de uit-eindelijke oplos sing. Talsma redt de situatie; hij weet, wat Pier voorgesteld heeft, hij weet ook, hoe zijn eigen dochter daarop gereageerd heeft en hy hoort u;t den laend van die dochter, hoe zy het verkeerde heeft inge zien en spijt van het gebeurde heeft. En tenslotte komt het blijde einde: het verlovingsfeest! Ziedaar het eenvoudige gegeven. Maar de schrijver heeft op zeer gelukkige wijze de uiteenloopende karakters geteekend, verder voor een vlotte dialoog gezorgd en tenslotte kans gezien, om eenige „juweel tjes" van rollen te scheppen. En dat alles werd onder zyn leiding opgevoerd door de Hilveraumsche Friezen, En hoe! Met veel kleur en charme is het geheel ten tooneele gebracht; zonder uitzondering hebben allen zich gegeven en dikwijls, zeer dikwijls werden we verrast door uitste kende scènes, door vlot samenspel en door het juist aanvoelen van de rollen. Om een paar rollen te noemen: de boer Talsma werd keurig verzorgd door den heer Hofstra, de wethouder v. d. Steeg, werd op boeiende wijze gespeeld door den heer Hamstra, de „jongere" rollen waren in uitstekende handen en de „oudere" rollen werden vertolkt op een wijze, die ieders goedkeuring kon wegdragen. Maar het meest boeide het spel van mevr. Bosma, die de oude grootmoeder speelde; dat was wel heel sober en gevoe lig en haar komt wel een apart woord van hulde toe. Meer kunnen wy er hier niet van zeg gen, want alle rollen op te noemen, 't heeft geen zin en 't is ondoenlijk. De tooneelen waren keurig verzorgd en de meubileering over 't algemeen zeer ge slaagd. Alleen de grime had beter kunnen zijn. Aan het eind heeft na een langdurig applaus terwijl open doekjes ook al niet hadden ontbroken de voorzitter van Friso, de heer Brink, de spelers en schrijver hartelijk dank gezegd, terwijl de voorzitter van „Nocht en Wille", de heer v. Zinderen Bakker, en de schrijver regisseur, de heer Sj. de Zee, daarna het woord voerden. Laatstgenoemde kreeg een kleurige mand met een Alkmaarsche kaas. Van de zijde van het bestuur van Friso schrijft men ons nog het volgende: As wy gearfetsje de yndrukken fen de opfiering fen „Yn it brüzjende libben" troch de toanielljue fen „N. en W." to Hilversum, den kinne wij koartwei sizze det it jisterjoun in joun fen geniet west hat. De ynhald en de opbou fen it stik hat üs bést foldien en de fortolking fen de 13 rollen wier sa det elts bidriuw nei ofrin in biwiis fen foldienens krige en sims krlge der ien in iepen doekje. De toanielen wiemen goed forsoarge. Mei de „grimeur" koenen wy it net altiid lyk fyne, dat hie better kind. Sj. de Zee hat üs mei „Yn it brüzjende libben" in stik jouwn mei ynhóld, hwer 't men hwet fen nei hüs ta nimt. De wirden fen tank en weardearing fen de foarsitters fen Hilversunm en Alkmaer wiemen hertlik en wolmiend. Det „Friao" en „N. W." bifrjeone selskippen binne wier de hiele joun to merkbiten: „Hilversum" en „Alkmaer" rounen troch inoar", sa heart it. It dounsjen wier ek aldergesellichst, for in great fait to tankjen oan 'e dounslieder, dy 't er al dalik de fleor yn wist to bringen en ek wist to hélden. Hilde en tank oan hjarren, dy 't mei inoar üs sa'n moaye joun bisoarge hawwe. It hat in joun west fen fleorich selskips- libben, hwer 't elts dy 't der west hat en der wiemen gans minsken - oer fol dien wêze moat. De ynset wier best. Der kamen ek nye leden bij, haw ik heard. Uit het Engelsch door M. de R. 't Was een beste jongen, die Humphrey Ward; daarover waren allen het eens, maar hij was niet pienter, niet practisch, niet doortastend, niet opgewassen tegen het le ven. Dat vond zelfs de kleine Deborah, het aardige huishoudelijke domineesdochtertje, waarmede hy tennis speelde, in den .boom gaard klom en dat hy als zijn beste vriend of vriendinnetje beschouwde. Neen, niet practisch, wel een beste, in-goede jongen, maar een jongen, die later een compagnon of een heel-huiselyke maar tegelijk prettige mondaine vrouw naast zich moest hebben. Hij had zijn eerste kinderjaren en zyn eerste schooljaren doorgebracht met een op eenvolging van onhandigheden en onbegrij pelijkheden. Maar.... men mocht hem; men glimlachte om hem, maarhy had altijd vrienden en vriendinnen. Zoo werd hy een onge man, knap om te zien, aardig om te ontmoeten, maar hy moest zelf niet te veel van het leven vragen. Een ander moet dat leven voor hem trachten te leiden. Anders kwam hij er niet. Het aantal domme streken, dat hij bewust of onbewust uithaalde, bleef groot. Hij bleef een groot kind. Maar aan' trekkelyk! Hij was een van die goedmoedige, goed gemanierde, welmeenende jongens, die het leven doorgaan, een spoor