Het groene oog van Baa-AI. Voor 100 jaar. ALS DE WIND LOEIT Raadselhoekie ZOEKPLAATJE BÉRI'S PORTRET. MIESJE EN JET. (Nadruk verboden). DE FAMILIE FLAPOOR. VERDWAALD ANNIE O. Uit de Alkmaarache Courant van 28 November 1836. Alkmaar den 24sten November 1836. Ter vervulling der vacature, veroorzaakt door het overlijden van den Wel-Eerw. zeer geleerden Heer A. Pierson, is door den breeden Kerkeraad der Hervormde Ge meente te Alkmaar dit Twaalftal van Predikanten geformeerd: H. A. van der Ven, Pred. te Driebergen, L, Proes, Th. Dr. te Doorn, J. L. Korting te Helder, J. D. Stetterogge te Valkenburg, J. Ruys te Wormer, J. Bolding te Jisp, W. P. R. Bouman te Sassenheim, J. H. Stuffken, Th. Dr. te Haaften, C. Hooijer te Zalt- Bommel, N. J. van der Mandele te Egmond aan Zee, M. A. G. Vorst man, Th. Dr. te Katwijk aan den Rijn, R. J. Koning te Limmen. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Hoor Jan de Wind eens loeien! Hij kijkt wel vrees'lijk kwaad! Hö buldert steeds, maar 'kdenk toch, Dat 't hem vervelen gaat! Drie dagen en drie nachten Hoor 'k telkens weer Jan's stem, Soms fluit hij daarbij dreigend, 'k Word b ij n a bang van hem! Eerst kon 'k nog buiten spelen, Moes gaf een linnen lap: Het zeil voor 'tautopedje; O jongens, wat een grap! We zeilden met een vaartje, Het ging geweldig hard! Tot Moes zei: Binnen komen! De lucht ziet bijna zwart! Er viel een bui, geweldig! Maar wij, we bleven droog, We waren in de kamer, We wonen, zeg, drie hoog! Boms spelen we van „stormpje", Met wangen, heel'maal boL Broer Job hij is de oudste! Houdt dit het langste voL Maar éénmaal dat is zeker! Moet Jan de Wind naar bed. Dan gaan we buiten spelen En maken daar weer pret! Nu binnen en dan buiten, Afwisseling genoeg! Hè, één ding zou 'k graag willen; Dat Jan de Wind m'eens droeg Hoog door de lucht en dat ik Van alles, alles zag, Zooals ik laatst eens droomde, Toen 'k in mijn bedje lag. We vlogen door het luchtruim, Jan bracht me naareen huis! Ik wreef eens in mijn oogen En wasweer veilig thuis! (Nadruk verboden). 1. 1. S. 3. Oplossing der raadsels uit het vorige nummer. Voor grooteren. Jakhals, Sla, lak, jas, haas, slak, kaas. Tante Mathilde kwam u goudsbloe men brengen. (mug). Toen de onderwijzer den nieuwen leerling ondervroeg, noemde deze onmiddellijk een heele reeks voor beelden op. (gnoe), k noemde hem arm, Otto, omdat hij geen enkelen vriend heeft. (marmot). Kun je haar een dubbeltje leenen? (ree en eend). Wist je, dat Tante Rika me eiken dag uit school komt halen? (kameel). Roerdomp Rust Roest Uurwerk Slabak Toren Roomtaart Oorzaak Ezel Stuiver Takel Blauwkousen (geleerde vrouwen.) Voor kleineren. Schragen of ezels. Bloem (deel van een plant en meel). Een bol. OM OP TE LOSSEN. Voor grooteren. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een vruchtboom. X IX X 'X XXXXXXXXX X i i X X X le rij een medeklinker. 2e een vreemdeling. 3e iets, wat wij in den winter soms hebben. 4e iets, wat bij het middagmaal gegeten kan worden. 5e 't gevraagde woord. 6e iets, wat de jeugd graag maakt, als er sneeuw is. 7e het tegenovergestelde van klein. 8e een lichaamsdeel. 9e een medeklinker. 2. 'k Heb geen lichaam, ben toch zichtbaar, Soms beweeg ik mij geducht! Als mijn eigenaar gaat loopen, Dan ga ik ook op de vlucht, Maar al loop ik nog zoo langzaam, Pakken kun je my toch niet! 'k Ben bedrog, al is het zeker, Dat je mij heel dikwijls ziet! Verborgen plaatsen in het buitenland. Heeft Marie u pennen laten zien, of had zy er niet meer? Jaap vroeg heel dikwijls den weg, maar kwam er toch. Wij zullen hem straks alles uitvoerig uitleggen. Tante zal To natuurlijk thuis houden met dit weer. 4. Mijn geheel wordt met 8 letters ge- 3. schreven en noemt een land in Europa. 4, 6, 2, 8, 3 is een kleur. 1, 2, 8, 6, 5 is een vreugde-uitroep. De 6, 7, 3 stroomt gedeeltelijk door ons land. 6, 8, 4, 8, 3 is een natuurverschijnsel. Een 1, 8, 4 kan men langs tuinen en velden soms vinden. Voor kleineren. Welk dier heeft oogen, waarmee hij niet kan zien? Als ik stilsta, zeg 'k geen waarheid, 'k Wijs dan aan, wat niet zoo is. Of't kan heel toevallig wezen, Dat 'k my even niet vergis! Wat myn plicht is? Goed te loopen, Rusten, dat is niets voor mij! En ik ga al loop ik jaren! Steeds hetzelfde weer voorbij! Mijn eerste is een voertuig, mijn tweede een rond, hol voorwerp en mijn geheel is in een papierzaak te krijgen. Moeder gaf ons iets lekkers te eten. Mijn broertje keerde het om en er kwam een bewoner van