van gebroken voorwerpen en van booze slachtoffers achter zich latend. Hij kon het niet helpen; hy be doelde het altijd zoo goed. Zelfs zijn tante Alice, die de plaats van zyn moeder innam, en die er het meest onder te lijden had, om dat hy zooveel van haar hield en zij van hem, moest toegeven, dat er geen kwaad haar aan hem was. „Maar hij heeft evenmin een greintje ge zond verstand", voegde zij er onpartijdig aan toe. Als hy mijn neef niet was, zpu ik zeggen, dat er een steekje aan los was. Hij moet maar in het leger, dat is nog het beste. Dus ging Humphrey in het leger. Iedereen daar mocht hem graag, maar hy deed de eene domme streek ha de andere. Daar was b.v. de zaak van den woekeraar, toen Humphrey geprobeerd had een vriend uit moeilijkheden te redden. Er was de ge schiedenis met een jonge dame, die uit was op chantage. Maar ook zyn commandant zei, dat Humphrey wel dwaas maar niet slecht was. Toen stierf Humphrey's vader. Hum phrey nam eijn ontslag en ging zijn land goed bestieren. „God sta het landgoed bij", zei de commandant. Na twee jaar en na een treurige onder vinding met suikerriet, bleek het, dat hij het groote huis met het park en de boeren plaats onmogelijk langer kon aanhouden. Tante en neef staken de hoofden bijeen en beraadslaagden. „Beste jongen", zei tante, „het ziet er lee- lyk uit". „Ja", zei Humphrey. „Wij moeten zien, dat wy het anders aan leggen". „Ja, tante", zei Humphrey. En hij voegde er bij: „U niet tante, u hebt het altijd goed ingezien. Ik ben het, die alles bedorven heeft, ik ben een groote uil". Tante sprak dit niet tegen, maar zy keek hem vriendelijk aan alle menschen wa ren vriendelijk tegen Humphrey, vooral als hy zoo berouwvol en ernstig keek en zei: „Er is maar één ding, dat we doen kun nen. Als wij het goed verkoopen, gaat het voor een appel en een ei; dan zou ik ergens op kamers moeten gaan wonen en van jou kwam niets terecht. Wij zullen de plaats in een clubhuis veranderen". Humphrey keek haar vol bewondering aan. Zij was zestig en nog vol plannen en vol energie. „De plaats ligt dicht genoeg by de stad en wij hebben hier ruimte genoeg. Wy zullen een golfterrein aanleggen en meer tennis- courts en 'n zwembassin. En een manege na tuurlijk. Ik dank den hemel dat je vader de balzaal liet maken". Humphrey aarzelde. Het leek hem alles prachtig en hij had veel vertrouwen in zyn tante, maar er was één punt, dat hem ver ontrustte: „Tante, als wij aan lager wal zyn, is dit alles dan niet veel te kostbaar?" „Jij bent wel aan lager wal, maar ik niet", zei tante. „Dit is mijn zaak, ik verschaf de middelen". „En ik zal voor de manege zorgen", zei Humphrey. „Neen, dat zul je niet", zei tante Alice. Zes maanden later opende het clubhuis in „De Oude Schuur" zijn poorten. Tante Alice, die overal vrienden scheen te hebben, deed de golf- en bridgespelers aanrukken. Humphrey's voormalige kame raden vormden de groep der jongeren en de eerste maand was zoo'n succes, dat tante Alice er haast het loodje by neerlegde. „Ik ben niet meer zoo jong als ik dacht", zeide zij. „Ik zal een secretaresse moeten ne men om mij te helpen. Wat zou je zeggen van Deborah?" „Wel, dat lijkt mij prachtig het is een alleraardigst meisje", antwoordde Hum phrey. En hij sprak de waarheid. Telkens, als hy Deborah eens ontmoette, wat mis schien tweemaal per jaar gebeurde, trof het hem hoe aardig ze was. Zij was nu twee en twintig. Slank en recht, met een kleinen rimpel tusschen haar wenkbrouwen, het ge volg van de inspanning die het haar kostte cm steeds het goede te kiezen in een wereld, die hoe langer hoe meer problemen kreeg. Het dominees-gezin had veel kinderen; de broers moesten hun opvoeding hebben, en aangezien er nog twee zusters waren, die de huishouding konden doen, nam Deborah met beide handen het voorstel aan om op „The Grange" te komen. Als secretaresse bleek zy tactvol, kundig, handig en een lust voor de oogen. Minstens drie mannelijke gasten hingen gedurig aan in de buurt van haar kantoortje, maar Deborah had het tact vol steeds te druk voor veel praatjes. Tante Alice vond het zelfs een beetje overdreven en sprak er met haar neef over. „Maar Deb is nog een kind". „Zy is twee en twintig", zei tante Alice vinnig, „en een heel aantrekkelijk meisje. Het zou het beste voor haar zijn, als zü trouwde, ofschoon ik niet weet, wat ik zon der haar zou moeten doen". Na dit gesprek keek Humphre Deborah nog eens aan en ontdekte dat ze er werkelijk beeldig uitzag. Op dit tijdstip werd zijn aan dacht echter in beslag genomen door Miss Stella Kingston.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 7