een ander werelddeel te voorschijn. Hoe kon dat? (Nadruk verboden). Waar is de schipper? (Nadruk verboden). Beer, 'k wil je portretje maken: 'k Teeken je heel netjes uiL Maar je moet zoo sip niet kijken! Kom, zet vlug een vriend'lyk snuit! Nee, niet gluren door de ramen, Houd je bol nu even goed! En dan vroolyk kijken, Béri! Och, je kijkt zoo zwart als roet! Kun je 't niet? Denk aan wat prettigs: Aanmet Mam uit rijden gaan! Of aan honingkoek, zóó lekker, Dat je vast hem niet laat staan! Béri, foei! ik vind je stout, hoor! Wat?! Nog huilen bovendien! Zóó'n stout beertje heb ik nergens Van myn leven nog gezien! Béri, wil je dan niet luisteren Ja, zoo kijk je eind'lijk goed, Blij ben 'k, dat ik nu tevree ben En geen straf je geven moet! CARLA HOOG. (Nadruk verboden.) Door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Mies is een aardig poesje, Maar wel een beetje lui En 'k zal 't maar eerlijk zeggen! Soms heeft ze 'n stoute bui. Want gist'ren nog zag Miesje Den poppenwagen staan In 't zonnetje. Wat heeft toen Die stouterd foei! gedaan? Ze is er in gesprongen! Dacht je, dat ik 'tniet zag, Hoe dat ondeugend Miesje Daar naast mijn popje lag? Jetje's schoone jurkje, Haar mooien, nieuwen hoed! Dat kan heusch ieder weten; Zooiets is toch niet zoet! Mijn popje keek heel angstig, Er liep een dikke traan Langs Jetje's wang; ze snikte: Weg, stouterd! hier vandaan! 'k Heb Mies toen in haar mandje, Haar eigen mand, gelegd. Eens even boos gekeken En tegen haar gezegd: - Jy gaat nu zonder eten Voor straf maar naar je bed! Toen kreeg toch medelijden Mijn kleine popje Jet. Ze zei: Och, lieve Mammie, Vergeef het Miesje maar! Ze zal het heusch nooit weer doen, En straf is altijd naar! Mies keek toen toch zoo schattig, Alsof ze zeggen wou: Wat is je kind een snoesje, Nooit doe ik 't weer, hoor vrouw! Ik heb 'thaar maar vergeven. Poes had toen niet meer straf. Wat denk je, dat ons Miesje Den poppenwagen gaf? Een kopjevast wou 't zeggen: Ik dank je, poppenkind, En wil je even toonen, Dat 'k heel, heel lief je vind! Door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Mammie Flapoor staat te wasschen Al 't konijnengoed En daarbij een lied te zingen, Wat zij onder 't werk graag doet. Hemdjes, broekjes, jurken, truitjes, Ja, het is een heele wasch! Mammie Flapoor kan flink werken En dat komt haar goed te pas. Met haar viertal drukke kleuters, Nooit, nee nooit is zij vroeg klaar Met de wasch, het werk en 't eten, Dat wordt ook vanzelf niet gaar! Trilneusje, het oudste meisje, Zegt op eens: Mam, ik werk mee! Ik kan heusch al heel goed helpen, Zeg, is dat geen goed idee? En haar broertje Grijs zegt: Mammie, Ik pas op Fluweelvel dan. Al ben 'k nog een klein konijntje, Fijn, dat ik ook helpen kan! Moeder vindt het werk'lijk prachtig, 't Huis wordt niet door haar -I geveegd. Zelfs de prullemand van Pappie Wordt door Trilneusje geleegd. Grijsje dekt nu vlug de tafel, Pluimstaart heeft het vuur gestookt. Trilneus ging eens in den kelder En heeft knolletjes gekookt. O f Mam Flapoor ook verrast is! Daarby heerlijk vroeg al klaar! Alles vindt ze best in orde, 't Eten zelfs is heel goed gaar! Vader zegt: Ik vind het feest, hoor! Lekk're lucht als ik opsnoof, Toen ik thuis kwam; Straks trakteer ik Allen opversch wortelloof. (Nadruk verboden). De kleine Snater is verdwaald En o, zoo vrees-lijk moe! De kleine Snater wil zoo graag Zoo graag naar huis weer toe! Daar is nu Moeders slootje toch? 't Lijkt alles op elkaar: 't Is steeds: het ééne weiland hier, Het and're slootje daar! Maar wat hoort Snater daar op eens? Wel, dat is Moeders stem! Hoera!zijn Moeder komt er aan En Moeder roept juist hem! O, wat is Snatertje nu blij, Want Moeder brengt hem vlug Naar Vader en het broertje en.»a* Het zusje weer terug! Ze staan al op den uitkijk, hoor! En wuiven met hun poot, 't Is nergens toch zoo heerlijk als In Moeders eigen sloot! (Nadruk verboden). 9. Kom mee, zei hij tot den dokter, ik zal U naar de vesting brengen waar men het groene oog van Baa-al bewaart. Eerst docht dokter Bergman dat de ongelukkige man gek geworden was. Maar de oude slangenbezweerder voerde den dokter langs een verlaten pad en bracht hem by een hoge witte toren. 10. Vergezeld van Tonny en Jet dokter naar het geheimzinnige toe en er was niemand die in de 8 had dat hoog in een plataan een ma' te loeren, die blijkbaar niet veel goe varl zin was. Deze man was een bediend Pat Robinson.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 12